De Schipbreuk DERDE BLAD Buitenland. FEUILLETON Zaterdag 11 Sept. 1926. No. 3258. Land- en Tuinbouw. DE WATERLEIDING. Een verhaal van het Schotsche Strand Nadruk verboden. Kalibehoefte der kleigronden. 't Heeft lang als een axioma, als een vast» staande waarheid, gegolden, dat kleigronden geen of althans geen groote behoefte hadden aan kali, en dat derhalve bij kunstmestgebruik de kalimest achterwege kon blijven. De klei» gronden waren immers van nature rijk aan kali. Men vergat, dat de kalivoorraad in den loop der jaren door den verbouw vooral van kaliminnende vruchten, kali.arm kon zijn ge» worden. Proeven, hier en daar genomen, we» zen dit dan ook uit: kaligiften verhoogen de opbrengst n. En sedert werd reeds op tal van kleigronden in ons land kalimest met succes, soms met groot voordeel, aangewend. En men begon nu ook op de klei, evenals vroeger reeds op de zand» en veengronden, verschijnselen waar te nemen, die vermoede» lijk wezen op kaligebrek. Dat heeft men b.v. waargenomen in de streek van Maas en Waal. Eerst werd bij daar genomen proeven gecon» stateerd, dat op de veldjes zonder kali de vruchten kleiner van stuk waren dat die met kali vaak een belangrijk grootere aardappel» en bietenopgst gaven, resultaat van een gift van 400 K.G. patentkali of 400 K G. 40 pCt. kalizout per H.A. Dit resultaat was te ver» rassender, omdat uitwendig geen verschil was waar te nemen, de loofontwikkeling heel nor» maal scheen Er waren echter in vele gevallen wel degelijk ook uiterlijke kenteekenen van kaligebrek te bespeuren een achterblijven van het loof, een donkerder kleur, een naar be» neden krullen der bladeren bij de aardappels en ietwat kroezelig worden van het loof bij bieten. In zoodanige gevallen bleek een be» mesting met 600 KG patentkabe per H A. bij aardappels en van 500 K G. 40 pCt. kali» zout bij bieten zeer rendabel. Op den klei» grond van Maas en Waal kwam het kalige» brek nog sterker uit. Dat was het geval op nieuw land grasland, dat pas of vóór enkele jaren was gescheurd. Bieten, die met hun wortels diep in den grond gaan, konden daar nog verbouwd worden, doch gaven slechts halve opbrengsten de aardappelteelt gaf ech» ter zonder kalibemesting mislukking. De bla» deren krulden naar beneden om, kregen eerst «en bronskleur, werden daarna geel en ver» dorden geleidelijk, van de randen naar de stelensoms bedroeg het beschot nog geen 40 HL per H.A. Te Ammerzoden (bij Zalt» Bommel) was zulk een proefveld dezen zomer te zien op gescheurd grasland ook in vorige jaren werd op dat veld de kalihonger als 't ware gedemonstreerd, en kreeg het dan ook een druk bezoek niet enkel van landbouwers, maar ook van ambtenaren van den Planten» ziektenkundigen Dienst te Wageningen, die er voor hun studie prachtig materiaal verza» melden, Perceel-n zonder kali gaven absoluut nietsbij bemesting met 500 K.G. Patentkali was het beschot nog slechteen gift van 750 K.G. leverde evenmin nog een goede opbrengst, een eenigszins normaal gewas werd eerst ver» kregen bij bemesting met 1000 K.G. Patent» kali per H.A. De kalibehoefte van den kleigrond trad hier wel duidelijk aan het licht. De Manus»Melkmachine. In Friesland, op het proefbedrijf der Friesche Mij, van Landbouw, is gedurende 3'/2 maand een proef genomen met de Manus»melkmachine Eerst in de Nieuwe Wereld, later ook in Europa en ten onzent zijn verschillende melk» machines beproefd. Heette het vóór enkele jaren, dat de melkmachine wel nimmer het melken met de hand zou kunnen vervangen, thans