voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. EUBELEN H. H. DE KLERK Zü Antirevolutionair Orgaan De Schipbreuk IN HOC SIGNO VINCES No. 3272 WOENSDAG 30 OCTOBER 1926 41STE JAARGANG TWEEDE BLAD. Reclames Mededeelingen. Hoogstraat 208-212 - Rotterdam FEUILLETON W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe Ie zenden aan de Uitgevers Land- en Tuinbouw. OOK IN ZIJN WIJ DE Prima ELS a b Ly sygan uu bekleed met liken Bni^ IP Wol RSoqueite Grootst SpeoSaal Tapijt-, ËüeubeB- en Beddsnhuis Een verhaal van het Scholsche Strand Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 2 ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bjj vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Nadruk verboden. Moldrainage. Sedert eenigen tijd wordt ook hier te lande bij wijze van proef, een methode van drai« neeren toegepast, welke, indien zij voldoet, een zeer groote besparing van kosten en van arbeid kan geven. Het is de z.g.n moldrai» nage, een Engelsche vinding, waarop prol. Visser te Wageningen de aandacht der Ne» derlandsche landbouwers heeft gevestigd. Door middel van de draineerploeg worden gargen van pl m. 6 cM. middelijn getrokken, waarop het water moet aantrekken. Dat men min of meer sceptisch tegenover deze vinding stond en nog staat, is verklaarbaar. Men vroegzul» len deze gangen houdbaar blijken, zullen ze niet inzinken; hoe lang duren ze? Uit Enge» land kwamen berichten, dat de getrokken ag gangen tal v.m jaren10 tot 15 jaar, stand ■vp hielden. Maar zou dat in onzen bodem, op de verschillende grondsoorten, ook zoo zijn. De ervaring moet het natuurlijk leeren. En eenige ervaring hebben we nu reeds. In Oct, 1925 werd te Nieuwolda, (Gr.) een proef ge» nomen, en wel op roodoorngrond en op oude dollardklei. Bij onderzoek bleek, dat op 3 November alle gangen water loosden. Een week later groef men hier en daar de gangen op en constateerde men, dat zich al kleibe» zinksel in de gangen had afgezettoch waren de gangen zelf nog even rond en dus niet bet minst ingevallen. Den geheelen winter door had dan ook een geregelde waterloozing plaats, ofschoon bij een nieuw onderzoek op 22 Februari nog meer bezinksel in de gangen gevonden werd. Prof. Visser beval toen aan, om inplaats van een mol van 6 c.M. een van 10 c.M. middellijn te nemen alsdan zal de sleuf welke door het mes getrokken wordt en waar. door waarschijnlijk het meeste bezinksel zal gaan, beter worden dichtgedrukt. Een gang, getrokken door een durglaag, was geheel in» tact gebleven. Ook op de oude Dollardklei ging men na, begin Maart, in welken staat de gangen zich bevonden. Ze bleken nog volkomen intact, geheel in denzelfden staat als in Octoberslib had zich er niet in afgezet. Zoodat men de conclusie mag trekken, dat hier de proef ver» moedelijk zal slagen, en in 't algemeendat op oude Dollardkieigronden moldrainage waarschijnlijk goede reslultaten zal geven. Op de roodoorngronden zullen verdere proeven moeten leeren, wat men hier van de moldrai» nage mag verwachten. Ook van andere plaatsen in het Noorden vernamen we berichten, b v. uit den Reider» wolderpolder, B en den Carel Coenraadpol» der deze luiden ongunstig de gangen waren bijna geheel verslibd en loosden geen water. Ook te Hoogemeden mislukte de proef. Hier zij opgemerkt, dat het gedraineerde perceel zich zeer slecht voor proefneming leende. En in eerstgenoemden polder was de molgang ge» trokken op 80 c.M. diepte, terwijl de percee» len gedraineerd waren op een diepte van pl m. 120 c.M. Dat hier geen waterloozing op de gangen plaats had, behoeft dus niet te ver» wonderen. De moldrainage blijft onze aan» dacht houden. Raapkoeken. De bekende Zweedsche deskundige op het gebied der voedingsleer, Nils Hansson, heeft vóór een paar jaar zijn ervaringen medege» deeld met raapkoek. Twee groepen melkkoeien