De Schipbreuk
DERDE BLAD
Buitenland.
FEUILLETON
Zaterdag 11 Sept. 1926. No. 3258.
Land- en Tuinbouw.
DE WATERLEIDING.
Een verhaal van het
Schotsche Strand
Nadruk verboden.
Kalibehoefte der kleigronden.
't Heeft lang als een axioma, als een vast»
staande waarheid, gegolden, dat kleigronden
geen of althans geen groote behoefte hadden
aan kali, en dat derhalve bij kunstmestgebruik
de kalimest achterwege kon blijven. De klei»
gronden waren immers van nature rijk aan
kali. Men vergat, dat de kalivoorraad in den
loop der jaren door den verbouw vooral van
kaliminnende vruchten, kali.arm kon zijn ge»
worden. Proeven, hier en daar genomen, we»
zen dit dan ook uit: kaligiften verhoogen
de opbrengst n. En sedert werd reeds op tal
van kleigronden in ons land kalimest met
succes, soms met groot voordeel, aangewend.
En men begon nu ook op de klei, evenals
vroeger reeds op de zand» en veengronden,
verschijnselen waar te nemen, die vermoede»
lijk wezen op kaligebrek. Dat heeft men b.v.
waargenomen in de streek van Maas en Waal.
Eerst werd bij daar genomen proeven gecon»
stateerd, dat op de veldjes zonder kali de
vruchten kleiner van stuk waren dat die met
kali vaak een belangrijk grootere aardappel»
en bietenopgst gaven, resultaat van een gift
van 400 K.G. patentkali of 400 K G. 40 pCt.
kalizout per H.A. Dit resultaat was te ver»
rassender, omdat uitwendig geen verschil was
waar te nemen, de loofontwikkeling heel nor»
maal scheen Er waren echter in vele gevallen
wel degelijk ook uiterlijke kenteekenen van
kaligebrek te bespeuren een achterblijven van
het loof, een donkerder kleur, een naar be»
neden krullen der bladeren bij de aardappels
en ietwat kroezelig worden van het loof bij
bieten. In zoodanige gevallen bleek een be»
mesting met 600 KG patentkabe per H A.
bij aardappels en van 500 K G. 40 pCt. kali»
zout bij bieten zeer rendabel. Op den klei»
grond van Maas en Waal kwam het kalige»
brek nog sterker uit. Dat was het geval op
nieuw land grasland, dat pas of vóór enkele
jaren was gescheurd. Bieten, die met hun
wortels diep in den grond gaan, konden daar
nog verbouwd worden, doch gaven slechts
halve opbrengsten de aardappelteelt gaf ech»
ter zonder kalibemesting mislukking. De bla»
deren krulden naar beneden om, kregen eerst
«en bronskleur, werden daarna geel en ver»
dorden geleidelijk, van de randen naar de
stelensoms bedroeg het beschot nog geen
40 HL per H.A. Te Ammerzoden (bij Zalt»
Bommel) was zulk een proefveld dezen zomer
te zien op gescheurd grasland ook in vorige
jaren werd op dat veld de kalihonger als 't
ware gedemonstreerd, en kreeg het dan ook
een druk bezoek niet enkel van landbouwers,
maar ook van ambtenaren van den Planten»
ziektenkundigen Dienst te Wageningen, die
er voor hun studie prachtig materiaal verza»
melden, Perceel-n zonder kali gaven absoluut
nietsbij bemesting met 500 K.G. Patentkali
was het beschot nog slechteen gift van 750
K.G. leverde evenmin nog een goede opbrengst,
een eenigszins normaal gewas werd eerst ver»
kregen bij bemesting met 1000 K.G. Patent»
kali per H.A.
De kalibehoefte van den kleigrond trad hier
wel duidelijk aan het licht.
De Manus»Melkmachine.
