De Schipbreuk DERDE BLAD Zaterdag 2 Oct. 1926. No. 3264. Eilandenstem. Gemeenteraad. Reclames Mededeelingen. FEUILLETON een stevige hartver sterking. B Z K wekt nieuwen moed en doet vermoeidheid verge ten Door de heid is B Z K stevig- t voor- deehgst in het gebruik. Een verhaal van het Schotsche Strand De Krachtmensch. Vroeger, in de oude tijden, was lichaams. kracht de' beste eigenschap die men bezitten k°Wanneer de held in het circus, onder de oogen van den machtigen Keizer van het Romeinsche wereldrijk, zich had onderscheiden door kracht en moed wanneer hij den sid» derenden leeuw geveld had, of z n menschelijke tegenstander stervend nederlag, dan schudde de arena van de hartstochtelijke toejuichingen der menigte, dan werd die held schier meer bewonderd en gevleid dan de machtige keizer zelf, ook al had hij de grootste misdaad op z'n geweten. Dat was vroeger. Tegenwoordig houdt men er ook nog op na nationale sporthelden, maar ze genieten toch niet die hulde, waarvan vroeger sprake was Wel komen er nog voor bespottelijke dingen dienaangaande en wanneer men de sportvelden bezoekt bij een spannenden match ziet men ook nog de vuurroode gespannen gezichten die vlammen van geestdrift, hoort men ook nog de heesche kelen schreeuwen «Hup Sparta, hup Leouidas«, maar het is slechts een groep van menschen die aan de sport verslaafd is. De menschen met een weinig verstand beset» fen dat de lichamelijke kracht niet meer van de grootste waarde is. Toch is het goed dat er nog een sport, enthousiasme bestaat. Een behoorlijke lichaams. ontwikkeling wordt daardoor naar waarde ge. schat. Een gespierde arm, krachtige beenen, een vlugge beweging en zekere lenigheid zijn inderdaad eigenschappen die man en vrouw sieren. Van hooger waarde is echter de geestelijke kracht. Er zijn menschen van boter. Er zijn menschen van staal. De menschen van boter moeten geleid wor» den. Ze zijn vatbaar voor eiken indruk van buiten. Ze zijn de nerveuse menschen van den modernen tijd, met verwijfde smaak, odeur, uitwasemende overgevoelige menschpoppetjes zonder de minste energie. Elke aanraking met invloeden van buiten laat sporen bij hem na. Ze hebben ineenge drukte, misvormde karakters, beschreven met honderd griffels. De mannen van ijzer echter blijven zichzelf, in welk milieu ze ook geplaatst worden. Ze leggen hun wil aan anderen op. Ze zijn ge« boren organisators Ze inspireeren de menschen van boter en sporen hen tot werken aan. Zoo ontwikkelen zij zich tot economische generaals en als zij hun soldaten in slagorde hebben geplaatst, zijn zij zeker van de overwinning. Dat zijn krachtmenschen in den rui nsten zin van het woord. Uiterlijk lijken zij op de menschen van boter, maar in hun innerlijk schuilt de kracht waarmee ze bergen verzetten kunnen. Onze tijd kweekt ze niet veel meer. Onze tijd van degeneratie brengt voort meer menschen van boter dan menschen van staal. Ze zijn ook niet altijd verkieselijk. Dikwijls zoekt men bij hen tevergeefs naar een gevoelig hart en dat is een mooie eigen, schap die we noode kunnen missen. Men moet voorzichtig zijn met krachtmen» schen Men moet niet al te zeer op hen ver. trouwen. Toch hebben we ze noodig Toch hebben we noodig mannen van staal die ons leiden kunnen waar wij den weg niet kunnen vinden. Eens op een Bondsdag van den Bond van J. V. op G. G. sprak Dr. Kuyper een veest, driftige rede uit gegrond op de trits«Geest, geestdrift, geestkracht». Toen riep die kiachtmensch uit: «Dat er in u zij geest, geestdrift, geestkracht». Toen inspireerde die krachtmensch Neer» lands jongelingschap met een heilig enthou» siasme voor een heilig ideaal. Dat was pas kracht. Dat was de kracht van den mensch, die gestoken in de wapenrusting van Gods Woord, lid van genoemde instructie, wat Ged. Staten zoo wenschen gewijzigd te zien, dat benoemd wordt een plaatsvervangend Gem. Ontvanger, die bij ontstentenis van genoemde functionaris de geheele verantwoordelijkheid op zich neemt. Deze persoon