Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. ;ul M BIGOEIMR? I I ISTE mi. 1 No. 3266 ZATERDAG 9 OCTOBER 1926 41STE JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES EERSTE BLAD, M.V.R. jj ieel ROTTERDAffl. Op den Uitkijk. ReeBama-ftistiedeeiingen. I f W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Adminis tratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Solidariteit in Schuld. meer dan 20 ofb reekmeel reschiki voor vet. Lager VISCH- lor verbetering 9 fJ?Wat wordt in de praktijk daarbij weinig geleefd Er is een solidariteit in schuld Hoe gauw zijn wij klaar met ons harde oordeel over den zondaar, en danken wij God dat wij niet zijn als deze. Wij herinneren ons, dat er jaren ge leden in een klein dorpske in Gelder land, waar veel de zonde tegen het zevende gebod bedreven werd, eens een predikant kwam, een man met teedere godsvrucht, die in zijn gemeente den strijd tegen deze verschrikkelijke zonde aanbond. Maar hóe deed hij dat? Wanneer het jonggehuwde paar, dat gezondigd had in de kerk openbare belijdenis deed (en dat móesten zij doen, want dezen dienaar des Woords toornde tegen de' zonde) dan legde hij de schuld op de gansche gemeente. Hij legde den vollen nadruk op de solidariteit in de schuld. Hij maakte de zonde tot een gemeenschappelijke schuld in de gemeente, zoodat er geen plaats meer was voor farizeïstische eigengerechtigheid. Want men leerde beseffende zonde in mijn hart is dezelfde zonde van hem of haar die daar° belijdenis deed. Zóó werd het een gemeenschappelijk belijdenis doen.Maar ook een gemeenschappelijke strijd en een gemeenschappelijk gebed tegen de zonde. In die gemeente mocht de Heilige Geest .met rijken zegen arbeiden. Er is solidariteit in schuld. Gods Woord leert het ons in Oude en Nieuwe Testament. Hoe drukte de zonde van een enkeling op het gansche voIJé Israël Wat zou God, de Heilige Geest, Die thans ook in onze streek op zoo velerlei wijze wordt tegengestaan, met rijke vrucht kunnen arbeiden, wanneer wij zóó leerden leven, dat de zonde van onze naaste tot onze zonde werd I En toch niets minder dan dit eischt Gods Woord. Hoe spoedig zouden wij het ver- leeren om met gretigheid de zonde van onze naaste verder te vertellen 1 Moge het ons in de ziel branden, dat er is een solidariteit in schuld! Maar die solidariteit geldt niet alleen in het persoonlijke leven. Zij geldt ook op het maatschappelijk en staatkundig erf. De zonden der Regeering zijn ook volkszonden. Werd gij wel eens bij deze waar heid bepaald? En toch de geschiedenis leert het op schier iedere bladzijde en ook hierin gaat Gods Woord ons weer voor. Maar als wij ons deze waarheid eens goed indenken, hoe geheel anders ko men wij dan tegenover de geestes- worsteling in het staatkundige leven te staan In de zonde der Overheid dragen ook wij schuld. Dus ook hier wordt direct alle eigen gerechtigheid bij den wortel afgesne den. Voelt gij als christen de verantwoor delijkheid Dan wordt alle lauwheid en laksch- heid gebannen en politieke onverschil ligheid gedood. Maar óók, onze strijd krijgt een ander karakter. Het persoonlijk element gaat er uit ^eg. Het wordt een bestrijden van den tegenstander, maar de strijd gaat dan «°or het bewustzijn der nationale saam- hoorigheid heen. van Het karakter geheiligd. Het wordt een biddend strijden en een strijdend bidden tegen de Over- heidszonden, a!s tegen zonden waaraan ook wij persoonlijk schuld hebben. Deze wetenschap moet in ons een'heilig vuur doen ontbranden dat niet rust zoolang het kwaad voortleeft. Maar wanneer voor ons de zaak zoo komt te staan dan wordt ook ons ver antwoordelijkheidsgevoel verscherpt. Ons rusten in de politieke actie wordt ons dan een meedoen, een toegeven aan de Overheidszonde. Prof. Fabius heeft dan ook eens ge zegd: „Het ideaal, hetwelk nooit slui meren mag, is, dat het besef van ver antwoordelijkheid voor den gang der staatszaken doordringe tot de meest afgelegen stulp des lands, tot in de stegen en sloppen der steden; dat overal, zelfs in de eenvoudigste woning, dagelijks het gebed rijze tot Hem, in wiens hand