kinkhoest.
Twee Bladen.
De Schipbreuk
Gemeenteraad.
mmmmmiwm
Zaterdag 14 Aug. 1926. No. 325Q.
TWEEDE BLAD.
Binnenland.
Laat uw lieveling niet kwellen
Geef het dadelijk
Akker's Abdijsiroop
FEUILLETON
ZMi
Reclame-Mededeelingen.
door den
Flakkeesche Brieven.
Een verhaal van het
Schotsche Strand
Begrafenis P. Brouwer
Dinsdag j.l. des middags ruim half twee
bewoog zich langs de Singelgracht te Sneek
een lange sombere stoet naar ;den dooden»
akker.
Het stoffelijk overschot van den algemeen
bekenden en veel geliefden heer P. Brouwer,
in leven hoofdredacteur van het »Friesch Dag»
blad« werd grafwaarts gebracht.
Vooraan volbrachten de rouwklagers en de
dragers hun somber werk. Dan volgden in
enkele rouwkoetsen de vrouwelijke famileden
en daarachter in lange rij de manlijke bloed»
verwanten en vele vrienden van den overle»
dene.)
Onder hen zagen we de heeren S. Sytsma
Burgemeester van Oost»Dongeradeel en G. R.
Pel, te Leeuwarden, als bestuursleden van de
Prov. Persvereeniging de redactie en admini»
stratie van het Friesch Dagbladde heeren
P. Flach, directeur van het Fr. DagbladS.
Wybrandi en D. v. d Meulen, de plaatsver»
vangende redacteuren: de heer Mr. J.J.Croles
voorzitter van het Prov. Comité van A.»R
Kiesvereenigingende heeren M. Dijkstra en
Mr P. Gerbrandi, leden van Ged. Staten van
Frieslandde heer H. A. Leenstra, lid der
Tweede Kamer'der Staten«GeneraaIDs. Deth»
mers en Ds. P. Koopmans predikanten der
Geref. Kerk te Sneekeen deputatie van den
kerkeraad der Geref. Kerkde heer F K.
Groeneveld, voorzitter der A.»R. Kiesvereeni»
ging te Sneekde heer H. Stap, afgevaardig»
de van het Dagblad »De Standaards de heer
K. Meina, voorzitter van den Chr. Midden»
standsbondde heeren G. Bakker en S. Dijk»
stra, resp. hoofd der Rehobothschool en der
Jan van Nassauschoolhet personeel van de
drukkerij »De Motors en vele vrienden uit
Sneek en van elders, die gekomen waren om
hun geliefden leidsman de laatste eer te be«
wijzen.
Op het kerkhof wachtte een groote schare
de> droeven stoet op.
Ds Dethmersdie de begrafenis leidde las
eerst voor een zeer sympathieken brief van
den heer H. Colijn, die niet geweten had,
dat het einde zoo nabij was en anders geko»
men was om de 1 heer Brouwer persoonlijk
te bedanken voor het vele, dat hij gedaan
had voor de partij en voor wat hij ook voor
hem persoonlijk geweest was. |Nu verzocht hij
dit nog voor hem te doen aan de geopende
groeve. Diep in het hart zou hij en moesten
allen bewaren de herinnering aan de groote
trouw waarmede de overledene voor onze be>
ginselen gestreden heeft en aan alles wat hij
voor het partijleven geweest is.
Ds. Dethmers sprak hierna een afscheids»
woord. Steiven geeft altijd verlies, niet voor
allen even groot. In engeren zin het grootst
voor de familie en de achterblijvende betrek»
kingën, maar wijl Brouwer bekend is onder
den breeden kring van menschen, die tot ons
behooren, wordt zijn verlies gevoeld voor en
door geheel de partij. Maar inzonderheid
wordt dit verlies toch gevoeld in Friesland
door de A.»R. pers. Zonder Brouwer was die
pers nooit geworden, wat ze nu is, was het
Fr. Dagblad nooit een blad van zooveel in»
vloed geworden. Br. heeft ervoor gearbeid
met alle kracht en de vruchten van zijn arbeid
zullen niet verloren gaan. Mogen we allen
door zijn leven aangevuurd worden, zoodat
heel het A »R. volk toont het leed mede te
dragen. Toonen we door echte toewijding onzen
oprechten dank voor wat God heeft geschon»
ken. Naar zijn leeftijd had hij nog jaren kun»
nen arbeiden. God heeft het anders gewild.