In Friesland, op het proefbedrijf der Friesche
Mij, van Landbouw, is gedurende 3'/2 maand
een proef genomen met de Manus»melkmachine
Eerst in de Nieuwe Wereld, later ook in
Europa en ten onzent zijn verschillende melk»
machines beproefd. Heette het vóór enkele
jaren, dat de melkmachine wel nimmer het
melken met de hand zou kunnen vervangen,
thans staat men er anders tegenover. Inzon»
derheid daar, waar behcefte bestaat aan werk»
krachten, of waar men zich liefst daarvan on»
afhankelijk wil maken, ziet men meer en meer
in de melkmachine een uiikomst, een helper
of toevlucht in den nood. Evenwel rezen
verschillende vragen, als dezehoe gedragen
zich de koeien bij het melkenhoe staat het
met de gewonnen melk wat hoeveelheid en
kwantiteit betreft; hoe lang moet worden na»
gemo'ken Kortomhoe is in 't algemeen
het werk, dat de machine levert. De ervaring
bij vermelde proef geeft op die vragen ant»
woord, en wel een, dat over 't geheel bevre
digend mag heeten. Het melken met de Ma»
nus=melkmachine oefende geen nadeeligen
invloed uit op het aantal kilogrammen en op
het vetgehalte der melk; de nieuwmelkte
koeien gaven ruime hoeveelheden. Voor iedere
koe werd eenige keeren de hoeveelheid na»
melk bepaald, en deze varieerde in den regel
van 1 tot 3 ons (H.G.) per keer; een enkele
maal werd meer dan 1 Liter nagemolken, zon-
dat daarvoor een bepaalde oorzaak was aan
te geven. Zormldig namelken bleek dus wen»
schelijk. Het rapport acht dit geen groot be»
zwaar, noemt het zelfs tot op zekere hoogte
nuttig, omdat het dwingt tot het controleeren
zoowel van de machine als van de kwartieren
en spenen der koe. Misschien kan het na»
melken achterwege b'ij ven, als de dieren van
den beginne af, dus reeds bij 't begin der
eerste lactatieperiode, met de machine gemol»
ken worden. De tijdsduur varieerde van 7
minuten (b j koeien met lage melkgift) tot 10
minuten (bij koeien die veel melk, pl.m. 25
L., gaven). Opmerkelijk was, dat een schuin
naar voren houden der tepelhouders het toe
schieten der melk tegen het einde zeer be»
vordert. Duidelijk was te constateeren, dat het
melken met de machine den dieren niet on
aangenaam aandeedalle koeien stonden rus»
tig, spannen was slechts bij een enkele koe
den eersten keer noodig. 't Was opvallend,
hoe snel de koeien de melk lieten toeschieten.
Toen later weer met handmelken werd be»
gonnen, waren de koeien alle, zondei één uit»
zondering, uitstekend te melken. Nog valt te
vermelden, dat de spenen mooi zacht en gaaf
bleven, en dat afwijkende kwartieren niet
voorkwamen. Een bezwaar zou men kunnen
noemen, dat men bij het melken met de ma»
chine mist het opgrijpen in den uier bij het
einde, dit kan echter door goed namelken
worden opgeheven.
De eindconclusie luidtdat genoemde ma»
chine uitstekend heeft voldaan.
Weet gy t
dat voor het verkrijgen van le kwalititeit bo
ter op de fabriek de boerderij zeer kan mede
werker dat daarvoor noodig zijn le zinde
lijke melkwinning en behandeling 2e onmid»
delijke en diepe afkoeling der melk? dat
daardoor de eigen zuring der melk wordt
voorkomen en het zuringsproces minder snel
verloopt weet gijwat men bij een besmette
lijke ziekte verstaat onder het incubatie-tijdperk,
dat daarmee bedoeld wordt het tijdperk, dat
de mensch of het dier «de ziekte reeds onder
de leden heeft«, zooals de volksmond zegt
maar nog geen kenteekenen der ziekte zijn
waar te nemen dat gedurende dat tijdperk
de ziekteverwekkende bacteriën geen ziekte
stoffen produceeren, doch alleen zich verme»
nigvuldigen, om als 't ware straks den aanval
beter te kunnen doen weet gij, dat ook de
melk zoo'n incubatie-tijdperk heeftdat als.
dan de melkzuur-bacteriën wel in aantal toe»
nemen, maar dat zij in dien tijd hun eigen»
lijken arbe'dhet omzetten van melksuiker
in melkzuur, laten rustendat het incubatie-
tijdperk bij koewarme melk duurt 3 8 uur,
bij goed afgekoelde melk (10 graden Celsius)
zelfs van 52 tot 75 uur?
