OERDË BLAD Gemengd Nieuws. SM/VB &Z2* 3.KMS&Z? Allerlei. Uit vorige dagen. Zaterdag 20 Nov. 1926. No. 3278. Eilandenstem. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. ROTTERDAM Hier man. Voor Allen die Sukkelen Mijnhardt's Laxeertabletten »t Waren menschen die 't wisten. Verleden week reisde ik in de tram van Middelharnis naar Ouddorp. Met mij was een troep boeren binnengeko» men, die plaats namen in de coupé tegenover ""ik merkte wel dat een van hen iets op het hart had, want hij zwaaide verbazend met het het ochtendblad en zoodra zaten ze niet of hij zei: «Ze haawe t Belgisch verdrag angenome. Kiek mar, hier staet 't. «Dat ha zeker die Raomsche weer gedaen,« meende er een uit het groepje. «Jae, die wazze der haast aollemaele voor in de Anti-Revolutionairen aok,« zei de boer met het blad. «Noe zie je mar weer es dat die Anti» Revolutionairen benauwd binne voordeRaom> sche,« debiteerde een ander. «In die Raomsche dinke netuurlijk nergens anders an as an der Raomsche naebure. Je zou es zie»e as 't een ander gelaof was, dan stem» den ze der aollemaele tegen,was de wijsheid van een vierde. »'k Gelaof dat Minister Karnebeek aok Raomsch is,« sprak een vijfde zich uit. i «Dat mö=je mar dienke», zei de man met de krant. «Die Raomsche zalle 't wel mit me. kaore overeen gekomme weze». «Mar mit dit al,« ging er een dieper op de zaak in, «zitte we der mee». Die Beige worde baes, in wiele roake 't stier kwiet. Ze magge mit oorlogsschepe deur de Schelde in as er oorlog komt, scbiete ze de boel kapot in ze neme natuurlijk al de handel mee nae Antwerpen. Ik had al die praatjes stilletjes afgeluisterd en wachtte op meerdere wijsheid. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik niet bijzonder op dat Belgisch Verdrag gestudeerd heb, en daar. om waagde ik schuchter, blozend over m'n onwetendheid te vragen, wat dat verdrag toch wel inhield. De boeren keken me alle vijf met groote oogen aan en ik kroop dieper in m'n hoekje, omdat ik dacht dat ze in lachen zouden uit. barsten, omdat ik dat niet wist. Maar het liep nog al los. En een van hen nam het woord «Jae, daer ka.je een haop van in de krante leze, mar dat haa'k aollemaele niet biegehouwe, want je heit zoo'n haop an je hoöid, Mar 'k weete wel dat 't een spul voor Nederland is Dat haa'k dan wel in de advertenties gezie»e.« Ik haalde een beetje ruimer adem. Er was er dan toch npg een die niet alles in de punt. jes wist en een beetje vrijmoediger vroeg ik wie der heeren dan wèl de artikelen in de kranten had bijgehouden, waarop geen der heeren ja durfde zeggen, maar alleen beweer» den, dat ais je er zoo over hoorde praten het maar een raar ding scheen te zijn, dat de Roomschen er achter zaten, dat de Antirevo» lutionairen met de Roomschen heulden, dat Rotterdam er onder ging als 't er kwam, dat de Franschen wel achter de Belgen zouden staan en de Duitschers misschien ook wel Toen waagde ik het nog eens op een schuch» tere manier te vragen hoe ze aan die gedach» ten gekomen waren, waarop de boer met het blad tot mij, die eerbiedig luisterde, de vol» gende oratie hield «Jae, dat hoor je dan wel es in asje een beetje naedienkt, ka je 't wel begriepe aok. Je mot rekene dat België eigenlijk het bezit van de Schelde kriegt en dat Nederland toch een bonke geld mot betaele in as dan de vaergeule van de Moerdiek nae Antwerpen komt, dan leit onze handel dood Na deze wijsheid over me uitgestort te heb» ben, trokken de boeren zich weer in eigen kring terug om verder te bespreken al het leed dat nu over Nederland zou komen, en af en toe ving ik op de woorden »Roomsch« en «Karnebeek» en een keer zelfs «konkelboel» tje». Ik was nog maar weinig wijzer geworden, maar toch wel zooveel dat ik wist dat vele menschen van