Twee Bladen. De Schipbreuk mrn&smmm Zaterdag 21 Aug. 1926. tweede blad. Kloosterbalsem FEUILLETON No. 3252. Uitslag Plaatselijk Mleuws. Zie advertentie JOHs. KERN Gediplomeerd Horlogemaker !Ht manner Een verhaal vau het Schotsche Strand Flakkeesche Brieven. Maar als de kinderen groot zijn, dan komt hun dag. Helaas die dag kwam niet. Het voor» beeld is rijp uit het leven geplukt. Ook te» genwoordig nog. Tallooze moeders offeren veel genot, om haar taak in het gezin te ver» vullen. Ze mogen zoodoende minder van de wereld zien, ze hebben geloovig of niet in en door hun opofferende opvoedingswerk toch «het Koninkrijk Gods» aanschouwd en de gedachte daaraan in hun kinderen gewekt. Want de heugenis aan zulk een moeder blijft een zegen voor heel een menschenleven, een staag»brandende vlam van zacht geluk, een hoedster voor veel kwaad. Het is dit moederbeeld dat ik bewaren wil, voor onze geslagen samenleving. Ik wensch de meid»huishoudster niet voor in de plaats. Terug naar het gezin I Een vrijzinnige dame schreef in een ander blad o.a. De moeder in den waren zin des woords voelt voor al hare kinderen. Zij denkt aan hare jongens, die zoo moeilijk te plaatsen zijn in een beroep, nu mannen, gehuwde en ongehuwde vrouwen er zich om verdringen. Zij denkt aan hare dochter, wier huwelijk belet wordt door een gehuwde vrouw, die den man harer keuze verhindert een beter gesalieerden rang te bereiken. Misschien voor rijden op een rijwiel dat niet voorzien was van een geldend belasfingplaatje. De tarwe wordt alhier opgekocht voor 13'/414 ct. per K G de haver voor9'/2~10 ct. per K.G. en de erwten voor 17—25'/2 ct. per K G. Deze week werd vanuit deze gemeente een schip met vlas vervoerd naar België. Dezer dagen sprong een paard van den landbouwer J. A. S., alhier, uit een rijdende tram. Het beest verwondde zich op verschillen» de plaatsen aan prikkeldraad. Nadat bet per» soneel van de tram bet weer gevangen en in Reels* rcie-Medesleegiitgemu tO cent per regel. Ëjij spoedig en zeker genezen Ie aangetaste plekken iederen I te behandelen met AKKER's Zaterdag werd in de Amstel te Amsterdam door het weekblad «Het Leven» een zwemwed. strijd georganiseerd om het kampioenschap van de Amstel. Een kijkje bij den start die bij het clubhuis van de Amstel plaats voncf. altijd rn den weg staat, als hij niet slaagt een anderen werkkring te vinden. Ze denkt aan het ruimere leven der ge» huwde ambtenares, met haar man te zamen verdienend voor twee gezinnendat leven boven haar stand, ten koste van hare zus» teren. Ze denkt aan de kleine wezens, die onder moeders vleugels hoorden op te groeien en ze herinnert zich het gezichtje van het jon» getje, wiens ouders gescheiden waren, dat tot haar zei«moeder ik heb geen moeder thuis, ik zie haar maar eens in de week 1« Ze denkt aan de zieken in den huiseüjken kring alleen achtergelaten of bij vreemden. En ze herinnert zich de verouderde, vergane woorden «huiselijk geluk», vertrapt, verdord, vervangen door dat ééne, dat de echte moe» der niet kennen mag«egoïsme». Hoe jammer is het toch, dat stemmen ah we hier beluisterden, in de vrijzinnige en sochlis» tische kringen van ons volk al te vaak zijn die van roependen in de woestijn. Hier en daar zouden wij ons anders en o.i. beter hebben uitgedrukt. Hoe duidelijk wijst ook dit tweeëtlei ge» tuigenis onze antirevolutionaire vrouwen en moeders op haar benijdenswaardige taak, draagsters te zijn van beginselen, die naar Gods Woord zijn. Gode zij dank, niet alleen en uitsluitend in eigen omgeving, hoewel ook hier