Korte wenken en mededeellngen.
Den aard der besmetting van kringerigheid
bij aardappelen weet men nog niet Maar wel
weet mendat zanderige kalkarme, met dier»
lijke uitwerpselen bemeste gronden kringere
aardappelen voortbrengen. Wanneer een
koe lijdende is aan onvruchtbaarheid, is de
oorzaak in zeer vele gevallen een baarmoe
deraandoening, waarvoor in verreweg de
meeste gevallen baat te vinden is door een 1
a 2«malige behandeling door den dierenarts
In 'Overijsel kreeg een fabriek moelijkheden
bij de zuursel- en boterbereidingnaderhand
bleek dat deze te wijten waren aan het con»
serveeren der melk, door de leveranciers der
fabriek, met formalin-, om de melk in goeden
toestand aan de fabriek te leveren. Tegen deze
zeer verkeerde hande'wijze kan niet scherp
genoeg worden opgetreden. Het contro
leeren van de berekening der melklijsten ver»
eischt veel werk, maar bleek hier en daar zeer
noodig en nuttig te zijnin Overijsel werden
niet minder dan circa 500 lijsten door den
Zuivelconsulent gewijzegd en verbeterd. De
ondervinding heeft geleerd, dat kuikens op
een harden vloer grootgebracht, vroeg of laat
last krijgen van beengebreken, al wordt die
vloer ook met strooisel belegd. Twee groote
vijanden van kuikens zijn: koude en vocht.
De diertjes moeten zooveel mogelijk van zon»
newarmte profiteeren.
B-r.
INGEZONDEN.
In verband met de stichting van een waterleidingbedrijf op ons eiland kunnen wij onze
lezers mededeelen het resultaat van een ingestelde enquete bij andere drinkwaterbedrijven
in ons land wat betreft de financieele uitkomsten en hoe het door de bevolking ontvangen is
Wanneer
opge»
richt
Kan het bedrijf
zich bedruipen
Stelt de bevolking het op prijs?
's Gravendeel
1915
Nog niet.
Wordt zeer op prijs gesteld.
Papendrecht.
1908
Zeer zeker.
Zeer zeker.
Heerjansdam
1912-13
Ja
Wordt door de bevolking gewaardeerd.
H. I. Ambacht
1912
Ja.
Wordt zeer op prijs gesteld.
Heinenoord.
1911
Ja.
Als voren.
1910
Ja.
Wordt zeer op prijs gesteld, ook door hen,
die tegen -de oprichting zijn geweest.
1903
Ja, bovendien winst
Wordt op prijs gesteld.
Voorschoten
1910
Ja, kleine winst.
1909
Ja.
Ja.
Koudekerk
1909
Ja.
Begin hevig verzet. Wordt op hoogen
prijs gesteld.
Hellevoetsluis
1895
Ja.
Wordt ten zeerste op prijs gesteld.
Schoonhoven
1901
Ja.
Zeer zeker op prijs gesteld.
Ridderkerk
1906
Ja.
Ja.
Zwijndrecht
1897
Ja.
Ja.
Hillegersberg
1890
Eenige winst
Wordt als onmisbaar beschouwd.
Eert nieuwe landbouw.organisatle.
Naar aanleiding van eenige artikelen in het
«Friesch Dagblad« werd nu voor vier jaar op»
gericht de Bond van Landpachters Doel was,
de positie der pachters, (huurders van boerde»
rijen en los land) te verbeteren, door verlaging
der pachtprijzen verbetering der voorwaarden
van het huurcontracttoekenning van vergoe»
ding aan den pachter voor aangebrachte ver»
beteringverlenging van den huurtijd bij
goede behartiging Jer plichten tegenover den
verhuurder; het brengen der kosten van 't
huurcontract voor rekening van den verpach»
ter enz.
Voorloopig werkte de nieuwe organisatie
alleen in Friesland, waar veel plaatselijke suc»
cessen werden bereikt, zoodat de Bond spoe»
dig enkele duizenden leden telde.
