kinkhoest. Twee Bladen. De Schipbreuk Gemeenteraad. mmmmmiwm Zaterdag 14 Aug. 1926. No. 325Q. TWEEDE BLAD. Binnenland. Laat uw lieveling niet kwellen Geef het dadelijk Akker's Abdijsiroop FEUILLETON ZMi Reclame-Mededeelingen. door den Flakkeesche Brieven. Een verhaal van het Schotsche Strand Begrafenis P. Brouwer Dinsdag j.l. des middags ruim half twee bewoog zich langs de Singelgracht te Sneek een lange sombere stoet naar ;den dooden» akker. Het stoffelijk overschot van den algemeen bekenden en veel geliefden heer P. Brouwer, in leven hoofdredacteur van het »Friesch Dag» blad« werd grafwaarts gebracht. Vooraan volbrachten de rouwklagers en de dragers hun somber werk. Dan volgden in enkele rouwkoetsen de vrouwelijke famileden en daarachter in lange rij de manlijke bloed» verwanten en vele vrienden van den overle» dene.) Onder hen zagen we de heeren S. Sytsma Burgemeester van Oost»Dongeradeel en G. R. Pel, te Leeuwarden, als bestuursleden van de Prov. Persvereeniging de redactie en admini» stratie van het Friesch Dagbladde heeren P. Flach, directeur van het Fr. DagbladS. Wybrandi en D. v. d Meulen, de plaatsver» vangende redacteuren: de heer Mr. J.J.Croles voorzitter van het Prov. Comité van A.»R Kiesvereenigingende heeren M. Dijkstra en Mr P. Gerbrandi, leden van Ged. Staten van Frieslandde heer H. A. Leenstra, lid der Tweede Kamer'der Staten«GeneraaIDs. Deth» mers en Ds. P. Koopmans predikanten der Geref. Kerk te Sneekeen deputatie van den kerkeraad der Geref. Kerkde heer F K. Groeneveld, voorzitter der A.»R. Kiesvereeni» ging te Sneekde heer H. Stap, afgevaardig» de van het Dagblad »De Standaards de heer K. Meina, voorzitter van den Chr. Midden» standsbondde heeren G. Bakker en S. Dijk» stra, resp. hoofd der Rehobothschool en der Jan van Nassauschoolhet personeel van de drukkerij »De Motors en vele vrienden uit Sneek en van elders, die gekomen waren om hun geliefden leidsman de laatste eer te be« wijzen. Op het kerkhof wachtte een groote schare de> droeven stoet op. Ds Dethmersdie de begrafenis leidde las eerst voor een zeer sympathieken brief van den heer H. Colijn, die niet geweten had, dat het einde zoo nabij was en anders geko» men was om de 1 heer Brouwer persoonlijk te bedanken voor het vele, dat hij gedaan had voor de partij en voor wat hij ook voor hem persoonlijk geweest was. |Nu verzocht hij dit nog voor hem te doen aan de geopende groeve. Diep in het hart zou hij en moesten allen bewaren de herinnering aan de groote trouw waarmede de overledene voor onze be> ginselen gestreden heeft en aan alles wat hij voor het partijleven geweest is. Ds. Dethmers sprak hierna een afscheids» woord. Steiven geeft altijd verlies, niet voor allen even groot. In engeren zin het grootst voor de familie en de achterblijvende betrek» kingën, maar wijl Brouwer bekend is onder den breeden kring van menschen, die tot ons behooren, wordt zijn verlies gevoeld voor en door geheel de partij. Maar inzonderheid wordt dit verlies toch gevoeld in Friesland door de A.»R. pers. Zonder Brouwer was die pers nooit geworden, wat ze nu is, was het Fr. Dagblad nooit een blad van zooveel in» vloed geworden. Br. heeft ervoor gearbeid met alle kracht en de vruchten van zijn arbeid zullen niet verloren gaan. Mogen we allen door zijn leven aangevuurd worden, zoodat heel het A »R. volk toont het leed mede te dragen. Toonen we door echte toewijding onzen oprechten dank voor wat God heeft geschon» ken. Naar zijn leeftijd had hij nog jaren kun» nen arbeiden. God heeft het anders gewild. Tot het laatste heeft hij gewerkt, zelfs