w S Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. m Verbrande^4 huid door de zon PUROL IN HOC SIGNO YINCES No. 3239 WOENSDAG 7 JULI 1926 41ste JAARGANG JZEN 98 85 79 39 59 44 95 !75 165 Ï95 [95 40 >25 >25 Ike maat fabrfelisprijzen 18 W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Adminis tratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers V De Stad der Ellende Onder de wereldsteden die door den oorlog Reclame-Mededeelingen. en stukloopen van huid en voeten geneest men met Land- en Tuinbouw. een gevestigd 3EL 173.175 - Tel. 4645 >AM - - i Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z!J beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Y De Stad en het platteland. Over dit onderwerp is gesproken op de zomerconferentie van de Vereen, van C. H. leden van gemeentebesturen. De beer Van Gerrevink, burgemeester van Oldemark, noemde een 5«tal punten, waaruit blijkt, dat er tusschen stad en platteland een zekere tegenstelling bestaat. In de eerste plaats de behandeling der boeren gedurende de mobilisatie. Spr. noemde het bespottelijk, dat zelfs een stads»kruideniers« jongen met zekere minachting op een boer neerziet I Nu, een tikje overdrijving ligt hier wel in 1 In de tweede plaats is daar de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten. De plattelandsgemeenten lijden meer dan de steden onder den bestaanden toestand, die beheerscht wordt door de verouderde wet van 1896. Sinds 1897 is het werk, door de gemeentelijke organen voor het rijk te verrichten, zeker meer dan verdrievoudigd, zijn de door de rijkswetten aan de gemeenten opgelegde financieele lasten verveelvoudigd. Doch het uitkeeringsbedrag bleef gelijk. In de derde plaats is er het absentëisme der eigenaren van ten plattelande aanwezige pro ductiemiddelen. Het is onbillijk, dat een stads, bewoner die tienduizend gulden i->komen heeft uit zijn in een plattelandsgemeente gelegen grondbezit, niet alleen dit inkomen in de stad verteert, maar er ook in de stad van betaalt. Het is noodig, dat ten spoedigste een wet tot stand komt, die deze materie op billijke wijze regelt naar het beginselInkomen verkregen uit vast goed, wordt belast in de gemeente waar het productiemiddel is gelegen. In de vierde plaats is er de groote trek naar de stad, wat de annexatielust der groote steden aanwakkert. Een der oorzaken van deze trek is ongetwijfeld de grootere bestamsmogelijk» heid in de stad en het ten plattelande ont» breken van ongeveer alles wat het leven aan. genaam en gezond maakt. Daarom moet ten plattelande de electrificatie en drinkwater voor. ziening ter hand genomen worden. En voorts meer aandacht besteed worden aan wegen, middelen van versneld vervoer, bouwtoezicht, bouworde, straatreiniging, tegen gaan van grondvervuiling, door rioleering, bedekking van mesthoopen enz. Ten slotte is er de hegemonie der centrum, gemeenten in Zweckverbande, b.v. de vleesch. keuringswet, waarbij de stedelijke gemeente vrijwel de alleenheerschappij heeft en aan kringgemeenten kan weigeren inzage van de administratie of zelfs mededeeling van het resultaat van het eindcijfer van het bedrijf. Inderdaad verdient veel van wat hier ge. noemd wordt de aandacht. Intusschen moet er ook op gewezen worden, dat er veel verbeterd is. Vergelijkt men den toestand van vroeger met die van nu, dan blijkt, dat reeds veel gewonnen is. Overigens dient er voor gewaakt te worden, dat men weer niet overslaat in een ander uiterste Het woord der Schrift, dat «zelfs de koning van het veld gediend® wordt, is wel eens misbruikt door rasechte agrariërs, om de su> prematie van het platteland over de steden te