Verleden jaar begonnen de pachters in Gro»
ningen *t belang van eigen organisatie in te
zien en werden daar verscheidene afdeelingen
van den Bond van Landpachters opgericht.
Daarna volgde Drente
Gezegd kan thans worden, dat nagenoeg
alle pachters in deze drie provincies aangeslo
ten zijn bij den Bond. Deze telt nu drie pro»
vinciale afdeelingen, terwijl in Overijssel nog
dit jaar een provinciale afdeeling zal worden
opgericht. Er zijn reeds een tiental plaatselijke,
waarvan enkele met over de 100 leden.
De Bond is neutraal. Alle richtingen zijn
in het Bestuur vertegenwoordigd De Bond
stelt geen candidaten, en beveelt ook geen aan
bij de verkiezingen. Hij doet dus niet aan
politiek.
Uitsluitend komt hij op voor een betere be»
staanszekerheid en een vaster rechtspositie van
de pachters.
De leden ontvangen gratis het blad «De
Landpachten* en hebben recht op gratis advies
in voorkomende rechts», pacht», assurantie»,
en belastingvragen.
Thans is een der beide vaste propagandis
ten werkzaam op de Zuid»Hollandsche eilan
den, waar even als in Zeeland reeds een aan»
tal pachters lid, of begunstiger zijn. Deze win»
ter hoopt de Bond op tal van plaatsen open»
bare vergaderingen te beleggen en plaatselijke
afdeelingen te stichten.
Het doel is, spoedig over te gaan tot het
oprichten van provinciale afdeelingen in Zuid»
Holland en in Zeeland.
Bedoeld wordt niet concurrentie tegen be
staande landbouworganisaties, wier verdienste
voor den landbouw in't algemeen graag wordt
erkend. Maar waar in deze het eigenaarselement
sterk vertegenwoordigd is, of overheerscht,
kunnen zij niet het lot van den pachter ver»
beteren. Daarvoor is een organisatie van enkel
huurders noodig.
En zulk een organisatie is de Bond van
Landpachters.
v. HOUTEN
De beteekenis van jodium in den
landbouw.
Zooals bekend is, speelt jodium, dat ver»
spreid en plaatselijk in geringe hoeveelheden
in de natuur voorkomt, een voorname rol in
het leven van plant en dier Bij afwezigheid
van jodium plegen zich verschillende abnor
male verschijnselen voor te doen, welke ver»
dwijnen, wanneer onweegbaar kleine hoeveel»
heden jodium in den vorm van een zout als
meststof of als voedsel worden gegeven.
In den laatsten tijd is men weer meer aan»
dacht aan het jodium gaan schenken, onder
meer door de resultaten, verkregen bij voeder»
proeven, in Engeland en de Vereenigde Staten
genomen, waarbij verschillende hoeveelheden
joodkali aan het rantsoen werden toegevoegd.
Ook recente onderzoekingen op landbouw
kundig gebied, hebben licht geworpen op den
invloed van jodium op plantenphysiologisch
gebied. Meer en meer wordt erkend, dat de
vermindering van het suikergehalte van suiker
bieten grootendeels op rekening moet worden
gesteld van het steeds toenemend gebruik van
synthetische meststoffen, zooals zwavelz. am»
moniak, kalkstikstof en dergelijke, welke na»
tuurlijk geheel vrij van jodium zijn, terwijl
chilisalpeter steeds, zij het ook soms uiterst
geringe hoeveelheden, van dit element bevat.
Voor suikerbieten en ook voor voederbieten
is en blijft chilisalpeter derhalve de eenige
goede stikstofmest.
Het spoorwegongeluk te Lehrte.
Twee ernstig verdachten gearresteerd.
In een Berlijnsch asyl voor dakloozen zijn
twee jonge mannen, Otto Schlesinger en Lilly
Weber gearresteerd, verdacht van een aanslag
op den trein te Lehrte, waardoor 21 menschen
het leven verloren. Toen de ramp plaats had
vertoefden ze in de omgeving van Hannover.
