4 m Ruwe Huid De Schipbreuk DERl>E BLAD Zaterdag 23 Oct. 1926. No. 3270. Eilandenstem. Kerk en School. FEUILLETON Land- en Tuinbouw. Een verhaal van het Scholsche Strand de schrik'en een teskoor is samen» ideweg, Voorzits» iresse en Mej. K. Tot Directeur is Dorst is tot lid :is benoemd dhr. Imissie voor de te vond een viertal komen houden |er P. Bergmeijer, gewezen lid van [opt D.V. 17 Nov. der Herv. Kerk Ied.»Indië». Deze lijkt door eenige ezing over vreem» e. lantaarnplaatjes [baar hulpmiddel. >on de gesproken ïer van R. U. te ptorandus in de L. Penning, be» igen over Afrika, aber, Januari en houden. Data |en zullen nader (den, zullen voor» 1,50 voor de 4 zijn bij de boek» P. Sluij, welke belangeloos be» erden verscheept balen peen en llege van zetters van der Sluys en de Roode Kruis» ;en a.s. Maandag» dhier een verga» oren in het jaar tot een afd. van Irkrijging van een vit leghornfokker irie ingezonden ionalen Legwed» •en door de Kon. twee diploma's :n 200 eieren in Eindrapport van in de klasse gezonden en was eieren per hen. die klasse 267, gemeester dezer avoorziene om» igmiddag van ingezetenen t. slooten in den Ireischte breedte at is één maand verwijzen we van bieten en ruimte werd het •e »Puttershoek« s der Koningin in het College ecte Belastingen Boer en J. van lulpkantore de ;taald. uur zijn in de s geplaatst. Zeer Ts. Isclub «Herkin» ar aan de beurt irz.) en P. Ho» ^komen: E. M. van Rumpt eqj K. Soeteman L. van Beek en zijn door den erbenoemd tot Itters. .*n keuring der kstier «Andries eigendom van alhier. Eren Louter en aet Nederland» de volgende ijs J. A. van ia 8 No. 105123 dgenaar M. den A. Kort, alhier. )8S94 R. v. J. V. [fokker M. den gemaakt, dat (etenen zal zijn Vrijdag van aeentehuize. en Heer Com» provincie zijn belastingen be» :n J. M Kreeft. aheden in de Lodder nemen welk heel wat :hiedt. puwer C. F. is .jvordt ten post» betaatd. kvereen. heeft Jan Meijer in komst is voor ten .en in het oonachtig. De itald bij Kom» :!ang raden we dt en nog geen niging is, zich af bij de bok» (veemarkt eerst •dt, waren er circa 20 stuks en Donderdag iggen handel; aardappelen blauwe soort aing prijshou» itduinen is het Wi Zl Het Lied. II. Vorige week heb ik onder meer gewezen op het kinderlied als gevolg van de rytmische bewegingen van vele kinderspelletjes. Daaromtrent heb ik eenige menschen hooren zeggen«Wat een flauwiteit is dat om zulke versjes aan te halen«. Daar heb je 't. Die schijnbaar onnoozele versjes worden niet begrepen. Vele menschen achten zich te groot om eens heel eventjes af te dalen in een kinderlijke omgeving. Men begrijpt niet waarom zulke liedjes als ik genoemd heb een reuze.aantrekkingskracht uitoefenen op de kinderzieltjes. Men snapt ook niet dat zulke versjes de kinderfantasie laven, dat kinderen zich voorstellingen maken in verband met die versjes en welk een his» torische achtergrond er achter ligt. Vroeger reeds, vertelt ons de Bijbel speelden de kinderen hun spelletjes op de markt, speel» den ze »bruiloftje« en «begrafenisje», zongen daarbij vroolijke of treurige liedjes en gingen zoo in hun fantasie op dat ze het den anderen kinderen kwalijk namen, wanneer ze niet mee wilden jubelen of treuren. En bij zulk spel mogen we gerust eens even stilstaan en eens even inleven in de naieve gedachtengang der kleinen. Stop 1 Ik dwaal af. Dadelijk ga ik nog over pae» dagogiek aan 't booraen en daar heb ik net zooveel verstand van als een boer van saffraan. Ik wilde alleen maar even het kinderlied recht» vaardigen