^hkotgeneesiwve^féa€utcleJtiud
goor ton Jottèiig
Feest op de Heepere Burgerschool
Reclame-Mededeellngen.
Petrus heeft zijn rede uitgesproken
en aangetoond, dat hij noch zijn mede
apostelen dronken waren, gelijk som
migen beweerden, toen zij in allerlei
talen de groote werken Gods verkon
digden. Vervuld is de profetie van Joël
aangaande de uitstorting des Heiligen
Geestes. Hij heeft verkondigd, dat Je
zus, dien men gekruist heeft, van de
dooden is opgestaan, opgevaren ten
hemel en gezeten aan de rechterhand
des Vaders, en vandaar Zijn Geest
heeft gezonden, die zulke teekenen en
wonderen doet.
Het is duidelijk, dat in de apostelen
een bovenaardsche kracht werkt. Vooral
in Petrus wo^dt 't openbaar, dat hij
spreekt door dë drijving des Geestes,
Hoe vrijmoedig is hij in zijn optreden,
terwijl hij vroeger nog al eens door
menschenvrees werd aangegrepen. Hij
durft 't den Joden in het aangezicht
te zeggen gij hebt Jezus, den Messias
gekruist. Zijn prediking bevat een ont
zettende beschuldiging, waarbij hij nie
mand, hoog nog laag ontziet.
Dat deze prediking van Petrus een
goede uitwerking heeft, is al dadelijk
te merken. Niet alleen dat de spotters,
overtuigd van hun ongelijk, verstom
men, maar bij velen is de eerste in
druk verslagenheid. „Zij werden ver
slagen in het hart". Eigenlijk staat er:
zij werden doorstoken. Er ging als 't
ware een zwaard door hun ziel. De
woorden van Petrus waren als scherpe
prikkels, waardoor hun ziel gewond
werd. Zij geloofden wat de apostel
-sprak, want hij bewees de waarheid
van zijn woorden met de Schriften. Zij
hadden den Messias gedood, Hem aan
het kruis geklonken, Zijn bloed over
zich en hun kinderen ingeroepen. Zij
gevoelden, welk een verschrikkelijk
kwaad zij gedaan en hoe zij den toorn
Gods over zich gehaald hadden. En
uit honderden monden wordt de angst
kreet gehoord„Wat zullen wij doen,
mannen broeders?"
Een heerlijke vraag. Wel hem, die
ze doet. Daaruit toch blijkt, dat het
geweten ontwaakt is, dat men tot de
ontdekking en erkentenis van schuld
s gekomen. Aan welk een vreeselijke
daad heeft men zich schuldig gemaakt
Den Gezalfde Gods, den beloofden
Verlosser, heeft men gedoodEn ver
legen vraagt menwaarheen, mannen
broeders wat te doen om het oordeel
Gods te ontkomen geeft gij ons raad,
wijst gij ons den weg, opdat de vloek,
die wij over ons en onze kinderen
gehaald hebben, van ons afgewend
worde.
Zoo moet 't bij ons allen worden
wij moeten verslagen worden, omdat
wij tegen God gezondigd hebben ver
legen worden met onzen toestand, zoo
dat wij vragenwaar zal ik mij heen
wenden tot redding van mijn ziel?
Hoe diep dat moet gevoeld worden,
is de vraag niet. Maar er moet iets
van gevoeld worden, zoodat wij geen
vrede met ons zeiven hebben en uit
zien naar een middel ter ontkoming.