Flakkée, alvorens een zaak te beoordeelen, ze eerst grondig onderzoeken, Ofl?l??.... D. VANDERES. Ongelukken. Woensdagmorgen is op de Kaasmarkt te Rot» terdam de 15 jarige fietsjongen R. v. G. uit de Rubenstraat met zijn fiets geslipt. Hij kwam tusschen een motorwagen en een bijwagen van lijn 5 terecht. De trambestuurder, die niets van het ongeval bemerkte, reed door, totdat inmiddels een voorbijganger hem waar» schuwde. De jongen was inmiddels eenige meters meegesleurd. Hij heeft evenwel in het geheel geen letsel gekregenook de fiets is niet beschadigd. A'leen is van een ijzeren pan, welke hij in een mand vervoerde, een oor afgebroken. De 79 jarige juffrouw J. B. V. uit de Zwarte Paardenstraat is op den Schiedamschen Singel te Rotterdam ten gevolge van een dui» zeling gevallen Zij kreeg een schedebreuk en is in het ziekenhuis aan den Bergweg ter ver» pleging opgenomen. Hoewel het ongeluk dicht bij het ziekenhuis aan den Coolsingel is ge» beurd, moest men haar naar den Bergweg vervoeren, omdat in eerstgenoemde inrichting geen plaats was, evenmin in het St. Franciscus gasthuis aan de Schiekade, waarheen men de patiënte aanvankelijk ook nog had willen brengen. De ll.jarige A. van Loo is Dinsdagavond te Hoensbroek onder een auto van den groen» tenhandelaar Bremen uit Heerlen geraakt. De hulp, op staatsmijn Emma geboden, kon niet meer baten. Het jongetje overleed enkele oogenblikken na aankomst aldaar. Op staatsmijn Wilhelmina te Terwinselen is Dinsdagavond halfzes een groote steen van ongeveer een meter dikte los geraakt. De steen stortte op den houwer B. Wormhout uit Heerlen, die op slag werd gedood. Hij was 38 jaar oud en laat een vrouw en een kind achter. De bulphouwer v. d Loop, eveneens uit Heerlen, werd ook getroffen en kreeg won» den aan de beenen. Hij is naar het ziekenhuis te Heerlen vervoerd Branden. Dinsdag is te Herpen (N.»Br.) de boeren» woning van den heer F. S. afgebrand. De oorzaak van den brand is onbekend. Verze» kering dekt de schade. Te Gulpen is Dinsdagnacht het huis van den heer E. tot den grond afgebrand. Te Gaanderen is Dinsdag de woning van den landbouwer E. geheel afgebrand. De oor» zaak van den brand is onbekend. Verzekering dekt de schade. Vrijdagmorgen is van een der stortmasten der betoninstallatie bij de sluisbouw te IJmuiden, een betonhapper van 60 Meter hoogte naar beneden gestort, waardoor twee arbeiders werden gedood. Een zaak, waar muziek in zat. Een dezer dagen kwam een meneer, een leeraar m. o. boekhouden, op het politiebureau aan den Oppert alhier zijn beklag doen over het feit, dat een muziekinstrumenthandelaar alhier zijn viool, welke hij hem in bewaring had gegeven, bairi verduisterd. De handelaar had wel een schadevergoeding willen betalen, maar deze was, aldus de aangever, zoo be« lachelijk laag, dat hij niet in deze transactie had willen treden. De muziekinstrumentenhandelaar werd ont» boden en deze deed een geheel ander verhaal, dat, naar nader is gebleken, meer met de werkelijkheid overeenkomt. Eenige maanden geleden, zoo vertelde de van verduisiering betichte handelaar, was een meneer in zijn zaak gekomen met een viool, welke hij te koop aanbood voor f 15. Het instrument was dezen prijs niet waard, en bovendien koopt de handelaar in den regel geen instrumenten van particuleren. De me» neer bleef evenwel weeklagen over slechte DAAR ZAL JE VAN OPKNAPPEN/ T DE ORIGINEELB. ANIJSMELK VAN I 50 financieele omstandigheden, en tenslotte leen» de de handelaar den man f 10, de viool in pand nemend en erbij bedingend, dat als de 10 niet binnen een maand terugbetaald zou zijn, hij het instrument naar een vendu zou brengen. De meneer vond dit best, accep» teerde de f 10 en verdween. Eerst dezer da» gen kwam hij terug. De