Tot het laatste heeft hij gewerkt, zelfs in ver»
schrikkelijke oogenblikken van lijden aan»
vaardde hij nauwelijks de geboden hulp. Hij
beschouwde het Friesch Dagblad geheel als
zijn blad, hij leefde en leed met het blad en
met groote dankbaarheid gedenken wij zijn
veelvuldigen arbeid en zijn onbeperkte toewij»
ding Wij blijven gedachtig aan zijn voorbeeld
en zullen nooit vergeten wat God ons in hem
geschonken heeft.
De heer Mr. Croles wilde als voorzitter van
het Prov. Comité hier nog een sober woord
aan toevoegen. Brouwer heeft een tijdlang als
secr. de partijbelangen gediend. Daaraan be»
waard Spr de aangenaamste herinneringen.
De hartelijkheid waarmede hij zijn medearbei»
ders omringde, leidde spoedig tot hechte vriend»
schapsbanden. Naast zijn hoofdarbeid voor
de A.»R. pers gaf hij zich volledig aan de
provinciale partij belangen. Het geheim van
zijn kracht in al dien arbeid was gelegen in
de onwankelbare beginselvastheidlgegrond op
's Heeren Woo' d Dat was voor hem (levens»
werkelijkheid. Uit Spr.'s vroege jeugd bewaart
hij nog den heiligenden indruk, dien personen
op hem maakten, die beleefden wat ze beleden
En zoo een was Brouwer. Bij alle soepelheid
in verschillende zaken, bij den wil om een
man des vredes te zijn, hield hij ontwijfelbaar
vast aan 's Heeren Woord En diezelfde wissel»
werking bracht hij in zijne omgeving en in
de partij. Vooral in Friesland was |dit van
zoo groot beteeke iis. Zelf gevoelde hij zich
afhankelijk van 's Heeren gunste. Dit was op
zijn ziekbed zijn moreele kracht. Slechtséén»
maal heeft Spr. hem wankelmoedig gezien.
Dat was toen in zijn verschrikkelijk lijden
zijn trouwste hulpe inzonk en ook op het
ziekbed terneer lag. Toen was het water tot
aan de lippen gekomen Maar daarna verhief
zich nogmaals zijn kracht en tot het laatste
heeft hij gearbeid. Spr. brengt dank voor ziju
werk en ook voor den 'arbeid, die zijn trouwe
gade voor en met hem verricht heeft voor
de Chr. pers en de partij. Wij zullen echter
niet blijven staan maar door zijn voorbeeld
aangevuurd voortgaan. Hij ging in in de heer»
lijkheid, wij gaan verder in de kracht des
Heeren.
De heer Stap betuigde namens allen, die
aan De Standaard arbeiden, hartelijke deel»
neming aan de familie en aan allen die in
den overledene zich hun leider en medewer»
ker zag-n ontvallen God had in Brouwer
ons allen veel geschonken. Met volle kracht
heeft hij geijverd voor de zaak des Heeren.
Het schoonste deel van zijn leven heeft hij
gewijd aan de Chr. Pers. Misschien wordt
nog te weinig begrepen, dat ijveren voor de
Chr. Pers niet anders is dan des Heeren zaak
dienen en strijden voor Zijn Koninkrijk. Dat
heeft Brouwer begrepen. Met voorbeeldeloo»
zen ijver en trouw, met onverdroten moed
en volharding, met groote kracht en liefde
heeft hij de Chr. Pers gediend. En zoo heeft
hij gewerkt en is voor velen ten zegen ge»
weest. Al zijn arbeid was gericht op Gods
eere.
Het graf van een Cristen dringt ons naar
boven te zien. Maar inzonderheid dit graf.
Geheel zijn leven door drong Brouwer ons
te bedenken de dingen die boven zijn. Voor
hem was boven het centrum van al zijn han»
delingen. Daarom richten wij ook thans het
oog naar bovenonze God is getrouw en
waakt over het Zijne en zorgt voor de Zijnen
Toen Spr. dezen morgen naar Sneek reisde,
noemde een zijner reisgenooten Brouwer een
held. En dat was hij ook. Een held in zijn
leven, een held in zijn strijden, een held in
zijn lijden, een held ook in zijn sterven. Hij
streed als een held tot zijn laaste kracht was
vergaan.