staat men er anders tegenover. Inzon» derheid daar, waar behcefte bestaat aan werk» krachten, of waar men zich liefst daarvan on» afhankelijk wil maken, ziet men meer en meer in de melkmachine een uiikomst, een helper of toevlucht in den nood. Evenwel rezen verschillende vragen, als dezehoe gedragen zich de koeien bij het melkenhoe staat het met de gewonnen melk wat hoeveelheid en kwantiteit betreft; hoe lang moet worden na» gemo'ken Kortomhoe is in 't algemeen het werk, dat de machine levert. De ervaring bij vermelde proef geeft op die vragen ant» woord, en wel een, dat over 't geheel bevre digend mag heeten. Het melken met de Ma» nus=melkmachine oefende geen nadeeligen invloed uit op het aantal kilogrammen en op het vetgehalte der melk; de nieuwmelkte koeien gaven ruime hoeveelheden. Voor iedere koe werd eenige keeren de hoeveelheid na» melk bepaald, en deze varieerde in den regel van 1 tot 3 ons (H.G.) per keer; een enkele maal werd meer dan 1 Liter nagemolken, zon- dat daarvoor een bepaalde oorzaak was aan te geven. Zormldig namelken bleek dus wen» schelijk. Het rapport acht dit geen groot be» zwaar, noemt het zelfs tot op zekere hoogte nuttig, omdat het dwingt tot het controleeren zoowel van de machine als van de kwartieren en spenen der koe. Misschien kan het na» melken achterwege b'ij ven, als de dieren van den beginne af, dus reeds bij 't begin der eerste lactatieperiode, met de machine gemol» ken worden. De tijdsduur varieerde van 7 minuten (b j koeien met lage melkgift) tot 10 minuten (bij koeien die veel melk, pl.m. 25 L., gaven). Opmerkelijk was, dat een schuin naar voren houden der tepelhouders het toe schieten der melk tegen het einde zeer be» vordert. Duidelijk was te constateeren, dat het melken met de machine den dieren niet on aangenaam aandeedalle koeien stonden rus» tig, spannen was slechts bij een enkele koe den eersten keer noodig. 't Was opvallend, hoe snel de koeien de melk lieten toeschieten. Toen later weer met handmelken werd be» gonnen, waren de koeien alle, zondei één uit» zondering, uitstekend te melken. Nog valt te vermelden, dat de spenen mooi zacht en gaaf bleven, en dat afwijkende kwartieren niet voorkwamen. Een bezwaar zou men kunnen noemen, dat men bij het melken met de ma» chine mist het opgrijpen in den uier bij het einde, dit kan echter door goed namelken worden opgeheven. De eindconclusie luidtdat genoemde ma» chine uitstekend heeft voldaan. Weet gy t dat voor het verkrijgen van le kwalititeit bo ter op de fabriek de boerderij zeer kan mede werker dat daarvoor noodig zijn le zinde lijke melkwinning en behandeling 2e onmid» delijke en diepe afkoeling der melk? dat daardoor de eigen zuring der melk wordt voorkomen en het zuringsproces minder snel verloopt weet gijwat men bij een besmette lijke ziekte verstaat onder het incubatie-tijdperk, dat daarmee bedoeld wordt het tijdperk, dat de mensch of het dier «de ziekte reeds onder de leden heeft«, zooals de volksmond zegt maar nog geen kenteekenen der ziekte zijn waar te nemen dat gedurende dat tijdperk de ziekteverwekkende bacteriën geen ziekte stoffen produceeren, doch alleen zich verme» nigvuldigen, om als 't ware straks den aanval beter te kunnen doen weet gij, dat ook de melk zoo'n incubatie-tijdperk heeftdat als. dan de melkzuur-bacteriën wel in aantal toe» nemen, maar dat zij in dien tijd hun eigen» lijken arbe'dhet omzetten van melksuiker in melkzuur, laten rustendat het incubatie- tijdperk bij koewarme melk duurt 3 