Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe. Eilanden. IBS U, BIGGEIMR* PUROL lagen IN HOC SIGNO VINCES No. 3272 ZATERDAG 30 OCTOBER 1926 41ste JAARGANG EERSTE BLAD. er's Pillen l.V.R. ROTTERDAM. Op den Uitkijk. Pijnlijke Kloven i 1 Jnkelijke werken Componisten nonium - iel 111e stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Adminis tratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Calvinisme en Lutheranisme. ekhandel ieer dan 20 X ireekmeel hikt voor ret. VISCH- '■erhetering ingen KERK ii. Het zal goed zijn, dat we even in de historie terug gaan, ten einde na te gaan hoe de gedachte over het Staatsgezag zich in den loop der eeuwen ontwik keld heeft. Immers ook ten aanzien van dit vraag stuk ligt in het heden het verleden en bouwen wij voort op hetgeen onze voorouders ons hebben nagelaten. Bij de studie van dit onderwerp is het opmerkelijk dat er ook hier zoo weinig „nieuws onder de zon" is. Wat wij bij eerste beschouwing nieuws vinden, blijkt bij dieper inzicht reeds eer bestaan en doordacht te zijn. Om eens iets te noemen. Wat de achttiende eeuw ons heeft gebracht aan stelsel van volkssouvereiniteit, rechts- souvereiniteit en de trias politica (de leer der machtendeeling) door de man nen der wetenschap in die dagen als de hoogste wijsheid verkondigd, als de steen der wijzen aanbevolen, men vindt het alles terug al in de klassieke oudheid. En de stelling is niet te ge waagd, dat men in dit opzicht geen stap verder is gekomen dan de Grieksche wijsgeer Aristoteles ons reeds eeuwen voor Christus gebracht heeft. Prof. Geesink noemt in zijn kostelijk werkVan 's Heeren ordinantiën, Aris toteles „de scherpzinnige leerling van Plato, na diens dood de leeraar van een in vele opzichten van dat des mees ters afwijkend systeemde schepper van de logica of denkleer, waaraan volgende geslachten eigenlijk niets nieuws meer hebben toegevoegdde heiden, aan wien niet alleen de Room- schen, maar ook de Gereformeerde, ja zelfs de Mohammedaansche dogmatiek haar fijne onderscheidingen danktdien de midJeneeuwsche Scholastiek kort weg „de wijsgeer" noemt; en die het voor Voetius en het meerendeel der 17de-eeuwsche theologen, voor zoover zij aan wijsbegeerte doen, nog is". Hoe dacht zich de oud-heidensche school, waarin de reuzengeest, Aris toteles nummer één was, zich de grond slagen van het Staatsgezag? Men vindt er een zoeken naar de synthese, naar de hoogste eenheid. Bij alle gebrek aan licht dat het geopen baarde Woord Gods ons schonk, be grepen deze wijsgeeren toch, dat alle dingen die zijn, in hun oorsprong toch te herleiden zijn tot één ding, dat alle lijnen, hoe verscheiden en onderschei den, hoe tegenstrijdig en dooreen war relend ook, in hun aanvang en in hun einde een synthetische eenheid moeten vormen, waaruit zich alle ding dat is verklaren laat. Bij Plato en de oud- Grieksche Stoicijnsche wijsgeeren treft men dan ook reeds aan een natuurwet (lex naturalis) die moet worden be schouwd als het laatste ordeningsbegin sel in de gansche schepping. Dit or deningsbeginsel wordt nu ten grondslag gelegd bij de beoordeeling van alles wat de denker zich tot object van onderzoek verkiest. Nu was er natuurlijk een groot on derscheid bij de verschillende klassieke wijsgeeren in de vaststelling van het karakter van dit ordeningsbeginsel. Plato is de idealistische wijsgeer, die de stof, het materialisme negeert, de Grieksche Stoa daarentegen was puur materialis tisch getint. Het is te begrijpen dat waar het ordeningsprincipe zoo geheel uiteen 'iep, van zelf ook de levens- en wereld beschouwing dezer onderscheidene wijs geeren tot een verschillend resultaat leidde. Hoe werd nu in die heidensche na tuurwet het Staatsrecht gefundeerd? De Stoicijnsche school ging uit van de