OERDË BLAD
Gemengd Nieuws.
SM/VB &Z2*
3.KMS&Z?
Allerlei.
Uit vorige dagen.
Zaterdag 20 Nov. 1926. No. 3278.
Eilandenstem.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
ROTTERDAM
Hier man.
Voor Allen die Sukkelen
Mijnhardt's Laxeertabletten
»t Waren menschen die 't wisten.
Verleden week reisde ik in de tram
van Middelharnis naar Ouddorp.
Met mij was een troep boeren binnengeko»
men, die plaats namen in de coupé tegenover
""ik merkte wel dat een van hen iets op het
hart had, want hij zwaaide verbazend met het
het ochtendblad en zoodra zaten ze niet of
hij zei:
«Ze haawe t Belgisch verdrag angenome.
Kiek mar, hier staet 't.
«Dat ha zeker die Raomsche weer gedaen,«
meende er een uit het groepje.
«Jae, die wazze der haast aollemaele voor
in de Anti-Revolutionairen aok,« zei de boer
met het blad.
«Noe zie je mar weer es dat die Anti»
Revolutionairen benauwd binne voordeRaom>
sche,« debiteerde een ander.
«In die Raomsche dinke netuurlijk nergens
anders an as an der Raomsche naebure. Je
zou es zie»e as 't een ander gelaof was, dan stem»
den ze der aollemaele tegen,was de wijsheid
van een vierde.
»'k Gelaof dat Minister Karnebeek aok
Raomsch is,« sprak een vijfde zich uit. i
«Dat mö=je mar dienke», zei de man met
de krant. «Die Raomsche zalle 't wel mit me.
kaore overeen gekomme weze».
«Mar mit dit al,« ging er een dieper op
de zaak in, «zitte we der mee». Die Beige
worde baes, in wiele roake 't stier kwiet. Ze
magge mit oorlogsschepe deur de Schelde in
as er oorlog komt, scbiete ze de boel kapot
in ze neme natuurlijk al de handel mee nae
Antwerpen.
Ik had al die praatjes stilletjes afgeluisterd
en wachtte op meerdere wijsheid. Nu moet
ik eerlijk bekennen dat ik niet bijzonder op
dat Belgisch Verdrag gestudeerd heb, en daar.
om waagde ik schuchter, blozend over m'n
onwetendheid te vragen, wat dat verdrag toch
wel inhield.
De boeren keken me alle vijf met groote
oogen aan en ik kroop dieper in m'n hoekje,
omdat ik dacht dat ze in lachen zouden uit.
barsten, omdat ik dat niet wist.
Maar het liep nog al los. En een van hen
nam het woord
«Jae, daer ka.je een haop van in de krante
leze, mar dat haa'k aollemaele niet biegehouwe,
want je heit zoo'n haop an je hoöid, Mar 'k
weete wel dat 't een spul voor Nederland is
Dat haa'k dan wel in de advertenties gezie»e.«
Ik haalde een beetje ruimer adem. Er was
er dan toch npg een die niet alles in de punt.
jes wist en een beetje vrijmoediger vroeg ik
wie der heeren dan wèl de artikelen in de
kranten had bijgehouden, waarop geen der
heeren ja durfde zeggen, maar alleen beweer»
den, dat ais je er zoo over hoorde praten het
maar een raar ding scheen te zijn, dat de
Roomschen er achter zaten, dat de Antirevo»
lutionairen met de Roomschen heulden, dat
Rotterdam er onder ging als 't er kwam, dat
de Franschen wel achter de Belgen zouden
staan en de Duitschers misschien ook wel
Toen waagde ik het nog eens op een schuch»
tere manier te vragen hoe ze aan die gedach»
ten gekomen waren, waarop de boer met het
blad tot mij, die eerbiedig luisterde, de vol»
gende oratie hield
«Jae, dat hoor je dan wel es in asje een
beetje naedienkt, ka je 't wel begriepe aok.
