goot De» JonDag Fietstochten Uit de Pers. Gemengd Nieuws, m Vooral in de geschiedenis van Elia zien wij de wonderlijke zorg van God voor Zijn volk. Het was een bange tijd, waarin deze profeet optrad. Zeer dik wijls moest hij het oordeel Gods aan zeggen. Zoo hooren wij hem ook van wege de zonde van Achab en het vo'k een groote droogte en hoogersnood aankondigen. Maar al bezoekt de Heere de zonde, toch trekt Hij Zijn hand niet af van Zijn volk. In 't bijzonder draagt Hij zorg voor Zijn getrouwen dienst knecht. Hij geeft Elia bevel naar de beek Krith te gaan, en daar brengen hem de raven des morgens en des avonds brood en vleesch en lescht hij zijn dorst met het water uit de beek. Ongeveer een jaar verblijft hij daar, maar dan begint de beek uit te drogen. Doch nu opent de Heere weer een anderen weg. Hij zegt tot den profeet zich te begeven naar Zarfath te Sidon, waar Hij een weduwe geboden heeft hem te onderhouden. En in vertrouwen op zijn God handelt Elia naar Diens bevel en begeeft zich op weg naar de aangewezen plaats. Op heerlijke wijze komt in hem de kracht des geloofs uit. Maar dat geloof is ook vaak op een zwaren proef ge steld. Een jaar lang vertoefde hij bij de beek Krith, en 't is niet onmogelijk, dat hij wel eens met vrees in het hart het water al minder zag worden, of gedacht heeft: indien de raven van morgen of van avond eens uitblijven, wat dan? Maar altijd weer dringt het vaste vertrouwen op God zulke over leggingen terug en overwint den twijfel. En wij zien zijn geloof bekroond, als de Heere toont meer dan één weg te hebben om Zijn dienstknecht te onder houden. Wel was de weg des Heeren won derlijk, zóó als Elia nooit had kunnen denken. Hij moet gaan naar Zarfath, een heidensche plaats, gelegen in het land, waaruit de goddelooze Izebel, zijn grootste vijandin afkomstig was. Dat was eigenlijk zich in het hol van den leeuw begeven. Het getuigde ook tegen Israël, dat er in eigen land, onder eigen volk, geen veilige schuilplaats voor den profeet te vinden was. En tot ^wie wordt hij gezonden? Tot een weduwe, een vrouw, die zelf hulp en steun noodig had; een arme vrouw, van wie wel allerminst iets te verwachten scheen. Wie zij is, wordt niet gezegd aan Elia. Maar dat hindert hem niet; hij gaat op reis in het ver trouwen, dat God den weg wel zal wijzen. En hij ondervindt, dat God zijn weg voorspoedig maakt. Aan de poort der stad gekomen, ontmoet hij een vrouw, en de Heere onderricht hem door Zijn Geest, dat deze de bedoelde weduwe is De voorzienige hand Gods leidt 't zoo dat beiden elkander ont moeten. Elia behoeft haar niet te zoe ken God zelf brengt haar op zijn weg. ft Mag de profeet een oogenblik ge vreesd hebben zal die vrouw wel be reid zijn mij in haar huis op te nemen de gedachte, dat God haar geboden, d.w.z. uitverkoren heeft hem te onder houden, geeft hem goeden moed. 't Is al dadelijk tot versterking van zijn ge loof, als hij bemerkt, dat in haar de vreeze Gods is. Immers, als zij te ken nen wil geven, dat zij niet in staat is den honger van den profeet te stillen, zegt zij „zoo waarachtig als de Heere, uw God, leeft". Zij zweert niet bij Baal, den god van haar land, maar bij Jehova, Israels God. Zij buigt voor zijn woord, en ziet, door hooger licht bestraald, in Elia, Zijn profeet! 