alle dingen zijn, voor een regeeringsbeleid, waarin God's wil ge schiedt op aarde, gelijk in den Hemel". Hier hebt ge het „waarom" van onze politieke actie. Zich verantwoordelijk te weten voor de daden der Overheid, mede schuld te erkennen in de Overheidszonden. Dit besef moet doordringen in alle lagen van ons volk. Dat moet ons wakker schudden uit onze politieke apathie, onze politieke onverschilligheid. Want wij voelen dan, dat de bede uit het allervolmaakste gebed: „Uw wil geschiede gelijk in den hemel alzoo ook op aarde" een leugen op onze lippen wordt, wanneer wij niet tevens gedre ven worden door de heilige begeerte met getrouwheid onze aardsche roeping te vervullen, gelijk de engelen in de hemelen dit doen Groen van Prinsterer, de held des geloofs heeft eens een aangrijpend woord gesproken. Het was in 1864, dat hij een geschrift uitgaf: „Aan de kiezers". Het had tot titel het bekende woord Een Staatsman niet, een Evangelie belijder". Daarin schreef hij „Zeg het aan de kiezers, zeg het aan het volk achter de kiezers, zeg het in het huisgezin van kiezer of niet-kiezer, zeg het aan ieder geloovig lid der ge meente, zeg het aan' man of vrouw, die. het Evangelie lief heeft, die christelijke volksopvoeding waardeert, die van onze verantwoordelijkheid, met het oog op den zegen der volkshistorie van Neder land en Oranje, besef heeft; zeg het aan ieder die, te midden van de ont zettende godslastering onzer dagen, de kalmte en gemoedsvrede van den chris ten niet met een thans inderdaad ver achtelijk laodiceïsme .verwart; zeg, en herzeg hun, dat ik, niet als staatsman, niet als hoofd eener partij, maar als belijder van het Evangelie, hun geloovig Amen op mijne belijdenis in de Tweede Kamer tegemoet zie". Veel is er sinds '64 veranderd. Maar het karakter van den strijd heeft zich niet gewijzigd. Dat kan ook niet. De phasen in de politieke worsteling moge incidenteel zijn, de strijd zelve loopt door de geschiedenis der mensch- heid heen en blijft gaan tegen één vijand, den anti-christ, den mensch der zonde, die straks openbaar zal worden. Daarom, de ernstige roep van Groen, zijn noodkreet, kunnen wij zeggen, geldt ook U. Erkent gij de solidaritett in schuld, en werden de Overheidszonden ook Uw zonden, dan kunt gij niet doof zijn voor dien roep. Dan rust gij niet zoo lang in Uw omgeving het volk niet is wakker geschud en gij ook Uw broeders" met slappe handen en trage knieën, hebt aangezegd, dat de Overheidsschuld den strijd wordt „is een volksschuld en dat zich aan die volksschuld, geen lid des volks ont trekken kan. Reclame-Mededeelingen. die heerlijkv<au creurerzsmaaken- Töchgoedkoop ia Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. - n (niet, alsof men wilde 2 leien veel goed doen, 91 goed 1® Zóó is het. nijne is het beste®, i geen een meer leest. niets lekkerhij was niet doen«. L zoo opperde iemand en kolpen 1" Iwant iederen week a i UST1 HET HEEFT f erkingsmiddel noodig 9 ^tlust hebtlast hebt ig wanneer gij U |le lenden, pijn in de t op krachten kunt GUINOSE. Gebruik als het U geholpen J ki.- >gisten. 11 Nadruk verboden. III. De »School« van Bilderdijk. Wat was er van die «gevaarlijke school van Bil der dij k« waar? 't Is wel 't laatste, waar Bilderdijk ooit aan gedacht zou hebben, een eigen partij, of groep, of club rondom zich te verzamelen, waarvan hij dan het hoofd zou zijn 1 Hij had iets, dat in de verte herinnerde aan den Oud-Testamertischen profeet, maar hij had zoo heelemaal niets van den Organi» sator of het Partijhoofd. Getuigen, dat was zijn roeping en werkin dichtstuk en geschrift voor het publiek, dat hem hooren wilde en dat in aantal steeds kleiner werd in 't eerste vierde der 19e eeuw in de monde» linge voordracht, als 't wezen mocht 1 voor een academisch gevormd gehoor. Tot dit laatste was hem de officieele weg versperd. Maar als elk Nederlander had hij het recht een privaat college te geven voor wie hem hooren wilde. Verre van hem, dat hij zoo iets uitlokkan zoul Maar toen aan de Leidsche Universiteit de hoogleeraar Tydeman. een van Bilderdijk's warmste vrienden, hoewel