Je mot rekene dat België eigenlijk het bezit
van de Schelde kriegt en dat Nederland toch
een bonke geld mot betaele in as dan de
vaergeule van de Moerdiek nae Antwerpen
komt, dan leit onze handel dood
Na deze wijsheid over me uitgestort te heb»
ben, trokken de boeren zich weer in eigen
kring terug om verder te bespreken al het
leed dat nu over Nederland zou komen, en
af en toe ving ik op de woorden »Roomsch«
en «Karnebeek» en een keer zelfs «konkelboel»
tje».
Ik was nog maar weinig wijzer geworden,
maar toch wel zooveel dat ik wist dat vele
menschen van Flakkée, alvorens een zaak te
beoordeelen, ze eerst grondig onderzoeken,
Ofl?l??....
D. VANDERES.
Ongelukken.
Woensdagmorgen is op de Kaasmarkt te Rot»
terdam de 15 jarige fietsjongen R. v. G. uit de
Rubenstraat met zijn fiets geslipt. Hij kwam
tusschen een motorwagen en een bijwagen
van lijn 5 terecht. De trambestuurder, die
niets van het ongeval bemerkte, reed door,
totdat inmiddels een voorbijganger hem waar»
schuwde. De jongen was inmiddels eenige
meters meegesleurd. Hij heeft evenwel in het
geheel geen letsel gekregenook de fiets is
niet beschadigd. A'leen is van een ijzeren pan,
welke hij in een mand vervoerde, een oor
afgebroken.
De 79 jarige juffrouw J. B. V. uit de
Zwarte Paardenstraat is op den Schiedamschen
Singel te Rotterdam ten gevolge van een dui»
zeling gevallen Zij kreeg een schedebreuk en
is in het ziekenhuis aan den Bergweg ter ver»
pleging opgenomen. Hoewel het ongeluk dicht
bij het ziekenhuis aan den Coolsingel is ge»
beurd, moest men haar naar den Bergweg
vervoeren, omdat in eerstgenoemde inrichting
geen plaats was, evenmin in het St. Franciscus
gasthuis aan de Schiekade, waarheen men de
patiënte aanvankelijk ook nog had willen
brengen.
De ll.jarige A. van Loo is Dinsdagavond
te Hoensbroek onder een auto van den groen»
tenhandelaar Bremen uit Heerlen geraakt. De
hulp, op staatsmijn Emma geboden, kon niet
meer baten. Het jongetje overleed enkele
oogenblikken na aankomst aldaar.
Op staatsmijn Wilhelmina te Terwinselen
is Dinsdagavond halfzes een groote steen van
ongeveer een meter dikte los geraakt. De steen
stortte op den houwer B. Wormhout uit
Heerlen, die op slag werd gedood. Hij was
38 jaar oud en laat een vrouw en een kind
achter. De bulphouwer v. d Loop, eveneens
uit Heerlen, werd ook getroffen en kreeg won»
den aan de beenen. Hij is naar het ziekenhuis
te Heerlen vervoerd
Branden.
Dinsdag is te Herpen (N.»Br.) de boeren»
woning van den heer F. S. afgebrand. De
oorzaak van den brand is onbekend. Verze»
kering dekt de schade.
Te Gulpen is Dinsdagnacht het huis van
den heer E. tot den grond afgebrand.
Te Gaanderen is Dinsdag de woning van
den landbouwer E. geheel afgebrand. De oor»
zaak van den brand is onbekend. Verzekering
dekt de schade.
Vrijdagmorgen is van een der stortmasten
der betoninstallatie bij de sluisbouw te
IJmuiden, een betonhapper van 60 Meter
hoogte naar beneden gestort, waardoor
twee arbeiders werden gedood.
Een zaak, waar muziek in zat.
