Hen ITTERDAM n UI. Leghorn UIASCI mum m i Aduerteerl in dit Blad DERDE BLAD - IDIODELHftRhiS No. 3222. Kerk en School. 4 Binnenland. Gemengd Nieuws. -17 Mei n Coupons - U. d. TAKSTROAT ht en geurig ier half pond /erkrijgbaar ementen uit uoorraad SR MEIJDEN leii ilzn. - Ede (G.) GELDER, 37a Rotterdam Reclame-^Ëededeelingen. Hoofdpijntabletten werken terstond. Glazen Buisje 60ct Bij Apoth.en Drogisten. Boekbespreking. 136 nit. pompadour groote verschei» smooie ■5 cts.. fantasie mous» dess. v. japonnen, iors, 80 de 55 cts. wSI horten satin, urige pa» jg y| A. breed ia satinet, voor ussers bijzonder dessins, on met rand, 130 c.M. -A oopje. 15 per stuk. Van hen 44 >rii) Garantie bevruch» 80 J°nge Fokhanen ag. Vainest,Controle irlijks bloedonderzoek. [KGRAAF, - DIRKSLAN ELUI1 I 1 1 rd in EIKEN» en GE, 4EUBELEN, LEER» en ARNITUREN, LIN, BUFFETTEN, THEE» KANTEN, TAFEL, en DEN, KARPETTEN, enz. Wij vestigen uw w oude kussenstoelen r prima vaklui gestof» Vlugge bediening. bevelend, Telefoon no. 82 J BRIEL. UNTANT. O. BOEKHOUDEN de Praktijk en voor es voor Belastingzaken UKT 1926* onder fleschjes) 6 pon» an één pakje door toe» 3'/2 L. kokend water, per pond. Fabriek msplaat verkrijgbaar Gez. VAN REE. verkoop voor Goeree voor Schouw, en Dui» alen, Zuid=Beveland en én grossier gezocht. een pracht van Naam kelraam te staan, oedkoop en goed meeste spoed el »Noordzee«, r tramstation hoek om Rechts. mmm&wwm Zaterdag 8 Mei 1926. I. en >le DE SYNODE VAN ASSEN. Een Open Brief aan de Geref. Kerken. Tijdens haar zitting besloot de Buitenge» wone Synode te Assen een »Open Brief aan de Geref. Kerken in Nederland* te richten. De commissie, bestaande uit de heeren Ds. C. W E. Ploos van Amstel, Prof. Dr. J. Rid» derbos en Dr. J. Thijs, die in opdracht had dezen brief op te stellen, is dezer dagen met haar arbeid gereed gekomen, zoo lat heden bij J. H. Kok te Kampen genoemde «Op"n Brief« het licht zag. Hij beslaat ruim 35 pa» gina's druk, groot formaat en is namens de Synode onderteekend door het Moderamen Ds. K. Fernhout, praesesDs. H. W. Laman, assessorDr. K. Dijk, assessorDr. G. Keizer scribaDs. J. P. Klaarhamer, scriba. In een voorwoord wordt uiteengezet, waar» om de Synode het noodig geoordeeld heeft, een «Open Brief» tot de kerkeraden en de leden der Geref. Kerken te richten. «Al kan de zaak»Dr. Geelkerken bekend geacht wor» den*, zoo wordt gezegd, »toch bestaat er om» trent deze zaak niet weinig misverstand, niet alleen buiten, maar ook in de Gereformeerde Kerken. Waarom het ging, is velen nog niet geheel duidelijk. Daarom wil de Synode trach ten dit duidelijk te maken, opdat alle leden onzer Kerken zich een juist oordeel kunnen vorii en over het standpunt, door Dr. Geel» kerken en dat, door de Synode ingenomen Niet alleen echter is het noodig, over de Zeer» stellige zijde der zaak nadere opheldering te geven, maar bij menigeen, die het in leerstel» lig opzicht wel met de Synode eens is, be» staan evengoed als bij anderen bezwaren tegen de handelwijze, door de Synode gevolgd Daar» om wil ook over deze handelwijze de Synode gaarne de leden onzer Kerken inlichten op» dat zoo mogelijk deze bezwaren weggenomen worden*. De inhoud van den brief is in drieën ver» deeld. Allereerst wenscht de Synode aan te toonen, dat het standpunt van Dr. Geelker» ken inzake Genesis 2 en 3 beslist onjuist ge» acht moet worden. In de tweede plaats, dat die onjuistheid van zoodanigen aard is, dat van Dr. Geelkerken moest worden geëischt, dit