Hen
ITTERDAM
n UI. Leghorn
UIASCI
mum m
i
Aduerteerl in dit Blad
DERDE BLAD
- IDIODELHftRhiS
No. 3222.
Kerk en School.
4
Binnenland.
Gemengd Nieuws.
-17 Mei
n Coupons
- U. d. TAKSTROAT
ht en geurig
ier half pond
/erkrijgbaar
ementen uit uoorraad
SR MEIJDEN
leii ilzn. - Ede (G.)
GELDER,
37a Rotterdam
Reclame-^Ëededeelingen.
Hoofdpijntabletten
werken terstond.
Glazen Buisje 60ct
Bij Apoth.en Drogisten.
Boekbespreking.
136
nit. pompadour
groote verschei»
smooie
■5 cts..
fantasie mous»
dess. v. japonnen,
iors, 80
de 55 cts. wSI
horten satin,
urige pa» jg y|
A. breed
ia satinet, voor
ussers bijzonder
dessins,
on met rand,
130 c.M. -A
oopje.
15 per stuk. Van hen 44
>rii) Garantie bevruch»
80 J°nge Fokhanen
ag. Vainest,Controle
irlijks bloedonderzoek.
[KGRAAF,
- DIRKSLAN
ELUI1 I 1 1
rd in EIKEN» en GE,
4EUBELEN, LEER» en
ARNITUREN, LIN,
BUFFETTEN, THEE»
KANTEN, TAFEL, en
DEN, KARPETTEN,
enz. Wij vestigen uw
w oude kussenstoelen
r prima vaklui gestof»
Vlugge bediening.
bevelend,
Telefoon no. 82
J BRIEL.
UNTANT.
O. BOEKHOUDEN
de Praktijk en voor
es voor Belastingzaken
UKT 1926*
onder fleschjes) 6 pon»
an één pakje door toe»
3'/2 L. kokend water,
per pond.
Fabriek
msplaat verkrijgbaar
Gez. VAN REE.
verkoop voor Goeree
voor Schouw, en Dui»
alen, Zuid=Beveland en
én grossier gezocht.
een pracht van Naam
kelraam te staan,
oedkoop en goed
meeste spoed
el »Noordzee«,
r tramstation hoek om
Rechts.
mmm&wwm
Zaterdag 8 Mei 1926.
I.
en
>le
DE SYNODE VAN ASSEN.
Een Open Brief aan de Geref. Kerken.
Tijdens haar zitting besloot de Buitenge»
wone Synode te Assen een »Open Brief aan
de Geref. Kerken in Nederland* te richten.
De commissie, bestaande uit de heeren Ds.
C. W E. Ploos van Amstel, Prof. Dr. J. Rid»
derbos en Dr. J. Thijs, die in opdracht had
dezen brief op te stellen, is dezer dagen met
haar arbeid gereed gekomen, zoo lat heden
bij J. H. Kok te Kampen genoemde «Op"n
Brief« het licht zag. Hij beslaat ruim 35 pa»
gina's druk, groot formaat en is namens de
Synode onderteekend door het Moderamen
Ds. K. Fernhout, praesesDs. H. W. Laman,
assessorDr. K. Dijk, assessorDr. G. Keizer
scribaDs. J. P. Klaarhamer, scriba.
In een voorwoord wordt uiteengezet, waar»
om de Synode het noodig geoordeeld heeft,
een «Open Brief» tot de kerkeraden en de
leden der Geref. Kerken te richten. «Al kan
de zaak»Dr. Geelkerken bekend geacht wor»
den*, zoo wordt gezegd, »toch bestaat er om»
trent deze zaak niet weinig misverstand, niet
alleen buiten, maar ook in de Gereformeerde
Kerken. Waarom het ging, is velen nog niet
geheel duidelijk. Daarom wil de Synode trach
ten dit duidelijk te maken, opdat alle leden
onzer Kerken zich een juist oordeel kunnen
vorii en over het standpunt, door Dr. Geel»
kerken en dat, door de Synode ingenomen
Niet alleen echter is het noodig, over de Zeer»
stellige zijde der zaak nadere opheldering te
geven, maar bij menigeen, die het in leerstel»
lig opzicht wel met de Synode eens is, be»
staan evengoed als bij anderen bezwaren tegen
de handelwijze, door de Synode gevolgd Daar»
om wil ook over deze handelwijze de Synode
gaarne de leden onzer Kerken inlichten op»
dat zoo mogelijk deze bezwaren weggenomen
worden*.