8 uur, bij goed afgekoelde melk (10 graden Celsius) zelfs van 52 tot 75 uur? Korte wenken en mededeellngen. Den aard der besmetting van kringerigheid bij aardappelen weet men nog niet Maar wel weet mendat zanderige kalkarme, met dier» lijke uitwerpselen bemeste gronden kringere aardappelen voortbrengen. Wanneer een koe lijdende is aan onvruchtbaarheid, is de oorzaak in zeer vele gevallen een baarmoe deraandoening, waarvoor in verreweg de meeste gevallen baat te vinden is door een 1 a 2«malige behandeling door den dierenarts In 'Overijsel kreeg een fabriek moelijkheden bij de zuursel- en boterbereidingnaderhand bleek dat deze te wijten waren aan het con» serveeren der melk, door de leveranciers der fabriek, met formalin-, om de melk in goeden toestand aan de fabriek te leveren. Tegen deze zeer verkeerde hande'wijze kan niet scherp genoeg worden opgetreden. Het contro leeren van de berekening der melklijsten ver» eischt veel werk, maar bleek hier en daar zeer noodig en nuttig te zijnin Overijsel werden niet minder dan circa 500 lijsten door den Zuivelconsulent gewijzegd en verbeterd. De ondervinding heeft geleerd, dat kuikens op een harden vloer grootgebracht, vroeg of laat last krijgen van beengebreken, al wordt die vloer ook met strooisel belegd. Twee groote vijanden van kuikens zijn: koude en vocht. De diertjes moeten zooveel mogelijk van zon» newarmte profiteeren. B-r. INGEZONDEN. In verband met de stichting van een waterleidingbedrijf op ons eiland kunnen wij onze lezers mededeelen het resultaat van een ingestelde enquete bij andere drinkwaterbedrijven in ons land wat betreft de financieele uitkomsten en hoe het door de bevolking ontvangen is Wanneer opge» richt Kan het bedrijf zich bedruipen Stelt de bevolking het op prijs? 's Gravendeel 1915 Nog niet. Wordt zeer op prijs gesteld. Papendrecht. 1908 Zeer zeker. Zeer zeker. Heerjansdam 1912-13 Ja Wordt door de bevolking gewaardeerd. H. I. Ambacht 1912 Ja. Wordt zeer op prijs gesteld. Heinenoord. 1911 Ja. Als voren. 1910 Ja. Wordt zeer op prijs gesteld, ook door hen, die tegen -de oprichting zijn geweest. 1903 Ja, bovendien winst Wordt op prijs gesteld. Voorschoten 1910 Ja, kleine winst. 1909 Ja. Ja. Koudekerk 1909 Ja. Begin hevig verzet. Wordt op hoogen prijs gesteld. Hellevoetsluis 1895 Ja. Wordt ten zeerste op prijs gesteld. Schoonhoven 1901 Ja. Zeer zeker op prijs gesteld. Ridderkerk 1906 Ja. Ja. Zwijndrecht 1897 Ja. Ja. Hillegersberg 1890 Eenige winst Wordt als onmisbaar beschouwd. Eert nieuwe landbouw.organisatle. Naar aanleiding van eenige artikelen in het «Friesch Dagblad« werd nu voor vier jaar op» gericht de Bond van Landpachters Doel was, de positie der pachters, (huurders van boerde» rijen en los land) te verbeteren, door verlaging der pachtprijzen verbetering der voorwaarden van het huurcontracttoekenning van vergoe» ding aan den pachter voor aangebrachte ver» beteringverlenging van den huurtijd bij goede behartiging Jer plichten tegenover den verhuurder; het brengen der kosten van 't huurcontract voor rekening van den verpach» ter enz. Voorloopig werkte de nieuwe organisatie alleen in Friesland, waar veel plaatselijke suc» cessen werden bereikt, zoodat de Bond spoe» dig enkele duizenden leden telde. Verleden jaar begonnen de pachters in Gro» ningen *t belang van eigen organisatie in te zien en werden daar verscheidene afdeelingen van den Bond van Landpachters opgericht. Daarna volgde Drente Gezegd kan thans worden, dat nagenoeg alle pachters in deze