standpunt prijs te geven. Terwijl in de derde plaats de Synode daaraan enkele op» merkingen ter rechtvaardiging van de wijze, waarop zij in dezen jegens Dr. Geelkerken en den kerkeraad van Amsterdam»Zuid heeft gehandeld, toevoegt. De handeling der Synode ten opzichte van Dr. G. en zijn Kerkeraad. Na eerst gesproken te hebben over de werk» wijze der Synode, komt de «Open Brief« tot de «vier dagen bedenktijd*. "Wij memoreeren hieruit, dat een der ouderlingen van Amster» dam»Zuid publiek heeft uitgesproken, dat Dr. Geelkerken onmiddellijk gereed was met zijn antwoord, doch dat de kerkeraad met het zijne in vier dagen niet gereed kon zijn. En voorts, dat een lid der deputatie, door de Synode naar Dr. G. gezonden, heeft aange» boden, den predikdienst voor hem waar te nemen, doch dat Dr. G. op dit aanbod niet is ingegaan. Ook vinden we hier medegedeeld hoe in vroeger tijd in dergelijke gevallen werd gehandeld. (In geen geval een langer uitstel dan van drie dagen voor de Remon» strantsche predikanten, wien door de Part. Synode van Zuid-Holland in 1619 de Leer» regels van Dordrecht ter onderteekening wer» den voorgelegd). Het antwoord van Dr. Geelkerken op de hem voorgelegde verklaring hield, volgens de Synode, in, dat Dr. G. beloofde zich te zul» len houden aan de uitspraak der Synode, «indien deze b.v. een commissie benoemde met opdracht om (niet alleen, maar ook) te onderzoeken, hoe het Schriftverhaal van Ge» nesis 2 en 3 moet worden opgevat. Indien de Synode door het benoemen van zulk een commissie te kennen gaf: 't staat voor ons niet vast of dit verhaal wel in eigenlijken zin moet verstaan worden het behoort voor ons tot de vraagstukkenbet moet eens onder» zocht worden.« «Dr. Geelkerken vroeg van de Synode, dat ze in beginsel de mogelijk» heid van een «andere opvatting* dan de let» terlijke zou erkennen, dat ze dus het dispu» tabel zou stellen of de beide bizondere Pa» radijsboomen en de slang en haar spreken zintuigelijk waarneembare werkelijkheden wa» ren, en dat ze alzoo op zijn standpunt zou overgaan. Men voelt, dat de Synode hier niet aan kon denken Uitvoerig wordt dan stil gestaan bij het bezwaar op grond van art. 79 der Kerkenor» dening, gemaakt tegen de schorsing en afzet» ting van Dr. Geelkerken, waarna gehandeld wordt over de afzetting van den Kerkeraad. Hierbij stelt de Synode tegenover de be» wering, dat zij niet tot afzetting van den Kerkeraad had mogen overgaan, het volgende 7Q^*r ^ormal'sme is» op grond van art. j *.e ze88en- dat een meerdere ver» gadering nimmer bevoegd is een predikant te schorsen dat, wanneer een Dienaar des Woords door een meerdere vergadering is geschorst, het niet aangaat, dat een kerkeraad aan dit schorsingsbesluit zich niet stoort en den geschorsten predikant handhaaft in zijn ambt. Zulk een kerkeraad doet practisch het kerkverband te niet. Op die wijze zou het Independentisme zegevieren in de Ge» reformeerde kerken. We zouden een toe» stand krijgen, waarbij ieder doen kon wat goed is in zijn oogen. In de Kerkenorde» ning wordt dan ook het bindend karakter van de besluiten der meerdere vergaderin» gen erkend en op grond van de Kerken» ordening moest het schorsingsbesluit door den kerkeraad worden uitgevoerd; dat hij het niet deed was openbare scheurma» king; dat de Synode tegen den kerkeraad van Amsterdam>Zuid moest handelen, niet alleen om de Kerkenorde te handhaven, maar ster» ker: om het gezag van Gods Woord te handhaven. Het gezag van Gods Woord was