de verderfelijke egoïstische tijdgeest niet steeds kan worden geweerd. Maar bovenal daar, waar ongeloof en revolutie vrouwen» adel verdonkeren. Daar is vooral het liefdevolle overtuigenne woord der Christenvrouw op zijn plaats. Als gouden appelen op zilver geheelde schalen. (Ned. en Oranje). H. R. Z. SOMMELSDIJK. Het molenaarsknechtje J. K. had het ongeluk met een zijner handen tusschen een machine te geraken. Deze werd zoodanig verwond, dat hij zich onder genees» kundige behandeling moest stellen. Op de 11. Woensdag gehouden weekmarkt werd eenig pluimvee aangevoerd. Tegen enkele personen werd in deze ge» meente proces»verbaal opgemaakt wegens het de wagon gezet had, kon de reis worden voortgezet. Bij een inwoner dezer gemeente heeft een hen een kat afgemaakt, zeker een curiosi» teit. MÏDDELHARNIS. Als gevonden is op het gemeentehuis gedeponeerd een bos sleutels en door Witte, wonende Kerkpad, is gevonden een belastingrijwielplaatje. Alhier is een varken uit nood geslacht, het vleesch is voor de consumptie goedgekeurd. De uitslag van de gehouden wedvlucht door de P.V. «Seinpost» vanuit Noyon is als volgt: 1 en 2 J. Koevoets, 3, 14 en 15 A. Schuurman, 4 en 13 F. Radauer, 5 I. Slis, 6 en 12 F. Koote, 7 Gebr. Blok, 8 en 9 J. J. Nipius, 10 L. Bund-Zaaijer, 11 J. Krijgsman. Door den heer J. A. Koster is een post» duif gevangen gemerkt N 1 &J 71561. STAD AAN 'T HARINGVLIET. De ijk» en herijk van maten en gewichten zal plaats hebben in het gymnastieklokaal der O. L. School op Dinsdag 14 Sept. a.s des v,m. van 9—12 en n.m. van 1—3 uur. Van landbouwer D. H. is een koe door den bliksem getroffen. Verzekering dekt de schade. OOLTGENSPLAAT. Aan den Burge» meester dezer gemeente is door den Com» missaris der Koningin verlof verleend om zich van 17 Augustus tot 13 September bui» ten de gemeente te begeven. Als waarnemend Burgemeester treedt op wethouder B. Noor» dijk. B. en W. maken bekend dat^de herijk van maten en gewichten zal plaats hebben Woensdag 15 en Donderdag 16 September, van 9—12 v m. en van 1—3 uur n.m in de Bewaarschool. Uitslag verkooping door nataris Akker» man voor Mej. Wed. Joh. Hobbel, van 4.92 60 H.A. bouwland. Gemijnd door dhr. Arie van Rossum op f 1510 per '/a H.A. of per massa f 14,877. De timmerman Joh. Bravenboer haktL Woensdagmiddag zoodanig met een dissel in «Handen af«. In het Socialistenkamp heeft men voor de zooveelste maal weer eens een meeningsverschil. De heer Kleerekooper had in een «Oproerige krabbel« zijn hart gelucht over de «Ster uit het Oosten«. De «Ster uit het Oosten» heeft in ons landje een internationaal congres be» legd Zooals onze lezer waarschijnlijk weten is dit een theosofische vereeniging met den heer Krisjnamoerti als middenpunt. Deze heer wordt door da theosofen beschouwd als een tweede Messias, die nu te Ommen 's avonds aan het kampvuur woorden van diepzinnige wijsheid uitspreekt en waarin hij de bedoeling openbaart deze uit het verre Oosten over» gebrachte geheimzinnige cultus, namelijk om onder de menschheid broederlijkheid en een» heid te brengen en gavere geestesgesteldheid te bewerkstelligen, daar het menschelijk gé» slacht dit noodig zal hebben om een betere wereld te doen ontstaan. Ruim tweeduizend personen uit alle deelen der wereld zijn te Ommen bijeengekomen en waren onder den invloed van dezen «wereld» leeraar reeds andere menschen gewordt n en zullen als het congres ten einde is, uitgaan onder hst menschdom om als apostelen van dezen messias de leer des heils van de «Ster uit het Oosten» te prediken. Men zou zoo zeggen, deze beweging die op zoo'n hoog ideaal mikt moest toch wel de onverdeelde sympathie hebben van al wat tot de S D. A. P. behoort. Dit is echter niet het geval. Kleerekooper noemt het sexe»gedoe van een Amerikaansche humbug en hocus pocus. Hij zegt dat «de menigte een gulden nog te duur zou zijn om den nieuwen mes» sias van aangezicht tot aangezicht te aan» schouwen.