Maar die verslagenheid des harten
kan alleen door Gods Geest gewerkt
worden. Wij krijgen die van ons zei
ven niet. Hoevelen leven gerust, zon
der schuldgevoel en verootmoediging;
zij raken nooit met zichzelven in de
war en zullen zich wel redden. Een
mensch van nature is zoo blindhet
staat naar zijn meening niet zoo slecht
met hem, hij weet zooveel tot zijn ver
ontschuldiging aan te voeren. Gods
Woord veroordeelt hem, maar dat
woord alleen is niet genoeg om hem
van zonde te overtuigen, daar het af
stuit op de hardheid van zijn hart. Als
de werking des Geestes zich niet paart
met het woord, zal de prediking veel
eer verharding werken en tot verzet
prikkelen. Een mensch woelt tegen dat
woord in. Maar als de H. G. de oogen
opent en het hart verbrijzelt, dan roe
pen wij in verslagenheid uit: ik heb
tegen God gezondigd, Zijn heilig recht
geschonden, wat moet ik doen om za
lig te worden
Die vraag zelf„wat zal ik doen
is reeds een vrucht van de werking
van Gods Geest. Maar nog slechts van
Zijn aanvankelijke werking. Want de
Geest moet verder doorwerken. Het is
niet genoeg verslagen van hart te zijn.
Leidde de H. G. een zondaar niet ver
der, dan zou deze zijn heil zoeken in
werkheiligheid. Worden wij bij aan
vang van ons zeiven ontdekt, dan mee-
nen wij in den regel zelf nog iets te
moeten doen tot delging onzer schuld
dan zijn wij geneigd zelf aan 't werk
te gaan, het beter te willen maken bij
God en aldus Hem te verzoenen. Maar
dan leert de Geest ons kennen onze
onmacht tot het goede, waardoor er
van beter maken geen sprake kan zijn.
Wij maken dagelijks onze schuld groo
ter. Zoo wordt wel alle weg tot red
ding van onzen kant afgesneden, maar
dat te verstaan is ons noodig, opdat
wij tot Jezus Christus onze toevlucht
nemen. De H. G. leidt een ziel, die
met haar zonden verlegen werd, door
haar te ontdekken aan haar armoede,
tot de erkentenis, dat wij zalig worden
uit genade, alleen door het geloof, op
dat zij in dien weg rust en vrede vin
den in de volkomene offerande van
den Heere Jezus Christus.
Gemengd Nieuws.
Zat*
zal o
numi
nen.
PSa.il
B - Het]
plichtiger
te Oude
uur (n.t.)|
j. c. JJ
i 1
B 1
behaagt, maar niet zoodra wordt het gevaarlijk
voor hun nobel bloed, of zij zitten aan het
feestbanket van Karei V en zeggen met den»
zelfden Erasmus«Wanneer ik moest sterven
voor mijn geloof, ik zoude de partij keizen
van den heiligen Petrus en mijn meester ver»
loochenen«.
Zij zijn als de vrouw van Lot't hart hangt
aan Sodom, terwijl de vreeze hen somswijlen
naar Abrahams tente drijft.
En van hen is dan ook niet meer steun te
verwachten, dan van een zoutpilaar.
Er is geen ander principe, dat hen drijft,
dan dat van hun heilig egoïsme, en HM. de
Koningin houde Zich verzekerd bij al de luid»
klinkende liefdes ontboezemingen van die zijde
dat de steun, die daaruit voortvloeit, nimmer
iets meer beteekent dan dien van een gebroken
rietstaf, die Haar hand doorboort.
De geschiedenis herhaalt zich. Het meeren»
deel van het blauwe bloed, bracht het wel
tot de «getrouwheid van den bedelzak«,
maar niet tot de «getrouwheid van dit goed
zwaard»
Toen het gevaarlijk werd «verzoenden de
Edelen zich met den Koning« en 't waren
slechts enkele ware edellieden, die met Willem
van Oranje de «kleine luyden« van het Ver»
bond der Consistoriën, durfden aanvoeren
in den strijd tot het uiterste, in de bittere
worsteling met God om de vrijheid van het
geweten.
Niemand behoeft er aan te twijfelen, of 't
zou weer zóó gaan, als 't er werkelijk begon
te spannen. Ook dan zouden wij weer den
kreet moeten aanheffen van den Psalmdichter
«Behoud, o Heere want de getrouwen in den
lande zijn weinigen 1»
In de tweede plaats vinden wij onder de
»fachtig« een tamelijk belangrijk deel van de
S.D A.P, niet onaardig eens genoemd het
«Soort Dat Altijd Pruttelt«. Er zijn zeer zeker
in deze Partij nog vele bezadigde elementen,
die onder leiding van den Heer Polak, zich
houden bij de »tachtig« Edoch men rekene
op dat gezond verstand niet veel.
