voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
K.E DUES
rvoorzienü
ongas
Fiatscn
BIGCELMR*
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO YINCES
HAAN
JIOORDZEF'
No. 3268
ZATERDAG 16 OCTOBER 1926
41STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Niet nieuw.
i
49 cent
1RDAM
Winter
te nieuwe rouge
erbuizen
ïgpalen
uwzaden
palingen, DlrHslanü
en LOOGZEEP
EiEti na - Eds (W
Op den Uitkijk.
Huisapotheek^
voor 60 centen
Rotterdam
W. BOEKHOVEN ZONEN
a.Ue stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Adminis tratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
RAAT 40
R MEUDEN
boekhouden
1818. «MM
dres
lukt 1926.
In zijn politiek testamentDe Na
rede, schrijft de groote staatsman der
vorige eeuw, Thorbecke over den plicht
van den Staat en formuleert dien als
volgt: „Een eerste wet is onthouding;
onthouding van hetgeen zijne roeping
als rechtsvereeniging te buiten gaat.
Het zijn in wezen, bestemming en mid
delen andere levensmachten dan de
Staatsmacht, welke de kerk, het onder
wijs, wetenschap, kunst maatschappelijk
te vormen en te besturen hebben
machten, in wier sfeer burgerlijk over-
heidsgebod of dwang niet te pas komt".
Ieder Anti-Rev. kan met deze for-
■"^uleering accoord gaan.
Maar dat Thorbecke dit zegt?
Inaerdaad hier treft de waarheid van
het spreekwoordals twee het zelfde
zeggen is het nog niet het zelfde 1
Toch was Thorbecke minder libe
ralistisch dan zijn volgelingen.
Het is v. Houten die in zijn „Staats
leer van Thorbecke" op het onderscheid
tusschen Thorbecke en diens volge
lingen gewezen heeft. Deze schrijver
maakt de tegenstelling tusschen Thor-
beckianisme en Liberalisme. Scherp
teekent hij het: „Even als het Bona-
partisme de parasiet is geworden van
de beginselen van 1789, zoo dreigt
het Thorbeckianisme de parasiet te
worden van de beginselen van 1848.
Daartegen te waken is plicht."
Toch lijkt ons het onderscheid tus-
g schen Thorbecke en zijn discipelen
^^raeer gradueel dan essentieel. Meer een
onderscheid in graad dan in wezen.
Zou het machtwoord van den libe
ralen staatsman Kappeyne „dan moeten
de minderheden maar onderdrukt wor
den bij de schoolwet in 1878 ge
sproken, wel zoo geheel van Thorbecke's
staatsleer vervreemd zijn?
it Is waar, Thorbecke leerde het
Christendom boven geloofsverdeeldheid
Maar het was een Christendom zonder
Christus, een Christendom zonder Gods
Openbaring. Zijn ideaalstaat was de
Etat athee, de staat zonder God.
En nu is het waar dat na Kappeyne
spoedig de kentering kwam.
Merkwaardig is wat een toonaan
gevend lid van de liberale partij, Dr.
Mees nog geen tien jaren na Kappeyne's
gevleugeld woord, bij de behandeling
der Schoolwet-Mackay sprak „Wan
neer ik voor mij bereid ben om een
conciliante houding aan te nemen, dan
komt dat niet voort uit gemakzucht,
maar berust het op een beginsel. In
welken toestand zijn wij gekomen
Tegenover den voortgang van moderne
ideeën hebben anderen, gehecht aan
het oude, zich eenigszins angstig te
ruggetrokken en wenschen voor hun
kinderen onderwijs geheel in hun geest,
een ander dan op de openbare school
wordt gegeven, en hebben den ernst van
die begeerte bewezen door zeer be
langrijke geldelijke offers".
Men ziet er kwam spoedig kentering.
Maar dit wil niet zeggen, dat de geest
veranderde.
Zou er van die „conciliante houding"
sprake geweest zijn, indien de min
naars van de School met den Bijbel
minder ernstig hun begeerte bewezen
hadden
Wij vreezen
De afstand tusschen Thorbecke en
Kappeyne is niet zoo groot.
Het is Prof. Eigenman die nog niet
lang geleden een boekske uitgaf geti
ld: „De politiek-godsdienstige anti
these, haar opkomst, bloei en ondergang".