De inhoud van den brief is in drieën ver»
deeld. Allereerst wenscht de Synode aan te
toonen, dat het standpunt van Dr. Geelker»
ken inzake Genesis 2 en 3 beslist onjuist ge»
acht moet worden. In de tweede plaats, dat
die onjuistheid van zoodanigen aard is, dat
van Dr. Geelkerken moest worden geëischt,
dit standpunt prijs te geven. Terwijl in de
derde plaats de Synode daaraan enkele op»
merkingen ter rechtvaardiging van de wijze,
waarop zij in dezen jegens Dr. Geelkerken
en den kerkeraad van Amsterdam»Zuid heeft
gehandeld, toevoegt.
De handeling der Synode ten opzichte
van Dr. G. en zijn Kerkeraad.
Na eerst gesproken te hebben over de werk»
wijze der Synode, komt de «Open Brief« tot
de «vier dagen bedenktijd*. "Wij memoreeren
hieruit, dat een der ouderlingen van Amster»
dam»Zuid publiek heeft uitgesproken, dat Dr.
Geelkerken onmiddellijk gereed was met zijn
antwoord, doch dat de kerkeraad met het
zijne in vier dagen niet gereed kon zijn. En
voorts, dat een lid der deputatie, door de
Synode naar Dr. G. gezonden, heeft aange»
boden, den predikdienst voor hem waar te
nemen, doch dat Dr. G. op dit aanbod niet
is ingegaan. Ook vinden we hier medegedeeld
hoe in vroeger tijd in dergelijke gevallen
werd gehandeld. (In geen geval een langer
uitstel dan van drie dagen voor de Remon»
strantsche predikanten, wien door de Part.
Synode van Zuid-Holland in 1619 de Leer»
regels van Dordrecht ter onderteekening wer»
den voorgelegd).
Het antwoord van Dr. Geelkerken op de
hem voorgelegde verklaring hield, volgens de
Synode, in, dat Dr. G. beloofde zich te zul»
len houden aan de uitspraak der Synode,
«indien deze b.v. een commissie benoemde
met opdracht om (niet alleen, maar ook) te
onderzoeken, hoe het Schriftverhaal van Ge»
nesis 2 en 3 moet worden opgevat. Indien
de Synode door het benoemen van zulk een
commissie te kennen gaf: 't staat voor ons
niet vast of dit verhaal wel in eigenlijken zin
moet verstaan worden het behoort voor ons
tot de vraagstukkenbet moet eens onder»
zocht worden.« «Dr. Geelkerken vroeg van
de Synode, dat ze in beginsel de mogelijk»
heid van een «andere opvatting* dan de let»
terlijke zou erkennen, dat ze dus het dispu»
tabel zou stellen of de beide bizondere Pa»
radijsboomen en de slang en haar spreken
zintuigelijk waarneembare werkelijkheden wa»
ren, en dat ze alzoo op zijn standpunt zou
overgaan. Men voelt, dat de Synode hier niet
aan kon denken
Uitvoerig wordt dan stil gestaan bij het
bezwaar op grond van art. 79 der Kerkenor»
dening, gemaakt tegen de schorsing en afzet»
ting van Dr. Geelkerken, waarna gehandeld
wordt over de afzetting van den Kerkeraad.
Hierbij stelt de Synode tegenover de be»
wering, dat zij niet tot afzetting van den
Kerkeraad had mogen overgaan, het volgende
7Q^*r ^ormal'sme is» op grond van art.