ijzerharde ethiek, dat alles is onder worpen aan een allesbeheerschende wet van oorzaak en gevolg. Bij deze Grieksche Stoa leidde dit beginsel echter nog niet tot demoralisatie waartoe dit later wel geleid heeft. In hun wijs begeerte vond men nog de moraal, een leidende verheven gedachte, die den wijze afhoudt van het toegeven aan zijn zinnelusten en hartstochten en die hem opwekt met ijzeren volharding te streven naar een leven geheel conform aan de vastgestelde natuurwet. Dit was ook het leidend beginsel op het gebied van het recht. Aan den wijs geer was de eisch gesteld het positieve recht te formuleeren overeenkomstig de eeuwige beginselen in de natuurwet met haar causaal-materialistische op vatting, opgesloten. Een andere richting echter ging Aris toteles uit. Deze denker had een bizondere studie gemaakt van de biologie, de leer van het organische leven in menschen, die ren en planten, en bij die studie had hij ontdekt, dat alles zich beweegt naar één einddoel en volgens deze natuur wet streeft de stof naar zijn volmaking. Dit is de wet der teleologie (van het Grieksche woord telos of doel). Men ziet dat de denkers der grijze oudheid evenals wij in onzen tijd reeds ge worsteld hebben met de levensraadselen en op hun wijze een oplossing gezocht hebben. De leer der doelmatigheid benadert onze Calvinistische levens- en wereldbeschouwing, alleen is er dit allesbeheerschend onderscheid, dat men daar alles betrok en deed uitloopen op den mensch zelve als einddoel, terwijl wij beleiden dat alle dingen die zijn, gemaakt zijn tot verheerlijking van den Almachtige, Schepper van Hemel en Aarde. Op het gebied van het eindige was dus volgens Aristoteles, de mensch het eind doel, waarnaar de geheele lagere schep ping volgens de teleologische natuur wet streefde. Al het lagere is aan de menschelijke behoeften dienstig. Maar nu kan de mensch zelf in een geïsoleerd leven zijn hoogste goed, de zedelijke volmaking niet bereiken. En daarom is hij aangewezen op de ge meenschap. Ieder mensch heeft dus te streven naar een maatschappelijke sa menleving, en deze samenleving is de Staat. Dus is voor Aristoteles de Staat het hoogste, de volmaakte gemeenschap opgebouwd uit de biologische cellen van gezin, familie, stam en geslacht die allen organisch op elkander zijn aan gewezen. In dezen gemeenschapsstaat moet nu de mensch komen tot zijn einddoel, de gelukzaligheid, de moreele volmaaktheid. De doelmatige noodwendigheid van den Staat construeert Aristoteles dan in zijn taak om dwingend naar het eind doel te stuwen. En zoo wordt dus ook het Staatsrecht dienstbaar gemaakt aan het doel der zedelijke volmaaktheid der burgers. In dit stadium stond de leer van het Rechtsgezag toen het Romeinsch im perialisme de wereld veroverde. De Romeinen hebben op dit stelsel voortgebouwd. Het streven naar de wereldheerschappij, als het grootste doel van zijn staatsgemeenschap beschou wend, doordrong hun rechtsbeschou- wing. Tot dusver bleef dus de synthetische beschouwing aller dingen gehandhaafd. Maar dan komt de Christelijke Kerk met haar leer van zonde en genade. Dat bracht in een nieuw stadium. Men gevoelt dat hiermede een ken tering moest komen in de opvatting van het natuurlijke leven. In 't begin wist de Christelijke Kerk niet goed hoe zij haar houding moest bepalen ten aanzien van deze gewichtige materie. Ten deele stond men vijandig tegenover het natuurlijke leven, dat immers geheel door de vloek der zonde verbogen en verbasterd was. Eerst bij de ontwikkeling der Roomsch- Kath. Kerk komt men tot een eigen levens- en wereldbeschouwing, een be schouwing die Rome tot op dezen dag gehandhaafd heeft. Wat houdt deze beschouwing in Daarover in een volgend artikel. verzocht en geneest rad men i 'Pijnlijke Kleven Hoeden- en