« Hiertegen teekent een lezer van «Het Volk», pur sang S. D. A. P.»er maar niet minder volbloed theosoof scherp protest aan. Hij schrijft: «Handen af« en zegt het zoo droe» vig te vinden dat: «wat in den strijd voor het socialisme ons werd aangedaan door on» wefendheid en brutale reactie, wij theosofen sociaal democraten hetzelfde thans moeten ondervinden van onze medestrijders voor een gelukkige samenleving. Scherp hekelt hij het epistel van Kleere» kooper en zegt«Kunt gij niet gelooven in de wederkomst van een der grooten die door alle stadia der evolutie de wereld hebbenge» leid, niemand onzer zal het u euvel duiden, doch gebruikt bij eventeele bestrijding van iets waaroyer gij door onvermogen op dit ■errein niet kunt deelen, niet die minderwaar» dige strijdwijze die ons zelf in onze beweging zoo vaak heeft doen tandenknarsen van spijt over zooveel verdorvenheid». Men ziet ook hier weer uit dat de geestes» gestelheid in de S. D. A. P. verre van homo» geen, veeleer in de meest uiteenloopende be» standdeelen uiteenvalt. En nu tracht men wel een kunstmatige broederlijke eenheid te scheppen wat voor» zoover het den strijd om stoffelijk voordeel betreft gelukken mag, wanneer het ooit de S. D. A. P. zou gelukken een soort nieuwe saamleving te scheppen waarin voor materia» listisch' tendenzen geen plaats meer zou zijn, zou de geestelijke verdeeldheid een spraak» verwarring in dien heilstaat teweeg brengen waarbij de strijd om stoffelijk goed maar kin» derspel is. 3) door L. PENNING De woning van Thomas King bevond zich bij het strand; achter een hooge rots, die haat beschermde. Het huisje was weinig meer dan een hut. Het stond daar eenzaam als een zwakke voorpost in de richting der zee, waar* boven de orgeltoonen van den storm don* derden. Het dak was met riet gedektde deur was laag, zoodat de groote men«chen zich moesten bukken, om binnen te komen. En er groeide groen, zacht mps tegen den noordkant van deze eenvoudige woning. Ze woonden daar met hun drieënThomas King, zijn zoon en den hond, dien ze «Lie» noemden. En Lie ontving de bezoekers, als vader en zoon uit waren. Ze hoorden reeds zijn geblaf, toen ze de lage latten heining naderden, die het kleine erf omsloot. Enjde hond sprong vroolijk tegen den visscher op met een doordringend geblaf, dat krachtig door den storm heenbrak. «Zoo Lie 1» zei de visscher«ben jij daar, jochie En hij streelde den kop van den kleinen, dapperen huisbewaker, terwijl zij de woning binnentraden. Het was duister in het vertrek. Er was geen vuur te zien, en Thomas King zocht «war de tang, om een paar ondergerakelde Een enkele maal wordt in het socialistisch kamp, waarin thans de suprematie van het materialisme practisch beleden wordt, een tipje van den sluier opgelicht, waardoormen de hopelooze verdeeldheid in het geestelijk leven te zien krijgt. Ook dit levert er weer een bewijs van. DE MOEDER IN HET GEZIN. In onzen strijd om de heiligheid van het huwelijk, het recht en de eer van het gezin, ook van het groote gezin, kunnen getuige» nissen uit andere kringen dan de onze van groote waarde zijn. Wij laten hier volgen een tweetal dezer uitspraken van hen, die niet