viool was evenwel al verkocht. De meneer eischie nu een scha» devergoeding van f 125. Hij moest het in» strument terug hebben omdat de viool niet van hem was geweest, maar van zijn meisje, dat van het beleenen van het instrument niets geweten zou hebben. De handelaar vroeg daarom, dat meisje eens in zijn winkel te laten komen. Dat kan niet, zei de meneer, omdat zij sedert kort dood is. De handelaar weigerde de f 125 te betalen, en de menheer deed aangifte van verduistering. Naar aan de politie voorts bleek, is het meisje niet over» leden, maar sinds korten tijd de echtgenoote van den leeraar. Zij heeft van de geheele zaak niets afgeweten. Tegen den leeraar, die is op» gesloten, is nu procesverbaal opgemaakt we» gens het opzettelijk doen van een valsche aangifte en wegens verduistering van de viool. Japansche huwelijks toestanden. Voor Europeesche vrouwen, die zich be« klagen over de ongelijkheid van man en vrouw voor de wet en in het huwelijksleven, is het misschien niet kwaad eens te hooren. hoe de huwelijkstoestanden in het veelgepre» zen Japan met zijn eeuwen» en eeuwenoude beschaving zijn. In het oude Japan dan gaan man en vrouw maar hoogst zelden te zamen uit. De ouder» wetsche opvoeding leert, dat de vrouw thuis moet blijven om daar haar plichten te ver» vullen. De moderne vrouw in Japan begint echter hoe langer hoe meer, te weigeren, zich aan dat Oostersche begrip te onderwerpen, en zij wil mede haar meering hebben in alle dingen, en wil, dat met die meening rekening wordt gehouden. Ze weet zelfs v.in haar man gedaan te krijgen, dat hij haar meeneemt naar den schouwburg, en dat hij af en toe met haar gaat wandelen. Maar als ze dan eenmaal goed en wel bui» ten de deur is, ziet ze toch dadelijk weer, hoe moeilijk het is om Oostersche en Westersche met Verstopping of moeilijken, tragen en onregelmatigen Stoelgang zijn onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of pijn. Bij Apothekers en Drogisten. Doos 60 ct. begrippen met elkaar in overeenstemming te brengen. Want in het Oosten is men gewend de vrouw als een inferieur wezen te behan» delen en een man, die dat niet doet, en zich op de een of andere manier ridderlijk ge» draagt tegenover zijn vrouw, wekt daarmee de stomme verbazing op van al wie daar ge» tuige van is. Daardoor gebeurt het dan ook meestal, dat de man op straat niet meer den moed heeft tegen de oude begrippen in te gaan, maar zich daarnaar voegt door voorop te loopen, en zich door zijn vrouw te doen volgen als was ze zijn dienstbode. Een Japanner, op z'n Europeesch gekleed, stelt zijn vrouw aldus aan zijn vrienden voor «Dit is mijn zotte vrouwterwijl de vrouw eenvoudig zegt: «Dit is mijn man«. Het ideaal van de ouder wetsche Japansche opvoeding was, een meisje voor te bereiden tot haar beroep van echtgenoote en mo'der. Deelnemen aan sociale en politieke functies werd beschouwd als iets, lijnrecht in strijd met de ware bestemming van de vrouw. Maar tegenwoordig begint ook de Japansche vrouw sociale en politieke gelijkheid ie eischende jonge generatie weigert eenvou» dig zich te onderwerpen aan al die vroegere, achterlijke begrippen. En zoo goed als in Amerika en in Europa, zullen ook in Japan de mannen wel moeten eindigen met toe te geven. N. L. C. Voedselvoorziening en bijgeloof. Wij vernamen, aldus het «Soer. Handels» blad» een zeldzaam staaltje van de moeilijk» heden, waarvoor de ambtenaren van de bin» nenvisscherij zich in Soerabaja wel eens ge» steld zien. In het Preanger is de goudvisch een gelief» koosd voedsel. De teelt daarvan geschiedt dan ook op groote schaal, meestel op de sawah's als deze zijn bevloeid. Met het oog op een betere eiwit«voeding der bevolking in Noord»Soerabaja besloot de ambtenaar voor de binDenvisscherij