in ver» schrikkelijke oogenblikken van lijden aan» vaardde hij nauwelijks de geboden hulp. Hij beschouwde het Friesch Dagblad geheel als zijn blad, hij leefde en leed met het blad en met groote dankbaarheid gedenken wij zijn veelvuldigen arbeid en zijn onbeperkte toewij» ding Wij blijven gedachtig aan zijn voorbeeld en zullen nooit vergeten wat God ons in hem geschonken heeft. De heer Mr. Croles wilde als voorzitter van het Prov. Comité hier nog een sober woord aan toevoegen. Brouwer heeft een tijdlang als secr. de partijbelangen gediend. Daaraan be» waard Spr de aangenaamste herinneringen. De hartelijkheid waarmede hij zijn medearbei» ders omringde, leidde spoedig tot hechte vriend» schapsbanden. Naast zijn hoofdarbeid voor de A.»R. pers gaf hij zich volledig aan de provinciale partij belangen. Het geheim van zijn kracht in al dien arbeid was gelegen in de onwankelbare beginselvastheidlgegrond op 's Heeren Woo' d Dat was voor hem (levens» werkelijkheid. Uit Spr.'s vroege jeugd bewaart hij nog den heiligenden indruk, dien personen op hem maakten, die beleefden wat ze beleden En zoo een was Brouwer. Bij alle soepelheid in verschillende zaken, bij den wil om een man des vredes te zijn, hield hij ontwijfelbaar vast aan 's Heeren Woord En diezelfde wissel» werking bracht hij in zijne omgeving en in de partij. Vooral in Friesland was |dit van zoo groot beteeke iis. Zelf gevoelde hij zich afhankelijk van 's Heeren gunste. Dit was op zijn ziekbed zijn moreele kracht. Slechtséén» maal heeft Spr. hem wankelmoedig gezien. Dat was toen in zijn verschrikkelijk lijden zijn trouwste hulpe inzonk en ook op het ziekbed terneer lag. Toen was het water tot aan de lippen gekomen Maar daarna verhief zich nogmaals zijn kracht en tot het laatste heeft hij gearbeid. Spr. brengt dank voor ziju werk en ook voor den 'arbeid, die zijn trouwe gade voor en met hem verricht heeft voor de Chr. pers en de partij. Wij zullen echter niet blijven staan maar door zijn voorbeeld aangevuurd voortgaan. Hij ging in in de heer» lijkheid, wij gaan verder in de kracht des Heeren. De heer Stap betuigde namens allen, die aan De Standaard arbeiden, hartelijke deel» neming aan de familie en aan allen die in den overledene zich hun leider en medewer» ker zag-n ontvallen God had in Brouwer ons allen veel geschonken. Met volle kracht heeft hij geijverd voor de zaak des Heeren. Het schoonste deel van zijn leven heeft hij gewijd aan de Chr. Pers. Misschien wordt nog te weinig begrepen, dat ijveren voor de Chr. Pers niet anders is dan des Heeren zaak dienen en strijden voor Zijn Koninkrijk. Dat heeft Brouwer begrepen. Met voorbeeldeloo» zen ijver en trouw, met onverdroten moed en volharding, met groote kracht en liefde heeft hij de Chr. Pers gediend. En zoo heeft hij gewerkt en is voor velen ten zegen ge» weest. Al zijn arbeid was gericht op Gods eere. Het graf van een Cristen dringt ons naar boven te zien. Maar inzonderheid dit graf. Geheel zijn leven door drong Brouwer ons te bedenken de dingen die boven zijn. Voor hem was boven het centrum van al zijn han» delingen. Daarom richten wij ook thans het oog naar bovenonze God is getrouw en waakt over het Zijne en zorgt voor de Zijnen Toen Spr. dezen morgen naar Sneek reisde, noemde een zijner reisgenooten Brouwer een held. En dat was hij ook. Een held in zijn leven, een held in zijn strijden, een held in zijn lijden, een held ook in zijn sterven. Hij streed als een held tot zijn laaste kracht was vergaan. Wij brengen namens De Standaard hulde aan dezen held, maar wij richten het oog naar