In wezen is de S.D.A.P. revolutionair. Bin»
nen in haar heeft zich onder Timmen, en
Schmidt een linkervleugel gevormd, waarvan
de heer Polak naar waarheid getuigde«Wat
«voorheen Wijnkoop, Van Ravensteyn en
Ceton heette, heet nu Timmen, Nathaus en
Schmidt,«
Men verbaast er zich over, hoe de leiders
van den socialen strijd in Engeland een zoo»
danige politieke macht kunnen ontwikkelen,
dat zij bijna het Staatsgezag in handen nemen.
Maar zou het hier anders zijn Moest niet
de leider van de S.D.A.P. hier te lande zijn
opwachting maken bij den hertog van 't
N.V.V. om te vernemen of hij hoogstderzelven
toestemming zou verkrijgen, om eventueel zit»
ting te mogen nemen in een Kabinet?
En schonk men van diezelfde zijde aan onze
Burgerwachten niet den eerenaam van «Moord»
centrale» en «misdadigers»in»spé
Ook op het sentiment van de roode arbei»
ders rekene men niet.
Niet zoódra komt de uitbarsting, of zij
groeien den leiders boven het hoofd.
Zij herinneren mij altijd weer aan den pa»
pegaai van den verlichten herbergier, dien ik,
als jongen eens bezocht met een Geref. domi»
nee, voor wiens kleine voerman ik destijds
fungeerde. De herbergier had een papegaai
en die zou voor den dominee even praten,
over al 't geen de herbergier hem binnensdeurs
had geleerd.
«Kopke klauwe» 1 riep de papegaai. En hoe
de herbergier ook probeerde, om hem terwille
van den dominee, wat fatsoenlijker woordjes
in de herinnering terug te roepen het baatte
niet.
Papke, zeg eens; Dag meheerl
«Kopke klauwe» I nijdigde Papke.
Zelfs een lekker hapje hielp niet en de her»
bergier schaamde zich, toen Papke, maar aldoor
hem toebeet«Kopke klauwe I»
Aan die papegaai herinnert de «kalme» socia»
listische massa mij altijd.
De leiders probeeren wel, hen te doen zeg»
gen«Dag meheerl«. Als het welzijn van de
Partij dit vordert. Maar de beweging groeit
dien leiders aanstonds boven het hoofd en
«Papke» repeteert, wat hij 't vaakst binnens»
deur heeft gezegd«Kopke klauwe I«
Toen ik een jaar of zes geleden, ook eens
in ons blad op dit voorval doelde, kreeg ik
een briefkaart uit Noord»Holland van een
rasechten socialist, die mij naar aanleiding van
dat stuk schreef: «In Meerenberg en Den Dol»
derf zitten menschen met meer hersens, dan
jij 1«
Nietwaar? Dat kaartje zelf bewees, hoe er
toch meer waarheid en gezond verstand in
mijn opmerking school, dan de schrijver had
bevroed.
Zoo wil ik maar zeggen, dat men op die
massa, ook al bevindt zij zich bij de «tachtig»
niet moet bouwen. De zuigkracht van het
eigen revolutionair beginsel trekt hen onweer»
staanbaar mee, zoodra zich tengevolge van
het ondergrondsch gerommel hier of daar een
krater vormt.
Ten slotte bevinden zich onder de «tachtig»
ook een menigte geloovige menschen, die van
huis uit wel antirevolutionair zijn, maar wien
schier alle kracht van weerstand ontbreekt.
Het zijn de benden van Manasse enAser, die
wel opkomen tot de slagorden, als de strijd»
bare held Gideon zijn bode zend, maar die
«bloode en versaagd« weerkeeren, aleer nog
de strijd voor Jehova een aanvang neemt.