kregen hetzelfde hoofd» of grondrantsoen daarnaast werd aan de eene groep gegeven l'/a K G. raapkoek, aan de andere s/4 K.G. grondnootenkoek plus 3/4 K.G. havermeel. Deze beide toevoegsels bevatten een gelijk aantal voedereenheden, en hetzelfde gehalte aan verteerbaar zuiver eiwit. De verkregen resultaten deden Hansson concludeeren, dat raapkoek een gunstigen invloed heeft op de vetopbrengst, en ook het vetgehalte eenigs» zins niet veel verhoogt. Hij noemt raap» koek een zeer bruikbaar voedermiddel, waar» van zonder hinder voor de spijsvertering of de gezondheid van het dier dagelijks 2'/4 K G. dus 4'/2 pond gegeven kan worden. Overigens is het oordeel van Hansson omtrent raapkoek afwijkend van hetgeen sommige schrijvers melden. In verschillende leerboeken kan men lezen, dat raapkoek de melk een onaangenamen smaak geeft, terwijl zij de boter week maakt en soms ook tranig. Hanson meldt daarente» gen, dat raapkoek op de kwaliteit der zuivel» produkten een gunstigen invloed uitoefent, en voorts eenigszins laxeerend werkt. Het is zeer goed mogelijk, dat Hansson gelijk heeft, en de mededeelingen van anderen overdreven zijneen feit is, dat vele schrijvers van leer» boeken elkaar naschrijven, zoodat vele opvat» tingent die verouderd zijn en ODjuist gebleken, nog steeds taai van leven blijken. Ook is het denkbaar, dat vermelde eigenschap der melk zich voordoet, wanneer raapkoek in groote hoeveelheden wordt gevoederd. Terwijl wij ons tevens kunnen voorstellen, dat men over te weke boter niet zal hebben te klagen, in» dien naast raapkoek veel hakvruchten of bie» tenkoppen en 'bladeren worden gegeven deze produkten geven toch een hard en korelig melkvet. Spaar pandbrievenv In sommige streken loopt men den boer af om spaarpandbrieven te plaatsenveelal laat een inspecteur zich vergezellen door een in de streek bekend solied persoon, die een hooge provisie voor zijn medewerking ontvangt. Sluit men een constract, dan betaalt men gedu» rende een aantal jaren premie en ontvangt daar» na een zeker bedrag. In »'t Geldersch Vereeni» ginsnieuws« worden de landbouwers gewaar» schuwd, zich te voren wel te bedenken. Wan» neer men niet zeker is, al de 10 of 11 jaren door te kunnen betalen, dan beginne men er niet mee, want blijkens opgedane ervaringen komt men er bij staking slecht af. Iemand had al 4 jaar betaald, in totaal ruim f 1100, hij kon, toen hij wilde ophouden, f 800 terug krijsen. Een ander, die ruim f 1600 had gestort in 3 jaar tijds, werd f 800 aangeboden. Een derde, die in 3 jaar tijds f 160 betaald had kon f 75 krijgen, en zoo voort. Er is dus we reden, om zich eerst goed te bezinnen, alee men begint. Volgens eigen verklaringen van inspecteurs moet hier en daar het platteland met spaarpandbrieven zijn volgestopt. Daar is misschien of waarschijnlijk wel wat bluf bij, maar het is toch geraden, om voorzichtig te zijn. De heeren zijn vaak uiterst bespraakt en menigtovnthtc .ereeno lestozw i den aan» drang. Velen verklaarden, dat zij er eigenlijk met tegenzin toe overging, en althans later toen het contract hun voortdurend zorg gaf, grooten spijt gevoelden. De vraag mag ook gesteld worden, of in sommige gevallen geen verkeerde praktijken om niet te zeggen zwendel in het spel zijn. Men mag van het tegendeel wel verzekerd zijn, alvorens met de «als heer gekleede, welbespraakte persoon» in zee te gaan. De sociale wetgeving en de landbouw. In September j.l werd te Wageningen her» dacht het brstaan van het 50-jarig landbouw» onderwijs Verschillende personen voerden het woord, ook de oud-minister Dr. Posthuma die voor het landbouwonderwijs in de toe» komst een schoone taak zag weggelegd in dienst van landbouw en volk, van welvaar en beschaving. Hij zag echter voor de verdere ontwikkeling er van de omstandigheden niet onverdeeld gunstig, en besloot zijn rede met de volgende opmerking en wensch «Ondanks hoogen ouderdom is de boeren» stand het eenigszins naïve kind onzer samen» leving gebleven, dat in vele opzichten nog opvoeding en bijzondere bescherming dik» wijls tegen zichzelven behoeft. Moge het Nederlandsche volk, bij het af» sluiten eener halve eeuw, waarin het zoowel de baten van verleenden steun als de nadeelen 40 cent per regel. 