toch bij deze zaak betrokken. De ker» keraad liet een Dienaar des Woords zijn ambt uitoefenen, door wien het gezag der Heilige Schrift werd aangetast. Dat mocht de Synode niet dulden. Zulk een kerkeraad mag in de Gereformeerde kerken niet on» gemoeid worden gelaten dat de Synode ook een roeping had je» gens de gemeente van Amsterdam«Zuid. Zij moest voor de rechten en vrijheden der gemeenteleden opkomen. Zij mocht niet toelaten, dat de gemeente geregeerd werd door een kerkeraad, die tegen Gods woord, de Belijdenis en de Kerkenordening inging en zij mocht er niet lijdelijk bij toezien, dat de leden der gemeente gedwongen wer» te kei ken hun kinderen ter catechisatie te zenden bij een predikant, die het gezag van Gods Woord niet ongerept laat dat de Synode niet de kerk van Amster» sterdam»Zuid buiten het kerkverband mocht plaatsen, niet alleen omdat dat onrecht zou zijn jegens de gemeente en een verzaken van haar roeping om voor de belangen der gem.ente te waken, maar ook omdat het de taak der Synode was, te trachten deze gemeente voor het Gereformeerd kerkelijk samenleven te behouden dat de afzetting van den kerkeraad alzoo gerechtvaardigd was en de Synode zich tot deze daad geroepen moest achten, dat ze ook in de historie onzer kerken steun vindt en niet voor een hiërarchische daad mag uitgekreten worden; dat de Synode jegens den kerkeraad van Amsterdam-Zuid ook niet heeft gedaan, wat onze Catechismus in de verklaring van het negende gebod noemt «lichtelijk en onver» hoord oordeelen of helpen veroordeelen*. Want de kerkeraad heeft door Geelkerken, tegen het schorsingsbesluit der Synode in, te laten prediken, een publieke daad van scheurmaking begaan eti de motieven, waar» door hij daartoe geleid werd, zijn door hem l ekendgemaakt.* In een besluit spreekt de Synode tenslotte de hoop uit, dat de scheuring tot Amsterdam» Zuid beperkt zal blijven en wekt zij op, tot vasthouden aan de Schriften. En zij eindigt dezen «Open Brief* aldus Laat geen enkel deel van het Woord des Heeren losl Kweekt ook bij uw kinderen eerbied en liefde voor Gods getuigenis en gwerkt er krachtig toe mede, dat zij in de kennis der waarheid mogen toenemen, zoodat ze niet als de vloed bewogen en omgevoerd wor» den met allen wind der leer. Laat uw geloof zijn echtheid ook toonen in een leven naar de'Schrift. En vergeet niet de vermaning, die van 's Heeren wege tot ons komtdat gij stiijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is (Judas 3). De «Open Brief« der Synode werd uitge» geven bij J. H. Kok te Kampen en is in haar geheel in brochurevorm verkrijgbaar in den Boekhandel. Mr. Dambrlnk en de S. G. P. «De Standaard* schrijft Naar aanleiding van ons stukje in het blad van Donderdag, waarin de verklaring van Mr Dambrink over de »verklaring«, door «De Banier*, het orgaan der S. G. P., gepubliceerd, was verwerkt, ontvingen wij van Ds. Kersten het volgend ingezonden stuk, nog den eigen avond geschreven. Wij willen dit stuk onzen lezers niet ont» houden. Het is van den volgenden inhoud Geachte Redactie, 't Zij mij vergund op het schrijven in Uw blad van hedenavond aangaande de Staatk. Geref. Partij alleenlijk deze aanteekening te maken, dat onzerzijds geen verklaringen zijn gepubliceerd, waarvoor wij de verantwoorde, lijkheid niet kunnen dragen. Heeft Mr. Dambrink hierop iets aan te mer» ken, hij spele open kaart. Om mij behoeft hij niets te verzwijgen. Nog eens herhaal ik, dat Mr. Dambrink, on» waarachtige voorstellingen