met ons eens geestes zijn, maar wier idealisme in een koude, nuchtere wereld kan verwarmen en waaraan wij onze waardeering zeker niet mogen ont» houden. Een liberaal publucist, man van den Vrij» heidsbond, schreef o.a. «Voorwaarde voor een krachtig en bloeiend volk is een krachtig en bloeiend gezinsleven. Onze vaderen begrepen dit. Begrijpen wij het nog even goed als zij Men moet wel ziende blind zijn om te ontkennen, dat 't gezinsle» ven in ons land er niet op vooruit gaat de «uithuizigheid» van ouders en kinderen met den dag toeneeemt. Daar zijn honderd oor» zaken voor en het is lamlendig pm er niet tegen in te gaan. Hoeveel glans, hoeveel vrede kon er in een menschenleven komen in weerwil van smarten en tegenspoed wan» neer de herinnering blijft aan een gelukkig gezin. De eerste, de allereerste eisch daarvoor is: moeder thuis. Als ik aan mijn jeugd terugdenk en er zijn er honderdduizend zooals ik dan weet ik, dat mijn moeder altijd «thuis» was. Zou dat niet de voornaamste reden zijn van de vereering die wij haar nog toedragen, nu zij als loon daarvoor een onbezorgden ouden dag geniet? Men leze, over deze moedertaak, ook eens de diep«ontroerende «Herinneringen» van Jan Ligthart, een van de mooiste boeken die ik bezit. Wanneer wij, kinderen, thuis kwamen met onze vreugde en onze smart, wanneer wij jubelend de trap opstormden om een succes op school, wanneer wij schreiend naar huis gingen om een klein* ongelukje dat ons was overkomen, wanneer wij jarig waren, of ziek, op lichte en op donkere dagen, er mocht gebeuren wat wildemoeder was thuis. De vuurtoren op de kust, voor ons de plaats van de veilige haven. En ik zie haar weer bezig met haar eenvoudige, huiselijk werk, de priesteres van het gezin blijmoedig, hoe moeilijk de omstandigheden vaak ook waren. Maar de leidste s der moderne vrouwen vinden dat «g»estdoodend«, ze spotten zoo wat met dat werk, ze stellen er intellectueelen, maatschappelijken arbeid» tegenover en ze beseffen niet, dat de taak der vrouw in het gezin, de heilige opvoedingstaak, maatschap pelijk werk van de allereerste orde is. Beklagenswaardig het kind, dat, terugden» kend aan zijn jeugd, in het centrum van het ouderlijk huis en van den gezinsarbeid, niet ziet «de moeder« (want die was aan den ver» eerden maatschappelijken arbeid bezig), maar de meidhuishoudster. Hoe verschrikkelijk heeft onze feministische •vrouwenbeweging, die gelukkig nooit met de meerderheid aer vrouwen contact heeft ge» kregen ('t is alles bijeen slechts een beperkt groepje) gefaald, toen zij bij haar strijd om de «emancipatie der vrouw« op de hoogere belangen van gezin en gemeenschap niet heeft gelet. Wie, vooral in onze dagen, een goed werk wil doen, brenge de gehuwde vrouw»ambte» nares en de gehuwde vrouw in de andere beroepen terug naar het gezin. Het klinkt ouderwetsch. De nieuwlichters schateren er om. Maar het is het eerst noodige. Natuur» lijk: geen regel zonder uitzondering. Er zijn bevoorrechte vrouwen, die door anderen ar» beid der gemeenschap, op welk gebied dan ook, zulke groote diensten kunnen bewijzen (ik denk aan wetenschap, kunst) dat al het andere daarvoor wijken moet. In dit geval is het offer niet te zwaar gekocht. Maar het zijn uitzonderingen. Er is een oud bekend aandoenlijk versje van Nicolaas Beets: «Wanneer de kinderen groot zijn«. Vader en moeder willen graag eens op reis. Ze kunnen niet. De kinderen. Duur en tijdroovend Ze brengen het offer. turfkolen uit de glimmende asch te halen. «Robbie 1« zei de visscherhaal een paar turven uit het