De arrestatie had plaats op aangifte van een
broer van Weber, die aan de politie van Han»
nover meedeelde, dat Willy hem bekend had,
den aanslag te hebben gepleegd.
Omtrent de arrestatie van de beide ver
dachten wordt nog gemeld, dat een broer van
Weber zich Maandagmorgen op het hoofd»
bureau van politie te Hannover vervoegde,
waar hij zijn broeder als den dader aangaf.
Hij verklaarde dat hij Zondagmiddag met zijn
broeder op het graf van hun gestorven vader
was geweest. Zijn jongere broeder had toen
teekenen van groote onrust en opwinding ge»
geven en toen hem naar de reden daarvan
was gevraagd, had hij tenslotte onder tranen
bekend, dat hij met zijn vriend Schlesinger
den aanslag op den D.trein Berlijn—Keulen
had gepleegd. Voordat de oudere Weber de
politie hiermede in kennis kon stellen, was
zijn jongere broeder echter van het kerkhof
verdwenen en met Schlesinger naar Berlijn
vertrokken. Twaalf rechercheurs trokken daar»
op terstond op onderzoek uit en het gelukte
hun, de beide verdachten in het asyl voor
dakloozen te vinden.
vVeber is een 22»jarige werklooze electro»
technicus afkomstig uit Schöttmor, terwijl
Schlesinger 21 jaar oud is en werkloos muziek»
onderwijzer te Stuttgart.
Op een brandend schip.
Te Deal, aan de Engelsche kust werden
Zaterdag twee schipbreukelingen aan land ge»
bracht, de gebroeders William en Arthur Med»
hurst, samen de bemanning vormende van de
motorsmak Britannia, die iiu den nacht van
Vrijdag op Zaterdag midden in het kanaal in
brand geraakt was. De gebroeders waren op
het dek bezig hun vangst schoon te maken,
toen opeens, in de machinekamer brand uit
brak. Spoedig had zich het vuur over het
geheele schip verspreid en ook het groote zeil
vatte vlam. Ze brachten dan ook de reddings
sloep buiten boord, maar deze sloeg los, zoo»
dat zij op het brandende schip gevangen zaten.
Gedurende den geheelen nacht trachtten zij
het vuur te blusschen doch zonder succes.
Ten slotte werden ze naar het einde van den
boegspriet gedreven, waar ze bijna in den
rook verstikten. Op het nippertje werden de
beide mannen door een sloep van het Duit»
sche stoomschip Carl gered. Nauwelijks had»
den zij den smak verlaten of deze verdween
in de golven.
De kortharige aufobandite.
Wie is zij Hoe ziet zij er uit
De politie nog steeds het spoor bijster.
Een ongelukkige liefde.
De schranderste speurders van Scotland-yard,
schrijft de Daily Express, hebben Donderdag
een wanhopige poging gedaan om de kort»
harige vrouwelijke bandiet te pakken te krijgen
en haar identiteit vast te stellen. Zij liep echter
niet in de val.
Zuid-Londen was overstroomd met stille
dienders en in Tottenham Court-road hadden
huiszoekingen plaats. Alles tevergeefs.
Men verdenkt de vrouw of het meisje be
trokken te zijn geweest in tenminste zeven
6) door L. PENNING
De sterke visschersschuit zeilde niet da le
lijk uit. De kapitein gedoogde het niet; hij
achtte het tegenover deze dappere mannen
onverantwoordelijk. En eerst toen de verschrik»
kelijke stormvlagen iets luwden, stak het vaar»
tuig in zee.
De tocht was niet ver; slechts erkele hon
derden meter zee in, daar zat de Viermaster
vast. Het was inderdaad de «Mercurius*, die
van Edinburg op Amerika voer.
De kapitein was, toen hij 't roer greep,
kalm. Er was geen spoor van opgewondenheid
meer bij hem te ontdekken, en hij toonde
ook nu, welk een voortreffelijk zeeman hij
was. Tegenover de ruwe, onstuimige kracht
der zee stelde hij zijn ervaring, zijn koelbloe»
digheid, zijn zeemanschap, en door het reven
van t zeil of een snelle wending van 't roer
wist hij de gevaren te ontkomen, waaronder
het krakende, stampende vaartuig dreigde ver
pletterd te worden.