boven om dank en aanbidding te bren» gen aan onzen God, die zich zóó in een zon» daar verheerlijken wil. Brouwer is thuis. Hij heeft, naar wij geloo» ven, den goddelijken welkomstgroet gehoord •Wel gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten, ga in in de vreugde uws Heeren.» Hallelujah 1 Ds. Koopmans herdacht Brouwer al Chris» ten en roemde zijne trouw voor de Kerk van Christus. We zijn diep onder den indruk van dit verscheiden. Brouwer behoorde met heel zijn hart tot de gemeente, tot het Jeruzalem, dat boven is, hetwelk is ons aller moeder. Zoolang zijn kracht het toeliet, ging hij op, toen hij niet meer kon, bad hij voor haar. Vurig was zijn begeerte nog eens het Heilig Avondmaal te gebruiken, als het kon in zijn huis. Nu is dat niet meer noodig. Werd de deur van zijn aardsche huis achter hem ge» sloten, de Hemeldeur ging voor hem open en hij beërft de heerlijkheid voor Gods kin» deren bereid. In het nieuwe Jeruzalem zit hij aan de bruiloft des Lams en zal hij avond» maal houden met zijnen Verlosser. Hij is ver» lost van zijn lijden en voor hem geldt wat in Openbaringen 21 geschreven staat, welk gedeelte spreker voorlas. Toen zong op zijn verzoek de schare uit Ps. 103 Maar 's Hee» ren gunst zal over die Hem vreezen in eeuwig» heid altoos dezelfde wezen. Een schoonzoon van den heer Brouwer, de heer Lever, uit den Helder, dankte allen voor de eer den overledene bewezen. Hij wees op het verlies voor de familie, maar toch dankte deze met allen voor de verlossing, die uit lijden gekomen was en voor alles wat God hun en Zijn zaak in den overledene geschon» ken had, allen aansporende om evenals de overledene Gods eere te zoeken op alle ter» rein des levens. Da rna eindigde Ds. Koop» mans met dankzegging. VERGADERING van den Gemeente, raad van OUDE TONGE op Woens» dag 11 Augustus 1926, nam. 6 uur. Tegenwoordig met den Voorzitter al de le» den, behalve dhr. Van den Boogaard. Na opening der vergadering door den Voor» zitter worden de notulen der drie vorige ver» gaderingen voorgelezen en onveranderd goed» gekeurd. 1. Worden gelezen de navolgende inge» komen stukken a Missieve van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Oude Tonge, inzake verbe» tering van woningen. Na bespreking wordt deze zaak ter afdoening gesteld in handen van B. en W. b. Besluit van den Minister van Arbeid, H. en N, waarbij aan deze gemeente f921,64 Rijksbijdrage wordt verleend in het nadeelig saldo der gemeente»woningen. Dit stuk wordt voor kennisgeving aange» nomen. c. Een vezoek dd. 7 Aug. Jac. de Berg en 15 andere ingezetenen, als volgt Aan den Raad der gemeente Oude Tonge. Geeft met den meesten eerbied te kennen de ondergeteekenden allen hoofden van ge» zinnen te Oude Tonge. dat in de Raadsvergadering, gehouden op 5 Aug. in beginsel besloten is tot aansluing eener waterleiding op ons Eiland dat ondergeteekenden en met hen zeker een groot deel der bevolking van Oude Tonge bezwaar maken t .-gen verplichte aansluiting dat zjj goede drinkbakken hebben en het zouden betreuren dat zij met dwang leidings» water moesten gebruiken en jaarlijks weer een 20 it 25 gulden onnoodig moeten betalen; dat volgens onze meening als het gemeen» bestuur de eigenaren van woningen verplich» ten goede regenbakken te maken er dan geen behoefte was aan een waterleiding. Redenen waarom wij uw College verzoeken, het daarheen te willen leiden dat het geen gedwongen aansluiting wordt maar een vrij» willige. AaDgezien dit verzoek ongezegeld is wordt het niet in behandeling genomen. De heer BEIJER vraagt en verkrijgt het woord en