j *.e ze88en- dat een meerdere ver»
gadering nimmer bevoegd is een predikant
te schorsen
dat, wanneer een Dienaar des Woords
door een meerdere vergadering is geschorst,
het niet aangaat, dat een kerkeraad aan dit
schorsingsbesluit zich niet stoort en den
geschorsten predikant handhaaft in zijn
ambt. Zulk een kerkeraad doet practisch
het kerkverband te niet. Op die wijze zou
het Independentisme zegevieren in de Ge»
reformeerde kerken. We zouden een toe»
stand krijgen, waarbij ieder doen kon wat
goed is in zijn oogen. In de Kerkenorde»
ning wordt dan ook het bindend karakter
van de besluiten der meerdere vergaderin»
gen erkend en op grond van de Kerken»
ordening moest het schorsingsbesluit door
den kerkeraad worden uitgevoerd; dat hij
het niet deed was openbare scheurma»
king;
dat de Synode tegen den kerkeraad van
Amsterdam>Zuid moest handelen, niet alleen
om de Kerkenorde te handhaven, maar ster»
ker: om het gezag van Gods Woord te
handhaven. Het gezag van Gods Woord
was toch bij deze zaak betrokken. De ker»
keraad liet een Dienaar des Woords zijn
ambt uitoefenen, door wien het gezag der
Heilige Schrift werd aangetast. Dat mocht
de Synode niet dulden. Zulk een kerkeraad
mag in de Gereformeerde kerken niet on»
gemoeid worden gelaten
dat de Synode ook een roeping had je»
gens de gemeente van Amsterdam«Zuid. Zij
moest voor de rechten en vrijheden der
gemeenteleden opkomen. Zij mocht niet
toelaten, dat de gemeente geregeerd werd
door een kerkeraad, die tegen Gods woord,
de Belijdenis en de Kerkenordening inging
en zij mocht er niet lijdelijk bij toezien,
dat de leden der gemeente gedwongen wer»
te kei ken hun kinderen ter catechisatie te
zenden bij een predikant, die het gezag
van Gods Woord niet ongerept laat
dat de Synode niet de kerk van Amster»
sterdam»Zuid buiten het kerkverband mocht
plaatsen, niet alleen omdat dat onrecht zou
zijn jegens de gemeente en een verzaken
van haar roeping om voor de belangen der
gem.ente te waken, maar ook omdat het
de taak der Synode was, te trachten deze
gemeente voor het Gereformeerd kerkelijk
samenleven te behouden
dat de afzetting van den kerkeraad alzoo
gerechtvaardigd was en de Synode zich tot
deze daad geroepen moest achten, dat ze
ook in de historie onzer kerken steun vindt
en niet voor een hiërarchische daad mag
uitgekreten worden;
dat de Synode jegens den kerkeraad van
Amsterdam-Zuid ook niet heeft gedaan, wat
onze Catechismus in de verklaring van het
negende gebod noemt «lichtelijk en onver»
hoord oordeelen of helpen veroordeelen*.
Want de kerkeraad heeft door Geelkerken,
tegen het schorsingsbesluit der Synode in,
te laten prediken, een publieke daad van
scheurmaking begaan eti de motieven, waar»
door hij daartoe geleid werd, zijn door
hem l ekendgemaakt.*
In een besluit spreekt de Synode tenslotte
de hoop uit, dat de scheuring tot Amsterdam»
Zuid beperkt zal blijven en wekt zij op, tot
vasthouden aan de Schriften. En zij eindigt
dezen «Open Brief* aldus
Laat geen enkel deel van het Woord des
Heeren losl
Kweekt ook bij uw kinderen eerbied en
liefde voor Gods getuigenis en gwerkt er
krachtig toe mede, dat zij in de kennis der
waarheid mogen toenemen, zoodat ze niet
als de vloed bewogen en omgevoerd wor»
den met allen wind der leer.
Laat uw geloof zijn echtheid ook toonen
in een leven naar de'Schrift.
En vergeet niet de vermaning, die van
's Heeren wege tot ons komtdat gij stiijdt
voor het geloof, dat eenmaal den heiligen
overgeleverd is (Judas 3).
De «Open Brief« der Synode werd uitge»
geven bij J. H. Kok te Kampen en is in haar
geheel in brochurevorm verkrijgbaar in den
Boekhandel.
Mr. Dambrlnk en de S. G. P.
«De Standaard* schrijft
Naar aanleiding van ons stukje in het blad
van Donderdag, waarin de verklaring van Mr
Dambrink over de »verklaring«, door «De
Banier*, het orgaan der S. G. P., gepubliceerd,
was verwerkt, ontvingen wij van Ds. Kersten
het volgend ingezonden stuk, nog den eigen
avond geschreven.
Wij willen dit stuk onzen lezers niet ont»
houden. Het is van den volgenden inhoud
Geachte Redactie,
't Zij mij vergund op het schrijven in Uw
blad van hedenavond aangaande de Staatk.