gegeven heeft, en dat noch door mij, noch door een ander na» mens mij of de S. G. P.noch schriftelijk, noch mondeling, noch rechtstreeks, noch zij» delings een Kamerzetel of candidatuur is aan» geboden. Dit heeft Mr. Dambrink erkend. De S. G. P. pubiiceerd maar niet lukraak «Verklaringen* die des naasten eer en goed gerucht te na komen. Dat deed Mr. Dambrink. Is het niet wonderlijk, maakt het op zich» zelf de verklaring van Mr. D. al niet onge» looflijk, dat een verklaring op 1 April gepu» bliceerd, en die van zooveel gewicht was in dat stadium, eerst den 29 April, dat is 28 da. gen later, wordt tegengesproken? Geachte Redactie, ik verklaar bij dezen, zonder eenig voorbehoud 1. Dat Mr. D. erkend heeft: Nooit is mij een Kamerzetel aangeboden. Noch door Ds. Kersten nog door BaauwOm die erkenning gaat het op heden. Welnu, die heeft Mr. D. mij schriftelijk gegeven, in eigenhandig ge» schreven brief' Ik daag Mr. Dambrink uit dit tegen te spreken en publiek te zeggen, welke noodlot» tige vergissing er heeft plaats gehad. Mij is geen noodlottige vergissing bekend. Mr. D. heeft zijn logenachtige praatjes in te trekken, maar zoeke niet met list aan de waarheid te ontkomen. Aan hem is het woord om verklaringen die 's naasten eer en goed gerucht te na komen, behoorlijk te herstellen Dan zal Mr. D. ook in het tweede geschil dat ik met hem heb erkennen, dat hij in zijn rede te Soest onverantwoordelijke dingen heeft ge» zegd. Of geeft het niet meer/Geachte Redactie, of men liegt of de waarheid spreekt? U, geachte Redactie, beleefd dankend voor de verleende plaatsruimte heb ik de eer te zijn Uw dw. G. H. KERSTEN We hebben ons na de ontvangst van dit stuk met Mr Dambrink in verbinding gesteld en publiceeren hieronder, wat hij ons er over schreef. Allereerst willen wij echter antwoorden op de vraag, ons rechtstreeks gesteld. Inderdaad geeft het nog, öf men liegt of de waarheid spreekt. De eisch van het negende gebod staat nog onaangetast en wij, in ons blad, waken zooveel mogelijk tegen de leugen en de ver» breiding daarvan. Thans laten wij volgen, wat Mr. Dambrink ter rechtzetting van het ingezonden stuk van Ds Kersten schreef; Geachte Redactie, Nog eenmal, doch nu voor het laatst, wil ik ingaan op datgene, wat Ds. G. H. Kersten over mij durft schrijven. Er moet eens een eind gemaakt worden. Het geschrijf wordt steeds onduidelijker en boosaardiger. Waar komen we terecht, als dat zoo voorgaat Als het doel toch niet is de waarheid te erkennen en aldus tot een bevredigende op» lossing te geraken, is al dat gekrakeel maar tijd verspillen. Welaan dan, voor het laatst. Reeds op 29 Juni 1925 deelde ik in het Utrechtsch Prov. en Sted. Dagblad en in de Standaard mede, welke beweringen, met be» trekking tot dien Kamerzetel mij in den mond gelegd, wèl en welke niet de mijne waren. Het is dus ongepast als men mij nu nog daarvan afwijkende persverslagen voorlegt. Maar misschien heeft hijgsucces. 't Is te probeeren. Mij is 't om 't even. Het interesseert me absoluut niet. Wat me wel interesseert is het feit dat ik de waarheid aan mijne zijde heb. Een omstandigheid die nu geconstateerd is door een twaalftal personen, die den boven» bedoelden Kerkeraad uitmaken. Zij weten dat die noodlottige vergissing niet door mij werd begaan. Bovendien ben ik in het bezit van een schrijven van Ds. Kersten aan mij gericht van 1 April 1926 gaarne vertoon ik het U waarin Z. Eerw. erkent, niet gezien te hebben, dat mijn handteekening onder dat