Doch zijn oog was tevens op het ongeluk»
kige schip gericht, vanwaar een bang geschrei
cu gegil tot de redders doordrong. Het lag
te splijten op de verschrikkelijke rotsen, en
de losgescheurde zeilen schenen van doods
angst te kermen, terwijl zij wijd uitsloegen
op den adem van den storm.
Dit schip, de trots van den oceaan, lag te
zieltogen op het Rif. Het deed een uiterste
poging, om los te komen van die doodelijke
klippen, en het midden van het schip rees
omhoog als de rug van een kameel
«Ou Jonathan I« schreeuwde toen de kapitein
van het roer af«zie je dat Het schip breekt I«
De strandvonder stond op dat oogenblik
bij den mast, met den arm er om heen ge
slagen. En hij kneep de dorre lippen op el
kander, alsof er iets bitters in zijn mond was
gekomen.
Ze waren toen halverwege het land en het
wrak. Ze zagen alles, de oogen op het schip
gericht, want het schemerde reeds, en de wol-
re jden zich reeds verdeeld, zoodat het
iicht der volle maan, die nog in haar kracht
was, op het rampzalige wrak viel. Het dek
rees en daalde, alsof het schip elk oogenblik
dreigde te bersten. Toen viel de groote mast
mel eeu donderend geraas over boord, en een
onmetelijke jammerkreet steeg op.
De visschers zeiden een oogenblik niets.
Met verbleekte gelaatstrekken, verpletterd door
het verschrikkelijke gezicht, staarden zij naar
het Rif. En daarop zetten zij den tocht
voort in den storm, die weer woedend los»
barstte naar het rampzalige wrak, dat als pik
zat vastgekleefd op de rotsen, en waarover
de brekers donderend heensloegen.
Het was bitter koud. Het vroor hard; de
schippers hadden ijskegels in hun baarden.
Maar zij voelden geen koudehet zweet
gutste van hun gelaat En deze arme visschers,
die daar vergeten leefden aan de noordkust
van Schotland, waagden in een heldhaftige
worst:ling hun leven, om dat van onbeken
den, van vreemden te reddenonder het
twijfelachtige licht van den Decembermorgen,
die droevig door de wolken gloorde.
«Ziet ge nog leven, kapitein
«Wacht even, Thomas King 1«
En toen de golf den achtersteven van den
notendop oplichtte, zoodat het leek, alsof het
roer tegen de wolken zou worden geperst,
schreeuwde de kapitein: »Ja, ik zie nog le
ven I Ze zitten daar bij hoopen achter de
verschansing van het voordek 1«
De visschers waren geen vijftig pas meer
van het dek verwijderd en door de schip»
breukelingen reeds opge nerkt. En de arme,
beklagenswaardige menschen stieten een woes»
ten kreet om hulp uit, terwijl een vrouw met
een klein kind in den arm naar voren liep.
Maar een hooge stortzee bonkte over het
wrak heen en spoelde haar met haar kind
weg naar de kokende diepte.
De oude visschersschuit, al kraakte zij in
haar wanden, hield zich dapper. De geest van
onverschrokkenheid en onverzettelijken moed,
die deze dappere mannen bezielde, scheen
over haar varrdig geworden te zijn. Soms
verdween zii in de diepte van den afgrond
daar was het stil en somber als in een graf»
kelder, terwijl de zee rechts en links en van
vor n en van achteren in geweldige, lood
rechte muren oprees. Maar uit die ruischende
diepte opklimmend, verscheen ze een oogen»
blik later weer op de schuimende, razende
bergtoppen der golven. Dan dreigde het zeil te
scheuren onder de vreeselijke persing van den
wind, terwijl de mast boog als een wilgentak.
De visschers waren nu in lij van het wrak.
En met het touw in de gespierde handen,
stond George Gospel gereed het over te wer
pen, toen een grondzee de schuit uit haar
richting wierp.
Maar ze kwam terug en thans kregen de
visschers een kans het touw te werpen. Het
viel vlak neer voor de voeten der schipbreu»
kelingen, die zich vast hielden aan de klam
pen van een grooten koekoek en van de
kommandobrug.