drie provincies aangeslo ten zijn bij den Bond. Deze telt nu drie pro» vinciale afdeelingen, terwijl in Overijssel nog dit jaar een provinciale afdeeling zal worden opgericht. Er zijn reeds een tiental plaatselijke, waarvan enkele met over de 100 leden. De Bond is neutraal. Alle richtingen zijn in het Bestuur vertegenwoordigd De Bond stelt geen candidaten, en beveelt ook geen aan bij de verkiezingen. Hij doet dus niet aan politiek. Uitsluitend komt hij op voor een betere be» staanszekerheid en een vaster rechtspositie van de pachters. De leden ontvangen gratis het blad «De Landpachten* en hebben recht op gratis advies in voorkomende rechts», pacht», assurantie», en belastingvragen. Thans is een der beide vaste propagandis ten werkzaam op de Zuid»Hollandsche eilan den, waar even als in Zeeland reeds een aan» tal pachters lid, of begunstiger zijn. Deze win» ter hoopt de Bond op tal van plaatsen open» bare vergaderingen te beleggen en plaatselijke afdeelingen te stichten. Het doel is, spoedig over te gaan tot het oprichten van provinciale afdeelingen in Zuid» Holland en in Zeeland. Bedoeld wordt niet concurrentie tegen be staande landbouworganisaties, wier verdienste voor den landbouw in't algemeen graag wordt erkend. Maar waar in deze het eigenaarselement sterk vertegenwoordigd is, of overheerscht, kunnen zij niet het lot van den pachter ver» beteren. Daarvoor is een organisatie van enkel huurders noodig. En zulk een organisatie is de Bond van Landpachters. v. HOUTEN De beteekenis van jodium in den landbouw. Zooals bekend is, speelt jodium, dat ver» spreid en plaatselijk in geringe hoeveelheden in de natuur voorkomt, een voorname rol in het leven van plant en dier Bij afwezigheid van jodium plegen zich verschillende abnor male verschijnselen voor te doen, welke ver» dwijnen, wanneer onweegbaar kleine hoeveel» heden jodium in den vorm van een zout als meststof of als voedsel worden gegeven. In den laatsten tijd is men weer meer aan» dacht aan het jodium gaan schenken, onder meer door de resultaten, verkregen bij voeder» proeven, in Engeland en de Vereenigde Staten genomen, waarbij verschillende hoeveelheden joodkali aan het rantsoen werden toegevoegd. Ook recente onderzoekingen op landbouw kundig gebied, hebben licht geworpen op den invloed van jodium op plantenphysiologisch gebied. Meer en meer wordt erkend, dat de vermindering van het suikergehalte van suiker bieten grootendeels op rekening moet worden gesteld van het steeds toenemend gebruik van synthetische meststoffen, zooals zwavelz. am» moniak, kalkstikstof en dergelijke, welke na» tuurlijk geheel vrij van jodium zijn, terwijl chilisalpeter steeds, zij het ook soms uiterst geringe hoeveelheden, van dit element bevat. Voor suikerbieten en ook voor voederbieten is en blijft chilisalpeter derhalve de eenige goede stikstofmest. Het spoorwegongeluk te Lehrte. Twee ernstig verdachten gearresteerd. In een Berlijnsch asyl voor dakloozen zijn twee jonge mannen, Otto Schlesinger en Lilly Weber gearresteerd, verdacht van een aanslag op den trein te Lehrte, waardoor 21 menschen het leven verloren. Toen de ramp plaats had vertoefden ze in de omgeving van Hannover. De arrestatie had plaats op aangifte van een broer van Weber, die aan de politie van Han» nover meedeelde, dat Willy hem bekend had, den aanslag te hebben gepleegd. Omtrent de arrestatie van de beide ver dachten wordt nog gemeld, dat een broer van Weber zich Maandagmorgen op het hoofd» bureau van politie te Hannover