bepleiten. Men dient niet uit het oog te ver. liezen, dat een kwart onzer gansche bevolking alleen reeds in de drie grootste steden onzes lands onderdak vindt. De verkeerde richting gaat het platteland op, indien het meent zijn idealen vervuld te zien door het zenden van een specalen plattelands, afgevaardigde naar de Tweede Kamer. Hiermee wordt absoluuts niets bereikt. Terecht wees de heer Van Gerrevink op deze belangenpolitiek als een gevaar voor de plattelandsbevolking zelve. Dit gevaar isafvaardiging van «een parlementaire carricatuur van het genre«Braat.« Inderdaad, die richting moeten onze land. bouwers niet op, ook hierom niet, omdat precies het tegenovergestelde bereikt wordt van wat men wil. Een politieke partij kan niet méér gedupeerd worden, dan hierdoor, dat haar afgevaardigde in het parlement niet au.serieux genomen wordt. het meest geteisterd zijn neemt Boedapest zeker wel de eerste plaats in. Het is de stad der ellende geworden. Zóózeer heeft de vloek van den wereldoorlog zijn stempel op deze millioenenstad gezet, dat de verschrikkelijkste epidemie is uitgebroken die men zich denken kan de zelfmoord epidemie. De volgende cijfers geven eenig denkbeeld van de ontzettende ellende die velen er toe brengt ontkoming te zoeken in den zwarten afgrond van den zelfmoord. In 1924 kwamen er per millioen inwoners te Boedapest 600 zelfmoorden met doodelijken afloop voor, in 1925 595 en over de vier eerste maanden van 1926 640. Bij het laatste cijfer moet worden aangeteekend, dat het geen be> trouwbaren maatstaf geeft voor heele jaar 1926, daar naar de ondervinding heeft geleerd het grootste aantal zelfmoorden in de maanden Mei, Juni en Juli voorkomt. Men moet er ook rekening mee houden, dat vele gevallen geheim gehouden worden. Dit alles in aan. merking genomen kan men ervan verzekerd zijn, dat het gemiddelde cijfer over 1926 aan. merkelijk hooger gesteld moet worden dan het meegedeelde gemiddelde over het eerste kwartaal. Het doet zien, dat de zelfmoord, epidemie te Boedapest schrikbarend om zich heen grijpt. Zeer groot is ook het aantal vruchte. looze zelfmoordpogingen, dat te Boedapest bekend wordt. In 1914 was het 819, in 1922 1012, in 1924 1153 en in 1925 1546. Oók voor den oorlog kwam zelfmoord hoe. wel in véél mindere mate dan thans in Boeda. pest voor. In de meeste gevallen waren toen krankzinnigheid, zenuwziekte en andere on. geneeslijke ziekten of drankzucht de oorzaak. Juist in de best gesitueerde kringen scheen de neiging tot zelfmoord het sterkst te zijn. Maar dat is nu veranderd. Het is thans de economische nood, de ellende en de ontbe. ringen in de gezinnen die tot de zelfmoord leiden. In 1925 werd te Boedapest een «club van haveloozen® ontdekt waarvan men alleen lid kon worden op voorwaarde, dat men zich verbond zelfmoord te plegen. De honger, het besef niet voor zichzelf en voor de zijnen het dagelijksch brood te kun. nen verdienen, breDgen thans honderden er toe zich van het leven te berooven. Wat spreekt dit van ontzettend lijden 1 Een stad van weedom. Ontzettend is de oorlog óók in zijn ge. volgen 1 De Boerenleenbank Middelhar nis en Somm melsdijk.