in dit ge» west, de goudvisch ook hier in te voeren op groote schaal. Dit geschiedde in het jaar 1916, 6) DE TWEEDE PREDIKING. Des anderen daags vroeg in den morgen vertrok onze koopman Bart. Hij had goed en goedkoop geslapen en daarbij had vrouw a) Cornelissen, die zulk een groote achting had voor vrome, hekeerde menschen, haar best gedaan dat onze sajetkoopman met geen ledi» ge maag vertrok. Reeds vroeg, eer de zon haar rooden gloed aan de oosterkimme deed schemeren, was zij het bed uitgesprongen en had een pan vol lekkere ham voor den reizi» ger gebakken. Bart had als naar gewoonte een lang gebed gedaan, en was vertrokken met de belofte, dat hij met domenie L. mede zou komen, want deze was zijn vriend. Den brief, dien hij den vorigen avond geschreven had om dominé L. uit te noodigen bij boer Cornelissen te ko» men preeken, zoude hijzelf in de nabijzijnde stad op de post brengen Zijne mars was ver» licht, doordat oDze goede huismoeder eenige knotten sajet gekocht had, natuurlijk enkel beste soort, want slechte waar verkocht Bart nooit; daarom was zijn sajet ook heel duurl Het geheele dorp Z was door de prediking in opschudding gekomen. Niemand sprak over iets anders dan over de Koksiaanschen dominé B. De meesten spotten er mee en zeiden, dat er geen betere weg was, om van zulk vreemd volk ontslagen te worden, dat twist en twee» dracht in de gemeente zaaide, dan het maar achter de tralies te zetten. Men prees daarom den nieuwen burgemeesier die anders op Z. als een kat in het vleeschhuis bemind was jm j hij zich zoo flink had gehouden, en de dorpsdominé was vol van loftuitingen op zijne gemeenteleden, die, zoo hij hoopte, ®eer.zulk eenen weggejaagden en afge» en dominé zouden gaan hooren. Ook boer ,..,nu. trouw zijn best, om alles zoo» ii m°g®hjk in een bespottelijk daglicht te jf. *?1J ver,elde. in de dorpsherberg zittende r'hij des avonds na de preek, die hij aller bespottelijkst had gevonden, maar zoolang bij ornelissen was gebleven, om alles eens goed jZle°' ,en dat hij alleen met Cornelissen a 1 was Sleden, om van alles goed op de hoogte te komen. Dat de dominé zijn achterneef was daarvan sprak hij natuurlijk overfnfa -i was er nu te goed van dan aS» u"3 een iroeP slecht volk was, znn I» Janssen, er ooit weer bij hM fene,n wanneer een uit zijn gezin stuk siff? a^L1,i3? zou hij hem de beenen dat volk 'm l i -j hun allen gezegd. Want en dat 'a Z1-Jn leer van hel en verdoemenis w j e mensehen wedergeboren moesten en daa»' W3S 80 om iemand gek te maken, niet u r°m ,waar uwde hij een ieder, er toch hii i„ 'f" 8-3an" "bannen van Z.«, sprak die m t uUUr zlJ,ner boosheid tot de mannen, zaten^ °nder een bittertje in de herberg zaten «mannen» van Z. volgt mijn voorbeeld en al noolt meer naar dien fijnen troep, of iemW'a Vatlj ons vo'h hij boer Cornelissen t iemand anders van die fijnen een voet over aanst„°j r te zetten, die moeten we fiinen l i'n ons werh gedaan geven. Die s e' van Koksianen moeten wij uit» roeien met wortel en tak. Ik ben blij, dat wij een nieuwen burgemeester hebben, die wat haar op zijn tanden heeft Wij moeten hem trouw helpen, en onzen waarden dominé, die al zoovee! verdriet van dien Cornelissen heeft gehad, de hand boven het hoofd houden.» Als de rijke Jansen zoo sprak, dan stamp» ten al de andere drinkende boeren met hunne houten klompen op den steenen vloer van de gelagkamer, ten bewijze dat zij volkomen het gevoelen van boer Jansen deelden. Dit bleèf niet zonder uitwerking Boer Cor» nelissen kon niet meer op straat komen, of hij werd door groot en klein nageroepen. Honderden scheldwoorden werden hem naar het hoofd geworpen. Hij deed echter alsof hij niets hoorde en in plaats vanmet gelijke munt te betalen, zeide hij niets, maar