Hierin betoogt de geleerde schrijver
dat de Coalitie haar bestaansrecht ge-
3(1 heeft. Zij was noodzakelijke vrucht
van de illiberale houding eener liberale
partij. De schrijver komt tot dezelfde
conclusie ais van Houten, dat n.l. Thor
becke's staatsleer een andere was dan
die van zijn politieke volgelingen. Al
leen is er dit verschil, dat v. Houten
het met die volgelingen eens is en
Eigenman zich stelt aan de zijde van
Thorbecke.
„Thorbecke is zijn ideaal. Thorbecke's
politiek is geweest de Staatkundige
verwerkelijking van het beginsel, waarin
de liberale gedachte haar hoogtepunt
vindt, eerbiediging van eigen en anderer
persoonlijkheid in de sfeer van de meest
ondogmatische Christelijke vrijheid." Wij
geven de gedachte van Eigenman woor
delijk weer.
Bij Thorbecke vindt men het „Chris
tendom boven geloofsverdeeldheid".
Daar moeten wij weer heen.
De natuurwetenschappelijke wereld
beschouwing heeft afgedaan. De jon
geren keeren zich weer naar den gods
dienst. En het karakter van ons volks
leven is Christelijk. De geestesgesteld
heid heeft zich gewijzigd.
Daarom is er, volgens Prof. Eigenman,
geen plaats meer voor de antithese en
heeft de Coalitie afgedaan.
„Waar het Christelijk karakter van
ons volksleven als de historische grond
slag onzer nationale beschaving in
steeds grooter kingen ter linkerzijde
erkend wordt, is het nü de tijd om
een partijformatie op een andere basis
op te trekken".
En daarbij grijpt Prof. Eigenman terug
naar de Staatsleer van Thorbecke.
Men ziet, de geschiedenis herhaalt
zich
Wat Prof. Eigenman en zijn partij
de Nationale Unie, willen, is niet nieuw,
Maar wij vreezen dat, hoe goed de
bedoeling moge zijn, de uitkomst zal
teleur stellen.
Want bij toegeven aan deze richting,
zal de geschiedenis zich ook verder
herhalen, zal de tijd van een Kappeyne
herleven.
Want Thorbecke-Kappeyne is geen
tegenstelling, het is evolutie, ontwik
keling, consequentie.
Dit Christendom boven geloofsver
deeldheid vindt zijn grondgedachte in
het Revolutiewoord bij uitnemendheid
„L'état est athée et doit l'êire". De
Staat is zonder God en moet dit zijn.
Van welk woord Prof. Fabius eens ge
zegd heeft: „Tegenover dezen kreet
uit de diepte des Satans klinke als uit
den Hemel het woord van licht en de
vloek der duisternisde Staat moet
Christelijk zijn, óf ondergaan in den
klassenstrijd van het socialisme en den
chaos der democratie".
Reclame-Mededeelinggen.
'S groot. De han»
waren dientenge»
j.l.
k slechten afloop.
;al gekocht,
er. Ter Veemarkt
24 vette koeien,
le kwal. f 1.04—
1, 3e kwal. f 0,70—
>or'.en lager. 150
500 per stuk; 95
0—f 1,20,2e kwal.
3—f 0,88 per kg.
f 17 167 schapen
kens Holl. 2e kw.
f 0,80—f 0,84,
le kwal. f 0,85—
f 150—f 225 per
sr. Ter heden ge»
aren aangevoerd
f 250-400, ikalf»
70-165, graskal»
Aan de paarden»
aangevoerd 900
waren als volgt
>t f 500, werkpaar»
len f 80—150, an«
250, eenjarige veu»
ens f 60—140, hit»
EIEREN,
ber. Eieren. Aan»
f 10 tot f 11,50,
00 stuks. Handel
>er. Kaas. Aanvoer
ks, wegende 27,675
2de soort f 44
40 k 56. Handel
AARDAPPELEN,
er. Brielsche eigen»
sche blauw f3,80—
2,60-f 2,80, dito
enheimers f 2,80—
per kin. Met be»
vraag. Zeeuwsche
ische f 9—f 11 peï
er. Aardappelmarkt
f 2,90, Zeeuwsche
ieeuwsche bl. eig.
zand f 4,50—f 4,80,
-£ 4,60, Drentsche
anvoer 4 ladingen
gewis
steeds wat er is,
s uit Rivier,
ie vindt men hier.
is u voldaan,
u hier bovenaan.