zou dus ter zake kundig moeten zijn en een en ander zal voor de gemeente extra kosten beteckenen. Spr. gelooft dat het goed gaat zooals het nu is. De SECRETARIS merkt op, dat tot nog toe al de verantwoordelijkheid geheel voor hem was. Als Gem. Ontvanger heeft spr. altijd de verantwoordelijkheid gedragen, ook wan. neer hij zijn functie aan anderen in handen moest geven voor tijdelijk. Om de gemeente niet op kosten te jagen, gelooft spr. dat, wan» neer Ged Staten het goedvinden, het heel goed kan blijven zooals het nu is. Wanneer spr. eventueel de verantwoordelijkheid niet zou durven dragen voor sommige personen die later voor de plaatsvervanging in aan' merking zouden kunnen komen, is het altijd nog vroeg genoeg om de gemeente te waar» schuwen. Door een tweetal mijnenvegers worden thans pogingen in het werk gesteld het wrak van den verongelukten Terschellinger Loodschoener te vinden. Onze fotograaf werd in de gelegenheid gesteld hiervan eenige foto's te maken. Foto I. De kabel, die door twee mijnenvegers over den bodem der zee getrokken wordt, heeft »houvast«, hij raakt ergens aan den grond. Er worden nu boeien uitgezet om later de plaats weer te kunnen vinden. de aanvallen van het ongeloof pareerde. Hij was «Abraham de geweldige» voor de menschen en de kleine voor God. Zulk een kracht kon de man ontwikkelen die de tien talenten bezat. Maar wij hebben ook wel talenten, al is het er maar één. Ook met dat ééne talent moet gewoekerd worden. D. VANDERES. Openbare vergadering van den Raad der gemeente DIRKSLAND, op Woensdag 29 Sept. 1926, des voorm. 10,30 uur (N.T.). De Voorzitter, burgemeester Visscher, opent de vergadering en Igest het gebed. Aanwezig alle leden, behalve Wethouder Van der Poel. Ingekomen waren de volgende stukken 1, 2, 3 en 4 Missives Ged. Staten, inhou» dende goedkeuringen van wijzigingen der gemeentebegrooting 1926. 5. Koninklijk besluit goedkeuring Honden, belasting. 6. Proces'verbaal kasopname Gem. Ontvan» ger. Ia kas moet zijn f 2411,97. 7. Schrijven van Ged. Staten, inhoudende machtiging van uitgifte in eeuwigdurende erfpacht. Medegedeeld wordt, dat de kosten van het hekje aan den ingang van de begraafplaats bedragen f 120,—. Genoemd wordt het bedrag dat door de gemeente betaald is aan den heer Jac. van der Groef voor afstand van huur van de z.g. Poldersmeet. Punt 4 van de agenda behelst een verzoek van Mej H. L. P. Backer, onderwijzeres aan de O. L. School in deze gemeente om bij haar ouders te Melissant te mogen blijven inwonen. Op voorstel van B. en W. wordt besloten dit voor 1926 toe te staan. PuDt 5 betreft een voorstel tot wijziging van de instructie van den Gem. Ontvanger. Nadat de Secretaris de instructie voorge» lezen heeft, wijst de VOORZITTER op een Besloten wordt genoemd lid te laten zooals het is. De heer ZOETEMAN (A.R.) vraagt of het niet mogelijk is de punten 6, 7 en 8 te ver» eenigen. Deze betreffen alle drie benoemingen in de plaats van wijlen den heer L de Winter. Spr. zou bij acclamatie voor deze drie functiën willen benoemen burgemeester Visscher. De VOORZITTER zegt dat zulks niet gaat. De punten moeten een voor een behandeld worden en de stemming schriftelijk zijn. Punt 6 betreft een voorstel tot benoeming van een eersten ambtenaar van den Burgerlij» ken stand in de plaats van wijlen den heer L de Winter. Aanbevolen worden No. 1 D. J. Visscher, No. 2 C. Zoeteman. Met algemeene stemmen wordt gekozen burgem. Visscher. P;int 7 is een voorstel tot benoeming van den burgemeester tot lid van de Commissie grintweg Ouddorp—Sommelsdijk in de plaats van wijlen den heer L. de Winter. Met alg. stemmen wordt aldus besloten. Punt 8 is een voorstel tot benoeming van den burgemeester tot lid der Comm. grintweg Sas van Dirksland—Herkingen in de plaats van wijlen den heer L. de Winter. Wederom wordt met algem. stemmen de burgemeester benoemd. 