Geref. Partij alleenlijk deze aanteekening te
maken, dat onzerzijds geen verklaringen zijn
gepubliceerd, waarvoor wij de verantwoorde,
lijkheid niet kunnen dragen.
Heeft Mr. Dambrink hierop iets aan te mer»
ken, hij spele open kaart. Om mij behoeft hij
niets te verzwijgen.
Nog eens herhaal ik, dat Mr. Dambrink, on»
waarachtige voorstellingen gegeven heeft, en
dat noch door mij, noch door een ander na»
mens mij of de S. G. P.noch schriftelijk,
noch mondeling, noch rechtstreeks, noch zij»
delings een Kamerzetel of candidatuur is aan»
geboden.
Dit heeft Mr. Dambrink erkend.
De S. G. P. pubiiceerd maar niet lukraak
«Verklaringen* die des naasten eer en goed
gerucht te na komen. Dat deed Mr. Dambrink.
Is het niet wonderlijk, maakt het op zich»
zelf de verklaring van Mr. D. al niet onge»
looflijk, dat een verklaring op 1 April gepu»
bliceerd, en die van zooveel gewicht was in
dat stadium, eerst den 29 April, dat is 28 da.
gen later, wordt tegengesproken?
Geachte Redactie, ik verklaar bij dezen,
zonder eenig voorbehoud
1. Dat Mr. D. erkend heeft: Nooit is mij
een Kamerzetel aangeboden. Noch door Ds.
Kersten nog door BaauwOm die erkenning
gaat het op heden. Welnu, die heeft Mr. D.
mij schriftelijk gegeven, in eigenhandig ge»
schreven brief'
Ik daag Mr. Dambrink uit dit tegen te
spreken en publiek te zeggen, welke noodlot»
tige vergissing er heeft plaats gehad. Mij is
geen noodlottige vergissing bekend.
Mr. D. heeft zijn logenachtige praatjes in
te trekken, maar zoeke niet met list aan de
waarheid te ontkomen. Aan hem is het woord
om verklaringen die 's naasten eer en goed
gerucht te na komen, behoorlijk te herstellen
Dan zal Mr. D. ook in het tweede geschil dat
ik met hem heb erkennen, dat hij in zijn rede te
Soest onverantwoordelijke dingen heeft ge»
zegd. Of geeft het niet meer/Geachte Redactie,
of men liegt of de waarheid spreekt?
U, geachte Redactie, beleefd dankend voor
de verleende plaatsruimte
heb ik de eer te zijn
Uw dw.
G. H. KERSTEN
We hebben ons na de ontvangst van dit
stuk met Mr Dambrink in verbinding gesteld
en publiceeren hieronder, wat hij ons er over
schreef.
Allereerst willen wij echter antwoorden op
de vraag, ons rechtstreeks gesteld. Inderdaad
geeft het nog, öf men liegt of de waarheid
spreekt. De eisch van het negende gebod staat
nog onaangetast en wij, in ons blad, waken
zooveel mogelijk tegen de leugen en de ver»
breiding daarvan.
Thans laten wij volgen, wat Mr. Dambrink
ter rechtzetting van het ingezonden stuk van
Ds Kersten schreef;
Geachte Redactie,
Nog eenmal, doch nu voor het laatst, wil
ik ingaan op datgene, wat Ds. G. H. Kersten
over mij durft schrijven.
Er moet eens een eind gemaakt worden.
Het geschrijf wordt steeds onduidelijker en
boosaardiger. Waar komen we terecht, als
dat zoo voorgaat
Als het doel toch niet is de waarheid te
erkennen en aldus tot een bevredigende op»
lossing te geraken, is al dat gekrakeel maar
tijd verspillen.
Welaan dan, voor het laatst.
Reeds op 29 Juni 1925 deelde ik in het
Utrechtsch Prov. en Sted. Dagblad en in de
Standaard mede, welke beweringen, met be»
trekking tot dien Kamerzetel mij in den mond
gelegd, wèl en welke niet de mijne waren.
Het is dus ongepast als men mij nu nog
daarvan afwijkende persverslagen voorlegt.
Maar misschien heeft hijgsucces.
't Is te probeeren.
Mij is 't om 't even.
Het interesseert me absoluut niet.
Wat me wel interesseert is het feit dat ik de
waarheid aan mijne zijde heb.