Wij brengen namens De Standaard hulde
aan dezen held, maar wij richten het oog
naar boven om dank en aanbidding te bren»
gen aan onzen God, die zich zóó in een zon»
daar verheerlijken wil.
Brouwer is thuis. Hij heeft, naar wij geloo»
ven, den goddelijken welkomstgroet gehoord
•Wel gij goede en getrouwe dienstknecht,
over weinig zijt gij getrouw geweest, over
veel zal ik u zetten, ga in in de vreugde uws
Heeren.»
Hallelujah 1
Ds. Koopmans herdacht Brouwer al Chris»
ten en roemde zijne trouw voor de Kerk van
Christus. We zijn diep onder den indruk van
dit verscheiden. Brouwer behoorde met heel
zijn hart tot de gemeente, tot het Jeruzalem,
dat boven is, hetwelk is ons aller moeder.
Zoolang zijn kracht het toeliet, ging hij op,
toen hij niet meer kon, bad hij voor haar.
Vurig was zijn begeerte nog eens het Heilig
Avondmaal te gebruiken, als het kon in zijn
huis. Nu is dat niet meer noodig. Werd de
deur van zijn aardsche huis achter hem ge»
sloten, de Hemeldeur ging voor hem open
en hij beërft de heerlijkheid voor Gods kin»
deren bereid. In het nieuwe Jeruzalem zit hij
aan de bruiloft des Lams en zal hij avond»
maal houden met zijnen Verlosser. Hij is ver»
lost van zijn lijden en voor hem geldt wat
in Openbaringen 21 geschreven staat, welk
gedeelte spreker voorlas. Toen zong op zijn
verzoek de schare uit Ps. 103 Maar 's Hee»
ren gunst zal over die Hem vreezen in eeuwig»
heid altoos dezelfde wezen.
Een schoonzoon van den heer Brouwer, de
heer Lever, uit den Helder, dankte allen voor
de eer den overledene bewezen. Hij wees op
het verlies voor de familie, maar toch dankte
deze met allen voor de verlossing, die uit
lijden gekomen was en voor alles wat God
hun en Zijn zaak in den overledene geschon»
ken had, allen aansporende om evenals de
overledene Gods eere te zoeken op alle ter»
rein des levens. Da rna eindigde Ds. Koop»
mans met dankzegging.
VERGADERING van den Gemeente,
raad van OUDE TONGE op Woens»
dag 11 Augustus 1926, nam. 6 uur.
Tegenwoordig met den Voorzitter al de le»
den, behalve dhr. Van den Boogaard.
Na opening der vergadering door den Voor»
zitter worden de notulen der drie vorige ver»
gaderingen voorgelezen en onveranderd goed»
gekeurd.
1. Worden gelezen de navolgende inge»
komen stukken
a Missieve van den Kerkeraad der Ned.
Herv. Gemeente te Oude Tonge, inzake verbe»
tering van woningen. Na bespreking wordt
deze zaak ter afdoening gesteld in handen van
B. en W.
b. Besluit van den Minister van Arbeid,
H. en N, waarbij aan deze gemeente f921,64
Rijksbijdrage wordt verleend in het nadeelig
saldo der gemeente»woningen.
Dit stuk wordt voor kennisgeving aange»
nomen.
c. Een vezoek dd. 7 Aug. Jac. de Berg en
15 andere ingezetenen, als volgt
Aan den Raad der gemeente Oude Tonge.
Geeft met den meesten eerbied te kennen
de ondergeteekenden allen hoofden van ge»
zinnen te Oude Tonge.
dat in de Raadsvergadering, gehouden op
5 Aug. in beginsel besloten is tot aansluing
eener waterleiding op ons Eiland
dat ondergeteekenden en met hen zeker een
groot deel der bevolking van Oude Tonge
bezwaar maken t .-gen verplichte aansluiting
dat zjj goede drinkbakken hebben en het
zouden betreuren dat zij met dwang leidings»
water moesten gebruiken en jaarlijks weer een
20 it 25 gulden onnoodig moeten betalen;
dat volgens onze meening als het gemeen»
bestuur de eigenaren van woningen verplich»
ten goede regenbakken te maken er dan geen
behoefte was aan een waterleiding.
