E
IE
Antire voluüonair
Orgaan
6ICGEIMTC
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
ÏEN
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1926
41STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
Reclame-SVIededeeliiigerv.
1
lannen
ilsletten
IIJK
ir van
'M DIE
:e ont-
Mo. 3274
v>y
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukke» voor de Redactie bestemd, Adverteotiën en verdere Administratie, franco toe te xenden aan de Uitgevers
Calvinisme
en Lutheranisme.
Wij hebben in de voorgaande arti
kelen er op gewezen, hoe de heiden-
sche wijsgeeren kwamen tot een syn
thetische beschouwing van het heelal,
en hoe vooral de groote geest van een
Aristoteles de eenheid construeerde uit
zijn biologische studies alles dienst
baar aan een einddoel de wet der
teleologie. En aan deze grondwet was
ook het Staatsleven onderworpen. De
gemeenschapsstaat moet den mensch
brengen naar zijn einddoel, de geluk-
^Sfcigheid, de moreele volmaaktheid.
Hoe stond de Roomsch-Katholieke
Kerk ten aanzien van het leven
De Heer Idenburg heeft het eens kort
en kernachtig gezegd„De Roomsch-
Katholieke Kerk doet het Christendom
opgaan in de kerk. Wat daarbuiten ligt
het geheele natuurlijke leven, waartoe
ook de Staat behoort is in zichzelf
wel goed, maar is van lagere orde,
behoeft het licht en den teugel van de
kerk, wier leiding het heeft te aanvaar
den en wier wenken het heeft op te
volgen."
Reeds in de middeleeuwen zien wij
het streven opkomen om de eenheid
te grondvesten in de suprematie van
de Kerk. Het werd een universeel ker
kelijke beweging, die uitliep op den
z.g. „leer der twee zwaarden", volgens
welke Christus aan Petrus, zoowel het
ereldlijk als het geestelijk zwaard zou
bben overgeven, terwijl de „stede
houder" van Christus, de Paus het
wereldlijk zwaard zou hebben overge
geven aan den voortzetter van het
Romeinsche wereldrijk. Straks bij de
voleinding aller dingen zou dan weer
de beide zwaarden in een hand komen
en Christus de wereld in gerechtigheid
regeeren. Feitelijk komen beide zwaar
den dus aan de geestelijke macht toe.
Behooren ze beiden aan den Paus. Hij
geeft dan ook aan de wereldlijke macht
slechts een zelfstandig gebruiksrecht.
De suprematie blijft aan de Kerk. Zij
is het hoogste, het einddoel. Al het
andere is er aan ondergeschikt. De
Kerk heeft volle vrijheid en zelfstandig
heid en dit was natuurlijk slechts te
bereiken, wanneer de wereldlijke macht
aan de Kerk onderdanig was en door
haar werd geleid.
Opmerkelijk is het dat Thomas van
Aquino, die den grondslag legde der
Roomsche leer in wetenschap en staat
kunde, weer veelszins doet denken aan
Aristoteles. Ook hij zag in het orde
ningsprincipe de doelmatigheid als het
leidend beginsel van alles wat is. Door
hem wordt dit principe echter dienst
baar gemaakt om te komen tot de su
prematie der Kerk. De staat heeft tot
doel het behartigen van de algemeene
welvaart der burgers en dezen datgene
te verschaffen, wij zij zelf niet bereiken
kunnen, waaronder ook valt de bescher
ming der natuurlijke rechten en de
handhaving der gerechtigheid. In het
geestelijke leven is echter de Staat
onderworpen aan de Kerk en heeft hij
haar leiding te aanvaarden. Zoo con
stateert Thomas van ^quino de meer
derheid van de Kerk, wordt de staat
een ondergeschikt element aan de Kerk,
«n wordt ook hij dienstbaar gemaakt
aan het eene, groote einddoel: de ge
meenschap met God.