Deze groep zal, niet zelf de revolutie on»
ketenen, noch ook de behulpzame hand daar»
toe bieden. Zij zal zelfsrevoiutie kamers tot
kalmte manen en wat meer is: hun angstig
gebed, dat van zwak, maar waar geloof getuigt,
zal opstijgen tot Gods Troon. Maar, omdat
zij het niet brengen tot het vertrouwende ge»
bed, daarom brengen zij het ook niet tot de
heldhaftige daad. Er valt ook op hen n;et staat
te maken voor daadwerkelijken steun de geest
is wel gewillig, maar het zwakke vleesch over»
heerscht dermate, dat zij zoolang mogelijk
onder de «tachtig» schuilplaats zoeken.
M. d. R. Uit een en ander moge blijken,
dat, volgens mijn bescheiden meening het re»
volutiegevaar in Nederland veel grooter is,
dan menigeen denkt. Men vergete ook niet,
dat de revolutie»geest hetzij de vlaag voert van
«fascisme» of «communisme», nooit een meer»
derheid noodig heeft, om te slagen. Tien vast»
beraden revolutionairen gevoegd bij een ge»
dweeë massa van »tachtig« is voldoende, om
de honderd te doen kantelen Een revolutie
was nimmer de overheersching van een min»
derheid.
Ik meende goed te doen, op deze verschijn»
selen, die ons allen bekend zijn, eens weer te
wijzen. Waarom
Gelooft Uddo ook in het onweerstaanbaar
komen der revolutie?
Neen, dat niet. Gelukkig niet. Uddo acht
dat niet anders dan modern bijgeloof, dat
bezig is de handen des volks slap te maken.
En hij gelooft in een almachtig God, Wiens
vinger al het wereldgebeuren stiert en zonder
Wiens wil geen haar van zijn hoofd valt.
Maar, wel acht hij het van groot belang,
dat ons Calvinistisch volk niet inslaapt op
tO cent per regel.
het kwasi»godsdienstige»wiegeliedje der Sociaal»
Democraten.
Wanneer wij zoo lezen van de hemeltergende
gruwelen in Rusland, van de rustelooze pro»
paganda tegen den godsdienst, die daar van
nu voortaan «vooizichtig» moet plaats hebben
volgens Moskou maar die in werkelijkheid
God voor den menschelijken rechterstoel daagt,
Judas een standbeeld waardig keurt, en den
Bijbel de opium der maatschappij oordeelt,
wanneer wij ons dan eens een oogenblik
die revolutionaire werkelijkheid voor oogen
stellen en ons nageslacht zien wegkruipen
onder den geesel van het communisme of,
wat nog erger is I buigen voor den God
dezer eeuw en losweeken van het waarachtig
Christendom,
o, dan moeten wij toch het gevaar inzien;
dan moeten wij toch in onze nieren worden
geprikkeld; dan moet het ons toch beter zijn
te sterven, dan te leven en de zegepraal van
zulk een Godonteerend stelsel te aanschouwen.
Dan zullen wij toch ons allen te zamen
scharen rondom de bazuin van het Kruis en
God bidden om genade, dat wij den dood onder
de oogen mogen zien, zonder verschrikking 1
Neen waarlijk 1 Uddo gelooft niet in
de wereldrevolutie, maar hij gelooft in God.
En hij wil naar de mate zijner kracht mede»
helpen dat volk, dat met hem in dien God
gelooft, wakker te schudden, om de krachten
mobiel te houden, die de Heere binnen ons
bereik stelde.
Zulks in het vaste geloof, dat er nimmer
revolutie komt, tenzij God het over ons brengt
en in de overtuiging, dat, bijaldien de Heere
ons in die worsteling voert, het Zijn heilige
wil is, dat wij volharden zullen tot het einde
en sterven zullen met de banier van het Kruis
omklemd.