ging stil zijn weg, den Heere biddende, dat Hij zich over deze spotters mocht ontfermen en hunne blinden oogen openen. Jacob durfde bijna niet meer op straat te verschijnen, want wan» neer hij voor zijn moeder bij den winkelier of bakker van het dorp een boodschap moest doen, dan werd hij door de lieve dorpsjeugd met slijk en steenen begroet Eens, dat hij voorbij het huis van boer Janssen kwam, zag hij Koosje in de deur staan, die hem uit de verte even met haar hand groette, doch op het hetzelfde oogenblik door haar vader met een ruwen stoot naar binnen werd geduwd. Toch waren er enkelen van een anderen geest. Des avonds, wanneer het donker werd, kwamen nu en dan eenige buren Cornelissen bezoeken. Onder hen behoorden een paar vrouwen en ook de jongeling, die bij het eindigen der godsdienstoefening, door ds. B, geleid, zoo diep bedroefd was over zijne zonden. Onze boer bad en zij zongen zoo zacht mogelijk eenige verzen uit de psalmen Davids, en daarna ging ieder weder stil naar zijn huis. De week was nog niet ten einde, of daar komt een dagvaarding van den rechter, dat Cornelissen in de volgerfde week voor de rechtbank moet verschijnen, wegens het hou» den van een vergadering van meer dan negen» tien personen in zijn woning. Eerst maakte dit bevelschrift een niet aan» genamen indruk op het huisgezin van onzen boer, en vrouw Cornelissen rolden de tranen langs de wangen, bij de gedachte, dat wellicht spoeiig ook haar man, evenals ds. B. in de gevangenis zoude worden opgesloten. Cornelissen zelf was goe ismoeds »Vrouw«, zeide hij. «wij zijn in 's Heeren hand. Hij doet wat goed is in zijne oogenmaar laat ons den Heere bidden, dat Hij mij die genade verleene, dat ik Hem getrouw mag blijven, al verlaten ons ook allen. Hoevele vrome mannen en vrouwen zijn om de waarheid gemarteld en verbrand geworden, ja, levend voor de wilde beesten geworpen en verscheurd, en zij hebben nog psalmen gezongen. Neen vrouw, schrei nietheb maar goeden moed, die met ons zijn, zijn sterker dan die tegen ons zijn. Kom, laat ons samen bidden». En dit zeggende knielde hij neder en werd hierin door zijn heele gezin gevolgd. Door het een» voudige, geloovige gehed van den huisvader gesterkt, begaf een ieder zich weder aan zijn dagelijksche bezigheden en gevoelde de nabij» heid van een onzichtbare Macht van Boven, Den volgenden Zondag was er een kleine bijeenkomst van vrienden hij boer Cornelissen. Er werd door den huisvader een preek gelezen van Justus Vermeer. Behalve de huisgenooten waren er een vijftal bewoners van Z. bijeen en nog een paar vrienden van het naastbij» gelegen dorp. De bijeenkomst werd met gebed en gezang geopend en gesloten. Toen men des avonds nogmaals op gelijke wijze ver» gaderde, kwamen eenige buren op het hooren van het psalmgezang naar de woning van onzen boer en klommen in een perehoom, die voor het huis stond, ten einde over de lage luiken, die gesloten waren, door de glas» ramen te begluren, wat daar binnen toch gebeurde. Want reeds was door het geheele dorp het gerucht verbreid, dat de grofste zedeloosheden binnen deze woning plaats vonden. De volge?'de week kwam er een brief van ds. L., waaruit men vernam, dat hij bereid was den eerstvolgenden Zondag bij boer Cor» nelissen te komen preeken, indien hij in de naastbij gelegen stad werd afgehaald. Dit was een blijde tijding. Men verheugde zich reeds in het vooruitzicht, weder eens een dominé te hooren, die de zuivere leer verkondigde. Intusschen brak de dag aan, dat Cornelissen voor de rechtbank moest verschijnen. Blijmoe» dig stapte onze Geldersche boer naar N., hoewel er een sterke wind waaide en nu en dan een hevige regenbui zich over onzen rei» ziger uitstortte. Hij verstond meer dan ooit de woorden van