zegtMijnheer de Voorzitter. Aan» gezien ik den 5den Augustus j.l. de Raads» vergadering niet heb kunnen bijwonen, wil ik toch vanaf deze officiëele plaats de ingezetenen van Oude Tonge in 't algemeen en de ar» beidersklasse in 't bijzonder feliciteeren, dat er met algemeene stemmen is besloten om met andere gemeenten op ons eiland een gemeen» schappelijke regeling aan te gaan tot stichting van een waterleiding. Hoewel mijnheer de Voorzitter, dit adres is eigenlijk mosterd na den maaltijd, wil ik er toch dit van zeggen. De onderteekenaars meenen, dat zij jaarlijks f 20,— it f 25,— moeten betalen. Dit is een onjuistheid, f 20,— is volgens het rapport van Prof. VISSER 't gemiddelde, en wordt in 7 klassen ve deeld van f 9,90 tot f 32,20. We hadden toch eigenlijk mogen verwachten, dat vooral de eerste onderteekenaar die hiermede speciaal den boer opgaat, dit beter had be» grepen. Maar als ik het adres verder lees ver» wondert het mij toch eigenlijk weer niet. Want daar wil hij de huisbazen verplichten, goede regenbakken te bouwen en zelf wil hij niet verplicht zijn Zooiets noemt men het toppunt van egoïsme en kan eigenlijk alleen voortkomen uit her» sens voor wie het denken nog een onbekend gebied is. Trouwens het heele adres wijst op een niet begrijpen. Het is toch van genoeg openbare bekendheid, dat bij vrijwillige aan» sluiting de waterleiding onmogelijk wordt. Of willen zij soms aan hun belangen de heele waterleiding opgeofferd zien? De eerste onderteekenaar, alweer die eerste onderteekenaar I heeft eens in een persoonlijk gesprek met mij gezegd De menschen waren beter met een waterleiding als met de gasfa» briek. Schijnbaar is hij nu van andere ge» dachten, misschien wil hij nu geen van beiden. Dat hij verandert zal wel niet de laatste keer zijn. Ik hoop dan maar voor hem zelf dat die verandering eens ten goede zal zijn, Ik wil er meer niet van zeggen, want het is gemakkelijk op deze plaats iemand te be» strijden, die zich hier niet verdedigen kan. Wil hij echter deze zaak in een openbare vergadering bespreken, dan ben ik gaarne be» reid van antwoord te dienen. d. Een verzoek van de vereeniging terbe» vordering van de verkrijging van onroerend goed voor landarbeiders gevestigd te Oude Tonge om een bedrag van f 40,200 voor den bouw van 12 arbeiderswoning. Na eenige besprekingen, omtrent de lage ligging van het land en de eischen in ver» 1 and daarmede te stellen aan de te stichten twaalf woningen, wordt gemeld bedrag toe» gestaan. 3e. Worden benoemd tot leden van het Be» stuur voor de stichting eener waterleiding de heeren W. Slijper en J. Prince. 4e. Worden herbenoemd tot leden van het College van Zetters de heeren L. Kosten en A. Mooijaart. 5e. 'Wordt besloten de gemeente»begrooting aan te vullen met een post van f 100 als bij» drage in het stichtingskapitaal der waterleiding, Hierna brengt den heer v. d. BERG ter sprake den onhoudbaren toestand bij zijn woning, waarin de huiseigenaars Gebrs. Mooijaart geen verandering brengen, ook het onderhoud van versch llende woning en dier heeren laat veel te wenschen over. Spr. vraagt of het nu toch 40 cent per regel. Kom de natuur te hulp de taaie kleverige slijm los te maken en te verwijderen. De telkens terugkee- rende krampachtige, benauwde hoestaanvallen maken licht van Uw stevige kleine een zwak poppetje. Vorige week Zaterdagm'ddag werden de officieren van de te Amsterdam liggende Italiaansche oorlogsschepen door den Ital. Gezant ten zijnen huize ontvangen. In het midden 2e rij Ital. Gezant, geheel rechts Burgemeester Patijn. ii. Verlee weeke