Alleenlijk dat de wijze maagden niet
slapen I Dat wy toch waken opdat de vijand
niet een zorgeloos volk vindel Al moesten
wij dan ondergaan, zoo zou God ons niet
verlaten en wij zouden het Da Costa nazeggen
«Wij blijven ook bij 't zinken
Der Vaad'ren God gewijd 1»
UITKIJK.
Handelingen 2 t 37—41,
«En als zij dit hooiden, werden
zij verslagen in het hart, en zeiden
tot Petrus en de andere apostelen
Wat zullen wij doen, mannen broe»
ders?
En Petrus zeide tot hen Bekeert
u, een iegelijk van u worde gedoopt
in den naam van Jezus Christus
tot vergeving der zonden, en gij
zult de gave des Heiligen Geestes
ontvangen.
Want u komt de belofte toe, en
uw kinderen, en allen, die daar
verre zijn, zoovelen als er de Heere
onze God toe roepen zal.
En met veel meer andere woor»
den betuigde hij en vermaande
hen, zeggendeWordt behouden
van dit verkeerd geslacht.
Die dan zijn woord gaarne aan»
namen, werden gedoopten daar
werden op dien dag tot hen toe»
gedaan omtrent drie duizend zie
len».
I
aandacht zelfs. Want wij hebben getracht te
ontdekken waar in dit voortbrengel geest of
humor, verstand of gevoel te vinden zijn. Wij
hebben ze niet kunnen vinden. Voor ons was
het een nietszeggend, laf samenflansel van
onzin.
Nu stellen wij voorop dat velen in beginsel
tooneelvertooningen op schoolfeesten mis»
plaatst achten. Wanneer wij dit echter voor
een oogenblik terzijde stellen, zoo vragen wij
Bevat onze heele letterkunde geen enkel brok
behoorlijk tooneelwerk, dat ook bij de jeugd
in den smaak kan vallen Of anders de bui»
tenlandsche. Wij denken aan een bedrijf uit
den Koopman van Venetie, aan de rede van
Marcus Antonius, welke op tal van jongelui
indruk moeten maken. Maar ernst schijnt te»
genwoordig gebannen te zijn.
Na de pauze gaven een zes» of zevental
leerlingen, waaronder een meisje, een voor»
dracht ten beste, getiteld Rond het Kampvuur.
(Om het kampvuur zou beter Hollandsch zijn).
Een hunner zong een liedje, waarvan het
refrein door allen herhaald werd. Zoo zong
hij van een pan De pan die heeft een gat;
stop er dan een kurk in. De kurk die is te
groot, snijd er een stuk af. Het mes dat wil
niet snijden slijp het dan met zand. Haal
zand in de pan maar de pan heeft een gat
en het zand loopt er weer uit. Voor de kin»
derkamer vinden wij dit een heel aardig liedje,
van leerlingen der H.B.S. hadden wij iets
beters verwacht.
Daarna kwam het overoude rijmpje van
Kaatje, die alles maken kon. Maar tegenwoor»
dig heeten de meisjes geen Jaantje of Kaatje
meer, maar Jeanne en Cato. Dat was ook een
aardig rijmje
Onze Catotje die kon alles maken,
Toen maakte Catotje een schuiftrompet:
Retteketet, retteketet, ging de schuiftrompet
Toen maakte Catotje een naaimachien,
Rikketikke, rikketikke, ging de naaimachien
Toen maakte Catotje een heilsoldaatje,
Halleluja, halleluja, zei het heilsoldaatje.
Toen maakte Catotje een zeematroos,
Potverdomme, Potverdomme, zei dezeematroos
Nu zijn wij er niet geheel zeker van of er
gezongen is een zeematroos of een zeema»
troosje, maar van het andere zijn wij heel
zeker, het is door alle aanwezigen gehoord.
En in het oude rijmpje komt het niet voor;
het is voor deze gelegenheid bijgevoegd. Ook
heilsoldaten waren in het oude rijmpje on»
bekend.