Het geheele leven werd zoo in hiërar
chisch verband gezet. Men kreeg weer
de verzoeningjusschen natuur en ge-
(®ade, in zoove'rre het natuurlijke leven
de stof werd welke door de sacramen
tele genademiddelen der Kerk tot het
ste doel werd opgevoerd. Kerk en
Staat stonden dus niet langer, als bij
de eerste Kerkvaders in vijandelijke
houding tot elkander.
Van uit deze gezichtshoek moet in de
middeleeuwen, de strijd tusschen Kerk
en Staat, Paus en Keizer er straks ook
Rome en Wittenberg bezien worden.
De geheele Roomsche hierachie, het
Roomsche standenwezen vond in dit
principe de synthetische eenheid terug,
die de heidensche wijsgeer Aristoteles
reeds had geconstrueerd, doch die in
de eerste dagen van de Kerk van Chris
tus verstoord was. Natuurlijk was er
wezenlijk onderscheid. De heidensche
wijsgeer zocht tenslotte bij allesalleen den
mensch, terwijl Rome de dingen terug
leidde tot den Schepper van Hemel en
Aarde. Maar toch lag aan haar beschou
wing de doelmatigheid der dingen ten
grondslag. De Kerk heiligt het natuurlijke
leven en voert het op tot het doel der
gelukzaligheid, zoo werden natuur en
genade verzoend.
Maar hierin moest bij de Reformatie
weer een breuk komen.
De reformatoren konden deze levens-
en wereldbeschouwing niet aanvaarden.
Hoe Luther op deze beschouwing
reageerde zullen we in een volgend
artikel trachten uiteen te zetten.
Voor Allen die Sukkelen
Mijnhardt's Laxeertabietten
randerd f 12
9,75—10,55.
e groene f 15—
derd f 15—17,
1DAPPELEN.
den waren de
lgtBrielsche
sche blauwe
f 3,30-3,50,
heimers f 3,40
:ers f 2-2,40.
en vraag.
1IVERSEN.
Vlas. Opgaaf
K G. blauw,
euwsch f 0,70,
85, 6700 K G.
traag, de helft
en sterken en
jven.
)rogisten.
Ze kan niet
>rden, en is
zedelijk van
fijze verkrijg»
als gave zich
et als een roof
lie naar haar
aan wie het
|is bewijs van
ïands waarde
ter onderstelt
:onder dat is
;t, ,is eerloos,
trde heeft, is
tblijvend ge»
jen volgt, die
de eere hen,
tecbts. En te
rij deelachtig
aarde grooter
:n dus rijker
verspreiden,
prip der eere
waarde ver»
pat verborgen
ate versprei»
b. Niet onder
llender is de
is eere ook
s anders dan
de afstraling
raarde, door
pn.
VVINCK.
Firma
SDIJK
Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDEKLI.KE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten wordeia berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
lil.
Bouwen en Bewaren.
Reeds meer hebben wij er op gewezen dat
een Christelijk Kabinet naast zijn bouwend
karakter ook een bewarend element vormt.
Te weinig wordt hierop gelet.
Eenzijdig wordt slechts gezien op hetgeen
een Kabinet tot stand of niet tot stand brengt
en daarnaar het oordeel opgemaakt.
Dat is niet rechtvaardig.
Misschien is het bewarend karakter van een
positief Christelijk Kabinet wel van veel groo»
ter waardij, dan hetgeen het tot stand brengt.
Stellen wij slechts de vraagwat zou er
gebeuren door een Linksch Kabinet, wat een
Cbristeiijk Kabinet niet doet? en het wordt
ons helder dat de negatieve taak van een
Reclame-Mededeelingen.
10 cent per regel.
met Verstopping of moeilijken, tragen
en onregelmatigen Stoelgang zijn
onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of pijn.
Bij Apothekers en Drogisten. Doos 60 ct.
Rechtsch Ministerie van veel grootere waarde
kan zijn dan zijn positieve taak.