stuk stond. Dat kan ook niet. Dé&rom kon hij dat niet Niet omdat het stuk niet in zijn handen was. Laat men liever eerlijk de waarheid zeggen en geen dingen erbij halen, die de zaak ver» troebelen. Thans, helaas, is mijn geduld ten einde. Alleen op een uitdrukkelijk verzoek van de Pers of van de A. R. P. zou ik bereid zijn, de toestand van deze beuzelachtige zaak in den breede te schetsen. De omvang van dat relaas zou omgekeerd Te Amsteidaai werd den Atsériki-.nsrhe !tötï!!;r? in feestavond aange» boden, waar o.a. een Markerbruiloft en een Volendam «er Marktplein als atractie waren geënsceneerd Zelfs Edam's Burgemeester had zich voor deze gelegenheid in origineel Volendam» mer costuum gestoken en ziet men op onze foto de heer Kolfschoten als Volendammer. Afwijkende in zooverre, dat zij de kenne» lijke bodoeling inplaats van den letterlijken tekst der woorden weergeven. Bovendien was het verslag mijner rede van 24 Juli 1925, in het U. D. van 25 Juni'25 voorkomende zeer juist. Maar daarop beroept Ds. Kersten zich na» tuurlijk niet. En nog onlangs herhaalde ik in een brief aan Ds. Kersten, wat ik, te allen overvloede ook nu voor de zooveekte maal wil herhalen Mij is nimmer een Kamerzetel aangeboden. Dus die brief behoeft niet te worden ver» toond als een overtuigiagstuk. Mij is alleen gezegd dat Ds. Kersten een Mr. in de Rechten naast zich noodig had en daarbij werd ik uitgenoodigd om de A. R. P. te verlaten en tot de S. G. P. over te gaan. Door mij is ook nooit beweerd dat mij een Kamerzetel zou zijn eangeboden. Docb die Kamerzetel is niet een kwestie tusschen mij en Ds. Kersten. Deze staat daar geheel buiten. Maar bovendien, daarover gaat het thans niet De aandachtige lezer doorziet wellicht de sluwe taktiek van mijn tegenstander, die een «afleidingsoffensief* beproeft. Doch tever» geefs. Het gaat thans over een verklaring, onlangs gepubliceerd in «de Baniet«. Daar blijven we bij. We dwalen niet af. Onder die verklaring stond mijn naam (en die van den heer Bauw) gedrukt. Voorts gaat het over het feit dat ik ontken d i e verklaring ooit onderteekend te hebben en ten slotte houdt ons bezig een misver» stand of een vergissing of een verzuim, niet door mij begaan, dat oorzaak was van die onregelmatigheid. Ds. Kersten moet bij zijn onderwerp blijven en nu eens niet telkens over iets anders be» ginnen. Eerst moet het eene onderwerp af en dan begint men met het andere. Anders verwart men de zaken zoo licht. Welnu, de verklaring waarover het gaat, heb ik nooit geteekend. Ook is door mij nim» mer toestemming gegeven, de verklaring, zoo» als ze thans in «de Banier« verscheen, te publiceeren. Het tegenovergestelde de onwaarheid van deze mijne bewering kan niet worden be» wezen met een brief van mij, die het Kamer» lid Kersten in handen heeft welke brief door mij is onderteekend. Het gaat er om, of die gepubliceerde ver» klaring door mij is onderteekend, en of het» geen in die verklaring vermeld staat, de waar» heid is. Geen van beiden is het geval. En waarin bestond nu die noodlottige ver» gissing? en door wien is ze begaan? Geachte Redactie, ziedaar het voorwerp van mijn onderzoek. Dat was niet gemakkelijk. Ik heb mij ten einde raad, ter fine van onderzoek gewend tot den Kerkeraad der Christelijk Gereformeerde Gemeente te Ut» recht. Die Kerkeraad voldeed aan mijn verzoek. Wat bij dat onderzoek is gebleken, mag ik niet publiceeren. Ik mag den man, die als de deus ex machina op het kritieke oogenblik de