Volgens onze meening had de directeur, die
daar aanwezig was, onmiddellijk deze vertoo»
ning moeten laten ophouden. Hij deed het
niet. «Maar ?r is immers niet gevloekt,» hooren
wij den heer Witsenburg al zeggen in zijn
bloemrijksten stijl. «Wel neen, het was slechts
een synthetische symboliseering van het zee»
wezen».
Is de heer Witsenburg verantwoordelijk
Zeer zeker is hij dat. De directeur geeft de
mentaliteit der school aan, zijn taak is het
alles vooraf te lezen wat op een schoolfeest
wordt ten gehoore gebracht. Hij is verant
woordelijk voor het programma. Deze direc-
Zaterdag werden te Amersfoort op Birkhoven door de Kon. Ned. Jacht vereeniging Ruiter»
feesten georganiseerd.
Jachtrit met eindwedloop voor onderoff. der cavalerie.
(Wordt vervolgd).
Aan het einde van den tweeden termijn van
den schoolcursus had op 27 Maart 1926 in
de gymnastiekzaal een uitvoering plaats van
den HB.S. Bond. Er werk muziek gegeven
op piano, fluit en viool, ook zang. Maar de
hoofdnummers van het programma waren wel
twee vertooningen op het tooneel, dat in de
zaal opgeslagen was. Men voerde opVoor»
heen en Thans, een Eindexamenspel in twee
bedrijven, van Charivarius. Wij hebben dit
stukje met aandacht gelezen, met bijzondere
teur nu protesteerde niet, ging niet heen, hij
vond het best.
Dit is dus«het leggen van een nauweren
band tusschen leeraren (leeraressen) en leer»
lingen van de Rijks Hoogere Burgerschool te
Miadelharnis«, zooals dit te lezen staat in art.
3 van de »Statuten« van den H.B.S Bond.
Vroeger stond daar: «De Flakkeesche H.B.S.
Bond stelt zich ten doel«het leggen van
een nauweren band tusschen leerlingen en
oud»leerlingen van de Rijks Hoogere Burger»
school te Middelharnis». Toen werden er,
onder de auspiciën van den vorigen directeur,
laag»bi)»de»grondsche feesten gehouden, met
cabaretliedjes, dansen en soms souper, tamme
vooruitloopers op toekomstige studentikooze
braspartijen. Geestelijk stonden die feesten op
een laag peil, maar zij werden althans buiten
de school gehouden, niemand behoefde mede
te doen die niet wilde en de nietdeden onder
de leerlingen werden bij de andere niet ach»
tergezet. Toen heeft de heer Witsenburg zich
tot taak gesteld die bijeenkomsten op een
hooger peil te brengen, de statuten werden
gewijzigd en de volgende circulaire werd aan
alle ouders van leerlingen toegezonden
Middelharnis, October 1923.
De sedert 1918 bestaande Flakkeesche H.B.S.
Bond heeft zich gereorganiseerd. In de statuten
zijn bij de verme'ding van het doel de woor»
den opgenomen«het vernauwen van den
band tusschen leerlingen en onderwijzend per»
soneel der School». Onze bond zal daardoor
naar wij hopen worden eene vereeniging van
de leerlingen en de leeraren (leeraressen) der
school.
Met volle medewerking en steun van direc»
teur en docenten stellen wij ons voor in het
belang van alle leerlingen werkzaam te zijn
Onze feestelijke bijeenkomsten zullen in de
school worden gehouden en op zulke tijden
b.v. tusschen 3 en 8 uur dat ook de
buitenleerlingen nog tijdig 's avonds hunne
woning weer kunnen bereiken.
Deze feestm ddagen zullen tevens aan de
ouders de gelegenheid geven om ongedwongen
kennis te maken met degenen aan wie zij de
opvoeding hunner kinderen hebben toever»
trouwd.
Op ons voorloopig programma van werk»
zaamheden komen o.a. voorZang» en muziek»
oefeningen, excursies tot bestudeering van de
schoonheden der natuur, voordrachten met
lichtbeelden daarover en over onderwerpen
op het gebied van kunst en letterkunde. Waarbij
wij waarlijk niet zullen vergeten dat wij jong
zijn en dat lachen een kostelijk iets is.