Een dezer dagen kwam een meneer, een
leeraar m. o. boekhouden, op het politiebureau
aan den Oppert alhier zijn beklag doen over
het feit, dat een muziekinstrumenthandelaar
alhier zijn viool, welke hij hem in bewaring
had gegeven, bairi verduisterd. De handelaar
had wel een schadevergoeding willen betalen,
maar deze was, aldus de aangever, zoo be«
lachelijk laag, dat hij niet in deze transactie
had willen treden.
De muziekinstrumentenhandelaar werd ont»
boden en deze deed een geheel ander verhaal,
dat, naar nader is gebleken, meer met de
werkelijkheid overeenkomt.
Eenige maanden geleden, zoo vertelde de
van verduisiering betichte handelaar, was een
meneer in zijn zaak gekomen met een viool,
welke hij te koop aanbood voor f 15. Het
instrument was dezen prijs niet waard, en
bovendien koopt de handelaar in den regel
geen instrumenten van particuleren. De me»
neer bleef evenwel weeklagen over slechte
DAAR ZAL JE VAN
OPKNAPPEN/ T
DE ORIGINEELB.
ANIJSMELK VAN I
50
financieele omstandigheden, en tenslotte leen»
de de handelaar den man f 10, de viool in
pand nemend en erbij bedingend, dat als de
10 niet binnen een maand terugbetaald zou
zijn, hij het instrument naar een vendu zou
brengen. De meneer vond dit best, accep»
teerde de f 10 en verdween. Eerst dezer da»
gen kwam hij terug. De viool was evenwel
al verkocht. De meneer eischie nu een scha»
devergoeding van f 125. Hij moest het in»
strument terug hebben omdat de viool niet
van hem was geweest, maar van zijn meisje,
dat van het beleenen van het instrument niets
geweten zou hebben. De handelaar vroeg
daarom, dat meisje eens in zijn winkel te
laten komen. Dat kan niet, zei de meneer,
omdat zij sedert kort dood is. De handelaar
weigerde de f 125 te betalen, en de menheer
deed aangifte van verduistering. Naar aan de
politie voorts bleek, is het meisje niet over»
leden, maar sinds korten tijd de echtgenoote
van den leeraar. Zij heeft van de geheele zaak
niets afgeweten. Tegen den leeraar, die is op»
gesloten, is nu procesverbaal opgemaakt we»
gens het opzettelijk doen van een valsche
aangifte en wegens verduistering van de viool.
Japansche huwelijks toestanden.
Voor Europeesche vrouwen, die zich be«
klagen over de ongelijkheid van man en
vrouw voor de wet en in het huwelijksleven,
is het misschien niet kwaad eens te hooren.
hoe de huwelijkstoestanden in het veelgepre»
zen Japan met zijn eeuwen» en eeuwenoude
beschaving zijn.
In het oude Japan dan gaan man en vrouw
maar hoogst zelden te zamen uit. De ouder»
wetsche opvoeding leert, dat de vrouw thuis
moet blijven om daar haar plichten te ver»
vullen. De moderne vrouw in Japan begint
echter hoe langer hoe meer, te weigeren, zich
aan dat Oostersche begrip te onderwerpen,
en zij wil mede haar meering hebben in alle
dingen, en wil, dat met die meening rekening
wordt gehouden. Ze weet zelfs v.in haar man
gedaan te krijgen, dat hij haar meeneemt naar
den schouwburg, en dat hij af en toe met
haar gaat wandelen.
Maar als ze dan eenmaal goed en wel bui»
ten de deur is, ziet ze toch dadelijk weer, hoe
moeilijk het is om Oostersche en Westersche
met Verstopping of moeilijken, tragen en
onregelmatigen Stoelgang zijn
onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of pijn.
Bij Apothekers en Drogisten. Doos 60 ct.
begrippen met elkaar in overeenstemming te
brengen. Want in het Oosten is men gewend
de vrouw als een inferieur wezen te behan»
delen en een man, die dat niet doet, en zich
op de een of andere manier ridderlijk ge»
draagt tegenover zijn vrouw, wekt daarmee
de stomme verbazing op van al wie daar ge»
tuige van is. Daardoor gebeurt het dan ook
meestal, dat de man op straat niet meer den
moed heeft tegen de oude begrippen in te
gaan, maar zich daarnaar voegt door voorop
te loopen, en zich door zijn vrouw te doen
volgen als was ze zijn dienstbode.