Een omstandigheid die nu geconstateerd is
door een twaalftal personen, die den boven»
bedoelden Kerkeraad uitmaken.
Zij weten dat die noodlottige vergissing
niet door mij werd begaan.
Bovendien ben ik in het bezit van een
schrijven van Ds. Kersten aan mij gericht
van 1 April 1926 gaarne vertoon ik het
U waarin Z. Eerw. erkent, niet gezien te
hebben, dat mijn handteekening onder dat
stuk stond.
Dat kan ook niet.
Dé&rom kon hij dat niet
Niet omdat het stuk niet in zijn handen
was.
Laat men liever eerlijk de waarheid zeggen
en geen dingen erbij halen, die de zaak ver»
troebelen.
Thans, helaas, is mijn geduld ten einde.
Alleen op een uitdrukkelijk verzoek van
de Pers of van de A. R. P. zou ik bereid zijn,
de toestand van deze beuzelachtige zaak in
den breede te schetsen.
De omvang van dat relaas zou omgekeerd
Te Amsteidaai werd den Atsériki-.nsrhe !tötï!!;r? in feestavond aange»
boden, waar o.a. een Markerbruiloft en een Volendam «er Marktplein als atractie waren
geënsceneerd Zelfs Edam's Burgemeester had zich voor deze gelegenheid in origineel Volendam»
mer costuum gestoken en ziet men op onze foto de heer Kolfschoten als Volendammer.
Afwijkende in zooverre, dat zij de kenne»
lijke bodoeling inplaats van den letterlijken
tekst der woorden weergeven.
Bovendien was het verslag mijner rede van
24 Juli 1925, in het U. D. van 25 Juni'25
voorkomende zeer juist.
Maar daarop beroept Ds. Kersten zich na»
tuurlijk niet.
En nog onlangs herhaalde ik in een brief
aan Ds. Kersten, wat ik, te allen overvloede
ook nu voor de zooveekte maal wil herhalen
Mij is nimmer een Kamerzetel aangeboden.
Dus die brief behoeft niet te worden ver»
toond als een overtuigiagstuk.
Mij is alleen gezegd dat Ds. Kersten een
Mr. in de Rechten naast zich noodig had en
daarbij werd ik uitgenoodigd om de A. R. P.
te verlaten en tot de S. G. P. over te gaan.
Door mij is ook nooit beweerd dat mij een
Kamerzetel zou zijn eangeboden.
Docb die Kamerzetel is niet een kwestie
tusschen mij en Ds. Kersten.
Deze staat daar geheel buiten.
Maar bovendien, daarover gaat het thans
niet
De aandachtige lezer doorziet wellicht de
sluwe taktiek van mijn tegenstander, die een
«afleidingsoffensief* beproeft. Doch tever»
geefs.
Het gaat thans over een verklaring, onlangs
gepubliceerd in «de Baniet«.
Daar blijven we bij.
We dwalen niet af.
Onder die verklaring stond mijn naam (en
die van den heer Bauw) gedrukt.
Voorts gaat het over het feit dat ik ontken
d i e verklaring ooit onderteekend te hebben
en ten slotte houdt ons bezig een misver»
stand of een vergissing of een verzuim, niet
door mij begaan, dat oorzaak was van die
onregelmatigheid.
Ds. Kersten moet bij zijn onderwerp blijven
en nu eens niet telkens over iets anders be»
ginnen.
Eerst moet het eene onderwerp af en dan
begint men met het andere.
Anders verwart men de zaken zoo licht.
Welnu, de verklaring waarover het gaat,
heb ik nooit geteekend. Ook is door mij nim»
mer toestemming gegeven, de verklaring, zoo»
als ze thans in «de Banier« verscheen, te
publiceeren.
Het tegenovergestelde de onwaarheid van
deze mijne bewering kan niet worden be»
wezen met een brief van mij, die het Kamer»
lid Kersten in handen heeft welke brief
door mij is onderteekend.
Het gaat er om, of die gepubliceerde ver»
klaring door mij is onderteekend, en of het»
geen in die verklaring vermeld staat, de waar»
heid is.
Geen van beiden is het geval.
En waarin bestond nu die noodlottige ver»
gissing? en door wien is ze begaan?
Geachte Redactie, ziedaar het voorwerp van
mijn onderzoek.