* Deze Boerenleenbank viert haar 25'jarig bestaan. Een zilverfeest, dat in opgewekte stemming gevierd zal worden. Immers, was er één instelling die reden van bestaan had, dan was het wel deze I Zij vormt een onmisbaar element in het landbouwbedrijf. En ook vele burgers.middenstanders profitee' ren er van. Vóór vijfentwintig jaren waren de Boeren, leenbanken in ons gewest nog onbekend. En thans is de Boerenleenbank met het landbouw, bedrijf saam gegroeid. Het zal onze landbouwers en middenstan' ders interesseeren te vernemen, wat er zooal aan de oprichting van deze Boerenleenbank is voorafgegaan. Wij vonden in de oude jaargangen onzer Courant een verslag van een rede van den heef C. T. J. Brands uit Utrecht, door dezen gehouden in een vergadering in hotel »Spee« op 5 Maart 1901. Wij geven het volgende uit deze rede, die een stuk historie dezer Boerenleenbank ge. worden is, weer Wat zijn boerenleenbanken en hoe wer. ken zij Velen klopt 't hart warm voor de belangen van den landbouwze zouden niets liever wenschen, dan dat hij, evenals vroeger een tijdperk van bloei en welvaart tegemoet ging. De goede tijden kunnen terugkeeren als de menschen zelf maar willen. Wel zijn de omstandigheden anders, 't groot grond, bezit werkt belemmerend evenals de ge. sloten grenzende arbeidsloonen zijn hooger, de kunstboter drukt de zuivelprijzen, wat nog te meer gevoeld wordt, nu buitenlandsch vet vrij mag worden ingevoerd. Ook is de uitoefening van den landbouw door 't gebruik van machinerieën, kunstmest enz. wel 3 maal zoo kostbaar geworden. Voeg daarbij den achteruitgang van den land. bouw zelf, en niemand zal het verwonderen, dat de vraag naar bedrijfskapitaal hoe langer hoe grooter wordt, 't Aantal crediet behoe» vende boeren vermeerdert steeds en 't is net meer zooals vroeger, dat elk zijn eigen spaarpot had. Moet nu een uitgave gedaan worden van f 200, f 300 of hooger, dan moet de boer dikwijls geld leenen, iets verkoopen of een goede gelegenheid laten voorbijgaan. Als iemand f 500 noodig heeft, dan kan 't ge. beuren, dat hij eerst vergeefs aanklopt bij A of B en dan gaat naar een notaris of een kassier. Als hij dan een rijke boer is, kan hij tegen borgtocht of onderpand geld bekomen tegen 5'/2 pCt. waarbij nog eenige onkosten komen, zoodat hij ten slotte tegen 8 pCt. uit den brand 11 geholpen is. Was er een leenbank geweest, dan was hij tegen 4'/2 pCt. geholpen, als hij bekend stond als eerlijk man. Bij ongelukken werd zelfs nog uitstel van betaling gegeven. Ook voor hen, die eenig geld over hebben, werkt een leen. bank doeltreffend. De meeste boeren zijn slechte financiers Sommigen leggen 'tgeld, dat ze niet dadelijk behoeven te gebruiken in de kast of stoppen 't in den grond, wat zeer dom is, anderen koopen effecten en dat is gevaarlijk, De verstandigen brengen 't naar de spaarbank maar de beste wijze van bewaren is, het te storten in een boeren, leenbank, want ook daar is 't geld veilig. Men onttrekt het niet aan den landbouw en heeft het zalig bewustzijn een goede daad te hebben verricht door armeren in de gelegenheid te stellen gemakkelijk geld te bekomen, zonder dan men zelfs schade lijdt. Jammer dat hier niet, zooals in Duitsch» land ieder dorp zijn eigen boerenleenbank heeft. Waar deze banken gevestigd zijn, kan men ook veel voordeeliger inkoopen doen, wat kunstmest en veevoeder betreft. Iemand die b.v. voor f 35 kunstmest en voor f 75 lijnkoeken koopt, zou dan met f 20 en f 60 kunnen volstaan. Al moest hij dan ook 't geld van een boerenleenbank tegen 4'/2 pCt. op nemen, dan zou hij nog eene aanzien, lijke som besparen. 