vervoegde, waar hij zijn broeder als den dader aangaf. Hij verklaarde dat hij Zondagmiddag met zijn broeder op het graf van hun gestorven vader was geweest. Zijn jongere broeder had toen teekenen van groote onrust en opwinding ge» geven en toen hem naar de reden daarvan was gevraagd, had hij tenslotte onder tranen bekend, dat hij met zijn vriend Schlesinger den aanslag op den D.trein Berlijn—Keulen had gepleegd. Voordat de oudere Weber de politie hiermede in kennis kon stellen, was zijn jongere broeder echter van het kerkhof verdwenen en met Schlesinger naar Berlijn vertrokken. Twaalf rechercheurs trokken daar» op terstond op onderzoek uit en het gelukte hun, de beide verdachten in het asyl voor dakloozen te vinden. vVeber is een 22»jarige werklooze electro» technicus afkomstig uit Schöttmor, terwijl Schlesinger 21 jaar oud is en werkloos muziek» onderwijzer te Stuttgart. Op een brandend schip. Te Deal, aan de Engelsche kust werden Zaterdag twee schipbreukelingen aan land ge» bracht, de gebroeders William en Arthur Med» hurst, samen de bemanning vormende van de motorsmak Britannia, die iiu den nacht van Vrijdag op Zaterdag midden in het kanaal in brand geraakt was. De gebroeders waren op het dek bezig hun vangst schoon te maken, toen opeens, in de machinekamer brand uit brak. Spoedig had zich het vuur over het geheele schip verspreid en ook het groote zeil vatte vlam. Ze brachten dan ook de reddings sloep buiten boord, maar deze sloeg los, zoo» dat zij op het brandende schip gevangen zaten. Gedurende den geheelen nacht trachtten zij het vuur te blusschen doch zonder succes. Ten slotte werden ze naar het einde van den boegspriet gedreven, waar ze bijna in den rook verstikten. Op het nippertje werden de beide mannen door een sloep van het Duit» sche stoomschip Carl gered. Nauwelijks had» den zij den smak verlaten of deze verdween in de golven. De kortharige aufobandite. Wie is zij Hoe ziet zij er uit De politie nog steeds het spoor bijster. Een ongelukkige liefde. De schranderste speurders van Scotland-yard, schrijft de Daily Express, hebben Donderdag een wanhopige poging gedaan om de kort» harige vrouwelijke bandiet te pakken te krijgen en haar identiteit vast te stellen. Zij liep echter niet in de val. Zuid-Londen was overstroomd met stille dienders en in Tottenham Court-road hadden huiszoekingen plaats. Alles tevergeefs. Men verdenkt de vrouw of het meisje be trokken te zijn geweest in tenminste zeven 6) door L. PENNING De sterke visschersschuit zeilde niet da le lijk uit. De kapitein gedoogde het niet; hij achtte het tegenover deze dappere mannen onverantwoordelijk. En eerst toen de verschrik» kelijke stormvlagen iets luwden, stak het vaar» tuig in zee. De tocht was niet ver; slechts erkele hon derden meter zee in, daar zat de Viermaster vast. Het was inderdaad de «Mercurius*, die van Edinburg op Amerika voer. De kapitein was, toen hij 't roer greep, kalm. Er was geen spoor van opgewondenheid meer bij hem te ontdekken, en hij toonde ook nu, welk een voortreffelijk zeeman hij was. Tegenover de ruwe, onstuimige kracht der zee stelde hij zijn ervaring, zijn koelbloe» digheid, zijn zeemanschap, en door het reven van t zeil of een snelle wending van 't roer wist hij de gevaren te ontkomen, waaronder het krakende, stampende vaartuig dreigde ver pletterd te worden. Doch zijn oog was tevens op het ongeluk» kige schip gericht, vanwaar een bang geschrei cu gegil tot de redders doordrong. Het lag te splijten op de