Een Japanner, op z'n Europeesch gekleed,
stelt zijn vrouw aldus aan zijn vrienden voor
«Dit is mijn zotte vrouwterwijl de vrouw
eenvoudig zegt: «Dit is mijn man«.
Het ideaal van de ouder wetsche Japansche
opvoeding was, een meisje voor te bereiden
tot haar beroep van echtgenoote en mo'der.
Deelnemen aan sociale en politieke functies
werd beschouwd als iets, lijnrecht in strijd
met de ware bestemming van de vrouw.
Maar tegenwoordig begint ook de Japansche
vrouw sociale en politieke gelijkheid ie
eischende jonge generatie weigert eenvou»
dig zich te onderwerpen aan al die vroegere,
achterlijke begrippen.
En zoo goed als in Amerika en in Europa,
zullen ook in Japan de mannen wel moeten
eindigen met toe te geven. N. L. C.
Voedselvoorziening en bijgeloof.
Wij vernamen, aldus het «Soer. Handels»
blad» een zeldzaam staaltje van de moeilijk»
heden, waarvoor de ambtenaren van de bin»
nenvisscherij zich in Soerabaja wel eens ge»
steld zien.
In het Preanger is de goudvisch een gelief»
koosd voedsel. De teelt daarvan geschiedt dan
ook op groote schaal, meestel op de sawah's
als deze zijn bevloeid.
Met het oog op een betere eiwit«voeding
der bevolking in Noord»Soerabaja besloot de
ambtenaar voor de binDenvisscherij in dit ge»
west, de goudvisch ook hier in te voeren op
groote schaal. Dit geschiedde in het jaar 1916,
6)
DE TWEEDE PREDIKING.
Des anderen daags vroeg in den morgen
vertrok onze koopman Bart. Hij had goed
en goedkoop geslapen en daarbij had vrouw
a) Cornelissen, die zulk een groote achting had
voor vrome, hekeerde menschen, haar best
gedaan dat onze sajetkoopman met geen ledi»
ge maag vertrok. Reeds vroeg, eer de zon
haar rooden gloed aan de oosterkimme deed
schemeren, was zij het bed uitgesprongen en
had een pan vol lekkere ham voor den reizi»
ger gebakken.
Bart had als naar gewoonte een lang gebed
gedaan, en was vertrokken met de belofte,
dat hij met domenie L. mede zou komen, want
deze was zijn vriend. Den brief, dien hij den
vorigen avond geschreven had om dominé
L. uit te noodigen bij boer Cornelissen te ko»
men preeken, zoude hijzelf in de nabijzijnde
stad op de post brengen Zijne mars was ver»
licht, doordat oDze goede huismoeder eenige
knotten sajet gekocht had, natuurlijk enkel
beste soort, want slechte waar verkocht Bart
nooit; daarom was zijn sajet ook heel duurl
Het geheele dorp Z was door de prediking
in opschudding gekomen. Niemand sprak over
iets anders dan over de Koksiaanschen dominé
B. De meesten spotten er mee en zeiden, dat
er geen betere weg was, om van zulk vreemd
volk ontslagen te worden, dat twist en twee»
dracht in de gemeente zaaide, dan het maar
achter de tralies te zetten. Men prees daarom
den nieuwen burgemeesier die anders op
Z. als een kat in het vleeschhuis bemind was
jm j hij zich zoo flink had gehouden,
en de dorpsdominé was vol van loftuitingen
op zijne gemeenteleden, die, zoo hij hoopte,
®eer.zulk eenen weggejaagden en afge»
en dominé zouden gaan hooren. Ook boer
,..,nu. trouw zijn best, om alles zoo»
ii m°g®hjk in een bespottelijk daglicht te
jf. *?1J ver,elde. in de dorpsherberg zittende