ontknooping kwam brengen, niet noemen. Niet omdat zulks te veel om 't lijf zou hebben. Allerminst. Dat is niet het geval. Wij houden hier in Utrecht niet van het ingewikkeldmaken van een doodeenvoudige waarheid. Maar omdat het de Kerkeraad is, die daar» over te beslissen heeft. Doch al zou het mij vrij staan, de relultaten van dat onderzoek te publiceeren, dan zou ik het toch liever niet doen, omdat er dan weer andere dramatis personae ten tooneele zouden worden geleid. En daar die anderen geen leden zijn der A. R. P wil ik den schijn niet wekken, alsof ik politieke munt uit het zaakje zou willen slaan. De waarheid van het bekende spreekwoord omtrent dien voor een ander gegraven kuil zou dan misschien wel eens weer bevestigd worden. Laat Ds. Kersten de gewenschte inlichtingen aan dien Kerkeraad zelf vragen. Of deze die inlichtingen geven zal? In «de Banier* heeft datzelfde Kamerlid nog onlangs dien Kerkeraad niet naar waar» heid besproken. evenredig zijn aan het belang of de belang» rijkheid van het onderwerp. Het kennelijk doel dat mijn-tegenstander met dit geschrijf beoogt, is ditde aandacht van de hoofdzaken, door mij in mijn voor» drachten te beide gebracht, af te leiden door het maken van veel getier over beuzel» achtigheden. Ik werk daaraan liever ni t mede. Voorts zijn de strijdmiddelen en de woor» denkeus van mijn tegenstander zoo ver bene» den het peil van het alledaagsch fatsoen, dat ik voorloopig liever niet meer met bem over couranten»debat treedt. Hij moge mij beschuldigen van allerlei lee» lijks, het zij zoo. Ik weet dan wie het zegt. Voorts zal ik zijn optreden blijven becriti» seeren in 't openbaar, zools ik dat tot heden deed Ik zal trachten hem door ons volk te doen doorzien en begrijpen. Hij moge mij er om haten. Oderit dum metuat. Ik kan nu eenmaal toch niet met iedereen in vriendschap leven. Voorheen dacht ik anders dan nu over Ds. Kersten. Zijn strijdwijze en strijdmiddelen hebben mijn gedachten over hem belangrijk gewijzigd. Doch het oordeel komt tnij niet toe. Het eenige wat ik doen mag zal, ik doen: hem voortaan stil laten schelden. Wie weet hoe spoedig weer een ander aan de beurt is. Hoogachtend, Uw dw. dnr. (w.g.) Mr. H. A. DAMBRINK. GROOTE BRAND AAN DE RIJNHAVEN TE ROTTERDAM. De loods «Noord* van Wambersle uit» gebrand. - Schade f 1000.000. - De brandweer heeft het vuur met 40 stralen bedwongen. Gewonden. Vermoedelijk tengevolge van kortsluiting is Dinsdagmiddag te omstreeks 5 uur brand uitgebroken in de groote loods »Noord« van Wambersie aan de Zuidzijde van de Rijn» haven. In deze loods was opgeslagen een partij van 6000 ton kunstmeststoffen in balen tot een waarde van f 900,000, toebeboorende aan het Nederlandsch Landbouwcomité. Toen de brand uitbrak waren in de loods een baas en eenige werklieden aan den arbeid, die ijlings op de vlucht sloegen. In een oog» wenk stond de 50 M. lange loods in lichte laaie. Dikke zwarte rookwolken stegen omhoog, welke ver aan de overzijde van de rivier te zien waren. Toen de kap van de loods op meerdere plaatsen doorbrandde en de wind een speling had in de groote holle ruimte van het gegolfd ijzeren gebouw was het wel vrij zeker dat aan blussching niet meer te denken viel. Van alle zijden van den Linker Maas oever kwamen, gewaarschuwd door de rook» wolken welke omhoog stegen, de verschillende handspuiten aanrukken. Het grootmateriaal van den Rechter Maasoever was ook spoedig in aantocht, gewaarschuwd door middel» en later groot alarm