en er op wijzen dat we daar in geen geval laag op neer moeten zien of het «razend flauw» vinden. Gewoonlijk zijn het best bekend de «straat» liedjes«. Al kent men hier op de eilanden niet da» delijk de «nieuwste mop«, zoo een paar «mop» peo« ten achter fluit en joelt en galmt men ze toch even hard mee als in de meer «ver- ichte stad«. ^Ga van die liedjes nu eens het gehalte na. Voor het meerendeel zijn ze profaan. Of vies. Of leelijk. Of onzinnig flauw. Maar het is een hoepla»wijs of een melan» cholisch zeurige dreun en dat gaat er in als vet. «How do you do is een van de nieuwste creaties op dat gebied. «Houd je maar doe«, galmt de halve Flakkeesche jonge wereld. 't Is een bespotting. Men weet niet meer wat men zingt. Als het maar een wijsje is met een paar woorden. Of die woorden niet bij elkaar passen, dat is minder. Schreeuwen maar, jongens 1 En dat is het eigenaardige, of die liedjes nu al flauw zijn of dubbelzinnig of melan» cholisch of soms met een tintje vroomheid, men galmt ze. Alles wat de moderne verzen» makers maar believen in elkaar te prutsen dat neemt men over. Voor het meerendeel is het zwijnderij. Een enkel exemplaar er van kunnen we uitzonderen maar verder is het larie. Maar ze móéten gezongen worden en vele jonge menschen nemen het niet»kennen van «de ■ieuwste mop» op als een soort onvergeeflijke hterlijkheid en de conservatieve mensch op dat gebied draagt de titel van «saaie vent« of «dooie pier». Het behoeft wel geen betoog dat dergelijk conservatisme verre te verkiezen is boven het laakbare meehollen met alle onzinnigheden dienaangaande. Dat komt in onze kring niet voor, zult ge zeggen. Toch wel Het is een zuurdesem die overal doorwerkt, evengoed in onze kringen al overal elders. Het is een gif, waarvan gedronken wordt door de «spes patriae» van elke soort. Daarom moet een tegengif gegeven worden. Dat is er wel. De Jeugd wil zich uiten, dat is duidelijk, door zang en muziek en wel verre van dat te verbieden moet ze juist andere kost ge» geven worden. Waar blijven toch die oude volksliederen, die vaderlandsche gezangen, vol van liefde tot God en het Vorstenhuis, tot land en zee Men hoort ze zoo weinig meer. Jong»Holland moet z'n land bezingen, z'n mooie historie, z'n helden«voorvaderen, het moet God eeren door te erkennen Zijn lei» dende hand in de geschiedenis. Over dat volkslied, volgende maal. D. VANDERES. Lager Landbouw.onderwijs. KORT VERSLAG van het verhandelde in de bestuursvergadering van 7 October 1926 onder voorzitterschap van den EdelAchtbaren heer P. van Schouwen. Afwezig zijn de heeren Sieling en Lodder. De Voorzitter opent de vergadering met een korte toespraak waarna de notulen der vorige bestuursvergaderingen worden vastge» steld. De Voorzitter deelt mede dat het aantal leden is gestegen tot 82 persoonlijke, alsmede één vereeniging, terwijl thans reeds 27 leer» lingen zich hebben aangemeld. Deze vergade» ring is vooral daarom bijeengeroepen om de in Algemeene Vergadering vastgestelde stukken te teekenen, n 1. de Statuten, het Huishoudelijk Reglement voor de vereeniging, het Huis» houdelijk Reglement voor de school, de school» geldregeling. Voorts wordt vastgesteld en geteekend het verzoekschrift aan H.M. de Koningin, het adres aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, met een memorie van toelichting, voorts worden de van Handen en Gelaat verzacht en geneest men zeer spoedig met Doos 30, Tube 80 ct. PUROL teekening van het schoolgebouw en van de woning van het te benoemen hoofd