r'hij des avonds na de preek, die hij aller
bespottelijkst had gevonden, maar zoolang bij
ornelissen was gebleven, om alles eens goed
jZle°' ,en dat hij alleen met Cornelissen
a 1 was Sleden, om van alles goed
op de hoogte te komen. Dat de dominé zijn
achterneef was daarvan sprak hij natuurlijk
overfnfa -i was er nu te goed van
dan aS» u"3 een iroeP slecht volk was,
znn I» Janssen, er ooit weer bij
hM fene,n wanneer een uit zijn gezin
stuk siff? a^L1,i3? zou hij hem de beenen
dat volk 'm l i -j hun allen gezegd. Want
en dat 'a Z1-Jn leer van hel en verdoemenis
w j e mensehen wedergeboren moesten
en daa»' W3S 80 om iemand gek te maken,
niet u r°m ,waar uwde hij een ieder, er toch
hii i„ 'f" 8-3an" "bannen van Z.«, sprak
die m t uUUr zlJ,ner boosheid tot de mannen,
zaten^ °nder een bittertje in de herberg
zaten «mannen» van Z. volgt mijn voorbeeld
en al noolt meer naar dien fijnen troep,
of iemW'a Vatlj ons vo'h hij boer Cornelissen
t iemand anders van die fijnen een voet over
aanst„°j r te zetten, die moeten we
fiinen l i'n ons werh gedaan geven. Die
s e' van Koksianen moeten wij uit»
roeien met wortel en tak. Ik ben blij, dat wij
een nieuwen burgemeester hebben, die wat
haar op zijn tanden heeft Wij moeten hem
trouw helpen, en onzen waarden dominé, die
al zoovee! verdriet van dien Cornelissen heeft
gehad, de hand boven het hoofd houden.»
Als de rijke Jansen zoo sprak, dan stamp»
ten al de andere drinkende boeren met hunne
houten klompen op den steenen vloer van
de gelagkamer, ten bewijze dat zij volkomen
het gevoelen van boer Jansen deelden.
Dit bleèf niet zonder uitwerking Boer Cor»
nelissen kon niet meer op straat komen, of
hij werd door groot en klein nageroepen.
Honderden scheldwoorden werden hem naar
het hoofd geworpen. Hij deed echter alsof hij
niets hoorde en in plaats vanmet gelijke
munt te betalen, zeide hij niets, maar ging
stil zijn weg, den Heere biddende, dat Hij zich
over deze spotters mocht ontfermen en hunne
blinden oogen openen. Jacob durfde bijna
niet meer op straat te verschijnen, want wan»
neer hij voor zijn moeder bij den winkelier
of bakker van het dorp een boodschap moest
doen, dan werd hij door de lieve dorpsjeugd
met slijk en steenen begroet
Eens, dat hij voorbij het huis van boer
Janssen kwam, zag hij Koosje in de deur
staan, die hem uit de verte even met haar
hand groette, doch op het hetzelfde oogenblik
door haar vader met een ruwen stoot naar
binnen werd geduwd.
Toch waren er enkelen van een anderen
geest. Des avonds, wanneer het donker werd,
kwamen nu en dan eenige buren Cornelissen
bezoeken. Onder hen behoorden een paar
vrouwen en ook de jongeling, die bij het
eindigen der godsdienstoefening, door ds. B,
geleid, zoo diep bedroefd was over zijne
zonden. Onze boer bad en zij zongen zoo
zacht mogelijk eenige verzen uit de psalmen
Davids, en daarna ging ieder weder stil naar
zijn huis.
De week was nog niet ten einde, of daar
komt een dagvaarding van den rechter, dat
Cornelissen in de volgerfde week voor de
rechtbank moet verschijnen, wegens het hou»
den van een vergadering van meer dan negen»
tien personen in zijn woning.