AN GELDER,
•amstation hoek om
hts.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.'
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— hij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
r
•asmniisfii iimiishiwbwk—p 9—bb—a»—a—
Telefoon no. 82
BRIEL.
NTANT.
Praktijk en voor
voor Belastingzaken
behandelen
ASCH is
a Strijklnrlchtlng
WEISS"
alle stations,
:f. 1062
zonder fleschjes) 6 pon»
an één pakje door toe»
3'/2 L. kokend water,
per pond.
i. Fabriek
Nadruk verboden.
IV. De kracht van hunne kracht.
Waf is de kracht, altijd geweest, van de
antirevolutionaire partij, zoodanig dat zij, als
ze die ooit verliest, haar eigen doodswa wel
klaarleggen kan
Het «oprechte* geloof in den opgestanen
en verheerlijkten Heiland aan Wien door den
Vader gegeven is aile macht in den hemel en
op de aarde.
«Oprecht* geloof in den Heidelbergiaan»
schen zin van echt, waar zuiver, onvervalscht
genomen en waarmee allerminst bedoeld wordt
tegenstanders onaangenaam te zijn, als zou»
den die door ons »onloovig« worden aange»
zien, doch waarmee van de antirevolutionaire
partij getuigd wordt dat zij met dit «oprecht*
geloof staat en valt.
«Historisch* geloof alleen is hier niet vol»
doende.
En of ge nu Kuyper neemt aan 't eind, of
Groen in 't midden, of Bilderdijk aan 't be«
gin der negentiende eeuw, elk op zijn eigen
wijs noemen en roemen ze dat «geloof* als
de kracht, de eenige kracht, die in staat is op
den duur een dam op te werpen tegen de
beginselen der Revolutie en tenminste een
eigen terrein te omdijken en veilig te stellen
tegen haar rumoerig golfgeklots.
Ook Bilderdijk liet zich op deze wijze hoo»
ren.
En hoe dichter zijn einddag naderde, hoe
klaarder 't geluid werd zijner bazuin.
In die laatste periode zijns levens gaf hij
o.m. een vertaling van een werkje van Th.
Chalmers«Bewijs en Gazag des Christelijke
Openbaring« waarbij hij 'n «Narede* schreef.
Daarin liet hij zich als volgt hooren
«Zekerlijk is het Geloof eens Christens
iets meer, iets geheel anders, dan te geloo»
ven dat de inhoud van de Evangeliën in
waarachtige gebeurtenissen bestaat, en dat
zij waarlijk door de Schrijvers, op wiens
naam zij gaan, opgesteld en onvervalscht
tot ons gekomen zijn, Dit mag het verstand
erkennen en het moge een heerlijke zaak
zijn en die wij een ieder toe wenschen met
het Hart gelooven ten zaligheid is iets an»
ders, en niertoe is het dat wij onze mede»
menschen moeten trachten op te le den. Te
bevroeden hoe weinig 't koude verstand
zij, maar geheel hart, geheel gevoel voor
Jezus te zijn, Hem te leven. Hem te ster»
ven, en Geloof, Liefde en Hoop, tot één
aandoening, één gevoel, één wijze van zijn
te vereenigen, en in deze gesteldheid van
ziel Zijne glorievolle wederkomst staroogend
tegemoet te zien, dit is Christen zijn*.
xZulk een Christengeloof is absoluut onver»
eenigbaar met de grondbeginselen de Revo»
lutie't zij ze door de Parijsche Jacobijnen
der achtiende of door 't Haagsche Conserva»
tisme der negentiende eeuw werden in prak»
tijk gebracht 1
Dat geloof sprak van God, den Almachtige I
Den Schepper van Hemel en Aarde.
40 cent per regel
die heerfijk.v<au
<3eu.rensmaak.en
todypedkoop ia
K.OFFIE.DE PAUW"
Het Koninklijk bezoek aan Amsterdam.