overgelegd en bepaald dat de stukken door den Secretaris persoonlijk zullen worden bezorgd op het Departement van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, waarbij een en ander nog nader kan worden toegelicht of verzocht. Er wordt gewezen op den toevalligen samen» loop der omstandigheden waar het in Mei 1927 juist 30 jaren zal geleden zijn dat de Flakkeesche Boer nbond opgericht is geworden. Wanneer dit herdenkingsfeest mocht worden bekroond met een landbouwschool dan zou Flakkee kunnen worden geluk gewenscht met zijn centrale organisatie. Het aantal leden hoewel bevredigend beantwoordt toch niet geheel aan de gestelde verwachtingen. Tal van vooraanstaande ingezetenen in onze besturende en administreerende colleges houden zich nog afzijdig, terwijl deze groep vooral een bijzon» deren steun zou kunnen zijn voor deze onder» wijsinrichting. Zou de Flakkeesche landbouw zich op den hoogen trap van cultuur willen handhaven, dan zal deze zich met meer energie dan tot nu toe op het volgen der lessen van de wetenschap moeten gaan toeleggen: Nu reeds wordt grondbewerking en verbetering bemestingsleer, werktuigkunde, motorkennis, selectie en plantenziekte niet zonder succes beoefend en toegepast, terwijl dit door ge» makkelijker voorlichting en door meer weten» schappelijke vorming zeer zou worden vereen» voudigd en vergemakkelijkt en tot volmaakter resultaat zou leiden. De contributie a f 1,— per jaar kan voor niemand een slagboom zijn om tot dit onontbeerlijke instituut toe te treden. Nadat niemand meer iets in het belang der vereeniging had mede te deelen, wordt de vergadering door den Voorzitter met woorden van dank voor de betoonde belangstelling en medewerking gesloten. De Secretaris van de vereeniging «Laget' Landbouwonderwijs* A. W. KEIJZER. Herkingen, 12 October 1926. DADER DES WOORD. In de eerste helft der negentiende eeuw' heeft in Denemarken een man geleefd, die door zijn diepzinnige gedachten, neergelegd in fijn.geestige vormen, een grooten invloed op zijn tijdgenooten heeft uitgeoefend en wiens werken nog heden ten dage tot de le» vende wereldlitteratuur behooren. Ik bedoel Sören Kierkegaard, van name misschien ook den lezers van ons blad niet geheel onbekend. Het is hier de plaats niet over 's mans leven en werken te spreken, maar wel om te ver» talen wat hij in een zijner geschriften zegt over den «dader des Woords». Stel u een jongeman voor, die een brief van zijn meisje ontving. Zoo dierbaar als die brief voor dien minnenden jongeman is zoo dierbaar is naar ik mag veronderstellen u Gods Woord. Zooals hij zijn brief leest zóó leest gij Gods Woord. Maar laat ons nu eens aannemen, deze min» nebrief bevat niet alleen, zooals het bij zulke brieven gewoonlijk gaat teedere uitingen van liefde en verlangen, maar de geliefde doet ook een verzoek aan haar minnaar Ondersteld er wordt veel, zeer veel van hem verlangt, grepene volbrengen, dan zal ik wel eens zien, hoe het met dat andere zit. Dat wil dus zeggen bij het lezen van Gods Woord wordt ge oogenblikkelijk door wat ge verstaat, gebon» den en tot gehoorzaamheid verplicht. Al was er ook maar een plaats U duidelijk, dan moest gij beginnen daarnaar te handelen. Dan moet ge niet werkloos neerzitten en over de duistere plaatsen twisten en piekeren. Neen, ea heen en doe wat gij ziet dat u bevolen is Wat zou het meisje wel tegen den verloofde zeggen, die op déze manier tot haar kwam ik begreep enkele dingen niet in jouw brief: ik ben daarover gaan nadenken en ik ben er nog mee