Eerst maakte dit bevelschrift een niet aan»
genamen indruk op het huisgezin van onzen
boer, en vrouw Cornelissen rolden de tranen
langs de wangen, bij de gedachte, dat wellicht
spoeiig ook haar man, evenals ds. B. in de
gevangenis zoude worden opgesloten.
Cornelissen zelf was goe ismoeds »Vrouw«,
zeide hij. «wij zijn in 's Heeren hand. Hij doet
wat goed is in zijne oogenmaar laat ons
den Heere bidden, dat Hij mij die genade
verleene, dat ik Hem getrouw mag blijven,
al verlaten ons ook allen. Hoevele vrome
mannen en vrouwen zijn om de waarheid
gemarteld en verbrand geworden, ja, levend
voor de wilde beesten geworpen en verscheurd,
en zij hebben nog psalmen gezongen. Neen
vrouw, schrei nietheb maar goeden moed,
die met ons zijn, zijn sterker dan die tegen
ons zijn. Kom, laat ons samen bidden». En
dit zeggende knielde hij neder en werd hierin
door zijn heele gezin gevolgd. Door het een»
voudige, geloovige gehed van den huisvader
gesterkt, begaf een ieder zich weder aan zijn
dagelijksche bezigheden en gevoelde de nabij»
heid van een onzichtbare Macht van Boven,
Den volgenden Zondag was er een kleine
bijeenkomst van vrienden hij boer Cornelissen.
Er werd door den huisvader een preek gelezen
van Justus Vermeer. Behalve de huisgenooten
waren er een vijftal bewoners van Z. bijeen
en nog een paar vrienden van het naastbij»
gelegen dorp. De bijeenkomst werd met gebed
en gezang geopend en gesloten. Toen men
des avonds nogmaals op gelijke wijze ver»
gaderde, kwamen eenige buren op het hooren
van het psalmgezang naar de woning van
onzen boer en klommen in een perehoom,
die voor het huis stond, ten einde over de
lage luiken, die gesloten waren, door de glas»
ramen te begluren, wat daar binnen toch
gebeurde. Want reeds was door het geheele
dorp het gerucht verbreid, dat de grofste
zedeloosheden binnen deze woning plaats
vonden.
De volge?'de week kwam er een brief van
ds. L., waaruit men vernam, dat hij bereid
was den eerstvolgenden Zondag bij boer Cor»
nelissen te komen preeken, indien hij in de
naastbij gelegen stad werd afgehaald.
Dit was een blijde tijding. Men verheugde
zich reeds in het vooruitzicht, weder eens
een dominé te hooren, die de zuivere leer
verkondigde.
Intusschen brak de dag aan, dat Cornelissen
voor de rechtbank moest verschijnen. Blijmoe»
dig stapte onze Geldersche boer naar N.,
hoewel er een sterke wind waaide en nu en
dan een hevige regenbui zich over onzen rei»
ziger uitstortte. Hij verstond meer dan ooit
de woorden van den apostel Paulus«Wij
dan hebben altijd goeden moed.»
Weldra was hij op het rechthuis te N. en
werd bij de rechters binnen geroepen. Hier
vond onze boer ook dominé B. terug, wien
hij hier hoorde ondervragen, en met de meeste
beslistheid een heerlijk getuigenis afleggen
van hetgeen hij gepredikt had en wat het
doel was van deze zijne handelswijze, waar»
voor hij door re.hter zoude worden veroor»
deeld. Dit doel was geen ander, dan de predi»
king van het evangelie, naar de zuivere gere»
formeerden lrer der vaderen.
Dit gaf Cornelissen moed. Ook hij werd
ondervraagd, en schoon de vragen door de
rechters op zeer barschen toon werden gedaan,
waren zijn antwoorden in den geest der zacht»
moedigheid, en met de grootste vrijmoedigheid
beleed hij, dat al werd hij ook wegens de
prediking van dat evangelie in zijn huis ver»
oordeeld, hij daarmede toch wilde voortgaan,
en zich door niemand en niets er van zoude
laten terugbrengen.