Bezien wij dat optreden van een Christelijk
Kabinet in dit licht, dan wordt onze kritiek
milder, ons oordeel rechtvaardiger.
In verband hiermee wijzen wij op het ver»
zoek van den Nieuw»Malthusiaanschen Bond
dat zijn hoofdbestuur gericht heeft aan de
leden der Staten.Generaal, naar aanleiding van
het uitblijven van de Kon. goedkeuring op
zijn statuten.
Het is niet te verwachten dat onze minister
van Justitie, de Anti.Rev. minister Donner,
deze goedkeuring geven zal.
De beperking van het kindertal acht hij
een onzedelijke daad, waaraan de Koninklijke
sanctie niet mag worden gehecht.
Het is hiermede als met de gevraagde
goedkeuring van de vrij denkers vereeniging
«De Dageraaddie haar goedkeuring niet
kreeg onder Minister Heemskerk.
Beide organisaties zijn vrucht van het mo«
derne heidendom, dat weigert zich te onder»
werpen aan de ordinantie Gods in Zijn Woord
geopenbaard.
Maar indien wij onder een linksch Ministerie
leefden
Er is geen twijfel aan of de beide vereeni»
gingen hadden de sanctie der Overheid reeds
lang gehad.
Zie daar dus het bewarend element in een
Christelijk Kabinet.
Roekeloos is dan ook het spel door S. G.
P. en H. G. S. in November 1925 bedreven
tengevolge waarvan wij evengoed onder een
linksch regiem hadden kunnen komen als wij
nu gekomen zijn onder een extra parlementair
kabinet waarin gelukkig nog een Minister
Donner zitting nam.
Inderdaad het is niet hun schuld dat het
nog geloopen is zooals het gegaan is 1
Ook uit dit geval is weer te leeren waartoe
de afbrekende kritiek dier Heeren leiden kan.
Nadruk verboden.
Isaac da Costa.
III. Tegen het Ongeloof.
Zoowel vóór '25 als nk 40 is da Costa's
gemoed, ook wanneer hij zong, tegen het
Ongeloof gekeerd geweest.
Hoor maar, hoe hij 't zelf in den «Vuur»
zang* van zijn jeugd getuigt:
«En hij zong
Of den strijd tegen afgaan uit d'Eeuw»
trots gesproen.
Of, den lofzang, den God aller heemlen
ter eer, -
En (de hand van dien God had mijn ziels»
oog ontsloten 1)
Den Emmanuel, eindelijk, mijn Heiland en
Heer«.
Maar zie, dit groote onderscheid is er voor
en na 1840
Voorheen tastte hij het ongeloof aan in den
wortel, waar het zich van God emaniseert,
zonder veel te treden in bizonderheden, aan
40 cent per regel
die heerlijk, van
aeu.rensmaak.eo-
Tochjjoedkoop ia
K.OFFIE„DE PAUW"
30 October j.l. herdacht Dr. A. J. Swaving, waarnemend directeur»generaal van den
landbouw, in de zalen van Hotel «Riche* te Den Haag, zijn 40-.jarig jubileum in Rijksdienst.
Op onze foto, zittend v. 1. n. r.Mej. J. Swaving, Mevr. de Jong van Arkel (staande),
Dr A. J. Swaving, Mej. L Smoor, Mej. van Enter. Staande: de heeren Hibma, Posthuma,
Löhnis, Collet d'Escurq, Amet, Van der Zande, Knuttel.
depolitieke geschiedenis van den dag ont»
leend.
Met de «Vijf»en»Twintig Jaren* en na 1840
wordt dit énders.
Hij heeft veel meer belangstelling voor en
kijk op de binnen» en buitenlandsche »Din»
gen van den Dag* gekregen en hij weet ze
te beschouwen in hun onderling verband en
in bun verhouding ten opzichte van «Onge»
loof en Revolutie* en de onderstelling zal
niet te gewaagd zijn, dat de nauwe relatie
met Groen van Prinsterer aan deze verruiming
van zijn blik niet vreemd geweest zal zijn
da Costa schonk den edelsten, fonkelenden
dichterwijn in het kristallijnen historieglas,
dat Groen geslepen had.