haa ik geschreve datte wiele hier zoo meegevoerd worre mit un haop ver» keerde diengen. Ik haawe daer nog us over gedocht en noe gelaof ik, dat ik wel weete hoe of dat komt, ik zalle joe dat usvertelle. In den Biebel lezen wielle al, dat er van die groote plekken, een glad verkeerden in» vloed uutgaet, je heit toch wel us geleze van Ninevè, een groote stad maar o zoo godde» loos. Baebel was aok zoo'n goddelooze stad, in noe leze we dat zoo as de stad was, strak 't heele volk zoo wier, dat kwam omdat de menschen vroeger aok net as noe, op de stad angeweze wasse, de menschen trokken nae de stad om daer der harte us op te haelen, vooral de geleerde lui, in de soldaoten kwamme in die stee»ên, en dan brogte ze daer meer ver» keerde as goeie geweuntes vandaan, dat die verkeerde gew.untes deur 't platteland zoo makkeluk overnome wierre, kwam, omdat aolle menschen trek 't verkeerde overneme veul gaawer as 't goeije, in dat komt'omdat wiele zondige menschekinders binne. Noe is 't nog net eender, de stee«ën binne nog o zoo goddeloos, wiele dienke dichte dat daer de groote heeren de baes speule, mar dat is voorbie. Vroeger jae, toen was dat wel zoo, mar noe is 't aores, want die lui die haawe ons volk zachtjes an op 't verkeerde pad gebrocht. Der bedoeling was wel goed, mar ze wouwe ons volk regeere zonder nae den Biebel te vraegen, en zonder rekening te houwen mit die ouwe pae=ën, in daerom kon 't niet aores, of der kwam un verwaete» ring. Niet van onder of an, mar van boven of an, is ons volk bedurve, deur aol die ver» keerde leerstellingen, van die vooranstaende mannen. Eigeluk zit dat zoo in mekaore. 't Is een geest van ongelaof die in Iengeland uutge» docht is, mar in Frankriek is die toegepast in 't leste van de 19e eeuw, in vandaer is die verkeerde leer over komme waien nae hier toe. Men zei hier wel, dat men der niks van haawe most, mar onder de hand propeerde ze toch mar om, volgens heurluu zeggen, die leer gemaetigd toe te passen. Men noemde dat vroeger liberaol, jae noe binne die men» schen der haest niet meer, maer die wouwe ons regeere zonder den Biebel te raedplegen, die rnogt nerges bie gehaeld worre, want as jt dat dee was je o zoo'n partie»man, in dat mogt niet, alles most neutraol weze. Vooral de schoole most neutraal weze, want daer wierre ommers de kinders ge» leerd, in as die noe mar zoo groot gebrocht wierre, zou men strakjes daer de vruchten wel van plokke. Nou, en wielle haawe daer de vruchten van geplokt, ons land is heelemaele meege» voerd deur die geest, daerom binne der noe wel o zoo'n haop wieze menschen, mar aok o zoo'n haop ongeloovige. Van jongs of haawe ze geleerd, dat niet 't gelaof maar de wiesheid, de wetenschap alleen uut kan maeke wat waer is. Noe is dat 't ergste geweest in onze groote stee ên, want daer weune de meeste geleerde menschen, daer hei je de haoge scholen, waer de lui leere voor affecaot in andere geleerde baentjes. In noe de meesters (Proffesoren hiette die) die die jongens leere, worre haest aolemaele die verkeerde leerstellingen toege» daen, en noe pompten ze zoo zachtjes an, dat bie die jongens in. In die namme over 't algemeen die leer nog al makluk an. Vorders schreve ze un haop boeken, in zoo wier 't alom erger mit heurlies invloed, 't Leven in de stad is der heelemaele deur bedurve, want der kwam een aore geest in de menschen. Ze wiere uuthuuzig, moste un haop pleziertjes haawe, en wiere onkerksch, de plekken van eidelheid liepe stampvol, en aole nieuwe modesche diengen doe men om zen liefjae noe haa ik gehoord dat de wuu» wen der haer al