't Was voor Elia een verrassing, want allerminst daar had hij zulke woorden verwacht. Daarom ook is Elia niet onbemoe- digd, als hij let op de geringheid dezer vrouw. Zij is arm, zóó arm, dat zij nog slechts een handvol meels in de kruik en een weinig olie in de flesch heeft. Zij is uitgegaan, om hout te lezen om daarop een koek voor haar en haar zoon te bakken, en dan te sterven. Maar, al heeft ze nog maar voor één maaltijd in huis, ze is bereid met den profeet te deelen en zelfs eerst voor hem te zorgen. Ze grijpt weer moed, er is weer hoop in het hart, want zij gelooft, wat Elia zegt, dat het meel in de kruik niet zal verteerd worden en de olie in de flesch niet ontbreken gedurende den tijd des hongersnoods. Letten wij er op, hoe God voor Zijn volk, dat Hem verwacht, den weg baant. Leeren wij daaruit Hem gehoorzaam te volgen in den weg, dien Hij ons wijst. Wij zijn zoo geneigd bezwaren te maken, wij durven soms ons lot niet geheel in Gods hand te geven, vreezende, dat wij verkeerd zullen uit komen. Wij maken ons leven vaak nog moeilijker dan 't reeds is, door met zorg te denken aan dingen, die over ons kunnen komen. Laat ons echter geen bedenkingen maken, maar gaan, waarheen God ons roept, en doen, wat Hij ons oplegt. Dan zal de Heere zeker beter voor ons zorgen, dan wij 't zelf kunnen doen. Daarbij hebben wij geringe middelen niet te verachten, wijl de Heere bij voorkeur zich daarvan bedienen wil. Wij verwachten 't vaak van het groote, maar de Heere maakt zulke verwach tingen beschaamd. Hij heeft 't groote niet noodig. Door kleine dingen, door geringe instrumenten doet Hij vaak groote dingen. Van gansch onverwachte zijde doet Hij hulp komen. Zijn weg is altijd wonderlijk; Hij is een verras send God voor allen, die op Hem bouwen. Hij heeft aller hart en alle omstandigheden in Zijn hand. Zijn we gen zijn anders dan onze wegen, opdat wij tot Zijn eer betuigenHeere 1 Gij hebt 't gedaan, Uw hand heeft ons verlost. Economisch Weekoverzicht. Wat te zeggen van dezen ontmoedigen dank» en jubeltoon En in welk jaar dit ook weer is geschied Niet in 1648. toen we den zoeten vrede proefden, na 80.jarigen strijd; niet in 1678, toen we onder den derden Willem een roem» rijken vrede s'oten met Frankrijk niet in zoovele jaren, waarin God den hoorn des overvloeds over ons uitstortte We zijn in de Meimaand van hetjaar 1795. Het jaar der «Omwenteling» Januari zag onze rivieren vastvriezen, de Franschen bin» nentrekken, en Prins Willem V met zijn ge» zin naar Engeland vluchten. De oorlogstoe» stand heeft de prijzen verdubbetd en de ver» diensten verminderd. Een gansch groote zwerm van Fransche »broeders« heeft zich hier ge» nesteld en teert broederlijk op onze kosten. Betalen doen ze met vodjes, die men «assig» naten® noemt papiertjes, die men tegen specie inruilen kanals er specie is, maar daar is vooreerst geen kijk naar. De vooruit» zich'en zijn treuriguit Gelderland klagen de boeren, dat ze paarden noch zaaizaid hebben. En tóch een dank» een jubeltoon Waarom dan toch Hoort het den redenaar van zooeven ge» tuigen «Gods hand heeft het hart der Franschen geneigd ter onzer begunstigingzoo, dat zij ons niet als overwonnenen van onze vrijheid en van onze bezittingen ontzet, maar ons zeer vrindelijk behandeld hebben«. Nu zijn wij dus op de hoogte. Er is een verdrag met Frankrijk gesloten en daarbij hebben deze ons groote «vrindelijkheid® be» toond. Wijselijk zegt de redenaar niet, hoe «vrin» delijk® de Franschen wel geweest zijn. Hij zegt alléén, dat ze ons van onze vrijheid en bezittingen hadden kunnen berooven en dat ze 't niet deden. Meer zegt hij niet. Hij had b.v. kunnen zeggen, dat Frankrijk Limburg en een deel van Zeeland voor zich behield, dat 25,000 Franschen in 't land zou» dtn blijven en door ons verzorgd worden, dat we 100 millioen gulden als oorlogskosten zouden betalen om nu van andere din» gen nog maar te zwijgen. Waarlijk, erg «vrindelijk» 1 En nogeens toch een dank» en jubel» toon? Ja, want al die rampen en tegenspoeden en vernederingen werden ruimschoots opge» wogen door wat we vroeger misten en nu bezaten«VRIJHEID, GELIJKHEID EN BROEDERSCHAP». En 't was aan de hulp der Franschen te danken, dat we ons nu in de warmte dier weldaden mochten koe teren. Men zou kunnen vragen, of we dan vroe» ger zoo onvrij, zoo ongelukkig waren vroe» ger, in de dagen van Oranje, van De Ruijter, van Cats, van Rembrandt, in de dagen van glorie, roem, rijkdom, voorspoed Vrage men 't niet, op dezen dag niet, niet in 't publiek. Want dan hoort ge u noemen een «ver» achtelijke slaaf«, een «ontaard Bataaf«, een «aterling», een «aristrocratisch monsterdier» Trouwens, het antwoord ligt voor de hand. 