Wat Groen fijn etste, zette da Costa op
muziek.
Met dit gevolgde tientallen, die naar
Groen's edel werk kwamen zien, groeiden aan
tot honderden, die luisterden naar da Costa's
lied, gelijk het straks de duizenden zouden
zijn, die in beweging worden gebracht, als
Kuyper «het klavier der volksconsciëntie* be»
speelt.
Om het met één voorbeeld alvast te illus»
treeren.
Als Groen zegt: «Tegen de Revolutie het
Evangelie*, dan zijn het de enkelen, die hem
hooren en begrijpen, maar als da Costa zingt:
«Met al hun schoone wóórden,
met al hun stout geschreeuw,
Zij zullen ons niet hebben
De goden dezer eeuw!*
dan is het eerst een kleine, straks een groote
schare, die naar hem luistert, tot het, niet zoo
véle jaren reeds na zijn dood het strijdlied
woidt onzer antirevolutionaire volksgroep.
Groen was de christen»staatsman, die de
zaken inzag en dóórdacht.
En die dan aan de gedachten de juiste for»
muleering gaf, zoodat men de hoofdpunten
eener antirevolutionaire staatkunde uit korte
zinnen, fragmenten en formules van Groen
zou kunnen samenstellen.
Da Costa was de dichter»ziener, die gréép
en zong.
Groen was daardoor meer de man der juiste
omlijning
Da Costa wekte bezieling en spreekt tot 't
gemoed.
Iets van het vuur der oudtestamentische
poëzie vonkelde in hem na. En met name in
zijn zoogenaamde «Politieke Poëzie«, dien met
de «Vijf en twintig jaren« aanving heeft hij
menige, leidende, antirevolutionaire gedachte
door de macht der intuïtie gegrepen, haar ons
volk vóorgezongen in schoonen vorm, zoodat
toen onze partij tot meer zelfbewustzijn kwam,
zij meermalen zeggen kon Gelijk reeds gezegd
is door da Costa, den dichter 1«
Op die politieke, in ruimer zin echt»antire»
volutionaire poëzie willen we nog nader de
aandacht vestigen.
Met den titel was de dichter da Costa maar
half voldaan«Politieke Poëzie« noemde de
uitgever de verzameling zijner grootere dicht»
werken uit de tweede zangperiode, die met
de «Vijfentwintig Jaren* was ingezet.
Hijzelf zou «Tijd*» of «Eeuw»zanger« of
iets dergelijks vermoed ik gekozen heb»
ben. Misschien zelfs: »Maranatha«.
Maar er wis hier eenvoudig geen keus.
Toen de uitgever, niet zoo lang voor da
Costa's dood deze zangen bundelde en geza»
menlijk ze onder 't bereik des volks bracht,
hid blijkbaar als uit da Costa's eigen «Voor»
rede* op te maken valt, de volksmond die
zoo vaak het juiste woord treft, reeds keus
gedaan,
«Politieke Poëzie« en niet anders móést de
titel zijn.
Niet ongaarne legde tenslotte de dichter
zich hierbij neer.
Als dan op de «Poëzie* maar de nadruk
vallen blijft.
Zelfs geeft hij gaarne toe, in dezelfde voor»
rede en wie denkt ook hierbij niet aan den
veeljarigen omgang met Groen van Prinsterer
dat het terrein waarop de christen=staatsman
en dat, waarop de christen»dichter zich bewe»
gen, niet zoo vèr van elkander liggen, ja dat
ze hier en daar zelfs over elkander heen
schuiven.
Trouwens, zijn zangen bewijzen dit genoeg
Beginnen we maar met de «Vijfentwintig
Jaren* zelf.