Vrijdag 8 October bezocht de Koningin het Rijksmuseum. Onze foto werd
gemaakt op het oogenblik dat H. M. het Museum verliet.
Die alle ding draagt door 't Woord Zijner
kracht.
Alle ding komen doet naar zijn Eeuwigen
Raad.
Die eenig en alleen het meest volledige
zeggenschap heeft in de Hemel en op de aarde,
voor Wien alle schepselen saam minder zijn
dan een droppel aan den emmer of een stofje
aan de weegschaal.
D't geloof erkent en belijdt het feit der
zonde.
Niet in den zin van zekere zedelijke vlek»
kerigheid, die de oorspronkelijk zuivere stof
heeft aangetast en ijverig uit» en weggewas»
schen worden moet, maar in den zin van
algeheele verdorvenheid«onbekwaam tot
eenig goed en geneigd tot alle kwaad*
't Spreekt van erfzonde, van erfschuld
jal van erfsmetl
't Kent geen weg tot zaligheid dan door
Christus, den Borg en in Zijn bloed.
't Erkent Hem als God, zoogoed als den
Vader en den Heiligen Geest.
't Belijdt, dat Hem gegeven is alle macht
in den hemel en op de aarde en dat Hij
eenmaal komen zal ten gerichte, de wereld»
geschiedenis zal beëindigen, alle Zijne en
onze vijanden onder Zijn voeten zal verplet»
teren en het eenige Koninkrijk voorgoed be«
vestigen zal.
En dat christengeloof, 't is de aard er van,
al k&n het lang duren eer het ten volle door»
werkt, het kan niet nalaten of het trekt zijn
konsekwentiën, ook op staatkundig, op on»
derwijskundig, op wetenschappelijk terrein,—
op élk terrein, waarmee het in aanraking komt
en waar het invloed krijgt.
Vandaar de steeds weer opbruisende vijand»
schap 1
Niet slechts tegen den vurigen, stuggen,
soms prikkelenden Bi'derdijk, die overdrach»
telijk gesproken met bokshandschoenen aan
vócht en maagstomp of kaakstoot niet ver»
smaadde als het tegen «den vijand* ging, maar
evenzeer tegen den kalmen, hoffelijken Groen
van Frinsterer, die naar alle regelen van het
parlementaire en journalistieke duel den degen
kruiste en streed.
't Ging niet in de eerste plaats tegen de
personen.
Maar tegen het beginsel, dat zij ingang
trachtten te verschaffen bij ons volk. En de
woede vlamde te feller op, wijl God juist
Zijn heroën uitbracht din wanneer dit be»
ginsel bij dat volk dan toch eindelijk schéén
dood te zijn.
In Bilderdijk werd gehaat de Christus»belij»
der.
Och, jal als hij alleen van den «lieven Je»
zus« had gesproken en gedichtmen zou
hem, met zijn talenten, een pracht»opdracht
gegeven hebben voor de uitgave van de
«Maatschappij tot Nut van 't Algemeen« 1
Met een honorarium, voor dién tijd om van
te duizelen
Maar neen! hij sprak van den «Christus*
Gods; van den Koning; hij pleitte met al
den gloed zijner dichtkunst «Pio Rege«l
'k Doe slechts hier en daar uit die laatste
jaren een greep.
De wijsgeeren van den dag hadden mond
en hart vol van kennis.
«Geen kennis buiten Christus*, zegt Bil»
derdijk en zingt:
«In Christus is de bron en 't middelpunt der
kennis
God kennen wij door Hemdoor Hem
ons eigen hart.
Een wijsheid buiten Hem, is enkel heilig»
schennis,
En arbeid, die den Geest in 's Duivels strik
verwart.
Geen waarheid dan in Hem alle andre glans
verduistert,
Zijn kennis is 't alleen die onze ziel ont»
kluistert,
En zonder Hem is niets, dan wrevel,
wroeging, smart*.