40 cent per regel. (Wordt vervolgd). Punt 9 betreft een voorstel tot voorloopige vasstelling der gemeenterekening, dienst 1925. Er is ingekomen een schrijven van de Comm. belast met het nazien der rekening, waaruit blijkt, dat de rekening in orde bevonden is. Echter protesteert de Commissie tegen de uit» betaling van een bedrag van f 5,— aan den heer Bestman voor het nazien der rekening. Dit 'behoort tot de taak van Gemeenteraadslid en behoeft niet bezoldigd te worden. De heer BESTMAN merkt op, dat bij het nazien der rekening, wat door verschillende omstandigheden bij hem thuis moest gebeuren, hem gezegd was, dat hij het niet voor niets behoefde te doen, maar dat het hem vergoed zou word n. Dat was toen gebeurd. Maar wanneer daar bezwaar tegen bestaat, zal spr. het bedrag in de gemeentekas terugstorten. Een duiker, kwartiermeester Meijerink, begeeft zich te water om een nader onderzoek in te stellen op de plaats waaj de kabel bleef haken. De VOORZITTER merkt op, dat het niet juist is zooals het toen geregeld is. Besloten wordt dat de heer Bestman ge» noemd bedrag terugbetaalt. De gemeenterel^ening dienst 1925 wordt vastgesteld. Gewone dienst. Ontvangsten f 129722,62,/2 Kapitaaldienst. Uitgaven Batig saldo Ontvangsten Uitgaven 104480,23"/2 25242,39 54281,15 57303,64 Nadeelig saldo f 3022,49 Punt 10 betreft een voorstel tot goedkeuring van de rekening van het Alg. Armbestuur, dienst 1925. Een en ander wordt aangenomen. De rekening sluit met een batig saldo van f 1833,35B. Punt 11 behelst een voorstel tot ontheffing van hondenbelasting over het 2e halfjaar 1926 aan Wed. Jn. Stolk. De aanslag bedroeg f 4,-. Besloten wordt het 2e halfjaar, dus f 2,— te laten vervallen, omdat het hondje van ge» noemde Weduwe twee maanden na dit dienst, jaar was doodgegaan. Punt 12 betreft een voorstel tot verhooging met ingang van 1 September 1926 van de belooning van den schoonhouder der O L. School van f 150,— op f 250, per jaar en dan de schoonmaakmaterialen voor rekening van den schoonhouder te doen komen. De heer KOOMAN vraagt of dat laatste niet altijd zoo is geweest. De SECRETARIS zegt, dat dit tot nog toe zoo niet geweest is. De schoonmaakmaterialen waren voor rekening van de gemeente. Het voorstel wordt aangenomen. Punt 13 is een voorstel tot ontbinding huurcontract met het Alg. Armbestuur, be. treffende de mestvaalt in de z g n. Oude wei en aangaan huurovereenkomst met Polderdeel 9) DOOR L. PENNING De kleine Rob was, overmand door de vermoeidheid, toch spoedig in slaap gevallen, en het was reeds laat in den volgenden mor» gen, dat hij ontwaakte. Hij sprong overeind. Er was niemand in het vertrek, en hij keek door de kleine ruiten naar buiten. De lucht was betrokken, en de sneeuw dwarrelde langzaam en geruischloos neer. «Kijkzeide Rosette, die van achter kwam, op monteren toon: «ben je einde!k wakker, jochie Wat heb je toch geslapen I Daar straks is hier een heer geweest, om je te spreken, maar ik heb hem weg gezonden, Rob »Zoo«, zei Rob met een grooten nadruk op zijn woorden«dat moet ge niet doen, moeder Rosette 1» De uitdrukking van zijn gelaat scheen haar te verrassen, en zij schoot in den lach. «Jij dreumes!», zei ze. «Neen, neen hernam Rob «dat is niet om te lachen 1« Het was een uitdrukking, die hij van zijn vader nog al eens had gehoord, en toen ging bij ernstig voort«Wat wilde die man Was het een echte beer, moeder Rosette Het woord was nog niet van zijn lippen, of de deur ging open, en daar trad de be» doelde mijnheer binnenmet een lorgnet op den neus, en een langen, dikken winterjas aan, die hem tot aan de enkels reikte. «Ben jij de zoon van Thomas King vroeg de heer. «Jal» zei de jongen; «weet u waar mijn vader is, Mijnheer «Neen, m'n jongen», antwoordde hij «dat weet ik niet» En zich tot de huismoeder wendend, voeg» de hij er aan toe«Hij is gebleven niet waar Zij knikte met 't grijze hoofd. «Hoe was zijn volle naam vroeg hij daar» op. «Had hij geen anderen voornaam dan Thomas Weet u ook, juffrouw, waar hij is geboden En den datum van zijn geboorte Wil u mij alse'fcublieft ook eens zeggen, of hij