Het vonnis zou de volgende week worden
geveld. Ds. B. drukte onzen boer nog even
de hand, en werd weder naar de gevangenis
geleid.
Hoe blijde waren Jacob en zijne zuster
Mietje, dat vader te huis kwam want zij wa»
ren erg bevreesd geweest, dat men hem in
het gevangenishok in de stad N. zoude heb»
ben opgesloten.
Dien avond kwam voerman Klaas bij Cor»
nelissen en deelde hem mede, dat hij weder
geheel hersteld was, en dat hij hem nu gaarne
een dienst wilde bewijzen, door met zijn paard
den nieuwen dominé te halen, als hij den
wagen van Cornelissen maar kon krijgen. Dat
had hij er wel voor over, omdat Cornelissen
hem onder het rad van zijn kar had wegge»
haajd en hem, zooals hij zelf zeide, van den
dood had gered. Hij had ernstig nagedacht
over zijn leven, en vooral hoe hij op den
dijk, toen hij dronken was, zijn goeden buur»
man had uitgescholden, en dat deze, in plaats
van hem aan zijn lot over ie laten, toen de
Heere God hem kwam straffen, zijn leven
had gered. «Hiervoor», zeide hij, «ben ik zoo
dankbaar, dat ik wel alles doen wil voor u.
En voortaan zal ik altijd hier komen, als er
een dominé preektwant ik ben een groot
zondaar, maar wil nu een beter leven begin»
nen«.
De Zondag brak aan. Een dikke motregen
belette het vergezicht, doch wie nabij den dijk
van Z woonde, zag reeds vroeg in den mor»
gen, zoo hij niet te lang op één oor gelegen
had, dat de oude wagen van Cornelissen niet
met diens paard, maar met dat van voerman
Klaas bespannen, naar N. reed.
Hoewel het paard van Klaas sterker was
dan dat van den boer, ging het toch maar
langzaam voort. De zweep was ook zeer noo»
dig om Piet zoo heette de bruine in
den draf te houden. Dit was ae oorzaak, dat
koopman Bart en ds. L. reeds den weg naar
Z. waren opgewandeldwant het uur, dat zij
zouden worden afgehaald, was reeds ver»
streken.
Dominé L. was een tamelijk lange, magere
man met lang, ros haar, dat hij achter de
ooren en op het achterhoofd had weggekamd
Hij had een ietwat lang, smal gezicht en
vurige oogen, die zeer bewegelijk heen en
weer rolden. Hij droeg een lange jas, die tot
zijn schoenen afhing en daarover een kort
manteltje, dat tot zijn midden reikte, terwijl
onder het loopen zijn korte broek en dunne
beenen met lage schoenen te voorschijn kwa»
men.
Toen onze voerman het tweetal ontmoette,
hield hij stil.
«Zijt gij een bode van het huisgezin van
Cornelissen en komt gij om mij vroeg hem
de dominé.
Klaas wist niet recht wat hij zoude ant»
woorden.
«Ik ben de voerman van Z.«, zeide hij, «en
moet met den wagen van boer Cornelissen
dominé L. halen. Is u de dominé
«Wat dominé 1« antwoordde de man met
de lange jas en korte broek, «ik ben een arm,
verdoemelijk zondaar, die de hel verdiend
heb en nog verdien«.
«Ja, ja», zei koopman Bart», «zoo is het.
Kom, laat ons maar instappen wij zijn terecht.
Ik ben blijde dat wij niet verder door den
motregen behoeven te loopen, wij zouden
doornat worden.
Hiermede wipte onze koopman den wagen
in, en was het eerst op zijn plaats, op het
veeren kussen. De dominé volgde en spoedig
was het paard weder in vollen draf.
Ds. L. trachtte telkens een gesprek aan te
knoopen met den voerman, doch deze zeide
niets dan ja en neen.