achterhuis en stook het vuur wat op En terwijl hij dit zeide, schrapte hij een vuurhoutje aan en ontstak het kleine stompje kaars op den ijzeren luchter. «Kun je 't wel vinden, Robbie riep de vader van uit de keuken: «wil ik je niet lich» ten, m'n jongen Hij ging op den vermolmden dorpel staan, om zijn zoon te- lichten. En de kaars wierp een zwak, twijfelachtig schijnsel in het achter» huis, waaruit de jongen met een armvol turven te voorschijn kwam. Hij ging er mee naar den haard, en maakte het vuur aan. En toen de vlam, gevoed door een paar stukken hout, bij het strand aange» spoeld, helder uitsloeg, zei de jongen «Heerlijk hè vader?» Hij zette zich op een stoofmet de voeten op de warme vuurplaat, tusschen Vader's knieën. Het was voor hem het gezelligste plekje op de gansche wereld, en hij zou het niet gaarne voor een troon hebben verwis» seld. Ze zaten weer in de donkerte, want Vader had het kaarsstompje uitgeblazen. Het was zoo erg kort, en ze hadden geen andere kaars voorhanden. De wind bulderde over het lage dak, en nu en dan kwam er een forsche windstoot van boven door den schoorsteen, die hun den rook in het gezicht sloeg. Doch zij trotseer» den den rook en wachtten geduldig, totdat de schoorsteen weer goed trok. Rob keek op naar zijn vader, en plukte hem aan den bruinen ringbaard, waarin reeds de eerste zilverdraden zichtbaar werden. «Hoe oud ben u, Vader vroeg de knaap en zijn vader antwoordde«Waarom vraag je dat, jongen Ik word in Maart drie en veertig, als de Heere mij het leven laat Drie»en»veertig wat een tijd 1 Het leek Rob een rivier met onafzienbare oevers 1 Drie»en»veertig 1 Rob was er acht En toen Rob er zeventig werd, kon hij Amen zeggen op het woord van Job «Mijne dagen zijn lichter geweest dan een looper; zij zijn voorbij gevaren met jachtschepen.» Thomas King rookte zijn korte steenen pijp Hij blies de kleine rookwolken bedachtzaam uit en tuurde zwijgend in het vuur. Waaraan dacht hij in dit oogenblik? Aan zijn vaderen Zij waren visschers geweest evenals hij, en zijn ooms ook. En zij rustten allen op het kerkhof van dit dorp met uit» zondering van hen die door jde zee waren verzwolgen. Slechts één dezer nabestaanden rustte noch in de zee noch op het kerkhof. Hij had als huzaar onder Wellington gediend en was bij Waterloo gevallen. Het was erg donker in de hoeken vanihet vertrek, maar het haardvuur gaf een helder vroolijk schijnsel, en de grillige weerschijn kleurde de netten, die tegen de berookte bal» ken waren opgehangen, den grijzen leemen muur, en de groote waterlaarzen, die op zij van de vuurplaat stonden. De storm scheen tot een orkaan uit te schie» ten, en Rob voelde, hoe Vader zijn hand om» kneld hield. «In zoo'n storm is je grootvader gebleven I" zei de visscher«we hebben niets van hem teruggezien, en van zijn schuit enkel het zwaard, dat vijf kwartier van hier aan het strand is gespoeld." De visscher zuchtte, dit zeggend. Hij keek nog strakker in het vuur dan zooevenook schenen er tranen in zijn stem te zijn. «Is 't al lang geleden «Bijna dertig jaar, jochie den negentien» den Februari is het jarig 1 O, die visschers kennen de datums der rampjaren 1 Ze zijn met rouwschrift opgetee» kend in hun ziel. Niet hun verjaardagen maar hun rouwdagen herdenken zij, en deze rouw» dagen zijn de zwarte mijlpalen in hun leven. Er ging een zacht beven over zijn wezen, toen Thomas King dit zeide. Het maakte Rob bedroefd. En om zijn verdriet te verzetten, begon hij te praten tot Lie, die languit voor hem op de vuurplaat lag, en zeide«Jij bent een