verschrikkelijke rotsen, en de losgescheurde zeilen schenen van doods angst te kermen, terwijl zij wijd uitsloegen op den adem van den storm. Dit schip, de trots van den oceaan, lag te zieltogen op het Rif. Het deed een uiterste poging, om los te komen van die doodelijke klippen, en het midden van het schip rees omhoog als de rug van een kameel «Ou Jonathan I« schreeuwde toen de kapitein van het roer af«zie je dat Het schip breekt I« De strandvonder stond op dat oogenblik bij den mast, met den arm er om heen ge slagen. En hij kneep de dorre lippen op el kander, alsof er iets bitters in zijn mond was gekomen. Ze waren toen halverwege het land en het wrak. Ze zagen alles, de oogen op het schip gericht, want het schemerde reeds, en de wol- re jden zich reeds verdeeld, zoodat het iicht der volle maan, die nog in haar kracht was, op het rampzalige wrak viel. Het dek rees en daalde, alsof het schip elk oogenblik dreigde te bersten. Toen viel de groote mast mel eeu donderend geraas over boord, en een onmetelijke jammerkreet steeg op. De visschers zeiden een oogenblik niets. Met verbleekte gelaatstrekken, verpletterd door het verschrikkelijke gezicht, staarden zij naar het Rif. En daarop zetten zij den tocht voort in den storm, die weer woedend los» barstte naar het rampzalige wrak, dat als pik zat vastgekleefd op de rotsen, en waarover de brekers donderend heensloegen. Het was bitter koud. Het vroor hard; de schippers hadden ijskegels in hun baarden. Maar zij voelden geen koudehet zweet gutste van hun gelaat En deze arme visschers, die daar vergeten leefden aan de noordkust van Schotland, waagden in een heldhaftige worst:ling hun leven, om dat van onbeken den, van vreemden te reddenonder het twijfelachtige licht van den Decembermorgen, die droevig door de wolken gloorde. «Ziet ge nog leven, kapitein «Wacht even, Thomas King 1« En toen de golf den achtersteven van den notendop oplichtte, zoodat het leek, alsof het roer tegen de wolken zou worden geperst, schreeuwde de kapitein: »Ja, ik zie nog le ven I Ze zitten daar bij hoopen achter de verschansing van het voordek 1« De visschers waren geen vijftig pas meer van het dek verwijderd en door de schip» breukelingen reeds opge nerkt. En de arme, beklagenswaardige menschen stieten een woes» ten kreet om hulp uit, terwijl een vrouw met een klein kind in den arm naar voren liep. Maar een hooge stortzee bonkte over het wrak heen en spoelde haar met haar kind weg naar de kokende diepte. De oude visschersschuit, al kraakte zij in haar wanden, hield zich dapper. De geest van onverschrokkenheid en onverzettelijken moed, die deze dappere mannen bezielde, scheen over haar varrdig geworden te zijn. Soms verdween zii in de diepte van den afgrond daar was het stil en somber als in een graf» kelder, terwijl de zee rechts en links en van vor n en van achteren in geweldige, lood rechte muren oprees. Maar uit die ruischende diepte opklimmend, verscheen ze een oogen» blik later weer op de schuimende, razende bergtoppen der golven. Dan dreigde het zeil te scheuren onder de vreeselijke persing van den wind, terwijl de mast boog als een wilgentak. De visschers waren nu in lij van het wrak. En met het touw in de gespierde handen, stond George Gospel gereed het over te wer pen, toen een grondzee de schuit uit haar richting wierp. Maar ze kwam terug en thans kregen de visschers een kans het touw te werpen. Het viel vlak neer voor de voeten der schipbreu» kelingen, die zich vast hielden aan de klam pen