den apostel Paulus«Wij dan hebben altijd goeden moed.» Weldra was hij op het rechthuis te N. en werd bij de rechters binnen geroepen. Hier vond onze boer ook dominé B. terug, wien hij hier hoorde ondervragen, en met de meeste beslistheid een heerlijk getuigenis afleggen van hetgeen hij gepredikt had en wat het doel was van deze zijne handelswijze, waar» voor hij door re.hter zoude worden veroor» deeld. Dit doel was geen ander, dan de predi» king van het evangelie, naar de zuivere gere» formeerden lrer der vaderen. Dit gaf Cornelissen moed. Ook hij werd ondervraagd, en schoon de vragen door de rechters op zeer barschen toon werden gedaan, waren zijn antwoorden in den geest der zacht» moedigheid, en met de grootste vrijmoedigheid beleed hij, dat al werd hij ook wegens de prediking van dat evangelie in zijn huis ver» oordeeld, hij daarmede toch wilde voortgaan, en zich door niemand en niets er van zoude laten terugbrengen. Het vonnis zou de volgende week worden geveld. Ds. B. drukte onzen boer nog even de hand, en werd weder naar de gevangenis geleid. Hoe blijde waren Jacob en zijne zuster Mietje, dat vader te huis kwam want zij wa» ren erg bevreesd geweest, dat men hem in het gevangenishok in de stad N. zoude heb» ben opgesloten. Dien avond kwam voerman Klaas bij Cor» nelissen en deelde hem mede, dat hij weder geheel hersteld was, en dat hij hem nu gaarne een dienst wilde bewijzen, door met zijn paard den nieuwen dominé te halen, als hij den wagen van Cornelissen maar kon krijgen. Dat had hij er wel voor over, omdat Cornelissen hem onder het rad van zijn kar had wegge» haajd en hem, zooals hij zelf zeide, van den dood had gered. Hij had ernstig nagedacht over zijn leven, en vooral hoe hij op den dijk, toen hij dronken was, zijn goeden buur» man had uitgescholden, en dat deze, in plaats van hem aan zijn lot over ie laten, toen de Heere God hem kwam straffen, zijn leven had gered. «Hiervoor», zeide hij, «ben ik zoo dankbaar, dat ik wel alles doen wil voor u. En voortaan zal ik altijd hier komen, als er een dominé preektwant ik ben een groot zondaar, maar wil nu een beter leven begin» nen«. De Zondag brak aan. Een dikke motregen belette het vergezicht, doch wie nabij den dijk van Z woonde, zag reeds vroeg in den mor» gen, zoo hij niet te lang op één oor gelegen had, dat de oude wagen van Cornelissen niet met diens paard, maar met dat van voerman Klaas bespannen, naar N. reed. Hoewel het paard van Klaas sterker was dan dat van den boer, ging het toch maar langzaam voort. De zweep was ook zeer noo» dig om Piet zoo heette de bruine in den draf te houden. Dit was ae oorzaak, dat koopman Bart en ds. L. reeds den weg naar Z. waren opgewandeldwant het uur, dat zij zouden worden afgehaald, was reeds ver» streken. Dominé L. was een tamelijk lange, magere man met lang, ros haar, dat hij achter de ooren en op het achterhoofd had weggekamd Hij had een ietwat lang, smal gezicht en vurige oogen, die zeer bewegelijk heen en weer rolden. Hij droeg een lange jas, die tot zijn schoenen afhing en daarover een kort manteltje, dat tot zijn midden reikte, terwijl onder het loopen zijn korte broek en dunne beenen met lage schoenen te voorschijn kwa» men. Toen onze voerman het tweetal ontmoette, hield hij stil. «Zijt gij een bode van het huisgezin van Cornelissen en komt gij om mij vroeg hem de dominé. Klaas wist niet recht wat hij zoude ant» woorden. «Ik ben de voerman van Z.