«Grijpt het touw 1« schreeuwde George Gos
pel boven den storm uit: «grijpt het touwI«
Hadden zij 't niet verstaan? Of durfden
zij niet los te laten Of waren ze te ver»
kleumd, te ellendig, om het reddende touw
te grijpen 1
«Om Gods wil grijpt dan toch het touw I«
schreeuwde de «isscher, maar het touw werd
door een stortzee van boord gespoeld en de
schuit dreef wegonder een onmetelijk jam»
mergeschrei der achterblijvenden.
«Wat nu vroeg de kapitein.
Niemand antwoorddedeze mannen dach
ten aan hun vrouwen, hun kinderen, Daarop
echter zei George Gospel«Laten we nog
eens wenden, kapitein! en als wij lij in zijn ge
komen, zal ik met het touw trachten over te
springen op het wrak
Weer zwegen de anderen. Doch toen zeide
Thomas King, die bij de voorplecht stond:
«Kapteinl George Gospel heeft een vrouw
met acht kinderen thuis ik zal het doen la
Zoo wendde dan de schuit, terwijl uit de
grijze wolken de sneeuw begon neer te dwar»
reien En Thomas stond daar met het touw
«Het wrak houdt het geen half uur meer
uit!« zei de gezagvoerder met een bedenke»
lijk gelaat.
«We moeten doen, wat we kunnen I» ant
woordde Thomas. «En zoo mij een ongeluk
mocht overkomen, vrinden denkt aan m'n
jongen, aan Robbie
Hij had het touw om het middel gebonden.
En toen de zee de visschersschuit hoog op»
hief, sprong hij over op het wrak, dat daar
lag te bersten en te splijten op het rif der
kust.
Aan het strand waren de talrijke visschers»
gezinnen, verkleumd van de snerpende koude,
samengeschoold, en de burgemeester was er
ook. Hij had den verrekijker op het schip
in de branding gericht.
«Ze zijn weer aan 't wrak®, zeide hij, «daar
sprngt.er één overl«
«Wie is 't?« werd er gevraagd, en hij ant»
woordde«Ik weet het nietik kan 't niet
zien de sneeuwjacht en de donkere lucht
beletten het uitzicht
De sneeuw viel dichter, doch niemand dacht
aan naar huis gaan. De angst, de ontroering
stond op die bleeke gezichten te lezen. Dicht
bijéén, opgedrongen stonden zij daar, in de
grimmige, doordringende winterkoude, die
van de zee kwam en hen koud maakte tot
in het merg. Zij konden bij de loods gaan
staan, waar schuiling was, doch niemand ging.
Er werd weinig gesproken. Soms bewogen
zich de lippen van een oud moedertje, dat
daar stond, met een ouden, gelapten mantel
over de schouders, als in een gebed. En er
steeg een zachte jammerklacht op, terwijl de
oogen van die honderden op het wrak waren
gevestigd.
Het wilde maar geen dag worden. Lood»
grijs bleef de luchtwitte schuimkoppen kwa
men aanjachten, en in de verte zag men de
brekers huizenhoog opspringen over het wrak.
Zij stonden daar dicht bij de zee, aan het
strand. De uitloopers der golven plonsden
tegen hun voeten aan, maar zij letten er niet
op. En moeder Rosette, die de magere armen
in de zijde had gestut, riep ineens: «Men»
schen, kijkt wat is dat daar?«
Het was de zee, de triumfeerende zee, die
haar o erwinning vierde. Daar voor de voe»
ten van moeder Rosette sloeg een hoop natte
vodden op en neer en de wind en de golven
speelden er mee. En een wit doodsgelaat met
lange, zwarte haren kwam bij oogenblikken
boven, om dan weer weg te zinken in de
golven in den dood
Toen kwam een weggeslagen luik van het
wrak aandrijven. Het bonkte tegen dien hoop
natte vodden aan, en daar lag de moeder
met het kind, die daar straks van het schip
waren gespoeld, voor Rosette's voeten
De moeder hield haar jong wuht met vaste
armen omstrengeld, en terwijl haar eigen ge
laat was geschonden en vol wonden op dien
vreeselijken tocht van het Rif naar het strand,
had het kind geen schram opgeloopen. Het
lag met het hoofdje tegen Moeder's borst, de
oogen gesloten, alsof het rustig lag te slui»
meren.