bezig en tot de wenschen, die ik wél begreep, heb ik gezegddat laat ik maar rus» ten, totdat ik het andere ook begrijp We willen nog even bij ons beeld blijven. De jongeman leest de brieven van zijn be» minde in de eenzaamheid Leest gij ook Gods Woord in de eenzaamheid Durft ge wel met Gods Woord alleen te zijn. Het is een lastig boek om er alleen mee te zijn. Op de eerste de beste bladzijde die ge opslaat, vraagt dat woord U niet alleen verstaat ge wat ge leest maar ookdoet gij wat gij leest En dan, dan Ja, dan zijt ge gevangen, want dan moet ge óf terstond dkder des woords worden if ge wordt terstond breker des Woords. Daar tusschen is geen derde. De veel besproken diplomaat Lord Byng arriveerde 6 October te Londen van zijn reis naar Canada, waar hij wordt opgevolgd door Lord Wellington als Gouverneur»Generaal. zooveel dat men zich (zou een buitenstander zeggen) nog wel eens bedenken mag. Is dat te veel voor hem Weineen 1 De verliefde jonkman springt, zoodra hij de wenschen zijner geliefde vernomen heeft, di« rekt op en haast zich om te doen wat ze van hem verlangt Als nu na eenigen tijd de twee gelieven elkander ontmoeten en het meisje zegtmaar dat heb ik heelemaal niet van je gevraagd je hebt bepaald mijn brief niet goed gelezen« wat dunkt U, mijn lezer, zou die jongeman spijt hebben, dat hij zoo haastig erbij was om de wenschen zijner verloofde te bevredigen en wat dunkt u, zou hij zóó zijn meisje minder bevallen Denk u een echt flinke, fiksche jongen. Toen de onderwijzer het werk voor den vol» genden dag opgaf, zeide hij erbij ik wil nu eens zien, of jullie de zaak nu morgen eens goed in orde hebt.» Dat heeft op onzen knaap een diepe indruk gemaakt. En nauwelijks is hij uit school of hij gaat aan het werk. Nu hij echter achter zijn boeken zit, merkt hij, dat hij niet recht meer weet, hoever hij leeren moet. Niet erg, hij wil morgen de zaak in orde hebben en hij leert tweemaal zooveel. Meent ge, dat de onderwijzer morgen zwart kijkt omdat de jongen teveel gedaan heeft? Maar dan dat andere vriendje, van dezelfde klas. Die weet ook niet hoever hij precies met het leer n van zijn les gaan moet. Als hij dan thuiskomt werpt hij zijn boeken in een hoek en zegtMoe, ik moet bij de jongens vragen wat ik leeren moet. Hij gaat naar een vriendje een intimus die een heel eind weg woont die weet het gelukkig ook niet. Met zijn beide gaan ze dan naar een derde, die niet thuis is. Een vierde is ook niet thuis waar wel diens broer, die juist nieuwe konijnen gekregen had. En daar bleven ze toen hangen heel den kosteliiken avond. En toen hij thuis» kwam had bij niets vernomen en nog minder iets geleerd. Brengt dat alles nu eens over op Gods Woord. Merkt ge, dat uit dat Woord een wensch, een bevel een gebod tot u komt dan fluks niet gedraald gaat f een en doet het, wordt alzoo daders des Woords en wees niet bang dat ge te veel doet. Maar, zegt ge, er zijn zooveel duistere plaat» sen in den Bijbel er is zooveel wat ik niet begrijp. Wel, ik antwoord u: zorg dan dat gij eerst die geboden volbrengt, die ge wél begrijpt. Zoo zou toch ook die minnende jongeman doen, als hem naast iets onbegrij» pelijks ook iets duidelijks gevraagd werd, dan zal hij zeggen"! kom, ik moet eerst het be» Ja, met Gods Woord eerlijk alleen te zijn. is heel moeilijk. Het is een uiterst veeleischend boek. Geeft men het een vinger, dan neemt het de hand. Geeft men het de hand, dan neemt het heel den mensch met geheel zijn verstand en ziel en hart en alle krachten. Het vraagt alles of niets. Dader des Wooids worden wil zeggen alles geven. Want indien ge niet alles geeft, dan geeft ge niets. v. D. [Schied. Kerkbl.] LIJST 9 van de 48ste Jaarcollecte voor de Scholen met den Bijbel. Transport van lijst 8 f 28755.1572 Thesingef 175.75 ,t Zandt (Gr.) f 207.