Nu wij op deze wijze de bezwaren, die vele
ouders weerhielden om hun kinderen lid van
onze Vereeniging te laten worden, hebben
ondervangen, doen wij een beroep op Uwe
medewerking, zonder welke wij ons doel niet
kunnen bereiken en vragen U dus:
ten eerste toe te staan dat
lid wordt van onze vereeniging tegen een
contributie van f 1,— voor KI I en II, en
van f 1,50 voor KI. Ill, IV en V en ten
tweede zelf als donateur tot onze vereeniging
toe te treden voor het vereenigingsjaar 1923
1924 en Uwe bijdrage voor dit jaar zelf te
willen vaststellen op f 1,— of meer.
Bijliggend papier ontvangen wij gaarne
spoedig ingevuld van U terug.
Namens het Bestuur,
Voorzitter.
Secretaris.
Namens alle docenten dezer school onder»
steun ik hiermede het verzoek hierboven door
den H.B.S. Bond tot de ouders gericht.
De Directeur der R.H.B.S. te Middelharnis
E. C. WITSENBURG.
Wij danken U voor de vriendelijke uitnoo»
diging, mijnheer Witsenburg. Voorloopig ech»
ter zullen de Christelijke ouders daaraan geen
gevolg geven. Zij zullen, en dan nog nood»
gedwongen, de school alleen willen kennen
en gebruiken als onderwijsinstituut en verder
hun kinderen zooveel mogelijk willen behoe»
den voor de door U aangegeven mentaliteit
der schoolzij zullen het spreekwoord ge»
denkenWie met pik omgaat wordt ermee
besmet.
Op Hemelvaartsdag maakte de H.B.S Bond,
jongens en meisjes, een uitstapje naar Ouddorp.
Dit moet dus, volgens de uitnooding van den
heer Witsenburg, een excursie zijn geweest
tot bestudeering van de schoonheden der na»
tuur. Maar daarvoor was de Hemelvaartsdag
al heel ongeschikt. Want iedereen weet hier
toch dat met Paschen het heele eiland naar
Middelharnis gaat, met Pinksteren naar Rot»
ferdam, op Hemelvaartsdag naar Ouddorp.
En dan gaat het daar bijzonder ruw en on»
gegeneerd er naar toe. Wij wenschen onze
kinderen dat niet te laten aanschouwen en
houden hen thuis. Voorheen toen de H.B.S. ^Jj
Bond een vereeniging van leerlingen en oud»
leerlingen was, lag de verantwoordelijkheid
bij de ouders, tegenwoordig is die overgegaan
op de leeraren. Wij vinden een Bacbantenfeest
aan het strand en in de duinen te Ouddorp,
waartoe het bezoek van de inwoners van
Flakkee gewoonlijk ontaardt, geen goede ge»
legenheid om «een nauweren band te leggen
tusschen de leerlingen en de leeraren (leerares»
sen) der R.H.B S. te Middelharnis».
Het drame te Overschie.
Uit Delft wordt nog gemeld, dat uit het
onderzoek van de Delftsche recherche bleek,
dat de 18»jarige gewezen knecht, wonende aan
den Rotterdamscheweg te Delft, te Rotterdam
een winkel in zuivelwaren wilde overnemen
en daartoe eenige duizenden guldens noodig
had, die hij niet bezat. Voorts bleek bij onder»
zoek, dat dit jongmensch J. V. in het be?:«jU
was van een motorrijwiel, soortgelijk als tijdens
de misdaad in de omgeving van de plaats van
het misdrijf was gezien, terwijl hij ook een
revolver bezat.
Hef bleek dat J. V. in den nacht op Maan»
dag zeer laat was thuis gekomen. Bij huiszoe»
king in de woning van zijn ouders vond de
inspectie der Delftsche recherche een bebloed
overhemd, afgeschoten revolverkogels en later
ook een breekijzer en een revolver.