Dat was niet gemakkelijk.
Ik heb mij ten einde raad, ter fine van
onderzoek gewend tot den Kerkeraad der
Christelijk Gereformeerde Gemeente te Ut»
recht.
Die Kerkeraad voldeed aan mijn verzoek.
Wat bij dat onderzoek is gebleken, mag ik
niet publiceeren.
Ik mag den man, die als de deus ex machina
op het kritieke oogenblik de ontknooping
kwam brengen, niet noemen.
Niet omdat zulks te veel om 't lijf zou
hebben.
Allerminst. Dat is niet het geval.
Wij houden hier in Utrecht niet van het
ingewikkeldmaken van een doodeenvoudige
waarheid.
Maar omdat het de Kerkeraad is, die daar»
over te beslissen heeft.
Doch al zou het mij vrij staan, de relultaten
van dat onderzoek te publiceeren, dan zou ik
het toch liever niet doen, omdat er dan weer
andere dramatis personae ten tooneele zouden
worden geleid.
En daar die anderen geen leden zijn der
A. R. P wil ik den schijn niet wekken, alsof
ik politieke munt uit het zaakje zou willen
slaan.
De waarheid van het bekende spreekwoord
omtrent dien voor een ander gegraven kuil
zou dan misschien wel eens weer bevestigd
worden.
Laat Ds. Kersten de gewenschte inlichtingen
aan dien Kerkeraad zelf vragen.
Of deze die inlichtingen geven zal?
In «de Banier* heeft datzelfde Kamerlid nog
onlangs dien Kerkeraad niet naar waar»
heid besproken.
evenredig zijn aan het belang of de belang»
rijkheid van het onderwerp.
Het kennelijk doel dat mijn-tegenstander
met dit geschrijf beoogt, is ditde aandacht
van de hoofdzaken, door mij in mijn voor»
drachten te beide gebracht, af te leiden
door het maken van veel getier over beuzel»
achtigheden.
Ik werk daaraan liever ni t mede.
Voorts zijn de strijdmiddelen en de woor»
denkeus van mijn tegenstander zoo ver bene»
den het peil van het alledaagsch fatsoen, dat
ik voorloopig liever niet meer met bem over
couranten»debat treedt.
Hij moge mij beschuldigen van allerlei lee»
lijks, het zij zoo. Ik weet dan wie het zegt.
Voorts zal ik zijn optreden blijven becriti»
seeren in 't openbaar, zools ik dat tot heden
deed
Ik zal trachten hem door ons volk te doen
doorzien en begrijpen.
Hij moge mij er om haten. Oderit dum
metuat. Ik kan nu eenmaal toch niet met
iedereen in vriendschap leven.
Voorheen dacht ik anders dan nu over Ds.
Kersten. Zijn strijdwijze en strijdmiddelen
hebben mijn gedachten over hem belangrijk
gewijzigd.
Doch het oordeel komt tnij niet toe.
Het eenige wat ik doen mag zal, ik doen:
hem voortaan stil laten schelden.
Wie weet hoe spoedig weer een ander aan
de beurt is.
Hoogachtend, Uw dw. dnr.
(w.g.) Mr. H. A. DAMBRINK.
GROOTE BRAND AAN DE
RIJNHAVEN TE ROTTERDAM.
De loods «Noord* van Wambersle uit»
gebrand. - Schade f 1000.000. - De
brandweer heeft het vuur met 40 stralen
bedwongen. Gewonden.
Vermoedelijk tengevolge van kortsluiting
is Dinsdagmiddag te omstreeks 5 uur brand
uitgebroken in de groote loods »Noord« van
Wambersie aan de Zuidzijde van de Rijn»
haven. In deze loods was opgeslagen een
partij van 6000 ton kunstmeststoffen in balen
tot een waarde van f 900,000, toebeboorende
aan het Nederlandsch Landbouwcomité.
Toen de brand uitbrak waren in de loods
een baas en eenige werklieden aan den arbeid,
die ijlings op de vlucht sloegen. In een oog»
wenk stond de 50 M. lange loods in lichte
laaie.