«Het is een blinde mol», sprak de dominé
hierop tot Bart. «Hij heeft volstrekt geen
kennis van de waarheid».
»Ja«, zeide koopman Bart, «dat hebt gij
goed gezien, dominé. En zoo zijn nu bijna
alle bewoners van Z. Gij moet er dus van
morgen maar eens goed met de gereformeerde
waarheid op losgaan».
Spoedig was men bij boer Cornelissen aan»
gekomen. Gelukkig voor de reizigers hadden
de bewoners van Z. den dominé, van wien
men wist dat hij komen zou, niet zoo vroeg
in den morgen gewacht, en daarbij had men
er geen erg in gehad, dat voerman Klaas hem
met zijn paard zoude afhalen.
Het volgende oogenblik waten de reizigers
binnen. De dominé, wien de groote leuning»
stoel werd aangewezen, wilde dien volstrekt
niet nemen, en zeide dat die veel te mooi
was voor zulk een ellendig zondaar als hij.
Vrouw Cornelissen had een kleine glazen»
kast, waarin een klein porcelein servies stond,
benevens de groote koffiekan. De dominé zag
eens even in deze kleine kast.
«Vrouw, vrouw 1 wat al afgoderij hebt gij
daarsprak hij, «dat zijn altemaal afgoden
gij moet die werpen voor de mollen en vleêr»
muizen.
Hij nam zijn stoel en ging zóó zitten, dat
hij niets van al die sieraden kon zien.
Vrouw Cornelissen kreeg een kleur als
bloed. Tranen kwamen in haar oogen. Zij had
nog nooit zonde gezien in 't bezit van een
servies en een koffiekan. Maar de dominé zou
het wel weten. Met een diepe zucht zeide zij,
vrij luid«Och Heer, verlos mij toch van
die afgoden en alles wat U mishaagt I«
Het uur brak aan, dat de kerk of liever
de godsdienstoefening, zoude aanvangen. Om»
dat er maar zoo weinig menschen waren ge»
komen, werden er eenige stoelen in de boeren»
keuken gezet en hier nam de kleine gemeente
plaats, Jacob zat in het hoekje van den haard.
Hij wist niet hoe het kwam, maar hij werd
bang voor dezen dominé, vooral toen hij zoo
wonder raar bad, nu eens hard roepende, zoo
dat Jacob meende, dat hem een ongeluk over»
kwam, dan weder zoo zacht sprekende, dat
bijna niemand het kon verstaan. Zoo was ook
zijn prediking Hij sprak veelal met de oogen
gesloten, nu eens een stroom van woorden
uitsprekende, die bijna te snel op elkaar volg»
den, dan dat zij verstaan konden worden,
dan weder eensklaps een heele poos zwijgende.
Nu sprak hij uit het Oude, dan weder uit
het Nieuwe Testament, telkens in zijn bijbeltje
de teksten opzoekende, die hij tot bevestiging
of verklaring van hetgeen hij zeide aanvoerde.
Des avonds werd nog eens door ds. L. ge»
preekt en nu waren er meer menschen dan
in den morgen, maar onder hen vele spotters,
die vooral lachten om de wonderlijke bewe»
gingen van den donrné. Hij sprak over de
woorden«De goddeloozen zullen ter helle
varen».
Midden in de prediking komt er rumoer
buiten het huis, en er wordt een steen door
het venster geworpen. Gelukkig is er niemand
gekwetst. Nu blijkt echter de ware vroomheid
van den prediker. Hij sluit zijne oogen, vouwt
zijne handen en bidt zeer ernstig, en niet met
die vreemde beweging van vroeger, voor deze
zijne vijanden. En het werd weder stil daar»
buiten; het volk, dat voor het huis was saam»
geschooold, verwijdert zich allengs, zonder
verder eenige baldadigheid te plegen. Ernstige
vermaningen vloeien nu van de lippen van
den prediker tot degenen, die binnen zijn.
Daarna gaat de vergadering in de beste orde
uiteen.
(Wordt vervolgd)