best hondje,shoor 1» Daarna jkwam er ineens een nieuwe, smar telijke gedachte bij den jongen op, en hij zeide«Vader wij blijven toch bij elkan» der De visscher keek vreemd op van die vraag. «Wat is dat nu?» zeide hij Er kwam ,een zachte glimlach om zijn mond zijn oog rustte met vaderlijke teerderheid op zijn kind, en zijn groote handen gingen lief» koozend over Rob's kroeshaar. «U bent toch niet boos, omdat ik het vraag «Boos wel neen I Je vraagt het uit bezorgd» heid hoe zou ik daarom boos zijn? Ik houd heel veel van je. Robbie jij houdt toch ook van je vader Nooit te voren was het woord over zijn lippen gekomen, dat hij Rob liefhad. Rob wist het wel. Hij voelde het; hij kon het als met de handen tasten. Maar gezegd had de visscher het nooit. Dit stoere Furiteinsche ras aan de Schotsche Noordkusten komt er trouwens niet spoedig toe, zijn hart te openbaren in het diepst van zijn gemoed bewaart het zijn kostbaarste schat» ten. En de liefde tot Rob rustte diep in het ui Noe zal ik joe us vertelle hoe ons eiland onder die verkeerde invloed gekomme is. Vroeger wazze hier aolle menschen zoowat eender gekleed, toen kon je trek zie=ë an de kleeren, wie je voor je hadt. Een boer of een errebeier, kon je daedelijk uut mekoare, onder de vrouwlu was dat oak zoo, der was toen verschil van s'and, in dat kon je an de klee» ren zie»ë. In der wazze nog geen stombooten en tremmen, as je dan oak nae Rotterdam most, most je mit de beurschipper of 'n oare schipper meevaere, der wazze dan oak een heele hoap menschen vroeger, die nooit van 't eiland afkwamme, alleen de rieke lui en zaekemenschen (boeren enz.) deeë dat un inkelde keer as 't us o zoo hard noodig was. Toen was ons eiland un waereldje op ze'n eige, men hoorde wel, watter in de stad ge» beurde, mar jae, men kwam daer niet zoo van onder den invloed, want kranten wiere haest oak nog niet geleze, die wazze der toen nog niet. De nieuwtjes wiere toen an mekoare oververteld, in as der us één nae Rotterdam of zoo geweest was, had die een heelen hoap te vertellen. De schippers en beurtlui wazze de menschen die de nieuwtjes van de eene plekke nae den oaren overbrochte. Der is toen eerst in Menheersche un stom» boot gekomme, maar die voer nog niet iede» ren dag, net as tegenwoordig, dat kon niet, want die most op tie-ë vaere, want derwasse nog geen deuren voor de Menheersche hae» vene, tweemal voer die nae Rotterdam in eens nae Dordt in een weeke. Laeter kwamme der op nog meer plekken un stomboot, ik geloave van den Bommel en Stellendam. In rechtdeur wier 't reizen goedkoaper, daerdeur wier der zoo zachtjes an meer ge» reisd in kwamme der rechtdeur meer men» schen in de stad in zoo wiere zachtjesan die nieuwe diengen angenome. Toen de tram is gae rieje, is 't heelemaele mis geworre, want toen kon ie zoo dichte weg dat 't bar was, ik geloave van zob'n keer of vuufmal op een dag en noe reist alles, klein en groot, riek in erm. In dan haauwe de kranten oak un haap bedurve, vroeger lazze de menschen allemaele veul boeken, vaoder Kats en andere ouwe schrievers, vooral oak den Biebel, mar toen alles zoo mak'luk ging worre en oak goekaop, ginge ze haest oallemaele ud krante leze, dan hadt je ommers eiken avond wat n euws. In hadde ze noe nog maar goeie kranten geleze. dan hadt dat nog wel gegaen, mar 't wazze haest aollemaele van die neutraole kranten, mit romans in 'n hoap andere slechte diengen d'r in, de menschen die kinders haauwe, haa vooral oak daerin verkeerd gedaan, want as un krante niet bepaeld in de geest van 't huushouwen