't Kan ook voorkomen, dat een land» bouwer aangemaand wordt om een schuld te betalen. Om aan geld te komen moet bij een koe en een kalf respectievelijk f 10 en en f 25 onder de waarde verkoopen, boven» dien mist hij dan de opbrengst van de koe. De leenbank zou hem met geringe kosten geholpen hebben. Dikwijls gebeurt het ook dat een landbouwer tegen lage prijzen moet verkoopen en niet kan wachten op gunstiger tijden. Ook hier zou een leen» 1 ank kunnen helpen. De credietverschaffing door middel der voorschotten van de suiker» fabrikanten werkt allernadeeligst. Daardoor heeft de fabrikant het middel in de hand, de prijzen der bieten naar willekeur te re» gelen, de boer geraakt in een afhankelijke positie en komt in de verzoeking meer bieten te verbouwen dan goed is. Een gevolg is weer, dat de landhuur daardoor wordt op» gedreven Een leenbank kan den boer vrij» maken van den fabrikant, daardoor kan hij zelf den prijs en de voorwaarden mee be» palen. Ook voor landverbetering zou een leenbank uitstekend werken op 't eiland b.v. te Ouddorp Als zij goed werkt, dan wordt de algemeene toestand verbeterd en verdwijnt de armoede. De oprichter der leen» of Raiffeisen banken is de burge» meester van Hammersfeld, Raiffeisen. Hij zag dat de boeren door verschillende per» sonen werden uitgezogen en stichtte daarom een coöperatieve vereeniging tot aankoop van vee, waarbij de koopers in degelegen. heid gesteld werden langzaam en bij ge» deelten af te lossen. Later, in 1863 werd de vereeniging in een spaar» en voorschotbank omgezet, die berust op zuiver Christelijken grondslag. De zedelijke vooruitgang der leden wordt beoogd, tegelijk met de bevor» dering hunner stoffelijke welvaart. In ons land zijn in korten tijd reeds 90 van die leenbanken opgericht, die door 2 centrale banken worden verbonden. De oprichting van zoo'n leenbank of Raiffeisen» bank gaat met weinig moeilijkheden gepaard. Acht boeren kunnen zich daartoe vereeni. gen, elk stort eens in zijn leven f 0,50 en nu kunnen verder lid worden zij, die eerlijk, braaf en oppassend zijn en ter goeder naam en faam bekend staan. In 't aannemen van nieuwe leden moet men zeer kieskeurig zijn, want men spreekt borg voor alle schaden en verliezen. Iemands goederen kunnen alle wo den aangeslagen, doch ook slechts alleen, wanneer de bank niets bezit en alle andere leden in 't zelfde geval verkeeren. Toch zal de bank niet spoedig verliezen lijden, immers Hoe komt een boerenleenbank aan geld Stel dat in Sommelsdijk een wordt opge» richt van 30 leden. Elk lid stort 50 ct. de kassier neemt gelden aan van ieder tegen 3 pCt., 't rijk verleent een subsidie van f 175. Bij de centrale bank heeft elke ver» eeniging een crediet vai f 25000. Waar boerenleenbanken worden opgericht, ver» andert de toestander worden brave en arbeidzame menschen gekweekt en er ont» staat verbroedering, 't. Land wordt beter bebouwd, de knechten krijgen meer loon en aan opvoeding der kinderen wordt meer zorg besteed. Daarom zijn de rijken ver» plicht voor te gaan de christelijke naasten» liefde gebiedt het. In elk dorp wordt een Raiffeisenbank opgericht. Uit deze rede blijkt ongeveer hoe het 25 jaren geleden was. Dat men echter toen nog niet onverdeeld gunstig over deze instelling dacht, moge blij» ken uit het debat dat op deze rede volgde De heer Van den Broek van Middelhar» nis opperde eenige bedenkingen. Zijn be» zwaren waren meer toegenomen dan ver. lichtde schaduwzijde van de leenbanken was achterwege gebleven, 't Lidmaatschap was geen f 0,50, maar 't heele vermogen. Men vindt inderdaad personen, die met hun heele vermogen borg zijn, maar daarom is men voorzichtig met 't aannemen van leden, de zegenrijke werking ken zich niet verder uitstrekken dan tot hen, die reeds genoeg hebben, men leent ook hier slechts aan de rijken. Omdat de deelneming beperkt is, kan men ook in 3 jaren tijds een dorp door een leenbank niet van armoede verlossen. De heer van den Broek noemde twee voorbeelden, waaruit moest blijken, dat men met zoo'n bank voorzichtig moest zijn. Een daarvan was ontleend aan de juin, was daarop voorschot gegeven, van de helft der waarde in den herfst, dan zou de bank f 10,000,— verlies hebben kunnen lijden met April. Ook was hij het met den inleider niet eens, dat de kassier de ziel van de bank zou zijn. De heer Joppe vroeg, of zoo'n bank niet ten kwade kon voor de boeren door de onderlinge concurrentie, die toch al genoeg 40 cent per regel. I hebben. Hij vreesde, dat door zoo'n leen» bank de inschrijving naar beneficie nog hooger zou worden. Den heer Brands deed het genoegen dat eenige bezwaren geopperd waren. 