't Is kort en duidelijk vervat in de woorden, die de hoogste vergadering uit ons land een paar jaar later tot het volk richtte. Ze zijn merkwaardig genoeg, om herdrukt en herle» zen te woiden, officieel stuk, dat de «offi» cieele waarheid» geeft. UITKIJK. 1 Koningen 17 i 14—16. «Want zoo zegt de Heere, de God IsraelsHet meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der flesch zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de Heere regen op den aard» bodem geven zal. En zij ging heen, en deed naar het woord van Eliazoo at zij, en hij, en haar huis, vele dagen. Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de ffesch ontbrak niet, naar het woord des Heeren, dat Hij gesproken had door den dienst van Elia». I. Het doorzitten bij Wielrijden en verbranden der Huid door de zon, alsmede het stukloopen van Huid en Voeten, verzacht en geneest men met PUROL. Doos 30. Tube 80 ct. was die in zijn werk «Onze Politieke partijen» hierop de aandacht vestigt. Toch valt het verschijnsel, dat iemand op lateren leeftijd in an. ere richting koerst dan eertijds ook nu nog waar te nemen. «Nederland en Onnje® wijst hierop naar aanleiding van den zeventigsten verjaardag van Mr. H. Verkouteren Wel heeft er een sterke ommekeer plaats gegrepen bij den nu 70>jarige. Omstre ks 1897 kwam in Utrecht de C.H. Kiezersbond tot stand. De Vrij»Antirevolu» tionairen, die in 1864 onder Lohman aan de A R van Dr. Kuyper den scheidsbrief hadden toegereikt, werkten met de R.K. samen. Als reactie daartegen schoot de C.H. Kiezersbond op onder leiding van Dr. Bronsveld. Die bond had twee groote mannen. Twee sprekers, die er mochten wezen Antipapist van de voetzool af tot den hoofdschedel toe. Het warenDr. de Visser en Mr. Ver» :r'j Op de Kagerplassen werd de jaarlijksche Kaagweek gehouden. De start van de Regenboogklasse bij stormweer. (Wordt vervolgd). Hoe een mensch veranderen kan. Een onzer staatsleden heeft eens gezegd «Wie op z'n twintigste jaar niet Rood is heeft geen hart, wie op z'n veertigste jaar nog Rood is heeft geen verstand». Inderdaad ziet men het nog al eens dat met de jaren zooal niet het verstand dan toeh de verandering komt. De staatslieden der vorige eeuw hebben hiervan trtffende staaltjes ge» geven. In jonge jaren vurig democraat in later tjjd conservatief, 'k Meen dat het Koetsveld kouteren. Doch langzamerhand zijn deze twee man» nen gaan begrijpen, dat er voor het Chris» telijk beginsel erger vijanden zijn dan de papisien. Zij hebben ingezien, dat Roomsch en Pro» testant een gezamenlijken, machtigen tegen» stander hebben in de mannen der revolutie. En daarom had men, in den kamp iegen liberaal en socialist, in den Katholiek een medestander te zien. Toen wijzigde zich hun houding. En in 1925, toen het coalitieschip op 't strand liep, werd de antipapist van weleer, Dr. de Visser de meest geschikte man ge» acht om de schuit weer vlot te krijgen. En tegelijkertijd houdt de heer Verkoute» ren staande, dat we de Roomschen niet kunnen missen voor luister 1 voor de handhaving van onze Frotestantsche politiek. «Want», zegt onze 70»jarige, zonder de Roomschen kunnen we onze Christelijke