Dikke zwarte rookwolken stegen omhoog,
welke ver aan de overzijde van de rivier te
zien waren. Toen de kap van de loods op
meerdere plaatsen doorbrandde en de wind
een speling had in de groote holle ruimte van
het gegolfd ijzeren gebouw was het wel vrij
zeker dat aan blussching niet meer te denken
viel. Van alle zijden van den Linker Maas
oever kwamen, gewaarschuwd door de rook»
wolken welke omhoog stegen, de verschillende
handspuiten aanrukken. Het grootmateriaal
van den Rechter Maasoever was ook spoedig
in aantocht, gewaarschuwd door middel» en
later groot alarm van het Groote Kerkplein,
waar iuist Dinsdag voor het eerst de alarm»
centrale op het Reservehuis was aangesloten.
Zoo verschenen op het terrein van den brand
successievelijk de handspuiten 51, 42, 37 41,
40, 38, 52, 50 en 22 die alle werkten met een
of meer stralen, terwijl spuit 39 nog in reserve
werd gehouden. Van het groot materiaal werk»
ten de stoomspuiten IV, V en I, terwijl III
in reserve werd gehouden. De machinale ladder
was ook aanwezig. Werd door deze spuiten
vanaf den wal gewerkt, ook een groot aantal
drijvende spuiten namen aan de blussching
deel, nl. de Havendienst II, de H.D. III, de
H.D. I en de H.D. IV, van welke de eerste
twee met resp. 2 en 3 stralen, de H.D. I met
een vaste straalpijp en de IV met één straal
werkten. Verder de Maaswerken en de Ge»
meentewerken. Buitendien assisteerden bij de
blussching op eigen gelegenheid een tiental
particuliere drijvende spuiten nl. de Johanna,
ae Johan de Wit, de Everdina, alle van de
fa. H. P. de Witde Siberia van P. Smit
de Veritas van L. Smit Int. Sleepdienst; de
Adriaantje, de Vier Gebroeders, de Johanna
en de Maria van de Graaf's Bergings Maat»
schappij en ten slotte de Duitschland van P.
Smit. De blussching stond onder leiding van
hoofdman J. Bakker. Mede waren aanwezig
de hoofdlieden Ir. A. de Kanter, Ir. C. J. E.
C. van der Tas, C. Hooykaas, G. A. J. Mirrer
en C. van de Wetering. Ook de burgemeester
Mr. Wytema, was eenigen tijd op het terrein
van den brand aanwezig, terwijl wij verder
opmerkten den directeur van de Bouwpolitie
Jhr. Ir. de Jonge van Ellemeet en den adjunct»
directeur van Gemeentewerken, Ir. L. van Dijk.
De brandweer trachtte zooveel mogelijk
het vuur aan alle kanten in te sluiten, welk
werk door den verstikkenden rook buitenge»
woon bemoeilijkt werd. Aan den waterkant
was het blusschingswerk betrekkelijk eenvou»
dig. De Havendienst I spoot met de vaste
straalpijp een dikke waterzuil in het brandende
gebouw. Manschappen van de andere drij»
vende stoomers naderden de gloeiend heete
loods zoo dicht mogelijk en gaven onderschei»
denlijk met 2, 3, ,3, 1, 1, en 1 stralen water.
De particuliere stóombooten hadden iets ver»
derop ligplaats genomen, zoodat de pompen
van deze schepen de slangen konden voeden,
welke zooveel mogelijk naar den Westelijken
zijgevel van de loods geleid waren. Aan de
waterzijde werden dus ongeveer 25 stralen op
den brand gericht.
Aan de landzijde had men veel van den
rook te lijden. De stoomer 5 werd in de
Xweede Rijnhavenstraat opgesteld, stoomer 1
stond op den Breeden Hilledijk en stoomer 4
aan de Rijnhaven Zuidzijde. Alle drie gaven
met 2 stralen water. De handbrandspuiten
stonden rond de loods verspreid. De man»
schappen van de eerste zeven spuiten, bijna
alle met 2 stralen op de waterleiding, hebben
aan het blusschingswerk meegedaan, zoodat
aan de landzijde het vuur met ongeveer 15 of
16 stralen aangetast werd.
Van den aanvang van den brand af Werd
een ondragelijke hitte verspreid door de fel
oplaaiende vlammen.