reeds meer menschen heeft gered En lijkt dat ventje op z'n vader?» Het was een stortvloed van vragen, waar» mede de verslaggever de oude vrouw over. stepte, terwijl hij hare antwoorden snel aan. teekende in een groot notitieboek, met blin» kenden, zwarten omslag. «Er is één tocht, waarop niemand schip» breuk lijdtzei le hij dan. «En die tocht waar gaat die heen vroeg Rosette. «Naar 't graf», antwoordde de heer, blijk, baar verrast door de stemverheffing, die hij bij de oude vrouw waarnam. En zich onmiddellijk daarop tot Rob wen» dend, vroeg hij«Hoe oud ben je ventje «Acht jaar 1« zei de jongen«Ik ben in November jarig geweest». Moeder Rosette had het hare nog niet van den vreemdeling »U vertelt vreemde praat«, zeide ze, zich recht opheffend, terwijl een strijdlustig viyrr uit haar oude oogen schitterde. «Strandt geen mensch op den tocht naar het graf? Denkt u werkelijk, dat sterven voldoende is om zalig te worden Weet u dan niet, man, dat velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren De verslaggever zette zijn lorgnet af en toen weer op. Hij ging op twee pas afstands staan, om moeder Rosette goed op te nemen en zeide toen «Hoe velen zijn er verdronken Zijn er nog belangrijke waarden gered? En kunt u mij niet de namen der redders noemen, juffrouw?» Hij had het heel druk om alles te noteeren. En hij was nog niet gereed, toen zijn collega's aankwamen. Zij droegen, evenals de eerste, lange winterjassen, met bont omzoomd en hadden grooten haast. De strandvonder vertelde later, dat er mins» tens zeven van die heeren waren gekomen uit Aberdeen en Dundee zelfs uit Edinburg. Ze waren dag en nac.it doorgereisd, om de plaats des onheils te bereiken, en deden hun uiterste best, om elkander het gewichtigste en belangrijkste nieuws af te grissen. Doch behalve de vrijpostige en indringerige gezichten der verslaggevers zag Rob, toen hij had ontbeten en buiten kwam, nog andere vreemdelingenmannen en vrouwen, wier oogen vol tranen waren ea wier mondhoeken beefden van smart. Dit stil, eenzaam plekje aan den oceaan, waaraan de wereld vroeger het bestaan nauwelijks wist, was eensklaps een groot aantrekkingspunt geworden, en dit dorp, dat vol zand, sneeuw en armoede was, zag in deze dagen vele vreemde gezichten. En elke dag, elk uur bracht hartschokkende ontmoetingen. De geredden werden op het liefderijkst ver» pleegd. Deze arme visschersvrouwen die ter» nauwernood wisten hoe zij den langen winter zouden rondkomen, sloofden zich uit, de ge» redden wel te doen, en er was een algemeene blijdschap in het dorp, als daar een vader en moeder of een vrouw aankwam, die onder de geredden één hunner nabestaanden ont» dekte. Maar zelden was de vreugde onvermengd. Er waren onder de schipbreukelingen vrou» wen die haar mannen hadden verlorenkin» deren, die hun ouders hadden achtergelaten in de verschrikkelijke zee. En de kapitein, die zich zoo dapper en onverschrokken had ge» dragen tijdens den heldhaftigen tocht naar het wrak, keek nog strenger en stugger dan gewoonlijk; bij de gedachte, dat daar vijfen» negentig mensc en onder den rook van het dorp waren ondergegaan Doch er was een lichtzijde bij zooveel el» lende. Eén der verslaggevers had een krach» tige oproeping gedaan aan de alge neene liefdadigheid, om dit arme visschersdorp bij te staan in zijn uiterste pogingen van mensch» lievendheid en dit beroep was niet te vergeefs geschied. Ook ontstond er een innige band tusschen de vreemdelingen, die hier kwamen en de dorpers De noodlottige ramp bracht de men» schen, die elkander anders koel en strak zouden voorbijgaan, bijeen, en er was een werkelijk medelijdendat is mede lijden en mede dragen van eikaars nood en jammer. Het sneeuwen had nu opgehouden. De grijze wolken trokken heen, en de hemel blonk in dat smettelooze blauw, waarmede hij des zomers de Schotsche hooglanden over» welft. Het was een zachte winterdag, en Rob, die aan den zuidkant van Rosette's woning stond, voelde geen koude. De rook