Groen in gespierde taal en gebeeldhouwd
proza toonde aar, hoe de Revolutie wel «vrij»
heid* belóoft, maar hoe wat zij gééft er een
surrogaat, ja een spotbeeld van is. Hoor da
Costa, als hij zingt
«En viel de Omwenteling in de macht der
Dwangbezweerders
Zij, met haar bloedig rot van orde» en rechts»
schoffeerders I
Zij, blijven moeder van onzaalge Tyranny
Ontvangen en gekweekt bij 't leugenlied
vanVrij
Kuyper heeft men verweten, dat hij op de
antithese wees en sprak van paganistische fac»
toren in ons volksleven. Groen en Kuyper
beide zijn gebrandmerkt als leugenaars, wan»
neer zij beweerden, dat de Revolutie het merg
des Christendoms wegsneed uit de overgelever»
de erfenis der vaderen en dat zij vijandig
stond tegen Gods Woord.
Maar hoor nu, hoe da Costa in '40 hetzelfde
al zong
«Een andre geest stuurt thans de stoute
raad'ren voort 1
't Is geen doorvorschen meer, maar richten
van het Woord 1
des Heeren God gedaagd ter Vierschaar
van de Rede,
Zijn Waarheid veil gesteld voor ingebeel»
den vrede
of Wijsheid uit het stof! 't Is heidendeugd
en kracht
Gepredikt aan de ziel, die naar regeering
smacht 1
't Is uit het Christendom den Christus
weggenomen.
Twee fragmenten uit den schoonen zang
moeten volstaan.
Maar dat eerste couplet v?n den Slotzang
mag hier niet ontbreken, 'k Heb er zelf als
»rijpend« knaapje tusschen gezeten: een ge»
zelschap »vreemden«, kort na de bekrachtiging
der Schoolwet van '78, die naar veler vaste
verwachting de doodsteek zou zijn voor de
Chr School.
Bange vreeze vervulde toen ook vaak der
broederen hart.
Dat geprangd en benauwd zich dan in ge»
bed en lied lucht gaf
Psalmen weerklonken in dien donkeren
nacht 1
En hoe toen uit volle borst het mee door
de Zendingsfeesten populair geworden lied
werd aangeheven
«Op 's hemels wolken zal Hij komen,
die aan den nacht een einde maakt 1
Die in zijn heem'len opgenomen
het troostwoord uitsprak Wacht mij 1
Wacht 1«
Dat is een der liederen Hammaaioth ge»
weest van vele antirevolutionairen, toen zij
hier te lande gingen door de woestijn en 't
zal het weer worden, als God een vijand toe»
laat te rijden op ons hoofd 1
Zij zullen het niet hebben,
Ons oude Nederland 1
Het bleef bij alle ellenden
Gods en der Vaad'ren pand
Die »Slotzang« van da Costa is van zijn
politieke poëzie onder ons, antirevolutionairen
wel 't allerméést bekend geworden. Al ware
er niets anders van dezen «zoon van 't oude
Volk* in onze antirevolutionaire pelgrimstasch
te vinden, dan alleen dit lied, reeds dan zou
zijn Daam in dankbare herinnering onder ons
voortleven.
De christen«staatsman mocht weemoedig
klagen «Ze hébben ons alen dan had ook
hij, toén niet het minst, waar er van de zeven»
duizend, die dan hun knie voor den Baal der
Eeuw niet gebogen hadden, geen zeventig
zich in 't openbaar achter de enkele Elia's»
kinderen van dien tijd schaarden, dan had
ook hij gelijk.
Maar de dichter had toch het laatste gelijk.
Temeer waar ook hij conditioneerde het
Schriftuurlijke mits:
«Tenzij het woord des Zwijgers,
moedwillig werd verzaakt
'k Heb met den Heer der heeren
een vast verbond gemaakt!*
't Is de «Slotzang* van «Aan Nederland,
in de lente van 1844,* zeker wel een der