«Twee lijkenwerd er gezegd, maar moe»
der Rosette, die het echte zeemansbloed in
haar aderen had, en niet spoedig kamp gaf,
zeide met harde stem «dat weet ge nog niet
Zij riep de hulp van eenige mannen in, die
daar stonden, en samen droegen zij de dren»
kelingen naar Rosette's woning. En Rosette
had het vaste voornemen, met den dood te
kampen, teneinde het gevluchte leven terug
te roepen.
Toen zij haar schamele woning betrad, stond
Rob daar: met een verschrokken gelaat.
«Waar is Vader vroeg hij«moeder Ro
sette weet ge 't niet?«
Hij was daar straks wakker geworden en
had zich verwonderd, dat Vader niet aanwe»
zig was.
Het gebeurde wel meer, dat zijn vader
's morgens vroeg weg ging, maar dan zeide
hij 't den avond te voren. «Robbie 1« zei hij
dan«ik moet hedennacht of morgen vroeg
uitje moet goed oppassen, Robbie, en goed
leeren, hoorI«
Hij had het gisteravond niet gezegd, en
daarom schrok Rob. En terwijl hij zich aan»
kleedde, had hij naar den hoek van den
haard gekeken, waar anders Vaders groote
laarzen stonden. Doch nu stonden zij er niet.
Toen was hij de hooge rots bij de woning
opgeklauterd, en daar op die hoogte, die door
de winden werd gegeeseld had hij geschreeuwd
«Vader I Vader
Toen echter ontdekte hij den gestranden
Viermaster en dien notendop van een vis»
schersschuit, die de golven trotseerend, moe
dig voortzeilde in de richting van het wrak.
En hij was buiten adem geloopen, zooals hij
daar voor Rosette stond en hijgde «Zeg, moe»
der Rosette weet ge niet, waar Vader is?«
Zij trok de breede, hoekige schouders op,
terwijl ze het vuur opstookte en een grooten
ketel water ophing,
«Je vader? Ik weet het niet, ventje 1 De
kapitein is in de vroegte met een aantal man»
nen er op uitgetrokken, om de schipbreuke
lingen te reddenze zeggen, dat je vader er
bij is
En zij haalde kruiken, om ze met heet wa
ter te vullen, en daarmede de beide drenke»
lingen tot het leven terug te roepen.
Het liep af en aan van menschen, gedreven
door nieuwsgierigheid en zorgende belang
stelling. Ze wilden allemaal de arme moeder
zien met haar verdronken wicht, en terwijl
ze Rosette zouden helpen in haar menschlie»
vend pogen, liepen zij elkander in den weg.
Rob hield het hier niet meer uit en holde
wegin de richting van 't strand, al maar
aan zijn vader denkend.
Er waren nog meer menschen dan daar
straks. Zij stonden in groote groepen met
elkander te spreken over het ongeluk, en hoe
het gekomen zou zijn. Zij konden het niet
anders begrijpen dan dat de hevige storm en
de stroom het schip uit den koers had ge
dreven en dat een grondzee de ramp had
voltooid.
Rob liep bij die groepen rond, luisterend
naar hun verhalen en bedroefd bij de ge»
dachte dat zijn vader op gindsche schuit zou
zijn. Hij had nog niets gegeten en benijdde
John van den schoenmaker, die met een dikke
snee roggebrood in de hand daar aankwam.
Vroeger had John hem wel een brok ge»
geven, als Rob honger had, maar Rob dacht
er niet aan, er om te vragen, want John had
hem beleedigd En met den rug naar John
gekeerd, hoorde hij Tim den veldwachter
roepen «Daar gaat het schip 1«
De zee bruiste en de golven loeiden.
Daar fladderde nog een stuk zeil als een
lijkwade boven het wrak. En weg zonk het
naar de diepte
{Wordt vervolgd),