Van het stoomschip Almelo, van de Ko«
ninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maat»
schappij, welk schip aan den steiger van de
loods te lossen lag, werden terstond nood»
seinen gegeven terwijl men zoo snel mogelijk
de trossen loswierp, omdat door de enorme
hitte een van de bakboordsloepen reeds be on
te schroeien. De bemanning van de P. II
heeft hierbij hulp verleend, evenals die van
de sleepboot Everdina van de Wit's Bergings»
bedrijf. De kapitein van deze boot, C. Boel»
houwer, nam een tros van de Almelo over
en sleepte het schip naar het midden van de
haven, waar het voor anker ging.
Eenige spoorwagens, die op den steiger
stonden werden zoo vlug mogelijk wegge»
reden. Men kon evenwel niet verhinderen, dat
enkele belangrijke brandschade kregen.
Tengevolge van de zich in de loods ont»
wikkelende gassen, volgde de eene ontploffing
40 cent per regel.
op de andere. Ook in de riolen aan de Rijn»
haven ZZ. had een ontploffing plaats. Plot»
seling spoot uit de straat een zuil van wel
15 M. omhoog. Een riooldeksel werd wegge»
slingerd en een der spuitgasten, de 30»jarige
ijzerwerker J. K. uit de Taborstraat werd hier»
door getroffen. Hij bekwam inwendige kneu»
zingen aan de ribben en moest door den
Geneeskundigen Dienst naar het Groote Zie»
kenhuis worden overgebracht. Bij de blussching
geraakte een wegwerker bij de Ned. Spoor»
wegen, zekere M. P. uit de Leeuwensteinstraat
met zijn voet in de brandende salpeter, met
het gevolg, dat hij brandwonden bekwam en
ook door den Geneeskundigen Dienst naar
het Ziekenhuis werd vervoerd en daar ter
observatie opgenomen. Eenige lichtere onge»
vallen werden behandeld door de leden van
verschillende E.H B.O »vereenigingen, die van
groote activiteit blijk gaven.
Tegenover de loods staat de leegstaande
fabriek De Oliebron. In het fabrieksgebouw
woont het gezin van den agent van politie
Vlag. Op het oogenblik, dat de brand uitbrak
was juffrouw Vlag met haar beide kinderen
thuis. Door den geweldigen rook was het
haar onmogelijk de woning te verlatende
weg naar buiten was haar afgesneden. Toen
de brand zich door de loods meer en meer in
de richting van haar huis verplaatste en het
geweld van de ontploffingen daardoor ook
meer naar deze zijde uitbarstte, heeft de politie,
door aan de achterzijde van de fabriek dit
is aan den kant van den Breeden Hilledijk
ladders te plaatsen haar en haar kinderen
weten te redden.
Tegen half zeven was men den brand geheel
meester en kon met de nablussching worden
aangevangen. Het was toen mogelijk in de
loods na te gaan, welk een geweldige vuur»
gloed hier moet hebben gewoed. Wij zagen
b.v. platen draadglas in allerlei grillige bochten
gekronkeld liggen in een lava»achtige modder,
welke van alle zijden van de bergen van
salpeter neerstroomde. Aan alle zijden is de
ijzeren loods uit elkaar gewrongen en van de
aanwezige machines, b.v. een salpetermolen,
waarmede de aangevoerde ruwe salpeter werd
gemalen, was niets over dan de opgeslagen
salpeter, die als verloren is te beschouwen.
De schade, die ruim f 1000.000 bedraagt,
wordt door verzekering gedekt.
Duizenden spoedden zich op het bericht
van den brand naar den overkant. De veer»
diensten konden het massaal verkeer niet aan.
De Maatschappij.
«De Maatschappijn Chr. Sociaal-Economisch
Weekblad, uitgave van de Drukkerij «Oranje
Nassau* te Baarn, bevat deze week de vol»
gende artikelelen
Onze Bodemcultuur II, XVerkeerscong s»
tie en WegenverbeteringDe CA.O.; De
Snelpers-industrie II, v. d. B.Economisch
Overzicht van v. d. M.Uit bladen en Tijd»
schriftenVrouwenbelangen door Constance
Strijder en verder de rubrieken; Financiën;
jtaat en WetVerkeer en TransportWel»
itand en ZorgBedrijf en HandelVakbe»
weging en Arbeidsmarkt.
Bij het artikel«De Snelpers-industrie* zijn
ook ditmaal eenige fraaie foto's opgenomen.
Voorts is een teekening geplaatst; Het
hechtte bolwerk der Christelijke Vakorgani»
satie.