grondslagen niet redden, en als het Chris» telijk schip zinkt, dan zinkt de Protetantsche kajuit mee«. Hoe een mensch veranderen kan 1 Als Ds. Lingbeek en Ds. Kersten nog eens 70 jaar mogen worden, wie weet, wie weet, wie w .et 1 HET MOOISTE IN DE INVALI. DITEITS.VERZEKERING. De Maasbode schrijft Langzamerhand begint het besef door te dringen omtrent de groote beteekenis van de invaliditeits» en ouderdomsverzekering. In den beginne leverde zij alleen ouder» domsrenten op. Na eenigen tijd begonnen de weduwen» en weezenrenten, na ongeveer drie jaar kwamen de eerste invaliditeitsrenten los. En na enkele aarzeling in de eerste jaren be» gon ook een instituut, waarover wij hier bij» zonderlijk spreken willen, zijn werking ten goede. Dat was de prophylactische behandeling en verpleging. In arbeiderskringen gaat het bewijstzijn steeds levendiger worden, welke weldaden men naast de ongevallenverzekering thans in de invaliditeitsverzekering bezit. Als blijk van de daardoor oplevende belang» Misschien dat het goed zal zijn hef verzoek nog aan te vullen Want, wat in de practijk nog wel haast ern» stiger is, er worden reeds heel wat arbeiders, zich aanmeldende beneden 35 jaar, geweigerd op een anderen grond, namelijk omdat zij meer dan 1200 gulden loon hebben" Nu de overgangstijd, gedurendej welke de grens stond op 2000 gulden, voorbij is, hebben de Raden van Arbeid in verloop van tijd een reeds niet onbeduidend aantal echte arbeiders voor wie de wet stellig bedoeld is, moeten afwijzen. Van harte zouden wij het verzoek van ons kranig Werkliedenverbond willen steunen. Niet aldus een tweede verzoek, dat het ver» bond heeft gedaan. Misschien is het goed even met de eigen woorden van het verbond aan te geven, wat hedoeld wordt. Aldus luidt het voornaamste deel van het verzoek De artikelen 99 en 100 der I. W. bieden de mogelijkheid om een verzekerde, indien gevaar bestaat, dat deze blijvend invalide zal worden en dit gevaar door doelmatige behandeling of verpleging kan worden af» gewend, met dit doel in eene inrichting te doen opnemen. Een en ander ter beoordee» ling in eerste instantie van den betrokken Raad van Arbeid en in tweede instantie van het Bestuur der Rijksverzekeringsbank, zon» der dat beroep op eenig ande: college mo» gelijk is. In de eerste plaats wordt dus door de Raden van Arbeid selectie toegepast en ver» volgens nog eens door het bestuur der Bank. Op grond van de ons ten dienste staande gegevens, kan niet met juistheid worden ge» zegd, hoeveel personen door de beide instan» ties totaal werden afgewezen. Wel is be» kend, dat door de Bank in 7 jaren aan ruim 5300 personen, door de Raden van Arbeid ter verpleging voorgedragen, deze werd ge» weigerd. Afgaande op onzen indruk, dat het aantal personen, door de Raden van Arbeid reeds afgewezen, belangrijk hooger is dan het aantal, door de R V. B geweigerd, kan o.i. met gerustheid worden aangenomen, dat in die 7 jaren aan ver boven de 10.000 per» sonen door beide instanties tezamen ver» pleging in eene inrichting geweigerd is. Nu staat noch in het eene, noch in het andere geval op eenig college beroep open en al die geweigerden hebben dus zonder meer in de genomen beslissingen moeten berusten. Nu raakt het verbond hier aan een der mooiste, neen beslist het mooiste deel der in, validiteitsverzekering. Voorkoming van invaliditeit is socialer en menschlievender dan het betalen van renten na intrede der invaliditeit. Die voorkoming ligt ook financieel geheel in den lijn van het invaliditeitsfonds. Dat fonds heeft er geen belang bij, dat het jarenlang rente uitkeert. Iemand, die ovet 3 jaar invalide gaat worden, om het dan naar waarschijnlijkheid b.v. een jaar of 10, tot zijn