«, zeide hij, «en moet met den wagen van boer Cornelissen dominé L. halen. Is u de dominé «Wat dominé 1« antwoordde de man met de lange jas en korte broek, «ik ben een arm, verdoemelijk zondaar, die de hel verdiend heb en nog verdien«. «Ja, ja», zei koopman Bart», «zoo is het. Kom, laat ons maar instappen wij zijn terecht. Ik ben blijde dat wij niet verder door den motregen behoeven te loopen, wij zouden doornat worden. Hiermede wipte onze koopman den wagen in, en was het eerst op zijn plaats, op het veeren kussen. De dominé volgde en spoedig was het paard weder in vollen draf. Ds. L. trachtte telkens een gesprek aan te knoopen met den voerman, doch deze zeide niets dan ja en neen. «Het is een blinde mol», sprak de dominé hierop tot Bart. «Hij heeft volstrekt geen kennis van de waarheid». »Ja«, zeide koopman Bart, «dat hebt gij goed gezien, dominé. En zoo zijn nu bijna alle bewoners van Z. Gij moet er dus van morgen maar eens goed met de gereformeerde waarheid op losgaan». Spoedig was men bij boer Cornelissen aan» gekomen. Gelukkig voor de reizigers hadden de bewoners van Z. den dominé, van wien men wist dat hij komen zou, niet zoo vroeg in den morgen gewacht, en daarbij had men er geen erg in gehad, dat voerman Klaas hem met zijn paard zoude afhalen. Het volgende oogenblik waten de reizigers binnen. De dominé, wien de groote leuning» stoel werd aangewezen, wilde dien volstrekt niet nemen, en zeide dat die veel te mooi was voor zulk een ellendig zondaar als hij. Vrouw Cornelissen had een kleine glazen» kast, waarin een klein porcelein servies stond, benevens de groote koffiekan. De dominé zag eens even in deze kleine kast. «Vrouw, vrouw 1 wat al afgoderij hebt gij daarsprak hij, «dat zijn altemaal afgoden gij moet die werpen voor de mollen en vleêr» muizen. Hij nam zijn stoel en ging zóó zitten, dat hij niets van al die sieraden kon zien. Vrouw Cornelissen kreeg een kleur als bloed. Tranen kwamen in haar oogen. Zij had nog nooit zonde gezien in 't bezit van een servies en een koffiekan. Maar de dominé zou het wel weten. Met een diepe zucht zeide zij, vrij luid«Och Heer, verlos mij toch van die afgoden en alles wat U mishaagt I« Het uur brak aan, dat de kerk of liever de godsdienstoefening, zoude aanvangen. Om» dat er maar zoo weinig menschen waren ge» komen, werden er eenige stoelen in de boeren» keuken gezet en hier nam de kleine gemeente plaats, Jacob zat in het hoekje van den haard. Hij wist niet hoe het kwam, maar hij werd bang voor dezen dominé, vooral toen hij zoo wonder raar bad, nu eens hard roepende, zoo dat Jacob meende, dat hem een ongeluk over» kwam, dan weder zoo zacht sprekende, dat bijna niemand het kon verstaan. Zoo was ook zijn prediking Hij sprak veelal met de oogen gesloten, nu eens een stroom van woorden uitsprekende, die bijna te snel op elkaar volg» den, dan dat zij verstaan konden worden, dan weder eensklaps een heele poos zwijgende. Nu sprak hij uit het Oude, dan weder uit het Nieuwe Testament, telkens in zijn bijbeltje de teksten opzoekende, die hij tot bevestiging of verklaring van hetgeen hij zeide aanvoerde. Des avonds werd nog eens door ds. L. ge» preekt en nu waren er meer menschen dan in den morgen, maar onder hen vele spotters, die vooral lachten om de wonderlijke bewe» gingen van den donrné. Hij sprak over de woorden«De goddeloozen zullen ter helle varen». Midden in de prediking komt er rumoer buiten het huis, en er wordt een steen door het venster geworpen. Gelukkig is er niemand gekwetst. Nu blijkt echter de ware vroomheid van den prediker. Hij sluit zijne oogen, vouwt zijne handen en bidt zeer ernstig, en niet met die vreemde beweging van vroeger, voor deze zijne vijanden. En het werd weder stil daar» buiten; het volk, dat voor het huis was saam» geschooold, verwijdert zich allengs, zonder verder eenige baldadigheid te plegen. Ernstige vermaningen vloeien nu van de lippen van den prediker tot degenen, die binnen zijn. Daarna gaat de vergadering in de beste orde uiteen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 9