net zoo kort laete knippe as bie un vent, en dan laete ze der nikke scheere, 'k gelaove dat ze dat un polkakop noemen. Noe binne der aoltied nog wel gelaovige mannen geweest, d e voor aol die verkeerde leerstellingen gewaerschoewd haawe, mar dat hielp nier zoo veul, want geen mensch luus» terde der haest nae. Wie dat wasse, en hoe of die geest van de overkante uut de stee»ën, hier op ons eiland kwam, zal ik joe laeter wel es vertelle. FLAKKEËNAER. niet mogelijk is, dat hierin verandering komt. Breedvoerig wordt hierover gesproken Joor verschillende heeren en volgens den Voor» zitter zijn het steeds de heeren Mooijaart waar mede B. en W. last hebben, dan met het een, dan met het ander. De Voorzitter zegt een en ander te zullen onderzoeken en de noodige maatregelen te zul» len nemen. Hierna wordt de vergadering gesloten. Hoe de heer Van Beek denkt over den heer Braat. De heer Van Beek van de Prinsenstee te Den Brielle was algemeen secretaris»penning» meester, lid van het dagelijksch bestuur, enz. van den Plattelandersbond waarover de heer Braat uit Hekelingen den scepter zwaait. Voor eenige weken hebben wij in ons blad een berichtje, ons door den heer Van Beek toegezonden, opgenomen, waarin de heer Van Beek mededeelde, dat hij ophield lid te zijn van den Plattelandersbond. Thans ontvingen 2) door L. PENNING »Nu nog een vlammetje!» zei de gezag» voerder. Toen ontstak Rob een zwavelhoutje aan het groote vuur, dat een aangename warmte verspreidde door het groote, holle vertrek, de vlam boven de pijp houdend, terwijl de zeeman groote halen deed. Er heerschte eenige oogenblikken stilte en de visschers staarden peinzend in het baard» vuur. Maar plotseling kwam er een zonder» linge, schampere lach op het verweerde gelaat van den kapitein, terwijl hij zeide»Het menschdom is knap in het uitvinden van moordwerktuigen, om elkander te dooden en te vernielen, maar in het redden van levens zijn wij nog weinig verder gekomen dan de oude Spartanen. Is het waar of niet? Die Driemaster verging onder den rook van dit dorp, en toch bracht jelui het niet veel ver» der, dan dat ge de lijken ophaaldet, die de zee aan land spoelde, om ze hier op het kerkhof te begraven. Ik houd het voor een verschrikkelijk ding menschen! Het pleit niet voor 't menschdom vind je wel Hij keek hen één voor één aan: den klei» nen Rob ook, alsof hij het bevestigend ant» woord in hun oogen wilde lezen. •We hebben van dien Driemaster toch ne» gen men chen gered1« zei George Gospel na een pauze, terwijl de wind nog geduchter in den sc 'oorsteen huilde. De kapitein trok de schouders op. •Negen nu jawat zijn er negen als we veertig naar het kerkhof moeten brengen I Ik wil maar zeggen, dat het zoo'n vreemde we» reld is. Als het er op aankomt, trekken wij er op uit, om nog te redden, wat te redden is, en zijn al bijzonder voldaan, als we negen menschen van zoo'n berstend wrak mogen halen. Daarvoor wagen we ons leven als 't moet. terwijl de geleerde lui dag en nacht zitten te ploeteren, hoe ze de moordwerktui» gen zullen verbeteren, om de menschen te vernielen en uit te roeien. Wat een wereld van krankzinnigheid is het toch! Wat baat het, dat wij negen menschen redden? 