hij zich met diens 10 cent per regel KLOFFIE De groote Politietentoonstelling te Berlijn, de Hollandsche Stand. Op den"voorgond de Holiandsche deelnemers. In de Vitrine is een verkleind natuurgetrouw beeld van het geheele Leidsche Plein te Amsterdam opgesteld. meeningen vaak niet vereenigen kon Da Costa noemde hem een in den waren zin des woords «vrijzinnig® geleerde heel enkele jongelieden, die ernstige studie zochten, op Bilderwijk wees, die hun eens een heel ande» ren kijk geven kon, met name op de Vader» landsche Geschiedenis en de Staatkundige Beginselen, die haar hadden beheerscht, en deze jongelieden hem aanzochten tot het ge» ven van vaste lessen, Toen was Bilderdijk gaarne bereid 't Werd een heldere lichtstraal in zijn som» ber leven. 'k Wil niet verhelen, 't is waarlijk geen eer voor Nederland, dat vrouwe Wilhelmina Ka» therina, bij het spaarzame geld van den Staat en de magere honoraria, die de uitgevers zij» ner werken wel moésten berekenen, de col» legegelden een welkome aanvulling waren van het huiselijk budget, En 't College ook materieel zekere verrui» ming gaf: Maar voor Bilderdijk zelf was het jaren lang een geestelijk genot, waarvoor hij zijn God vurig zal hebben gedankt. 't Centrum der les was Bilderdijk's dictaat over de Landshistorie. Niemand onzer histo» rici van thans, die dat meer als 't daar ligt voor zijn rekêning nemen zal en zijn beschou» wing b.v. over het landsheerlijk gezag wordt sinds de dagen van Groen van Prinsterer door geen antirevolutionair meer gedeeld. Maar' hij bracht zijn gehoor onder de be» koring van Jan Wagenaar uit, die voor intel» lectueel Nederland »de« man was die 't wist. Uit zijn mond hoorden deze discipelen voor 't eerst, wat er in 's Lands historie ten gunste der Kahljanuschen te zeggen vieldat Barne» velt terecht beschuldigd werd; dat Jan de Wit het vaderland naar den ondergang had geleid en Willem III het had gereddat die groote Oranjevorst de Fransche overheersching voor gansch Europa een eeuw ver had weten te verschuiven; dat de Staatsgezinden lang niet altijd de goede en groote heeren waren geweest, als Jan Wagenaar 't wel voorgesteld had En al waren ze 't niet steeds met hem eens, ze hingen aan de lippen van den meester, die hen meesleepen en bezielen kon. En als Bilderdijk er dan goed «in® kwam. Dan lag daar voorloopig het dictaat: Dan ging het over taal en spelling, over dichtkunst en theologie, over de uitverkiezing en het Sanskriet, over wetten en geneesmid» delen, waar was eigenlijk het veld van wetenschap, dat de meester niet betrad En altijd nieuw, altijd frischl Zeker niet altijd juist, maar steeds «pikanto, en het pittigst, als het, gelijk gewoonlijk, dwars tegen den draad inging. Als hij de beginselen van vijf en negentig geeselde. De principen der Revolutie uiteenrafelde I O, zeker, 't was zijn schuld, als men soms om hem glimlachen moest, 't Is waar dat hij den onschuldigen aardappel mee als een oorzaak van volksbederf gescholden heeft dat hij het metriek stelsel van maten en ge» wichten verschrikkelijk vonddat hij tegen de dichte kachels en de goudsche pijpen te keer ging, of die het helpen konden dat ons kloeke volk van eertijds er bij ingedommeld was. Maar had niet èlk groot man steeds zijn kleinen kant? En waarlijk! was 't Anders geweest, men zou hem met rust gelaten hebben, Nu echter een, zij 't kleine kring, doch daaronder van de edelsten des lands en sie» raden der academie, die straks mee de «lei» ders en geleiders« der natie zouden zijn, den lof des meesters zong, met innige banden ook van persoonlijke gehechtheid aan hem verbonden bleek, zijn denkbeelden met jeug» dige, soms zeker wat onvoorzichtige geestdrift bepleitte, zoodat ze gehoord werden in de kringen der studenten onderling, geponeerd werden in de gehoorzalen der academie, gesteld werden tegenover al hetgeen de of» ficiëele wetenschap voorgoed als »de« waar» heid had vastgesteld, die voortaan als axioma gelden zou, Toen biak 't onweer in volle woede over 't hoofd des grijsaards los. Tot 1823 rommelde het alleen nog maar. Maar toen één van die bent, de