— Blij af 122 65 Heegf 167.16 Oosterzeef 66,05 Nieuwe Krim (Dalerpeel) f 35.— Zuidlarenf 130.4872 Langeslag c af 59.28 Rouveen (Geref. Kerk)f 60.65'/g Ambt»Vollenhove (Heetveld) f 81.— Edef 759.22 Opheusdenf 114.80 Renkumf 69.56 Vreelandf 114.- IJ muidenf 190.65 Goudriaan f 110.75 Moerkapellef 203.— Mijnsheerenlandf 41.40 Noorden (Z H.)f 149.25 Ouddorp (Ned. Herv. Kerk)J f 108.7772 Ouderkerk a/d IJsel (Kerkcoll.) f 127.80 Pijnacker (Geref. Kerk) f 80.67 Axelf 269.80 Heerlen (Kerkcoll.) f 13.34 Maastricht (Geref. Kerk) f 14.87 Totaal van 225 Loc. Com. f 32228.07 LIJST 10. Groningenf l955.6V/2 Hoogkerkf 245.10 Siddeburenf 291.— Baijumf 17.65 Idskenhuizen c.af 79.47 Praesens met Moddergat f 42.01 Schettens (Kerkcoll.)f 97.4872 Assenf 308.05 Koekange f 63.69 Rodenf 201.— Blokzijl f 60.25 Steenwijkerwoldf 65.50 Nijmegen (Geref. Kerk) f 55,94 De Biltf 152.39 Harmeienf 154.1272 Laren (N.H.)f 116.— Wormerveerf 119 0472 Elshout f 68 60 Leerbroek (Kerkcoll.)f 53 60 Schoonrewoerdf 103,90 Kapel'e<Biezelingef 80.— Kamperlandf 165 80 Krabbendijkef 124.30 Fijnaartf 186 15 Nieuwendijk (N.Br.)f 127.31 Totaal van 250 Loc. Com. f 37162.05 Van deze 25 Locale Comité's zijn er 15, waar de collecte, vergeleken bij 1925, gestegen is. Ik hoop nog eens een lijst fe kunnen pu» pliceeren, die enkel stijgingen vertoont I Gro» ningen steeg met f 160 en bereikte bijna de f 2000, en Fijnaart steeg met f 67, d.i, nog meer dan Groningen, want de stijgiDg was er meer dan 50 pCt. Mr. J. TERPSTRA Secretaris van de Unie »Een School met den Bijbel Losse gedachten over opvoeding. Wanne.r gij een nieuw huis zult bouwen, zoo zult gij op uw dak een leuning maken opdat gij geen bloed- schuld op uw huis legt, wanneer iemand, vallende, daarvan afviel. Deut. 22 8. Wat was dat een artistieke smulpartij, toen ik 's avonds in de oude synagoge, vlak voor den rabbi zat met zijn kranigen, magnifleken Jodenkop, met dien gebogen adelaarsneus en de koolzwarte oogen, gloeiend van goud licht en hij Israël leerde uit Deut ronomium 1 En wat een taal 1 Vorstelijk als Jesaja, heet als een slechts even aan den bovenkant afge» koelde lavastroomvol oostersche beelden, maar gespeend aan oostersche platheid, door zijn aanraking met Westersche beschaving en smaak ontzettend in zijn toorn over Israels afwijking van de voorvaderlijke traditievol manelijke kloekheid, kracht en kiem 1 Dien avond blijft voor mij een eenige, een se' oone commentaar op het Oude Testament. Thuis gekomen, was ik ongelukking, ongelukkig, omdat ik geen Israels was en geen macht be» zat om diens «Wetschrijver» te evenaren on» gelukkig, dat ik Rembrandt niet was en mach» teloos om dat verrukkende oogenblik vast te leggen in altijd durende schoonheid I Wat is dat vreemd, zoo'n matelooze, onbe» hoorlijke, heete begeerte onder een sober scboolmeestersjasje. 'k Vraag excuus, dat ik u een oogenblik met mijn eigen ziel bezig hield. Ik zal me beheerschen en over opvoeding schrijven. Onderwerphygiënie. Met welk een buitengewone zorg heeft toch God het leven omringd en hoe langer ik er over denk, hoe vreemder ik het vind, dat er menschen zijn, die uit echte godsvrucht we willen het wel aannemen de hygiëne verwaarloozen. 