dood n.l. te blijven, elke week b.v. 3 gulden trekkend, wordt een schadepost voor het fonds van 1500 gulden (zonder de rente te rekenen). Is het niet beter uit financieel oogpunt tnans 1000 gulden voor verpleging in een sanato» rium of voor operatie uit te geven en zoo de rente onnoodig te maken Nu heeft de wetgever niet gewild, dat zulk een standpunt werd ingenomen, dat steeds naar de waarschijnlijkheid van winst voor het fonds moest uitgekeken worden. Indien het fonds gelijk uitkomt, dus zoo» veel aan prophilactische maatregelen uitgeeft als anders de renten zouden kosten, dan is de zaak gezond. Neen, er is nog meer. Bij de behandeling der wet is komen vast te staan dat een sociale toepassing van dit instituut (neergelegd in de artikelen 99 en 100 der Invaliditeitwet) werd bedoeld. Dat gaat dus nog verder dan evenveel uit» geven als bespaard wordt. Nu gelooven wij dat de Rijksverzekerings» bank, die de toepassing in handen beeft (de Raden van Arbeid doen al het voorbereidende werk, maar de Bank beslist) aan het instiuut een sociale gedaante heeft weten te geven volgens de bedoeling des wetgevers. Daarbij is de Bank tastend te werk gegaan en uiteraard niet zonder willekeur. Bij elk geval wordt de kans voor 't fonds gewikt en gewogen, m a.w. de kans of inva» liditeit wel ontstaan zal als niet ingegrepen wordt en de kans, of die dreigende invalidi» teit kan worden afgewend door wel in te grijpen. Wegen de kansen, financieel gesproken, tegen elkaar op, dan bewilligt de Rijksverze, Een mooie kiek tijdens de wedstrijden op de Kaag. stelling beschouwen wij een adres van het actieve bestuur van het R. K. Werklieden» verbond. Daarin worden in opbouwenden zin twee verzoeken voorgedragen. Waarvan bet eerste o.i. dient ingewilligd te te worden. Dat betreft namelijk de onmogelijkheid cm boven 35 jaar in de verzekering te worden opgenomen, hoezeer men ook overigens in loondienst gaat en aan alle eischen voldoet. Er worden reeds heel wat menschen boven de 35 jaar afgewezen in de praktijk. Men moge nu aanvoeren, dat de bereke» ningen, die aan de verzekering ten grondslag liggen, verstoord worden, als ook ouderen worden opgenomen. Misschien zou het kunnen blijken,, dat het fonds ook meevallers heeft gehad, die het nadeel zouden kunnen com» penseeren. Is dat echter niet zoo, dan zou men nog de toedreding boven de 35 jaar gepaard kun» nen doen gaan meJ volgens gewonen verze» keringsvoet verminderde rechten. Er is veel aan gelegen, dat men niet van alle verzekering verstoken blijft en ook dat niet een allengs groeiend aantal arbeiders zon» der rentekaarr op de arbeidsmarkt te krijgen zijn, die de verhoudingen bederven. keringsbank ik een operatie of behandeling. Daarbij wordt het instituut der prophylaxe niet al te zeer op de enkele gevallen ingesteld. Uit de toepassing welke de Bank geeft, is op te maken, dat niet elk geval zichzelf be» hoeft te kunnen motiveeren. Uit een oogpunt van financieel beleid doet de Bank in indu vidueele gevallen kosteliik»onverstandige din» gen. Andere gevallen moeten dat verlies weer goed maken, Men streeft er blijkbaar naar, in aigemeenen zin de lijn in het oog te houden, dat de pro» phylaxe eigenlijk geen geld mag kosten. Evenwel bij die algemeene taktiek legt men er sociaal nog een zekere marge bovenop. Dat is de indruk, dien wij uit tallooze ge» vallen van de praktijk kregen omtrent de op» vattingen van de Rijksverzekeringsbank. Mr. V. Ofschoon zoo langzamerhand de gelegen» heid begint te ontbreken om iets bijzonders mede te deelen over den handel in het alge» meen wegens den komkommertijd zijn er toch een paar dingen, die de aandacht trekken. In de eerste plaats de goede indruk, die de