Redenen waarom wij uw College verzoeken,
het daarheen te willen leiden dat het geen
gedwongen aansluiting wordt maar een vrij»
willige.
AaDgezien dit verzoek ongezegeld is wordt
het niet in behandeling genomen.
De heer BEIJER vraagt en verkrijgt het
woord en zegtMijnheer de Voorzitter. Aan»
gezien ik den 5den Augustus j.l. de Raads»
vergadering niet heb kunnen bijwonen, wil ik
toch vanaf deze officiëele plaats de ingezetenen
van Oude Tonge in 't algemeen en de ar»
beidersklasse in 't bijzonder feliciteeren, dat
er met algemeene stemmen is besloten om met
andere gemeenten op ons eiland een gemeen»
schappelijke regeling aan te gaan tot stichting
van een waterleiding.
Hoewel mijnheer de Voorzitter, dit adres is
eigenlijk mosterd na den maaltijd, wil ik er
toch dit van zeggen.
De onderteekenaars meenen, dat zij jaarlijks
f 20,— it f 25,— moeten betalen. Dit is een
onjuistheid, f 20,— is volgens het rapport van
Prof. VISSER 't gemiddelde, en wordt in 7
klassen ve deeld van f 9,90 tot f 32,20. We
hadden toch eigenlijk mogen verwachten, dat
vooral de eerste onderteekenaar die hiermede
speciaal den boer opgaat, dit beter had be»
grepen. Maar als ik het adres verder lees ver»
wondert het mij toch eigenlijk weer niet.
Want daar wil hij de huisbazen verplichten,
goede regenbakken te bouwen en zelf wil hij
niet verplicht zijn
Zooiets noemt men het toppunt van egoïsme
en kan eigenlijk alleen voortkomen uit her»
sens voor wie het denken nog een onbekend
gebied is. Trouwens het heele adres wijst op
een niet begrijpen. Het is toch van genoeg
openbare bekendheid, dat bij vrijwillige aan»
sluiting de waterleiding onmogelijk wordt. Of
willen zij soms aan hun belangen de heele
waterleiding opgeofferd zien?
De eerste onderteekenaar, alweer die eerste
onderteekenaar I heeft eens in een persoonlijk
gesprek met mij gezegd De menschen waren
beter met een waterleiding als met de gasfa»
briek. Schijnbaar is hij nu van andere ge»
dachten, misschien wil hij nu geen van beiden.
Dat hij verandert zal wel niet de laatste
keer zijn. Ik hoop dan maar voor hem zelf
dat die verandering eens ten goede zal zijn,
Ik wil er meer niet van zeggen, want het
is gemakkelijk op deze plaats iemand te be»
strijden, die zich hier niet verdedigen kan.
Wil hij echter deze zaak in een openbare
vergadering bespreken, dan ben ik gaarne be»
reid van antwoord te dienen.
d. Een verzoek van de vereeniging terbe»
vordering van de verkrijging van onroerend
goed voor landarbeiders gevestigd te Oude
Tonge om een bedrag van f 40,200 voor den
bouw van 12 arbeiderswoning.
Na eenige besprekingen, omtrent de lage
ligging van het land en de eischen in ver»
1 and daarmede te stellen aan de te stichten
twaalf woningen, wordt gemeld bedrag toe»
gestaan.
3e. Worden benoemd tot leden van het Be»
stuur voor de stichting eener waterleiding de
heeren W. Slijper en J. Prince.
4e. Worden herbenoemd tot leden van
het College van Zetters de heeren L. Kosten
en A. Mooijaart.
5e. 'Wordt besloten de gemeente»begrooting
aan te vullen met een post van f 100 als bij»
drage in het stichtingskapitaal der waterleiding,
Hierna brengt den heer v. d. BERG ter sprake
den onhoudbaren toestand bij zijn woning,
waarin de huiseigenaars Gebrs. Mooijaart geen
verandering brengen, ook het onderhoud van
versch llende woning en dier heeren laat veel te
wenschen over. Spr. vraagt of het nu toch
40 cent per regel.
Kom de natuur te hulp de taaie
kleverige slijm los te maken en te
verwijderen. De telkens terugkee-
rende krampachtige, benauwde
hoestaanvallen maken licht van Uw
stevige kleine een zwak poppetje.