van het Groote Kerkplein, waar iuist Dinsdag voor het eerst de alarm» centrale op het Reservehuis was aangesloten. Zoo verschenen op het terrein van den brand successievelijk de handspuiten 51, 42, 37 41, 40, 38, 52, 50 en 22 die alle werkten met een of meer stralen, terwijl spuit 39 nog in reserve werd gehouden. Van het groot materiaal werk» ten de stoomspuiten IV, V en I, terwijl III in reserve werd gehouden. De machinale ladder was ook aanwezig. Werd door deze spuiten vanaf den wal gewerkt, ook een groot aantal drijvende spuiten namen aan de blussching deel, nl. de Havendienst II, de H.D. III, de H.D. I en de H.D. IV, van welke de eerste twee met resp. 2 en 3 stralen, de H.D. I met een vaste straalpijp en de IV met één straal werkten. Verder de Maaswerken en de Ge» meentewerken. Buitendien assisteerden bij de blussching op eigen gelegenheid een tiental particuliere drijvende spuiten nl. de Johanna, ae Johan de Wit, de Everdina, alle van de fa. H. P. de Witde Siberia van P. Smit de Veritas van L. Smit Int. Sleepdienst; de Adriaantje, de Vier Gebroeders, de Johanna en de Maria van de Graaf's Bergings Maat» schappij en ten slotte de Duitschland van P. Smit. De blussching stond onder leiding van hoofdman J. Bakker. Mede waren aanwezig de hoofdlieden Ir. A. de Kanter, Ir. C. J. E. C. van der Tas, C. Hooykaas, G. A. J. Mirrer en C. van de Wetering. Ook de burgemeester Mr. Wytema, was eenigen tijd op het terrein van den brand aanwezig, terwijl wij verder opmerkten den directeur van de Bouwpolitie Jhr. Ir. de Jonge van Ellemeet en den adjunct» directeur van Gemeentewerken, Ir. L. van Dijk. De brandweer trachtte zooveel mogelijk het vuur aan alle kanten in te sluiten, welk werk door den verstikkenden rook buitenge» woon bemoeilijkt werd. Aan den waterkant was het blusschingswerk betrekkelijk eenvou» dig. De Havendienst I spoot met de vaste straalpijp een dikke waterzuil in het brandende gebouw. Manschappen van de andere drij» vende stoomers naderden de gloeiend heete loods zoo dicht mogelijk en gaven onderschei» denlijk met 2, 3, ,3, 1, 1, en 1 stralen water. De particuliere stóombooten hadden iets ver» derop ligplaats genomen, zoodat de pompen van deze schepen de slangen konden voeden, welke zooveel mogelijk naar den Westelijken zijgevel van de loods geleid waren. Aan de waterzijde werden dus ongeveer 25 stralen op den brand gericht. Aan de landzijde had men veel van den rook te lijden. De stoomer 5 werd in de Xweede Rijnhavenstraat opgesteld, stoomer 1 stond op den Breeden Hilledijk en stoomer 4 aan de Rijnhaven Zuidzijde. Alle drie gaven met 2 stralen water. De handbrandspuiten stonden rond de loods verspreid. De man» schappen van de eerste zeven spuiten, bijna alle met 2 stralen op de waterleiding, hebben aan het blusschingswerk meegedaan, zoodat aan de landzijde het vuur met ongeveer 15 of 16 stralen aangetast werd. Van den aanvang van den brand af Werd een ondragelijke hitte verspreid door de fel oplaaiende vlammen. Van het stoomschip Almelo, van de Ko« ninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maat» schappij, welk schip aan den steiger van de loods te lossen lag, werden terstond nood» seinen gegeven terwijl men zoo snel mogelijk de trossen loswierp, omdat door de enorme hitte een van de bakboordsloepen reeds be on te schroeien. De bemanning van de P. II heeft hierbij hulp verleend, evenals die van de sleepboot Everdina van de Wit's Bergings» bedrijf. De kapitein van deze