van een grooten koekoek en van de kommandobrug. «Grijpt het touw 1« schreeuwde George Gos pel boven den storm uit: «grijpt het touwI« Hadden zij 't niet verstaan? Of durfden zij niet los te laten Of waren ze te ver» kleumd, te ellendig, om het reddende touw te grijpen 1 «Om Gods wil grijpt dan toch het touw I« schreeuwde de «isscher, maar het touw werd door een stortzee van boord gespoeld en de schuit dreef wegonder een onmetelijk jam» mergeschrei der achterblijvenden. «Wat nu vroeg de kapitein. Niemand antwoorddedeze mannen dach ten aan hun vrouwen, hun kinderen, Daarop echter zei George Gospel«Laten we nog eens wenden, kapitein! en als wij lij in zijn ge komen, zal ik met het touw trachten over te springen op het wrak Weer zwegen de anderen. Doch toen zeide Thomas King, die bij de voorplecht stond: «Kapteinl George Gospel heeft een vrouw met acht kinderen thuis ik zal het doen la Zoo wendde dan de schuit, terwijl uit de grijze wolken de sneeuw begon neer te dwar» reien En Thomas stond daar met het touw «Het wrak houdt het geen half uur meer uit!« zei de gezagvoerder met een bedenke» lijk gelaat. «We moeten doen, wat we kunnen I» ant woordde Thomas. «En zoo mij een ongeluk mocht overkomen, vrinden denkt aan m'n jongen, aan Robbie Hij had het touw om het middel gebonden. En toen de zee de visschersschuit hoog op» hief, sprong hij over op het wrak, dat daar lag te bersten en te splijten op het rif der kust. Aan het strand waren de talrijke visschers» gezinnen, verkleumd van de snerpende koude, samengeschoold, en de burgemeester was er ook. Hij had den verrekijker op het schip in de branding gericht. «Ze zijn weer aan 't wrak®, zeide hij, «daar sprngt.er één overl« «Wie is 't?« werd er gevraagd, en hij ant» woordde«Ik weet het nietik kan 't niet zien de sneeuwjacht en de donkere lucht beletten het uitzicht De sneeuw viel dichter, doch niemand dacht aan naar huis gaan. De angst, de ontroering stond op die bleeke gezichten te lezen. Dicht bijéén, opgedrongen stonden zij daar, in de grimmige, doordringende winterkoude, die van de zee kwam en hen koud maakte tot in het merg. Zij konden bij de loods gaan staan, waar schuiling was, doch niemand ging. Er werd weinig gesproken. Soms bewogen zich de lippen van een oud moedertje, dat daar stond, met een ouden, gelapten mantel over de schouders, als in een gebed. En er steeg een zachte jammerklacht op, terwijl de oogen van die honderden op het wrak waren gevestigd. Het wilde maar geen dag worden. Lood» grijs bleef de luchtwitte schuimkoppen kwa men aanjachten, en in de verte zag men de brekers huizenhoog opspringen over het wrak. Zij stonden daar dicht bij de zee, aan het strand. De uitloopers der golven plonsden tegen hun voeten aan, maar zij letten er niet op. En moeder Rosette, die de magere armen in de zijde had gestut, riep ineens: «Men» schen, kijkt wat is dat daar?« Het was de zee, de triumfeerende zee, die haar o erwinning vierde. Daar voor de voe» ten van moeder Rosette sloeg een hoop natte vodden op en neer en de wind en de golven speelden er mee. En een wit doodsgelaat met lange, zwarte haren kwam bij oogenblikken boven, om dan weer weg te zinken in de golven in den dood Toen kwam een weggeslagen luik van het wrak aandrijven. Het bonkte tegen dien hoop natte vodden aan, en daar lag de moeder met het kind, die daar straks van het schip waren gespoeld, voor Rosette's voeten De moeder hield haar jong wuht met vaste armen omstrengeld, en terwijl haar eigen ge laat was