Vorige week Zaterdagm'ddag werden de officieren van de te Amsterdam liggende Italiaansche
oorlogsschepen door den Ital. Gezant ten zijnen huize ontvangen. In het
midden 2e rij Ital. Gezant, geheel rechts Burgemeester Patijn.
ii.
Verlee weeke haa ik geschreve datte wiele
hier zoo meegevoerd worre mit un haop ver»
keerde diengen. Ik haawe daer nog us over
gedocht en noe gelaof ik, dat ik wel weete
hoe of dat komt, ik zalle joe dat usvertelle.
In den Biebel lezen wielle al, dat er van
die groote plekken, een glad verkeerden in»
vloed uutgaet, je heit toch wel us geleze van
Ninevè, een groote stad maar o zoo godde»
loos. Baebel was aok zoo'n goddelooze stad,
in noe leze we dat zoo as de stad was, strak
't heele volk zoo wier, dat kwam omdat de
menschen vroeger aok net as noe, op de stad
angeweze wasse, de menschen trokken nae de
stad om daer der harte us op te haelen, vooral
de geleerde lui, in de soldaoten kwamme in
die stee»ên, en dan brogte ze daer meer ver»
keerde as goeie geweuntes vandaan, dat die
verkeerde gew.untes deur 't platteland zoo
makkeluk overnome wierre, kwam, omdat
aolle menschen trek 't verkeerde overneme
veul gaawer as 't goeije, in dat komt'omdat
wiele zondige menschekinders binne.
Noe is 't nog net eender, de stee«ën binne
nog o zoo goddeloos, wiele dienke dichte dat
daer de groote heeren de baes speule, mar
dat is voorbie. Vroeger jae, toen was dat wel
zoo, mar noe is 't aores, want die lui die
haawe ons volk zachtjes an op 't verkeerde
pad gebrocht. Der bedoeling was wel goed,
mar ze wouwe ons volk regeere zonder nae
den Biebel te vraegen, en zonder rekening
te houwen mit die ouwe pae=ën, in daerom
kon 't niet aores, of der kwam un verwaete»
ring. Niet van onder of an, mar van boven
of an, is ons volk bedurve, deur aol die ver»
keerde leerstellingen, van die vooranstaende
mannen.
Eigeluk zit dat zoo in mekaore. 't Is een
geest van ongelaof die in Iengeland uutge»
docht is, mar in Frankriek is die toegepast in
't leste van de 19e eeuw, in vandaer is die
verkeerde leer over komme waien nae hier
toe. Men zei hier wel, dat men der niks van
haawe most, mar onder de hand propeerde
ze toch mar om, volgens heurluu zeggen, die
leer gemaetigd toe te passen. Men noemde
dat vroeger liberaol, jae noe binne die men»
schen der haest niet meer, maer die wouwe
ons regeere zonder den Biebel te raedplegen,
die rnogt nerges bie gehaeld worre, want as
jt dat dee was je o zoo'n partie»man, in dat
mogt niet, alles most neutraol weze.
Vooral de schoole most neutraal weze,
want daer wierre ommers de kinders ge»
leerd, in as die noe mar zoo groot gebrocht
wierre, zou men strakjes daer de vruchten
wel van plokke.
Nou, en wielle haawe daer de vruchten
van geplokt, ons land is heelemaele meege»
voerd deur die geest, daerom binne der noe
wel o zoo'n haop wieze menschen, mar aok
o zoo'n haop ongeloovige. Van jongs of
haawe ze geleerd, dat niet 't gelaof maar de
wiesheid, de wetenschap alleen uut kan maeke
wat waer is.
Noe is dat 't ergste geweest in onze groote
stee ên, want daer weune de meeste geleerde
menschen, daer hei je de haoge scholen, waer
de lui leere voor affecaot in andere geleerde
baentjes. In noe de meesters (Proffesoren
hiette die) die die jongens leere, worre haest
aolemaele die verkeerde leerstellingen toege»
daen, en noe pompten ze zoo zachtjes an,
dat bie die jongens in. In die namme over
't algemeen die leer nog al makluk an.