't Is vreemd, het strijdt met zichzelf, het is een onoplosbare paradox, 't is absuurd. Misschien vind ik een verklaring in den altijd terugkeerenden afkeer van de we» tenschap die in haar hobghartigheid den een» voudige kwetst. Misschien is er een zielkun» dige verklaring, dat er menschen zijn, die tot levensleus hebben aangenomencredo qui absurdum, ik geloof, omdat het onzinnig is. De voor hen meest vleiende verklaring zou zijn, en die ik toch bestaanbaar acht, dat zij, in hun vertrou ven op God, zich maar liefst rechtstreeks aan Hem toevertrouwen. Alsof dat niet altijd zoo bleef I Ik vind het geen hoogtepunt, als een arme, die niets meer in huis heeft, bidt: Geef ons heden ons dagelijksch brood. Neen, maar als een rijke, wiens schuren vol zijn en wiens wijnpersen overloopen, te midden van al dien rijkdom, maar in het volle besef van zijn volkomen armoede zonder Gods zegen, bidt Geef ons beden ons dagelijksch brood 1 Ik vind het geen hoogtepunt, als een afge» zwoegde 70.jarige, die den jevenslast gedragen heeft, nu, eenzaam en verlaten en hulpbe» hoevend het oog omhoog leert richten, Neen, maar als een jonge man, die als een bloesemende, veelbelovende kerseboom in de Meimaand, roemen kan in zijn volkomen kracht, niet aangetast door een leverkwaal of sleepende teringziekte, vol gezond en helder verstand, maar volkomen bewust, dat de zonde alles onherroepelijk bedorven heeft en er geen leven zonder Christus bestaanbaar is, als die jonge man bidt: «Kom, Heere Jezus, kom haastelijk 1« dan, dan wordt het christendom haast een wonder. Wanneer zullen we toch leeren begrijprn, dat het geding tusschen God en ons de zonde is? We zijn altijd met alle dingen, zelfs met de middelen, die God zelf ons gegeven heeft, volkomen en alleen van Hem afhankelijk. Maar juist die volkomen afhankelijkheid ver» biedt ons God te willen bedillen en Hem een anderen weg voor te schrijven, dan dien Hij zelf bepaald heeft. En die eerste weg, dien Hij bepaald heeft, 12) door L. PENNING John's komst was voor den kleinen Rob een onmetelijke tr.iost. De schoenmakersjon» gen was groot en sterk, en met hun beiden waren zij in staat, het lyk een eind tegen de steile rots op te trekken. En toen ze dit werk hadden volbracht, zeide John «Vind je 't goed Robbie, dat ik een baar ga balen, om je vader fe vervoeren Of wil ik de wacht houden, en dat jij gaat?« «Ik zal wel hier blijven,» zeide Rob. Toen ging John. /vlaar het droeve schouw* spel, dat Rob daar achter moest blijven bij net lijk van zijn vader, vlak bij de bruisende zee, scheen hem pijn te veroorzaken. En terug» keerend op zijn schreden, zeide hij «Robbie, beste Robbie 1 Je zult zeker ook wel verdriet hebben, dat je zooveel knikkers aan mij hebt verloren - hier zijn ze terug I Houd je hand op. Robbiel» En toen Rob zijn hand ophield, telde John hem twaalf knikkers toe, niet één minder, met een edelmoedigheid, die den kleinen Rob met he diepste hoogachting voor John van den schoenmaker vervulde. Toen holde John weg, en Rob keek hem oa, totdat de gestalte achter de bocht verdween. ,n loen hij weg was, scheen het Rob toe, «sof de zoete troost, die diens gezelschap had geschonken, met hem was verdwenen. T)e sneeuwwolken kwamen opzetten, en de .rjen' die boven de zee tintelden en spran» elden, gingen één voor één onder. En Rob Lie zaten daar bij het lijk, tegen de helling aQ de rots, in somber zwijgen, terwijl de branding van den vloed met ingehouden toorn tegen den voet der rotsen beukte De jongen had het hoofd van zijn vader weer op zijn knieën en streelde die