is, dan werkt 't en heelemaele verkeerd in briengt eiken avond in elke keer dat ten komt de kinders onder een verkeer» den invloed. Aol die diengen haauwe der an meegewerkt om de geest c>(. ons eiland om te zetten. Mar daer binne wiele oak zelf de schuld van, want as wiele ons eige maar mee laete voere deur aolle verkeerde diengen en niet uutkieke wat voor krante der in ons huus komt, dan laapt strakjes alles vast in verongelokt de opvoe» ding van onze kinders. As wiele zegge dat men 't goeie voor onze kinders, in voor ons eige zoeke, motte men dat toch ommers ook toone, in wiele doewe dat niet as men alles mar leze en laete leze, bie voorbeeld verkeerde boeken in kranten, der mag in ons huus geen boek of krante komme mit romans inzooder in, die motte men uut ons huus hou ve, alles mot anpasse an de opvoeding in schoole in in huus. Deur aol die diengen is die ouwerwesse geest op ons eiland haestenbie weggejaegd. Ik zou zoo graeg wille d?t juule aollemaele nae mien luusterde, in aol die kranten in boeken die niet deuge, niet meer lazze, want der staen meer en grootere diengen op 't spel as een haop van juule wel dienke. Laete men ons eige toch niet bedriege, want dan zalle men strakkjes toch zoo bedroge uutkomme, want wiele binne voor een groote eeuwigheid geschaejje, en 't zal er nauw nae toe gaen. As onze kinders strakjes 't goeie pad verlaete, laete men dan zurge dat 't toch onze schuld niet is, mar laete men alles uut ons huus wegdoewe wat der niet in hoort in ze un goed boek in un goeie krante te lezen geve, want anders schiete wiele in onze opvoeding te kort. FLAKKEEËNAAR. zijn been dat de hulp van Dr. Entdz moest worden ingeroepen. Aan L. M. Dorsman Lz. is weder ver» gunning verleend voor het boqjven van 2 woningen in de Prins Hendrikstraat en aan L. T. Ras voor een woon» en winkelhuis aan de Zuid<Achterweg OUDE TONGE. Door onbekende oorzaak brandde van W. B. een strooklamp af. Voor den eigenaar een groote schade. Het zoontje van een schipper uit Ooster» hout geraakte alhier in de kaai, door toege» schoten hulp werd hij op het droge gebracht. In den omtrek van de gemeente worden hart van dezen vader; als in een schrijn van goud en edelgesteente «Jij houdt toch ook van je vader »Ja,« antwoordde Rob «heel veel 1 U zijt mijn best vadertje, hoor, en wij blijven altijd bij elkander 1« En terwiil zij het ontzaglijk gebruis hoorden der zee, en de orkaan de afgronden der zee ontblootte, vleide (de jongen het hoofd vast aan de borst van zijn vaderin een stille, zoete verheuging, dat de zee hen nooit zou scheiden. Een half iaar geleden had Rob een grooten angst uitgestaan, omdat de visschersvloot lan» ger was uitgebleven dan het zeggen was. Rob was toen bij moeder Rosette in de kost. Dat was gemeenlijk zoo, als Thomas King voor verscheidene dagen en zelfs weken weg bleef. En een half jaar geleden was dit ook zoo be» steld. De jongen was wat bedroefd, omdat Vader over den tijd wegbleef I En hij dulde het vol» strekt niet, dat Rosette 's avonds de deur grendelde, want „Vader moest, als hij kwam, onmiddellijk naar Robbie's bedje kunnen gaan. En zoo gebeurde het dan, dat de kleine Rob midden in een nacht, nadat hij zich in slaap had geschreid, door een welbekende stem werd gewekt, en Vader voor zijn bed had gestaan. Dat was een vreugde geweest 1 En nog vele, vele jaren later, toen Rob reeds een grijsaard was, trilde er in zijn binnenste nog een zachte weemoedige snaar, als hij terugdacht aan dat gelukkige uur. (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 3