162 13) door L. PENNING Rob hoorde, hoe zij voorbij de ramen lie» pen. Daarop werd het stil. En de oude vrouw en de knaap bleven alleen achter bij het lijk van Thomas King. «Je bent toch niet bang, om hier van nacht te slapen vroeg de weduwe, en Rob ant» woordde«Waarom zou ik bang zijn, moeder Rosette Mijn vader heeft mij altijd goed en nooit kwaad gedaan Op die woorden streelde zij den jongen met de knokige vingers over de wangen «Je bent een dapper keteltje 1« zeide ze. En toen hij zijn avondgebed had opgezegd, en in zijn veldbed was gekropen, gaf zij hem' een stevigen nachtzoen. De kleine Rob was nu veel minder bedroefd dan gisteravond, toen Vader buiten de deur was. En zijn laatste gedachten voordat hij in slaap viel, gold de twaalf knikkers, die John van den schoenmaker hem had terugge» geven Toen Rob uit zijn slaap de oogen opsloeg, keek hij verbaasd op, want de lamp brandde nog, en Rosette zat daar aan tafel. «Hoe laat is 't, moeder Rosette Zij schrok van de stem. «Ach, ben jij 't, Rob zeide ze«slaap maar, jochie 't is nog lang geen morgen 1« De kleine koperen huisklok sloeg met schelle «agen twee uui, toen zij dat zeide. Het vuur m den haard was uitgedoofd, en voelde Rob een kouden luchtstroom in zijn gezicht. En toen hij daar het lijk van zijn vader zag: op die sombere, zwarte baar, en er aan dacht, dat hij nooit Vaders stem meer zou hooren, gaapte de geslagen wond opnieuw diep en vreeselijk Hij sprong van zijn legerstede op, en viel bibberend van de koude, de oude weduwe om den hals. Het was hem onmogelijk, een woord te uitenniets dan een hartstochtelijk gesnik ontwrong zich aan zijn borst. «Wat is het toch, Robbie zeide ze. «Ben je nu werkelijk bang? Je behoeft niet beangst te zijn, mijn jongenkijk ik ben toch ook niet bang 1» Hij snikte al maar door, haar hals kramp» achtig omklemd houdend. En toen hij eenigs» zins tot bedaren kwam, was het eerste woord, dat over zijn lippen kwam«Ik wou, dat ik dood en bij Vake was 1« Zij werd bedroefd, toen de kleine Rob deze woorden uitte. En haar stem had een klagen» den klank, terwijl zij zeide«Ben ik dan zoo hard voor je, ventje Nu voelde de jongen, haar pijn te hebben gedaan. «Ach, moeder Rosetteantwoordde hij «je bent altijd vriendelijk voor mij 1 Ik wou, dat jij ook aood waart 1 En dat we te samen in den hemel waren 1« Toen was ze weer gerustgesteld. «Tut»tut 1« zeide ze op haar ouden, drogen toon«de mensch sterft niet, als hij wil. Ga nu naar je bedje, Robbie, en ge moet maar eens goed uitslapen I Dan krijg je morgen vroeg een heet kopje melk van me, hoor met suiker 1« «Waarom gaat gij niet naar bed?« vroeg de jongen met klem, zijn tranen drogend. En hare rood gekreten oogleden ziende, voegde hij er aan toe: «Hebt gij geschreid, moeder Rosette Waarom zijt ge bedroefd «O kindl» was haar antwoord: «daar is zooveel ellende op deze wereld I zooveel smart 1» Daar lagen drie vergeelde portretten op tafel. Ze stelden drie mannen voor in visschers» kleeding, die Rob nooit had gezien. «Dit was mijn rnanl» zeide ze: «en dM waren mijn beide jongens! Dezen nacht is het jarig, dat zij alle drie tegelijk zijn ver» dronken«. «Is het lang geleden vroeg de jongen, en zij antwoordde«Zes en twintig jaar Rob zeide niets, maar hij vleide zich vast tegen haar aan. En zijn lippen kusten dat dat oude, verrimpelde gelaat. «Maar ga nu naar je bedje 1« zeide ze «toe, Robbie «Hebt ge 't graag, moeder Rosette «Ja heel graag «En zult ge wat vroolijker kijken, als ik 't doe «Ja, mijn kind1« Toen ging hij naar zijn bedje, en kroop onder de dekens als een wezeltje in zijn hol. Doch hij rees nog eens overeind en zeide: «Lach nu eens, moeder Rosette 1« Toen lachte zij het was een droeve lach HOOFDSTUK VII. De nieuwe dag brak aan. Moeder Rosette had geen oog gesloten, en zij zag er oud en afgeleefd uit. De voormiddag ging voorbij met alles te bestellen. De doode lag in zijn eng, planken kamerke, de sterke handen op de trouwe borst. En de schroeven veroorzaakten een zacht geknars, voordat zij het deksel voor eeuwig sloten. Moeder Rosette had er voor gezorgd, dat Rob in een net, zwart pak voor den dag kwam. En den jongen bij de hand nemend, volgde zij den lijkstoet. Er hing een zware nevel over het dorp, en door die grijze dampen vervoerden zes wagens de slachtoffers der zee naar hun laatste rustplaats. De sombere stoet ging zonder ge» druisch voort, en slechts de gelijkmatige stap der paarden, die op den hard bevroren grond van de dorpstraat luide weerklonk, werd ge» hoord Een lange stoet van menschen, in rouwge» waad, volgde de wagens, en Rob ging voor» aan achter den eersten wagen waarop de kist van zijn vader stond. De vlaggen kwamen, huis aan huis, uit den mist halstok te voor» schijnde vrouwen, die niet uit haar huis. houden wegkonden, stonden, de zwarte om» slagdoeken om, op den drempel hunner wo» ningen, en al door klonk het klagend gebeier der doodsklok. Er groeiden een aantal populieren ter weers» zijden der kerkhoflaan. Thomas King had dikwijls gezegd, dat de zeewind ze klein en spichtig hield, doch op dezen dag vertoonden zij zich grooter, al waren hun takken dor en kaal door den nevel, waaruit zij oprezen. En zij stonden daar als grenadieren bij den katafalk van een machtigen vorst; onbeweeg» lijk, met strengen ernst, vastgeworteld in den grond. De doodgraver wachtte den lijkstoet op aan het hek van het lage, afgebrokkelde muurtje, dat het kerkhof omringde en den doodenakker van een paar omgespitte akkers scheidde. Er stond een groote treurwilg op het kerkhof, en dicht bij dezen wilg was het graf voor twaalf drenkelingen gedolvenmet een heuvel rul zand er naast. Rob keek in den kuil. Hij was wijd en breed en diephij had zijn mond geopend, om de slachtoffers der zee te ontvangen Er werd niet gesproken, slechts gefluisterd. De menschen schenen bevreesd te zijn, de rust der dooden te storen. De nevel hield aan, en de hemel treurde. Zacht vielen de mistdroppels uit de takken van den treurwilg op de kist van Thomas King, en op aller gelaat lag droefheid en diepe verslagenheid. De leeraar trad naar vorenhij wierp een langen blik in dien somberen, akelige kuil, en toen las hij met ontroerde stem uit den geopenden Bijbel «Een gebed van Mozes, den man Gods. Heere, Gij zijt ons geweest eene Toevlucht van geslacht tot geslacht. «Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt gij God. «Gij doet den mensch wederkeeren tot ver» brijzeling, en zegtKeert weder, gij menschen» kinderen Er waren honderden op het kerkhof. Zij stonden bij de witte grafpalen, op de' graf» heuvels, dicht bij elkander, alsof ze, verschrikt door den toorn des Almachtigen, bij elkander hulp en troost zochten. Deze menschenmenigte was als een kudde schapen, die voor het onweer, waardoor ze dreigde verpletterd te worden, was gevlucht. En koud, huiverend van innerlijke ontroering, stond Rob bij dien grooten, vierkanten kuil, waarin de sombere kisten zouden worden neergelaten. Hij telde twaalf baren, en op elke baar stond een kist De doodsklok beierde zwaar en droevig boven de hoofden der menigte, en in den opstekenden wind vielen de drup» pels menigvuldiger - als smartelijke tranen - op de kisten. (Slot volgt).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 3