Meermalen komt hij op die bron der ken»
nis terugzoo begint hij een ander vers
«Bedrieglijk, als om strijd, zijn 't Zintuig en
de Reden,
Weersprekende even zeer zich»zelve en
elkaar
Zie, dan tikte de geleerde dier dagen en in
nog sterkei mate de waangeleerde, die de
«Haarlemmer* en zijn «Maandschrift* las, en
dies van alles volkomen op de hoogte was,
zich tegen 't hoofd«Wat I hetgeen mijn oog
ziet en mijn vingers tasten en 't geen mijn
brein denkt, dat zou nog «hooger controle«
van noode hebben? maar die man maalt 1*
Dan voorts, de man Bilderdijk was ab»
soluut ontevreden met «de eeuw van deze* 1
O, als hij haar verbetering, haar ontwikkeling,
ontplooiing had beoogd en bevorderd, ja 1
dan zou men hem graag hebben toegegeven,
dat men de volmaaktheid nog lang niet had
bereikt 1
Maar zóó staat de zaak allerminst:
«Deze Eeuw zal nooit de mijne zijn
Ach, reez' in '1 eind de mijne
Die Eeuw, waarop mijn uitzicht staar,
Die in mijn hart zich openbaart 1
Geef, Heilandl 't zij mijn oog haar ziet,
Of 't rijzend kroost heur heil geniet,
Geef, dat zij haast verschijnel«
Dat was wartaal, 't was toch immers een
heel fatsoenlijke «eeuw*, waarin men leefde
die misschien nog heel wat verrassingen droeg
in haar schoot ze was trouwens nog maar
pas op gang de als zoo vele glorieuze
mannen 't er in uithielden, ook wel goed
genoeg zou zijn voor Bilderdijk 1
Maar zoo wès nu eenmaal die man
goed voor brand-, snij- en stootwonden,
verouderde wonden, zonnebrand, aam
beien. spierpijnen, spit. rheumatische
pijnen, wintervoeten, springende handen
en nog veel meer, koopt ge met een
pot Akker's Kloosterbalsem, de snel
werkende merkwaardige veelzijdige zalf.
Vo<Jr zichzelf moest hij hebben een wereld
apart en een eeuw apart.
En dan dat altijd weer spreken van «vuile
zonden« en van het «reinigend bloed«,
zong men sinds jaren al niet onder meer
«O, Sterveling 1 gevoel uw waarde I*
En hoor nu dien Bilderdijk daar tegenin
«Maar, zondaar, steeds verdiept in zonden,
Hoe moet ik voor Uw vierschaar staan?
Ach, schaamrood voor Uw gunstgenooten,
Heb ik U z.'lf voor 't hoofd gestooten,
Uw bloed gehoond, veracht, gesmaad;
En duizend duizendmaal gevallen
Hoe durf ik op Uw weldaad brallen
Na 't steeds in achtloosheid verdubbeld
zondekwaad
Het is waar, 't kan niet worden ontkend,
de man schijnt het met zichzélf te kwaad te
hebben hij zégt dit tenminste in den eersten
persoon.
Maar vergeet niet: hij is ondenkbaar leep.
En men kan dat «ik* immers ook wel be»
schouwen als een soort van stijlfiguur, waar»
mee hij wat hij van zichzelf zingt eigenlijk
zijn tijdgenooten in de schoenen schuiven
wil 1
En nu wil men ook weer gaarne erkennen
eigen «onvolkomenheid*.
Maar dit wat hier staat, neenl dat laat men
zich door niemand en alllerminst door een
man als Bilderdijk zeggén, weg met zulk
een I
Het was een man, met wien men geen raad
wist in de negentiende eeuw, een man, die
sinds 1619 de wijzer zijner klok geen seconde
had vooruitgezet
«Ja, aard noch hemel was op 't Godswoord
voortgesproten,
Als de eeuwige Algenoegzaamheid
D'in zijn verborgen Raad verkoren gunst»
genooten
Het eeuwig heil had toebereid
Dus al onze deugd, al onze braafheid, men»
schenmin, weldadigheid en wat er aan schoone
menschelijke eigenschappen meer zij, bij
korven, bij wagenen vol voor Gods aange»
zicht uitgedragen, legt geenerlei gewicht in de
schaal der eeuwigheid I
Met bijna algemeene stemmen werd de man
Bilderdijk dood verklaard.
«Met bijna algemeene stemmen
Dat «bijna* teekent het allereerste begin,
de kiem der antirevolutionnaire richting, die
straks zwellen en tot een plant uitgroeien zal.
Daar waren vooreerst, dicht bij den top der
if'