Vorders schreve ze un haop boeken, in
zoo wier 't alom erger mit heurlies invloed,
't Leven in de stad is der heelemaele deur
bedurve, want der kwam een aore geest in
de menschen. Ze wiere uuthuuzig, moste un
haop pleziertjes haawe, en wiere onkerksch,
de plekken van eidelheid liepe stampvol, en
aole nieuwe modesche diengen doe men om
zen liefjae noe haa ik gehoord dat de wuu»
wen der haer al net zoo kort laete knippe as
bie un vent, en dan laete ze der nikke scheere,
'k gelaove dat ze dat un polkakop noemen.
Noe binne der aoltied nog wel gelaovige
mannen geweest, d e voor aol die verkeerde
leerstellingen gewaerschoewd haawe, mar dat
hielp nier zoo veul, want geen mensch luus»
terde der haest nae.
Wie dat wasse, en hoe of die geest van de
overkante uut de steeȑn, hier op ons eiland
kwam, zal ik joe laeter wel es vertelle.
FLAKKEËNAER.
niet mogelijk is, dat hierin verandering komt.
Breedvoerig wordt hierover gesproken Joor
verschillende heeren en volgens den Voor»
zitter zijn het steeds de heeren Mooijaart waar
mede B. en W. last hebben, dan met het een,
dan met het ander.
De Voorzitter zegt een en ander te zullen
onderzoeken en de noodige maatregelen te zul»
len nemen.
Hierna wordt de vergadering gesloten.
Hoe de heer Van Beek denkt over
den heer Braat.
De heer Van Beek van de Prinsenstee te
Den Brielle was algemeen secretaris»penning»
meester, lid van het dagelijksch bestuur, enz.
van den Plattelandersbond waarover de heer
Braat uit Hekelingen den scepter zwaait.
Voor eenige weken hebben wij in ons blad
een berichtje, ons door den heer Van Beek
toegezonden, opgenomen, waarin de heer Van
Beek mededeelde, dat hij ophield lid te zijn
van den Plattelandersbond. Thans ontvingen
2)
door L. PENNING
»Nu nog een vlammetje!» zei de gezag»
voerder. Toen ontstak Rob een zwavelhoutje
aan het groote vuur, dat een aangename
warmte verspreidde door het groote, holle
vertrek, de vlam boven de pijp houdend,
terwijl de zeeman groote halen deed.
Er heerschte eenige oogenblikken stilte en
de visschers staarden peinzend in het baard»
vuur. Maar plotseling kwam er een zonder»
linge, schampere lach op het verweerde gelaat
van den kapitein, terwijl hij zeide»Het
menschdom is knap in het uitvinden van
moordwerktuigen, om elkander te dooden en
te vernielen, maar in het redden van levens
zijn wij nog weinig verder gekomen dan de
oude Spartanen. Is het waar of niet? Die
Driemaster verging onder den rook van dit
dorp, en toch bracht jelui het niet veel ver»
der, dan dat ge de lijken ophaaldet, die de
zee aan land spoelde, om ze hier op het
kerkhof te begraven. Ik houd het voor een
verschrikkelijk ding menschen! Het pleit niet
voor 't menschdom vind je wel
Hij keek hen één voor één aan: den klei»
nen Rob ook, alsof hij het bevestigend ant»
woord in hun oogen wilde lezen.
•We hebben van dien Driemaster toch ne»
gen men chen gered1« zei George Gospel na
een pauze, terwijl de wind nog geduchter in
den sc 'oorsteen huilde.
De kapitein trok de schouders op.
•Negen nu jawat zijn er negen als we
veertig naar het kerkhof moeten brengen I Ik
wil maar zeggen, dat het zoo'n vreemde we»
reld is. Als het er op aankomt, trekken wij
er op uit, om nog te redden, wat te redden
is, en zijn al bijzonder voldaan, als we negen
menschen van zoo'n berstend wrak mogen
halen. Daarvoor wagen we ons leven als 't
moet. terwijl de geleerde lui dag en nacht
zitten te ploeteren, hoe ze de moordwerktui»
gen zullen verbeteren, om de menschen te
vernielen en uit te roeien. Wat een wereld
van krankzinnigheid is het toch! Wat baat
het, dat wij negen menschen redden? 't Is
mind-r dan een droppel in den oceaan van
ellende I«
Toen zweeg hij, en de anderen zwegen ook,
terwijl de reuzenstem van den storm daar
buiten alles overschreeuwde.