rees langzaam op uit de schouwenRosette's beide blauwe duiven zaten op den lagen, besneeuwden nok zich koesterend in de zon, en Lie sprong vroolijk voor den kleinen Rob uit, toen deze zich naar de groote loods begaf. Eenige menschen droegen een doodkist, waarvan de zwarte kleur droevig afstak bij de blanke sneeuw, die vannacht was gevallen. Een oude man en een oude vrouw, wier ge» laat de kleine Rob nooit te voren had gezien, volgde de kist. De vrouw sleepte zich voort aan den arm van haar man zij liepen beiden voorover in sombere gepeinzen, als verplet» terd door een onmetelijke ramp. In de kist lag hun zooneen jonge man, die de passagiers door zijn vroolijkheid en scherts had vermaakt en door allen was be» mind. Ach, het was een droeve ontmoeting I Van» nacht hadden de visschers hem gevonden bij den strandpaal No. VII, het gelaat en de borst opengescheurd aan de rotsen. En nu brachten die ouders hun eenig kind naar het kerkhof, in een vergeten hoek van het Noor» den Onder den geweldigen indruk der nood» lottige ramp hield de grijze leeraar dien voor» middag, al was 't een gewone dag in de week, een gods lienstoefening in de kerk. Het ge» bouw was stampvol, en de eerwaardige man sprak over den zelfden tekst, dien Thomas King aan zijn zoontje den avond te voren had voorgelezen. Moeder Rosette was er ook. En Rob zat aan haar rechterhand, terwijl de gemeente met groote aandacht onder een treffende stilte naar de woorden van den leeraar luisterde. Hij was oudzijn ééne voet stond reeds in het graf. En op de scheiding van tijd en eeuwigheid staande, klonk er een ernst uit zijn woorden, die diep doordrong in het ge» moed zijner toehoorders. Slechts éénmaal werd Rob's aandacht afge» leid. Dat was op 't oogenblik, toen hij door de kerk ziende, John van den schoenmaker ontdekte. Dat gezicht verwarde hem, want hij dacht onmiddellijk aan de knikkers, die John hem had afgewonnen. Er was een zacht gesnik in de kerk, en die kale, witte muren schenen te treuren. Moeder Rosette vocht tegen de tranen, maar zij waren haar te machtig, en terwijl haar ééne hand het kerkboek vasthield, rustte haar andere hand op Rob's schouder met een liefde, die vol ontferming was. Bij den uitgang der kerk stonden een aantal jongens, om Rob hun deelneming te betuigen. «Goeie Robbie 1« zeiden ze 't klonk zoo warm, zoo kameraadschappelijk. En de school» meester, die tegenwoordig was, hield Rob's hand lang in de zijne. «Ik ben je vriend hoorzei de meester, en hij streelde den jongen vriendelijk over de wangen. Hij hield een lange toespraak, terwijl moeder Rosette reeds naar huis was gegaan, en hij vermaande de jongens, om Rob King altijd hartelijk lief te hebben. HOOFDSTUK V. Toen Rob thuis kwam, zat Rosette daar met een grooten witten doek om het hoofd. Dien doek had zij altijd om bij zware hoofd» pijn, en vandaag scheen haar hoofd te bersten van pijn. Rob vertelde, dat de jongens zoo vriendelijk waren geweest, en wat de meester had gezegd. Maar de oude vrouw luisterde maar half, en toen het sobere maal was ge» nuttigd, zeide zij «Beste jongen 1 Ik kan het niet meer ophouden en zal naar bed gaan misschien betert het dan «Goed moeder Rosette I» antwoordde de jongen«dan ga ik nog even naar buiten 1« Rob was blij, naar buiten te kunnen, want hij vond het droef en somber bij zoo'n oude vrouw, die door de hoofdpijn werd geteisterd, en Lie roepend, gingen ze met hun beiden de deur uit. Or.derweg kwam de kapitein hem tegen. De stoere zeeman had de beremuts over de ooren getrokken en stapte in de hooge kap» laarzen snel voort. Doch den jongen ziende, bleef hij staan als een paal en zeide«Rob» bie, heb ge 't niet koud Verkleumen je handen niet? Waar zijn je wanten?» Wanten Rob had er een paar gehad, maar dat was lang geleden. «En wat heb jij een dun buis aan 1« zei de kapitein, «en dat in 't harje van den winter Er scheen zich een groote ontroering van hem meester te maken. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 5