50 cent was de eenige contributie, hoofdelijke aan» sprakelijkheid was noodig voor de soliditeit, en df kans om geld te velliezen was tot nul gereduceerd. Hij had als de heer van den Broek geen bittere ervaringen, wat te danken was aan de goede statuten. Verliezen waren hem niet bekend. In 't algemeen moest men op veldvruchten geen voorschot gevendit hing echter veel af van plaatselijke toestanden, was de helft overwaarde te gering, dan moest men drie vierde overwaarde vragen. Het doel van de boerenleenbanken was ook, de boeren te redden van de hypotheekbank; een hypo» theek had haast altijd het gevolg, dat de boel verkocht werd. Door de leenbanken zouden de pachten niet rijzen, maar dalen, dat had de onder» vinding steeds geleerd. Met dit antwoord moest de heer Joppe zich tevreden stellen, omdat de inleider te weinig de plaatselijke toestanden kende. De heer W. de Jong zei o.a nog, dat de voorschotten de boeren brengen onder de macht der fabrikanten. De boer als werk» kracht stond hier tegenover 't kapitaal. Een leenbank zou den boer sterken tegen den fabrikant. 'tZou spreker spijten, als men dit middel niet aangreep op Flakkee om tot betere toestanden te geraken. Met het nemen van een proef was men volstrekt niet ver» loren. Ook was een leenbank een goede geldbelegging't zou dan ook niet meer, voorkomen, dat boeren in vreemde effecten deden. Iemand in Middelharnis had daarmee laatst nog f 5000,— verloren. Door de banken zou men 't geld in den zak houden. De heer van der Koogh sprak daarna een woord van dank tot den heer Brands en deelde mede. dat 't bestuur van Sommelsdijk. Middelharnis een vergadering zou beleggen om te trachten een Raiffeisenbank op te ^richten. De «proef® is genomen en schitterend ge» slaagd. Met dankbaarheid en voldoening kan de Boerenleenbank op de kwart.eeuw van haar bestaan terug zien. Moge zij op den ingeslagen weg voortgaan en zoo mogelijk nog in toenemende mate dienstbaar zijn aan land» bouwers en middenstand. DE PREMIEKEURINGEN IN ZUID.HOLLAND. Trekpaarden. I .jarige merriën. Jeannette du Chateau van D. H. Jas te Oostvoorne. Jans van L. Slis te Oude Tonge. Glory van G. van Es te Som» melsdijk. Philippine van de Put van D. H. Jas te Oostvoorne. Erica van J. Hameeteman Cz. te Ouddorp. Jopie van L. Warnaer te Melissant. Camée van C. van Beek te Heen» vliet. Hermine van Bronkhorst van Dam Rz. te Ridderkerk. Nette van 't Hof van T. L. Pons te Zwijndrecht. Caline van L. Slis te Oude Tonge. Frieda van Gebr. Kroes te Heen» vliet. Madame van Pallandt van Van Pallandts» polder te Middelharnis. Henriëtte van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Aan de 5 eerstgenoemden een bijdrage van f 20,—, de overigen een van f 10,—. 2»jarige merriën. Nelly van Sommelsdijk van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Colette van B. de Jong te Dubbeldam. Emma de Cousin van L. Bosschieter te Zuidland. Roosje van G. van Es te Sommelsdijk. Clara van D. Mijs Joh.z. te Den Bommel. Ida van P. J. van Gilst te Zwijndrecht. Duchesse de St. Quentin van M. C. Nieuwenhuizen te Acht» huizen, jet van Sommelsdijk van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Antonnette van Som» melsdijk van denzelfden. Filet van P. Dam te Barendrecht. Aan de 4 eerstgenoemden elk f 25,— met een zilveren medaille, aan de overigen een bijdrage van f 20,—. 