Pettenmagazijn 1 Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— hij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. EL ITTERDAM vertering, gebrek Drtsigheid, duize» binnen enkele eens en ge zult crijgbaar i 60 ct. kMZOOEVEN 5e DEEL: gebonden. >ven genoemde UUMPHALIS, )ALE»HOEVE, gebonden. fS' l n BILEUM. lie zich nu als Inbrengen van aet men echter ven, deelt men Int verbonden. dichtingen ver» den uitgever Een mooie Vergadering. Wij hebben Woensdagmiddag j.l. een mooie vergadering gebad. Een flinke opkomst en een leerzaam referaat. De Heer Den Ouden sprak over de ver» houding van Kerk en Staat. Een onderwerp dat een belangrijk stuk van onze politieke actie beheerscht. Hoeveel misverstand bestaat er niet over deze stof! Laat ons met de duidelijke uiteenzetting, die de Heer Den Ouden gaf, nu onze winst doen. Tegenover alles wat zich principieel verzet tegen de Calvinistische beschouwing dient ons beginsel helder belicht te worden. Reclame-Mededeelfngen. 40 cent per regel. die fieertijkvari aeur en smaak.en wchgoedkoop ia K.OFFIE..DE PAUW" Vrijdag 22 dezer herdacht de Amsterdamsche Tram»Harmonie haar 20»jarig bestaan. De ontvangst ten stadhuize: Burgemeester De Vlugt bezichtigt het vaandel. Er is zooveel onkunde, zooveel verwarring van begrippen. Er moet dus veel worden recht gezet. Dat is het werk van onze plaatselijke pro» pagandisten. Bovendien hebben we gehoord waarom het bij de Statenverkiezingen het volgende jaar zal gaan en wat er op spel staat. Onze kiesvereenigingen weten wat zij ook in dit opzicht in de komende maanden te doen hebben. Slechts wanneer wij alles gedaan hebben wat onze hand vindt om te doen, moge wij de zegen des Heeren op ons werk verwachten. Nadruk verboden. Isaac da Costa. II. Mensch en dichter. Zelden bad iemand schitterender gehoor Neen, adel staatslieden, legeraanvoerders, pilaren van beurs en geldmarkt, waren er niet veel. Maar wèl was er de adel des geestes, de vorsten en prinsen in 't Rijk van Kunst en Wetenschap, mannen, die binnenslands met eere werden genoemd, van wie niet weinigen internationale vermaardheid verwierven, «De bloem van die dagen*, wis er, verze» kerde Everardus Potgieter, die spaarzaam was met zijn lof en eerst na strenge keur iemand tot de grooten rekende. En aller oog is op één man gevestigd Isaac da Costa na veeljarig zwijgen, zou wederom opheffen zijn spreuk, weer doen schallen zijn zing. Men vertrouwdehet zou iets goeds zijn. «Edel bloed* verloochent zich óók niet in 't Rijk«der«Poëzie en voor déze doorluchte vergadering in dit historisch moment zijns levens, zou Da Costa ongetwijfeld het hoogste geven, dat zijn kunst vermocht. Doch er wiren er, die twijfelden Zeker, in de twintiger jaren had «de ge» doopte Israëliet* zich als een waar dichter doen kennen en zijn talent had zich heerlijk ontplooid. Niemand die dit dorst tegenspreken. Daaraan vooral dankt hij ook zijn opname in dezen kring. En al zou er ook nooit meer één dichterlijk bloemken in zijn hof hebben gebloeid, toch zou deze door wat er reeds stond, een Tuin»der»Dichtkunst gebleven zijn. Maar nu zweeg hij, vele jaren reeds. Ja, af en toe een album» of een tijdschrift» versje, of een berijmden dankbrief, ómdat hij nu eenmaal als dichter bekend stond en wie waarlijk dichter is, altijd wel een meer.dan» draaglijk vers maakt Maar zou hij zich kunnen verheffen tot de hoogte van voorheen, om nu maar geheel te onderdrukken de ietwat pijnlijke vraag, of hij zou kunnen geven de vrucht van een gerijpt, veredeld talent? Zoo woelden de gedachten door veler hoofd. En dan kwam daar nog dit bij In de zwijgjaren viel zijn ommekeer, zijn overgang. Niet alleen tot het Christendom, maar tot de «secte die overal tegengesproken wordt*, van wie hij een der erkende