natte, kroeze haren, nadat hij den leeren band van den zuidwester met zijn klein knipmes had doorgesneden en den hoed naast zich had neergelegd. »lk houd veel van je, Va I» zeide hij«erg veell En ik zal je eeuwig liefhebben eeuwig, hoor Het uitspreken van die woorden gaf hem eenigen troost. En hij herhaalde ze telkens, dicht bij het oor van zijn vader, diens hoofd tegen zijn borst drukkend. De baar was er eerder, dan hij had vermoed, en het was een uitgelezen gezelschap, dat mede kwam de kapitein, de strandvonder en de mannen der reddingsschuit. Ook de burge» meester en de veldwachter, moeder Rosette, wier hoofdpijn was geweken, en een aantal dorpers waren mede gekomen, en allen waren verblijd dat het lijk van Thomas King was gevonden. Het deed den jongen goed, zoo» veel hartelijke belangstelling te zien en het vertroostte zijn kinderhart, toen de aanwezigen zich om zijn vader schaarden, het hoofd eer» biedig ontblootend. Rob giDg rechts van de baarvlak bij het hoofdeinde, terwijl Rosette zijn hand omvat hield. En John liep aan den anderen kant. De wind was opgestoken en deed de zwarte plooien van het lijkkleed wapperen. En er ging een zachte smartkreet op van Thomas King's eenzame woning, toen de sombere stoet voorbijkwam. Niemand zeide een woord. Maar de zee sprak. Zij zong; zij zong haar aangrijpend lied van sterven en vergaan HOOFDSTUK VI. Ze waren van plan geweest zijn vader naar de doodenzaal, de loods te brengen, doch moeder Rosette wilde er niet van hooren, en bij den ingang vgn het dorp gekomen, ver» klaarde zij met een opflikkering van hare oude oogen, het niet te zullen dulden. Ze eischte, dat haar vriend Thomas King, zooals ze hem noemde, den laatsten nacht onder haar dak zou doorbrengen, en nogmaals kwam haar ge» moed in hevig verzet, toen zij de baar in het achterhuis wilden neerzetten. De kleine olielamp wierp haar zwakken kring van licht over de groen geverfde tafel, en de plek, waar anders een lange houten bank tegen den witgekalkten muur stond, was thans ingenomen door de zwarte baar. De oude vrouw had een wit kussen geno» men van 't bed, en daarop rustte het hoofd van Rob's vader. En onder het kalme licht der lamp werd het kinderhart opnieuw getrof» fen door het gezicht van den hemelschen vrede, die over het gelaat van zijn vader lag uirgespreid. Hij kon er zijn oogen niet van afwenden en moeder Rosette evenmin. »Rob«, zei ze«het Woord der Schrift is aan je vader bewaarheid geworden«AI ging ik ook in een dal der schaduwen des doods, ik zou geen kwaad vreezen, want Gij zijt met mij Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.» Zij tastte langs de vensterbank, om haar bril te zoeken, en ze opzettend begon moeder Rosette den drie en twintigsten Psalm te lezen. Lie zat rustig naast de driekleurige kat op de warme haardplaat, met zijn oogen knippend terwijl hij in den vuurgloed staarde. En de wind, die al sterker werd, huilde in den schoor» steen. Maar zij hadden er niets van te duchten er heerschte een behaaglijke warmte in het vertrek en Rosette las met luide stem haar Psalm. Rob's hart werd er door verkwikt. Er lag in haar toon een zekerheid, een liefde en ver» trouwen, die hem vertroosten. Na de verschrik» kingen van dezen vreeseiijken dag daalde er een rust, een vrede in zijn ziel, die hem ge» heel onverklaarbaar was, en toen de Psalm ten einde was, vroeg hij met aarzelende stem «Is de Heere nu hier, moeder Rosette? Zij glimlachte zacht. «Kind was haar antwoord «waar twee of drie in Zijn naam vergaderd