boot, C. Boel» houwer, nam een tros van de Almelo over en sleepte het schip naar het midden van de haven, waar het voor anker ging. Eenige spoorwagens, die op den steiger stonden werden zoo vlug mogelijk wegge» reden. Men kon evenwel niet verhinderen, dat enkele belangrijke brandschade kregen. Tengevolge van de zich in de loods ont» wikkelende gassen, volgde de eene ontploffing 40 cent per regel. op de andere. Ook in de riolen aan de Rijn» haven ZZ. had een ontploffing plaats. Plot» seling spoot uit de straat een zuil van wel 15 M. omhoog. Een riooldeksel werd wegge» slingerd en een der spuitgasten, de 30»jarige ijzerwerker J. K. uit de Taborstraat werd hier» door getroffen. Hij bekwam inwendige kneu» zingen aan de ribben en moest door den Geneeskundigen Dienst naar het Groote Zie» kenhuis worden overgebracht. Bij de blussching geraakte een wegwerker bij de Ned. Spoor» wegen, zekere M. P. uit de Leeuwensteinstraat met zijn voet in de brandende salpeter, met het gevolg, dat hij brandwonden bekwam en ook door den Geneeskundigen Dienst naar het Ziekenhuis werd vervoerd en daar ter observatie opgenomen. Eenige lichtere onge» vallen werden behandeld door de leden van verschillende E.H B.O »vereenigingen, die van groote activiteit blijk gaven. Tegenover de loods staat de leegstaande fabriek De Oliebron. In het fabrieksgebouw woont het gezin van den agent van politie Vlag. Op het oogenblik, dat de brand uitbrak was juffrouw Vlag met haar beide kinderen thuis. Door den geweldigen rook was het haar onmogelijk de woning te verlatende weg naar buiten was haar afgesneden. Toen de brand zich door de loods meer en meer in de richting van haar huis verplaatste en het geweld van de ontploffingen daardoor ook meer naar deze zijde uitbarstte, heeft de politie, door aan de achterzijde van de fabriek dit is aan den kant van den Breeden Hilledijk ladders te plaatsen haar en haar kinderen weten te redden. Tegen half zeven was men den brand geheel meester en kon met de nablussching worden aangevangen. Het was toen mogelijk in de loods na te gaan, welk een geweldige vuur» gloed hier moet hebben gewoed. Wij zagen b.v. platen draadglas in allerlei grillige bochten gekronkeld liggen in een lava»achtige modder, welke van alle zijden van de bergen van salpeter neerstroomde. Aan alle zijden is de ijzeren loods uit elkaar gewrongen en van de aanwezige machines, b.v. een salpetermolen, waarmede de aangevoerde ruwe salpeter werd gemalen, was niets over dan de opgeslagen salpeter, die als verloren is te beschouwen. De schade, die ruim f 1000.000 bedraagt, wordt door verzekering gedekt. Duizenden spoedden zich op het bericht van den brand naar den overkant. De veer» diensten konden het massaal verkeer niet aan. De Maatschappij. «De Maatschappijn Chr. Sociaal-Economisch Weekblad, uitgave van de Drukkerij «Oranje Nassau* te Baarn, bevat deze week de vol» gende artikelelen Onze Bodemcultuur II, XVerkeerscong s» tie en WegenverbeteringDe CA.O.; De Snelpers-industrie II, v. d. B.Economisch Overzicht van v. d. M.Uit bladen en Tijd» schriftenVrouwenbelangen door Constance Strijder en verder de rubrieken; Financiën; jtaat en WetVerkeer en TransportWel» itand en ZorgBedrijf en HandelVakbe» weging en Arbeidsmarkt. Bij het artikel«De Snelpers-industrie* zijn ook ditmaal eenige fraaie foto's opgenomen. Voorts is een teekening geplaatst; Het hechtte bolwerk der Christelijke Vakorgani» satie.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 9