leidslieden, stel» lig der woordvoerders is. In gemoede, vreesden velen dit heeft zijn kunst geschaad. Van de vele vogelen in de dichterlijke kooi, heeft bij hem één de boven» toon, vrijwel den alleenzang verkregen, dat moet wel eentoonig worden in 't eind. En dan zou dezen morgen een teleurstelling zijn «Kan uit Nazareth iets goeds zijn en Wordt er de cultuur van Judea niet door een 41 te gerekt verblijf verburgerlijkt, verdorpeld, verkild, versteend? De schare nu zit neder, en wicht. Neen, mijn pen kan hier gevoegelijk rusten, 't Zou slechts wat proza zijn, vergeleken bij de geestdriftige verzen, die een kenner en criticus van den eersten rang, toehoorder te» vens, aan dien gedenkwaardigen ochtend uit Da Costa's leven ik vroeg er bij en zal 't later verklaren en bewijzenaan die belangrijke ure in den levensgang der chr. historische richting, der antirevol partij heeft gewijd. Potgieter, twintig jaar later, dus waarlijk niet onder den eersten, overmeeste.enden in» druk, zong O, morgen 1 waarop ons de wellust gebeurde Getuige te zijn van 't herrijzen dier zon, Die langzaam den sluier der nev'len niet [scheurde, Wat wist zij van worst'ling? die rees en ver» [won 1 O, morgen I de roemrijkste stonde zijns levens, De lof is te lauw voor zoo god'lijk een gloedl De roemrijkste zege onzer zanggodin tevens, Wees, heerlijke erinnering, wees driewerf ge» [groet 1 Hij „zingt, en niet enkel de bloem van die [dagen. .4 De gunst en de kepnis, vergaderd in 't koor, Voelt nauwlijks zich weer op die golven ge» [dragen, Of ze is bij 't melodische voorspel reeds oor Bedenk nu, eer ik verder ga, wie Potgieter was. «Regt en SIegt«, als Hooft, maar anti»calvi» nist als dezel Niet de Reformatie, maar de Renaissance had de liefde van zijn hart. David Coornhert, Raclamo-BMadedeelIngen 40 cent per regel. VOOR ELK Z'>' KEUS '1 uu' #1 Kipstraat 85«87 CS Rotterdam S®r ZIE DE 5 ETALAGES Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87 Aanbevelend, J. HENIGER Jr. niet Marnix was zijn man. Niet in Groen van Prinsterer, maar in Thorbecke, zag hij den leidsman van den nieuwen tijd. Nu ik hem toch aanhaal, luister maar: Tosn d'ure der hervorming sloeg, Toen 't nieuwe leven leiding vroeg. Toen vragen voor den vroedste rezen, Was tweede Willem groot genoeg, Te kiezen, wien de tijden wezen 't Verstand, dat diepte aan klaarheid paart, De deeglijkheid, vertrouwen waard. Het hoofd, dat ied're School der Ouder En eiken nieuw'ren Staat doorzocht; De hand, die nog het roer zou houden, Wanneer beginsel buigen mocht. Er wordt geen naam genoemd, maar«Dit is Johannes Rudolph Thorbecke*, zou zelfs Jantje in zijn «Kladschrift* hier weten onder te zettenik wil maar zeggen Potgieter, hoe nobele geest ook, zal niemand kunnen verdenken pluimstrijkende woorden te gebruiken, omdat het Da Costa goldtl Welnu, hoor dan nu nog, hoe hij den indruk teekent, dien de voorlezing van Da Costa's «Vijfentwintig Jaren* heeft gemaakt op de «bloem van die dagen*. «Verklaar bij deez' menigt 't verbazender [wonder Hoe schoonheid het stagste gemoed over» [heerscht 1 Haar schepping, die 't ongeloof dreigt als de [donder. Dat ongeloof echter niet tot eenheid bebeert Zij 't hart van den bittersten vüand verovert, 't Verrukkent beschaamt, 't overtreffend ver» [zoent, En 't westelijk Euroop zou hebben betooverd, Had slechts buiten Holland zijn taaltak [gegroend. De cursiveering is van mijze geeft de aanknooping met hetgeen volgt. Het jaar 1840 is een keerpunt geweest in da Costa's leven en met name wat betreft zijn arbeid als dichter en gelet op zijn kunst en dat keerpunt heeft beteekenis gehad voor de ontwikkeling der antirevolutionaire partij. Dat is het, wat ik met de stukken aantoo» nen wil.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 1