zijn, daar wil Hij in het midden wezen laten we bidden, Robbie Zij had hem bij de hand genomen en samen knielden zij bij de doodsbaar neer. Nu eerst besefte Rob, hoe lief zij hem had. Het sprak uit haar woorden, uit de roerende teederheid van haar stem, en zij droeg den kleinen Rob den Heere op. Zij zeide«Denk er aan, Heere, dat Rob nu een wees is. en dat gij beloofd hebt een Vader der weezen te zijn Ook smeekte zij voor zijn geestelijk heil met vele pleitgronden. Nooit had de jongen te voren geweten, dat er zooveel gloed en warmte in haar binnen ste sluimerde. Het was hem als een openbaring, als de onthulling van een zoet geheim, en de zee, die daar eergister vijf en negent'g menschen in haar koelen schoot had opgeno» men, had deze arme eenvoudige vrouw in al den adeldom van haar karakter doen kennen. «Stook het vuur nog eens op,« zeide Ro sette, toen zij waren opgerezen van hun knieën «leg er maar een paar turven extra aan. hoor Rob voldeed aan haar bevel en toen zette hij zich tusschen haar en de doodsbaar in. Hij gaf haar de éène hand, en met de andere hield hij de koude, verstijfde hand van zijn vader omvat. De wind gierde langs de hoeken van het lage huis, maar hier was het rustig. Zij waren daar met hun drieën, en niemand sprak. En de doode sliep Daarop werd een gestommel van voeten gehoord aan de deur, en een paar manren droegen de uit ruwe planken getimmerde doodskist naar binnen. Zij wilden het lijk het witte doodskleed aantrekken, doch moeder Rosette zeide, dat dit morgen vroeg wel kon geschieden, en zij wilde slechts gedoogen dat den doode de laarzen werden uitgetrokken wat een zwaar werk was, want de voeten waren erg gezwollen. Daarop zetten de beide mannen de kist in het achterhuis neer, ien Rosette schonk hun een kop warme koffie in. Zij gaf Rob ook een kopjemet veel melk en hij was de eenige die er een heel klein schepje bruine suiker in kreeg. Het was het eerste kop koffie met suiker, dat de jongen proefde. Wat smaakte dat I Hij smakte met de lippen en zeide «Moeder Rosette, mag ik altijd bij u blij. ven De beide mannen waren naburen van de weduwe. Zij wisten veel te vertellen van het» geen met de schipbreuk in verband stond. Er hadden treffende ontmoetingen plaats gehad, zeiden ze, maar de weeklachten van hen, die hun nabe^ taande in de sombere doodenloods h idden gevonden, hadden iedereen door de ziel gesneden. De geredden waren, zooals de huurlieden vertelden, diep onder den indruk Maar één man was er onder, een koopman, wiens hart als door een metalen pantser was omsloten, en die door zijn goddeiooze taal de anderen had doen ijzen. De man had al zijn hebben en houden verloren, en betreurde het, dat hij zelf niet mee naar den kelder was gegaan, zooals hij verzekerde, met een vloek er boven» op. Waarop de oude Jonathan, die wel eens wat forsch uit den ^ho-'k kon schieten, had geantwoord «Wel, vrindschap 1» had je me dat maar wat eerder gezegd ik had je met plezier over boord gegooid, hoor 1« Men kan het vreemd en onbetamelijk vinden, maar toch is het waar, dat de kleine Rob om die laatste woorden lachte, Rosette echter keek heel ernstig en zeide: j»Die koopman heeft nog nooit een blik geslagen in des Heeren liefdehart. Had hij dat gedaan, dan zou hij er anders over hebben gedacht I« De beide huurlieden gingen nu heen. «Wel te rusten, moeder Rosette 1« zeiden ze«wel te rusten, Robbie 1 En morgenvroeg om acht uur hopen we terug te zijn I» (Wordt vervolgd) I If'H

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 5