Hierna werd met man en macht in samen»
werking met den burgemeester van Overschie
en een inspecteur van de Rofterdamsche re»
cherche de verdachte J. V gezocht.
Het bleek, dat hij omstreeks 6 uur des avonds
nog in Delft was geweest, waarom alle adressen
wa3r hij zou kunnen vertoeven en ook den
omtrek werd afgezocht. Daardoor werd het
V. te benauwd. Hij wist naar Rotterdam te
ontkomen, waar hij, na een telefonisch bericht
uit Delft, werd aangehouden.
Nader meldt men uit Rotterdam. Zooals
bekend is Maandagavond laat hier ter stede
gearresteerd de 18»jarige J. V. verdacht van
inbraak en poging tot moord op de gebr, H.
te Overschie.
De inbreker was per motorrijwiel, hetzelfde
dat tijdens de inbraak te O. was opgemerkt,
van Delft naar hier vertrokken en trachtte te
Kralingen een melkhandel te koopen.
Aanvankelijk ontkende hij alles, doch het
tegen hem aangevoerde bewijsmateriaal was
zoo overtuigeud, dat hij ten slotte door den
mand is gevallen en een volledige bekentenis
heeft afgelegd.
De toestand van een der slachtoffers, de
landbouwer W. H. was zorwekkend.
Hij had de inbraak gepleegd daar hij con»
tanten noodig had om een zaak te kunnen
koopen, daar hij wilde trouwen.
Een der slachtoffers gestorven.
Een van de slachtoffers van de inbraak met
geweldpleging te Overschie, de 27»jarige J. M.
Hoogenbruggen, is in het ziekenhuis te Rot»
terdam aan zijn verwondingen overleden. De
toestand van het tweede slachtoffer W. Hoo»
genbruggen is nog steeds ernstig.
De 18»jarige dader heeft zijn daad bekend.
Faillissementen in Nederland.
Volgens mededeeling van het Handelsinfor»
matiebureau van VAN DER GRAAF 6. Co.'s
Bureaux voor den Handel zijn over den afge»
loopen week, eindigende 12 Mei in Neder»
land uitgesproken 70 faillissementen tegenover
47 faillissementen in dezelfde week van het
vorige jaar.
Van 1 Januari tot en met 12 Mei 1926 1409
faillissementen tegenover 1550 over hetzelfde
tijdperk van het vorige jaar.
I
I
I
SOMÏ
Grootenbc
Berg ondj
aan den
- Op
men voor
red star f
- De ti[
geluk zee
zijn knie
eenigen ti:
- De
der lichtij
gemeente
in de Bev
's voormil
- Zij
het bezit
akte, wore
ter gemee
vóór 1 Je
- Dezd
schip kun
landbouw1
MIDD
den heer
afgemijnd
F aan hei)
- De
dagen aal
voor bras
- Dool
week he b i
men belas
gewoon
- Het
Woensdag
eenigingei
deelnemei
- Dezé
1 koe, 1
werden
- Del
door de
als volgt
en 10e
JongejanJ
L. Vis.
STAI
jaarlijksch
lichtingen
Middelhal
de Bewaaj
DEN
kde vorigel
- VanT
wegens
- G.
vorig jaal
op de eii
benevens
- Def
zooals dl
van kracl
- A.
len dat
Nadat
gelegd isl
- Bij
de polde
Janz. en
- J. v
van een
bleek no|
- Naa
bouwer
overgenc
OOLJ
voor den
Hendriks]
opgedrag
- Tol
verkrijgei
dienst,
gehoudej
2 tot 4
- In
zijn herll
W. C. v|
Bruin,
SchilperJ
J. van
- Del
Inspann
per mot
concours
- Or|
slaagde
ning.Col
- He=
gers va:
houdenf
Oude
- Inl
wege de
verstrek!
NIEl
tiering
een ied
- Bij
door zijj
kundiee
- Dj
had het