jeugdige da Costa zijn «Bezwaren tegen den Geest der Eeuw« als een bom op 't marktplein wierp, toen brak het temput in volle woede los en was het vuur niet van den hemel, en zou toppunt van krankzinnigen haat de»gema< tigde vrijzinnigheid»: zich een eeuwig brand» merk hebben ingedruktsprak zij niet, wroette zij niet, conspireerde zij niet, om Bil» derdijk zijn jaargeld te ontnemen en hem aan 't geluk prijs te gevenals niet dezelfde hoogleeraar Kemper bovengenoemd, het door zijn kloeke tnsschenspraak verijdeld had. Zoo tenminste, schreef da Costa vele jaren later, verhaalt «de overlevering®, die hij blijk» baar voor niet onwaarschijnlijk hield, ho» pen we voor ons volk, dat hiér tenminste 't gerucht verder ging dan de daad. Men vroeg zich af hoe 't mogelijk was In onzen tijd zou men vast van suggestie, misschien van nóg misterieuzer kracht gespro» ken hebben, destijds vergenoegde men zich het hoofd te schudden over zóóveel «anti» quirisme® als die jongelieden toonden, de» welke Bilderdijks lessen volgden, èn door hun naam in gedachtenis te houden tegen den tijd dat ze zouden zijn afgestudeerd en zouden trachten langzamerhand een leidende plaats in 't leven te vragen. Hoe kwamen zij er juist toe Jongelieden van edelen huize vaak. Soms uit de eerste familiëen des lands. Waren niet onder 's mans discipelen twee zonen van den graaf van Hogendorp Willem, die als garde d'honneur in den dienst en de macht van Napoleon was, toen zijn vader, de Oranjecocarde op den hoed, mee den stoot tot de Omwenteling gaf, en Dirk, zijn broe» der, en waren beiden aan de academie niet gezien en geëerd, bovenal om hun kennis, hun karakter en christelijke levenspraktijk I Sieraden van de faculteit, waarin zij stu» deerden. En tevens trouwe volgers van den wérkelijk 49 cent per regel «buitengewonen® hoogleeraar, die 't maar in den armstoel afdoen moest en in geen ka» theder mocht staan. Waren niet onderzijn «hoorders® P.J. Elout van Soeterwoude en Guillaume Groen van Prinsterer, sieraden van de Haagsche aris» tocratie. Kwam niet bij hem Isaac da Costa, die reeds een naam als dichter had en met hem Abra» ham Capadose, zijn vriend En konden deze namen niet nog vermeerderd worden met enkele uitgelezen kweekelingen der hooge» school, voor elk van wie de »prof«'s gaarne een dozijn middelmatigheden zouden hebben cadeau gedaan 1 En wat wel 't allerminst begrijpelijk was: Deze intellectueele arristocratie kwam maar niet eens even luisteren wat vreemde denk» beelden die »oude« had overgehouden, ja gekoesterd, Neen, ze namen ze in zich op. Ze dronk van den Teisbertantschen wijn tot verzadigens toeze verwerkte zelfstandig ook, wat Bilderdijk leerde en ze kwam voor die wonderlijke denkbeelden uit, op het stu» denten»gezelschap zoogoed als op het Profes, soren.college met een vrijmoedigheid, waarmee ze ongetwijfeld óok bij den den Strijder, die niets ontzag, moest zijn besmet geraakt. Wat was dan 't geheim van Bilderdijks grooten, door vele kleineren hem zoo benij» den invloed op zijn discipelen \^el, - het »geheim« mag ik zeggen, ligt voor 't winkelraam. »De« groote Auteur was God, de Heilige Geest Daar was, bewust of half of nog goed» deels onbewust eenheid van beginsel, niet wat eenig afgeleid beginsel, maar wat het diepste levensprinciep betreft, tusschen Bilderdijk en hen: Een rijke Jezus bij 'n arm zondaar, zie» daar 't behoud der wereld 1 En in de tweede plaats was daar de men» schelijke factor: Voor dat beginsel wist Bilderdijk hen in heilige geestdrift te doen ontgloeien. En juist dat «geheim® kenden de tegenstan» ders nietl De geestdrift voor de beginselen van '89 en '95 was lang voorbij. Ze werden erkend, aangenomen en doorgegeven als wettig betaal» middel. Men «werkte® er thans mee. Of men dutte er rustig mee in. 't Waren niet Alle prettige herinneringen, tusschen '95 en thansmen had geleerd den koppigen wijn mondjesmaat te drinken en hield hem vooral buiten 't bereik van den «minderen man® en menigeen, die in 't laatst der achttiende eeuw braaf had mee »geke"ësd« J

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 5