3»jarlge merriën. Eva de Helder van P. Jas Dubbeldam. Golie de Ville van C. van Beek te Heenvliet. Ida van D. van Weel te Herkingen. Ida Sommelsdijk van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Orpha de Haeltert van G. van Es te Sommelsdijk. Moravia van L. van den Bogaard te Oude Tonge. Turbine du Marais van N. van Gaaien te Rozenburg. Gonda van Tholen van T. L. Pons te Zwijn» drecht. Gora van P. Jas te Dubbeldam. Nelly van Gebr. Kroes te Heenvliet. Coquette d'Ahea van C. Dekker te Barendrecht. Elsbe van C. Breen Pz. te Ouddorp. Jetje van Pallandt van Van Pallandtspolder te Middelharnis. Sara van L. J. de Graaff te Sommelsdijk. Cora van J. H. Strien te Nieuwe Tonge. Aan de 4 eerstgenoemden een bijdrage van f 35,—, benevens in volgorde 1 verguld zilveren medaille en 3 zilveren medailles aan de daar» aan volgenden ieder een bijdrage van f 25,—. 4» tot en met 7»jarige merriën, zonder veulen. Isabella van P. J. van Gilst van Zwijn» drecht. Annie van Joh. Koert J. Lz., Stad a. h. Haringvliet. Aveniertje van Joh. Koert Cz. te Middelharnis. Luline de Wilhelmuspolder van Van Pallandtspolder te Middelharnis. Martha van Gebr. Kroes te Heenvliet. Martha van Gebr. Kluifhooft te Strijen. Imeltsje van W. Dam Rz. te Ridderkerk. Cora van C. M. Stolk Lz. te Nieuw»Beijerland. Olchien en Pionierster, beide van L. Warnaer te Melissant. Aan de 3 eerstgenoemden een bijdrage van f 40,— benevens aan ieder een verguld zilveren medaille, aan de overigen een bijdrage van 4» tot en met 7«jarige merriën met veulen. Hora van G. van Es te Sommelsdijk. Bertha van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Tonia van denzelfden. Mirza van T. L. Pons te Zwijn» drecht. Pandora van P. J. van Gilst te Zwijn» drecht. Gerda van Gebr. Kroes te Heenvliet. Koos van Biezelinge van J. Hameeteman Cz. te Ouddorp. Mordica van W. Scheijgrond Jz. te Nieuwenhoorn. Dea de Marquis van KL Kleijwegt Nz. te Rozenburg. Formosa van G. van Es te Sommelsdijk. Costumière van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Sonja van T. Markus C. Lz. te Dirksland. Carola van L. Warnaer te Melissant. Victoria van A. Proost te Simons» haven. Loreley van W. Dam Rz. te Ridderkerk. Aan de 3 eerstgenoemden een bijdrage van f 50,— benevens elk een verguld zilveren medaille, de overigen allen een bijdrage van f 30,-. Hengsten met afstammelingen. Hubert van T. L. Pons e.a. te Zwijndrecht een fok» premie van f 125 en verguld zilveren medaille en Brennus de Chièvres van G. van Nieuwen» huizen te Ouddorp, een fokpremie van f 75, benevens verguld zilveren medaille. Door de Afdeeling Zuid.Holland van het Stamboek Nederlandsch Trekpaard werden eenige bijdragen en medailles uitgeloofd voor een rubriek 8»jarige en oudere merriën met veulen en voor merriën met afstammelingen, toegekend werden S.jarige .en oudere merriën, met veulen. Morgritte van P. Jas te Dubbeldam. Magda van J. H. van Strien te Nieuwe Tonge. Clara van L. Slis te Oude Tonge. Eva van J. C. de Haas van Dorsser te Rozenburg. Sarah II van L. Warnaer te Melissant. Cora van J. C. de Haas van Dorsser te Rozenburg. Laborieuse van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Toegekend werdenaan de vier eerstge» noemden f 10, benevens een verguld zilveren medaille en aan de overige f 10, benevens een zilveren medaille. Merriën met afstammelingen. Camaelie van Mijs en Koert te Sommelsdijk. Bertha van L. v. d Bogaard te Oude Tonge. Cato van P. J.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 1