Het werd tijd om te vertrekken. De visschers
gaven elkander de hand en zochten hun een»
•voudige woningen op, en Thomas King en
zijn zoon Rob hadden het verste te gaan,
want zij woonden minstens tien minuten van
de bebouwie kom van het visschersdorp.
Ver in 't Noorden, waar de Schotsche
Hooglanden door de zee worden bespoeld,
woonden deze visschers. En langs de rotsen
en duinen, die de branding keerden, wandelde
de visscher Thomas King en diens zoon huis»
waarts.
Het was lichte maan, doch de maan was
niet te zien, want de hemel was met zware,
voortjachtende wolken bedekt. Zij liepen hand
in hand; en de visscher liep aan den wind»
kant, om zijn kind te beschutten.
Zij wisselden geen woord, en Rob wierp
een angstigen blik naar de kerk: links van
den weg Het gebouw met zijn witte muren
was duidelijk te herkennen; het stond op
een hoogte met een zwaren steenklomp van
toren er voor. En Rob dacht aan de dooden
van den Driemaster, tien jaar geleden, die
hier waren neergelegd op de banken voor
de doodeschouw.
•Hoe was het ongeluk toch gekomen, va»
der
•Welk ongeluk, Robbie
•Het ongeluk met den Driemaster, waarvan
de oude Jonathan vertelde.
•Och, dat weet ik zoo goed niet meer, mijn
jongen! Kom, laat ons voortmaken! Wat een
storm God zij de arme zeevaarders gena»
digi*
Niemand kwam hen tegen dan moeder Ro»
sette. Haar kleeren flapten en wapperden in
den halven orkaanzij had moeite vooruit
te komen, en Thomas King zeide»Moeder
Rosette ben jij het? Wat doe je er in dat
weer toch uit Men zou er geen hond door»
jagen wacht, ik zal je thuis brengen I«
Het was vriendelijk van den visschertrou»
wens moeder Rosette kwam reeds op haar
jaren. Heur haren waren vergrijsd, en er lie»
pen zware rimpels over haar gelaat De droef»
heid, de smart, hadden er die rimpels ge»
ploegd. Haar man en twee veelbelovende
jongens had zij op één zeetocht verloren
zij kende het leven, en had zijn bittere ram»
pen geproefd.
Moeder Rosette was een kennis van den
visscher, 's morgens beredderde zij zijn kleine
huishouding en verstelde de kleeren van Tho»
mas King en diens zoon tegen een geringe
vergoeding.
Zoo brachten zij moeder Rosette dan thuis.
Ze woonde iuist voorbij den schoenmaker,
waar Rob sedert een paar dagen geen voet
meer over den drempel had gezet. En Rob's
afkeer van dien schoenmakerswinkel was zoo
sterk, dat hij het gezicht naar den anderen
kant keerde, toen zij den winkel passeerden.
Het zat hem niet in den schoenmaker, maar
in zijn zoon, die John heette. John en Rob
waren dikke vrienden geweestal jaren lang.
Maar sinds een paar weken begonnen John
de broodkruimels te steken en kon hij 't maar
niet laten, om Rob te prikkelen.
Verbeeld jeRob kon daar voor schooltijd
met een troep joDgens goedsmoeds voor het
winkelraam van den bakker staan, met wel»
gevallen naar de koekjes en wafels kijkend,
die daar zoo verleidelijk waren uitgestald, als
John van den schoenmaker zijn gemoedsrust
in eens wreed kwam verstoren.
Dat deed John met één woord. En dit
ééne woord sneed Rob als een mes door de
ziel.
•Lutje», placht John dan te zeggen die
leelijke gewoonte had hij zich de laatste veer»
tien dagen aangewend »dag Lutje 1»
Dat woord trok Rob zich aan, want hij
had evengoed eergevoel als de andere jon»
gens. Het was een hgleediging. En het ergste
was, dat Rob er weerloos tegenover stond,
want 't was helaas een bittere waarheid, dat
hij niet groot was voor zijn leeftijd.
Het was haast onverdragelijk, en er kwam
nog iets anders bij, dat de maat deed over»
loopen. Rob had namelijk kort geleden met
John om knikkers gespeeld en twaalf knikkers
verloren. En wat dit beteekent voor een jon»
gen, wiens algeheele bezitting in een dozijn
knikkers bestaat, kan ieder weldenkend mensch
verstaan.
(Wordt vervolgd).