geschonden en vol wonden op dien vreeselijken tocht van het Rif naar het strand, had het kind geen schram opgeloopen. Het lag met het hoofdje tegen Moeder's borst, de oogen gesloten, alsof het rustig lag te slui» meren. «Twee lijkenwerd er gezegd, maar moe» der Rosette, die het echte zeemansbloed in haar aderen had, en niet spoedig kamp gaf, zeide met harde stem «dat weet ge nog niet Zij riep de hulp van eenige mannen in, die daar stonden, en samen droegen zij de dren» kelingen naar Rosette's woning. En Rosette had het vaste voornemen, met den dood te kampen, teneinde het gevluchte leven terug te roepen. Toen zij haar schamele woning betrad, stond Rob daar: met een verschrokken gelaat. «Waar is Vader vroeg hij«moeder Ro sette weet ge 't niet?« Hij was daar straks wakker geworden en had zich verwonderd, dat Vader niet aanwe» zig was. Het gebeurde wel meer, dat zijn vader 's morgens vroeg weg ging, maar dan zeide hij 't den avond te voren. «Robbie 1« zei hij dan«ik moet hedennacht of morgen vroeg uitje moet goed oppassen, Robbie, en goed leeren, hoorI« Hij had het gisteravond niet gezegd, en daarom schrok Rob. En terwijl hij zich aan» kleedde, had hij naar den hoek van den haard gekeken, waar anders Vaders groote laarzen stonden. Doch nu stonden zij er niet. Toen was hij de hooge rots bij de woning opgeklauterd, en daar op die hoogte, die door de winden werd gegeeseld had hij geschreeuwd «Vader I Vader Toen echter ontdekte hij den gestranden Viermaster en dien notendop van een vis» schersschuit, die de golven trotseerend, moe dig voortzeilde in de richting van het wrak. En hij was buiten adem geloopen, zooals hij daar voor Rosette stond en hijgde «Zeg, moe» der Rosette weet ge niet, waar Vader is?« Zij trok de breede, hoekige schouders op, terwijl ze het vuur opstookte en een grooten ketel water ophing, «Je vader? Ik weet het niet, ventje 1 De kapitein is in de vroegte met een aantal man» nen er op uitgetrokken, om de schipbreuke lingen te reddenze zeggen, dat je vader er bij is En zij haalde kruiken, om ze met heet wa ter te vullen, en daarmede de beide drenke» lingen tot het leven terug te roepen. Het liep af en aan van menschen, gedreven door nieuwsgierigheid en zorgende belang stelling. Ze wilden allemaal de arme moeder zien met haar verdronken wicht, en terwijl ze Rosette zouden helpen in haar menschlie» vend pogen, liepen zij elkander in den weg. Rob hield het hier niet meer uit en holde wegin de richting van 't strand, al maar aan zijn vader denkend. Er waren nog meer menschen dan daar straks. Zij stonden in groote groepen met elkander te spreken over het ongeluk, en hoe het gekomen zou zijn. Zij konden het niet anders begrijpen dan dat de hevige storm en de stroom het schip uit den koers had ge dreven en dat een grondzee de ramp had voltooid. Rob liep bij die groepen rond, luisterend naar hun verhalen en bedroefd bij de ge» dachte dat zijn vader op gindsche schuit zou zijn. Hij had nog niets gegeten en benijdde John van den schoenmaker, die met een dikke snee roggebrood in de hand daar aankwam. Vroeger had John hem wel een brok ge» geven, als Rob honger had, maar Rob dacht er niet aan, er om te vragen, want John had hem beleedigd En met den rug naar John gekeerd, hoorde hij Tim den veldwachter roepen «Daar gaat het schip 1« De zee bruiste en de golven loeiden. Daar fladderde nog een stuk zeil als een lijkwade boven het wrak. En weg zonk het naar de diepte {Wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 5