Kabinetswisseling in Frankrijk op bet buiten» land heeft gemaakt, nu van Poincaré wordt verwacht, dat thans werkelijk alle moeite zal worden gedaan om het land van een finan» c'ëelen ondergang te redden. De Fransche franc is voorbijgaand zelfs tot 6 45 gestegen, doch lag die koers blijkbaar hoog genoeg, aangezien men heden Dinsdag op circa 6.10 handelde in navolging van New»York, alwaar de hoogere Amsterdamsche noteering niet werd overgenomen. Het mag thans de be» langstelling geboeid houden, hoe de toestand zich verder zal ontwikkelen. In elk geval zal dit Ministerie niet met een vloek en een zucht van de baan zijn, dat is met het oog op de stemming zeker. De tweede kwestie, die vermeldenswaard is, is de daling in Kunstzijdewaarden, waarin ter beurze veel handel is en wel Nederlandsche, Hollandsche en Maekubee. De eerste zijn tot 275 °/o gedaald, de tweede tot circa 100 terwiji de laatste circa 125 noteerden, alles na aanhoudend aanbod van de contramine en vele onrustig geworden houders, die bang worden voor de groote mate van concurren» tie, die hier gaat heerschen. Aan den anderen kant wordt gereclameerd, dat men juist niet flauw moet zijn voor deze afdeeling, omdat men de laatste maanden volop werk heeft en het artikel door zijn goedkoopte gretig af» name eindt, wat orders naar de fabrieken doet stroomen. De tijd zal het leeren, wie der beide opinies de beste blijkt te zijn. Wat de rest ter beurze betreft is het steeds stil en onveranderd. Speciaal de Rubbermarkt is stationnair geworden, evenals de artikelprijs, die te Londen steeds om 1 sh. 8'/4 p. blijft en van de latere termijnen iets hooger, doch ook eerder stabiel. Deze week valt de beslissing of de 20 restrictie op den uitvoer zal worden doorge» voerd of dat de volle 100 °/o zal worden gehandhaafd. Welke de invloed op de prijzen zal zijn moet thans worden afgewacht. In elk geval is het waar, dat de voorraad te Londen voortdurend toeneemt en thans bijna 27.000 tons bedraagt, een respectabele hoeveelheid, die toch ook gewicht in de schaal legt met het oog op de prijsverandering. Het geld ter beurze is uiterst ruim en tegen 2 °/o moeilijk te plaatsen, zoo weinig vraag is er. DE OVERVAL TE BUSSUM. De arrestatie» Het is de Centrale Recherche te Amster» dam geweest, die de aandacht der politie»auto» riteiten te Bussum gevestigd heeft op de mo» gelijkheid, dat v. Brummen den overval zou hebben gepleegd, meldt de «Stand®. Zij be» schikte n 1. over enkele foto's van dezen man, die als «Freek van Brummen« bekend staat en bij nauwkeurige beschouwing van het op» gegeven signalement ontdekte een der recher; cheurs van die afdeeling, dat dit signalemei in vele punten klopte op Freek van Brum» men. De rechercheur trok met de foto's naar Bussum, waar ze aan de verschillende perso» nen, die in de zaak betrokken zijn, werden vertoond. Alhoewel zij niei positief waren in hunne verklaringen, meenden enkele hunner toch den dader te herkennen, waarop de Bos» sumsche politie (die zelf ook nog een ander spoor volgde) opsporing van deze van Brum» men verzocht. Maandag werd bekend, dat de gezochte se» dert verleden week met zijn woonwagen stond in het kamp aan den Hemweg en daarop zijn dien avond de Bussumsche politie»inspecteur, de heer Vos, vergezeld van den heer J oosten mej. Sikking cn den jongen Jan Hansen, naar Amsterdam gekomen en met een inspec» teur en twee rechercheurs der Centrale Re» cherche naar het woonwagenkamp gegaan Toen zij daar aankwamen, bleek, dat van Brummen en zijn vrouw niet in het kamp waren, doch met hun hittenwagen naar Diemen waren vertrokken. Besloten werd nu, dat het gezelschap de t rugkomst van Van Brummen zou afwachten en inmiddels in groepjes op den