't Is mind-r dan een droppel in den oceaan van ellende I« Toen zweeg hij, en de anderen zwegen ook, terwijl de reuzenstem van den storm daar buiten alles overschreeuwde. Het werd tijd om te vertrekken. De visschers gaven elkander de hand en zochten hun een» •voudige woningen op, en Thomas King en zijn zoon Rob hadden het verste te gaan, want zij woonden minstens tien minuten van de bebouwie kom van het visschersdorp. Ver in 't Noorden, waar de Schotsche Hooglanden door de zee worden bespoeld, woonden deze visschers. En langs de rotsen en duinen, die de branding keerden, wandelde de visscher Thomas King en diens zoon huis» waarts. Het was lichte maan, doch de maan was niet te zien, want de hemel was met zware, voortjachtende wolken bedekt. Zij liepen hand in hand; en de visscher liep aan den wind» kant, om zijn kind te beschutten. Zij wisselden geen woord, en Rob wierp een angstigen blik naar de kerk: links van den weg Het gebouw met zijn witte muren was duidelijk te herkennen; het stond op een hoogte met een zwaren steenklomp van toren er voor. En Rob dacht aan de dooden van den Driemaster, tien jaar geleden, die hier waren neergelegd op de banken voor de doodeschouw. •Hoe was het ongeluk toch gekomen, va» der •Welk ongeluk, Robbie •Het ongeluk met den Driemaster, waarvan de oude Jonathan vertelde. •Och, dat weet ik zoo goed niet meer, mijn jongen! Kom, laat ons voortmaken! Wat een storm God zij de arme zeevaarders gena» digi* Niemand kwam hen tegen dan moeder Ro» sette. Haar kleeren flapten en wapperden in den halven orkaanzij had moeite vooruit te komen, en Thomas King zeide»Moeder Rosette ben jij het? Wat doe je er in dat weer toch uit Men zou er geen hond door» jagen wacht, ik zal je thuis brengen I« Het was vriendelijk van den visschertrou» wens moeder Rosette kwam reeds op haar jaren. Heur haren waren vergrijsd, en er lie» pen zware rimpels over haar gelaat De droef» heid, de smart, hadden er die rimpels ge» ploegd. Haar man en twee veelbelovende jongens had zij op één zeetocht verloren zij kende het leven, en had zijn bittere ram» pen geproefd. Moeder Rosette was een kennis van den visscher, 's morgens beredderde zij zijn kleine huishouding en verstelde de kleeren van Tho» mas King en diens zoon tegen een geringe vergoeding. Zoo brachten zij moeder Rosette dan thuis. Ze woonde iuist voorbij den schoenmaker, waar Rob sedert een paar dagen geen voet meer over den drempel had gezet. En Rob's afkeer van dien schoenmakerswinkel was zoo sterk, dat hij het gezicht naar den anderen kant keerde, toen zij den winkel passeerden. Het zat hem niet in den schoenmaker, maar in zijn zoon, die John heette. John en Rob waren dikke vrienden geweestal jaren lang. Maar sinds een paar weken begonnen John de broodkruimels te steken en kon hij 't maar niet laten, om Rob te prikkelen. Verbeeld jeRob kon daar voor schooltijd met een troep joDgens goedsmoeds voor het winkelraam van den bakker staan, met wel» gevallen naar de koekjes en wafels kijkend, die daar zoo verleidelijk waren uitgestald, als John van den schoenmaker zijn gemoedsrust in eens wreed kwam verstoren. Dat deed John met één woord. En dit ééne woord sneed Rob als een mes door de ziel. •Lutje», placht John dan te zeggen die leelijke gewoonte had hij zich de laatste veer» tien dagen aangewend »dag Lutje 1» Dat woord trok Rob zich aan, want hij had evengoed eergevoel als de andere jon» gens. Het was een hgleediging. En het ergste was, dat Rob er weerloos tegenover stond, want 't was helaas een bittere waarheid, dat hij niet groot was voor zijn leeftijd. Het was haast onverdragelijk, en er kwam nog iets anders bij, dat de maat deed over» loopen. Rob had namelijk kort geleden met John om knikkers gespeeld en twaalf knikkers verloren. En wat dit beteekent voor een jon» gen, wiens algeheele bezitting in een dozijn knikkers bestaat, kan ieder weldenkend mensch verstaan. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 3