Spaaindammerdijk zou wandelen. Akft dus geschiedde. Na geruimen tijd gewacht te" hebben, kwam den hittenwagen den Spaarn» dammerdijk afrijden en op den dijk hield de inspecteur de wagen aan. Van Brummen wist blijkbaar eerst niet wat er geschiedde, doch toen hij den heer Joosten en den jongen Hansen zag, begreep hij 't blijkbaar maar al te goed en werd zeer nijdig. Hij dreigde met zijn zweep de inspecteur een slag te zullen toebrengen. Deze greep echter naar zijn re» volver, waarop Van Brummen schreewde «Schiet maar, je durft toch niet®, en vervol gens zich steeds meer opwindende, allerlei verwenschingen tegen den directeur uitbraakte. Nu was d t juist, wat de inspecteur met zijn optreden bedoelde, Want in dezen tijd hadden de heer Joosten, mej. Sikking en Jan Hansen een prachtige gelegenheid om Van Brummen goed op te nemen. Nadat dit op» onthoud eenige oogenblikken had geduurd, liet de inspecteur Van Brummen verder rijden, omdat hij eerst wilde weten of de getuigen hem al of niet hadden herkend. De heer Joos» ten was dadelijk zeer positief en zeide in het van woede verwrongen gezicht met de ste» kende oogen, duidelijk den man te hebben herkend, die verleden week den overval heeft gepleegd. Ook de verklaring van Jan Hansen was positief, doch mej. Sikking, die zooals begrijpelijk, zeer zenuwachtig was, was minder positief. Het gezelschap begaf zich nu naar het kamp en daar kwam Van Brummen hen al tege» moet. Hij nam nu echter een geheel andere houding aan. Zijn woede was plotseling ge» heel verdwenen en hij deed erg vriendelijk. De woonwagen van Van Brummun werd nu geheel doorzocht. Het is een betrekkelijk nieuwe wagen, die door v. Brummen eerst kort geleden, naar hij zegt voor ruim f 3000 is gekocht en daarna nog weer geheel is op< schilderd. In den wagen werd niet veel bezwarend materiaal gevonden. Geld was er bijna niet, het grijze pak, dat de verdachte Donderdag 1.1. droeg, was hier ook niet te vinden, doch op 't laatste oogenblik vond de Bussumsche inspecteur Vos in het bed een imitatie»revolver waarmede niet geschoten kan worden, doch die, daar ze tamelijk zwaar is, wel gebruikt worden als wapen om mede te slaan. Inmiddels waren Van Brumnen en zijn vrouw naar het bureau Spaarndammerstraat overgebracht en daar nader met de getuigen geconfronteerd en verhoord. Van Brummen verklaarde van de geheele zaak niets te weten. Toen hem gevraagd werd, waar hij verleden week Donderdag was geweest, antwoordde hij eerst niets, doch zijn vrouw zeide«Op de paardenmarkt te Zaandam®, wat daarna door Van Brummen werd 1 evestigd. Op hem werd een bedrag van ruim f 80 gevonden, ter» wijl zijn vrouw circa f 30 bezat. Desgevraagd vertelde hjj, dat hjj den kost verdiende met Deze C A BONS BUITE AFZOF All De F Ook confrac overal heeft vorderi vergade Mij. v| «Het sproket zelfs ni daar is Eart ij en ergade en in; collectie Te Leeii Stenfertf beiders heden, vast of of niet, het er over ei maar w, telijke is het z beider De boer wou het wel blij daarmee Piet zal eerst o\ verder En zoo meent I te kunr I standpu las'ijg rechtsge de ham boer «in waardoc boeren de feite, land coi clausule losvaste het geh dat de 1 den, en I arbeider I te laten In tij thans, r< meermal geprobe der af t I overbod; I de conti overeen; I gingsteri I Benevetil I zeggings] t Beste f paling a I moet de Het lc te streve positie v Bemei In der -sedert IS I ven gen I eene he' I jaren 50(J I Meter), t I K G. zw, I 5 KG I men de I mestperc I dat de I terbleef I dier zwa] ^el waa; I en dragi op het I houden I glanzen grond I Toch, o met 192 I helft vrij Kunstmes I delijk: Clapps I 'n kunsti Beurré kunstmes Willian kunstmes

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 2