voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
Een Kwaad onder de Zon.
ZATERDAG 10 APRIL 1926
41ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voorde Redactie bestemd, Ad verten tiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aass de Uitgevers
Het is nu, ja hóé lang geleden
Ik schat van een veertig jaar.
Doet er niet zooveel toe.
Een groot Engelsch dagblad had een
onderzoek laten instellen naar de zonde
der prostitutie in haar wij dsten omvang
en gaf feuilletons, die later in een
brochure werden bijeengebracht onder
den titel „Blanke Slavinnen."
Na de „Negerhut" is er haast geen
geschrift verschenen, dat zulk een in
druk maakte, tenminste tijdelijk, als dit.
Het werd in vele talen overgebracht.
Natuurlijk waren er, die de handen
ïr naar uitstrekten om verlustiging te
^Zoeken in den inhoud, maar wie niet
volkomen en doortrapt slecht was en
onf zoo te zeggen zijn ziel aan den duivel
had verkocht, die beefde bij de beschrij
ving van 't geen er in de zoogenaamde
beschaafde wereld op dit terrein ge
beurde.
Slechte huizen, schier overal.
In vele landen, als een eerzaam (1)
bedrijf door de overheid beschermd.
De vrouw, die daar te land kwam,
had geen vooruitzicht meer; met dui
zend ketenen zat zij gebonden.
Een geregelde ruilhandel had plaats.
Een goed georganiseerde vrouwen
handel was in tal van landen ijverig
werkzaam en wee 1 het meisje, dat in
de handen viel dezer gewetenlooze
lieden.
Wilde zij zich verzetten, met de uit-
tezochtste folteringen werd het haar
-ingepeperd. Ik zwijg verder, ja, het»
was ten hemel schreiend, wat tóén in 't
volle daglicht kwam.
Was er dan tegen dit kwaad nooit
wat gedaan?
Zeker wel, in allerlei landen.
En met name door het christenvolk.
Denk aan mevr. Butler in Engeland
aan ds. H. Pierson bij ons en hun tal
rijke medestanders.
Maar zij hadden wind en tij tegen.
En wel in tweeërlei opzicht.
Vooreerst, zooals het zoo vaak gaat
in zulke gevallenHet groote publiek
wilde niet gelooven, dat het zóó erg
was I Dat christenvolk zag in alles zon
de, zelfs in een onschuldige flirt of
uitgaansavondje en was daarom vanzelf
geneigd al deze dingen erg te vergrooten.
Zoo was er gedacht en gezegd.
Maar dit viel nu toch weg.
Een groot dagblad en een bekwaam
journalist en alles, waar 't noodigwas
met de stukken bewezen en gestaafd,
dadr kon men zich maar niet zoo van
afmaken, door te zeggen overdrijving!
Temeer niet, toen van alle kanten
bevestiging loskwam.
Toen ook meer dan één Regeering
zich met de zaak ging bezighouden en
met al haar machtsmiddelen ook op haar
terrein aan 't onderzoeken ging.
Tegenspraak werd steeds moeilijker.
Langzaam maar zeker boog de pu
blieke meening om. En het zeggen van
„Overdreven 1" maakte plaats voor de
meening, dat het zóó toch in geen geval
blijven mocht.
Maar er was nog iets ernstigers.
Steeds meer gaf de publieke mee
ning toe, dat hier de vinger gelegd
was bij een groot kwaad.
Maar, zeiden velen, dat kwaad is
onvermijdelijk.
Napoleon had het goed gezien
't Eenige wat men doen kan, is het
kwaad inperken, reglementeeren, aan
regels binden, maar dan moet ook aan
tien anderen kant de Overheid het tot
°P zekere hoogte beschermen.
Die vrouwen, zeiden de stugsten en
hardsten, zijn toch verlorenlaat de
Regeering zooveel mogelijk de mannen
tegen haar in bescherming nemen!
En zoo blééf in menig land, gelijk
nu nog in Frankrijk, een voorzichtig
verdrag met de zonde gehandhaafd.
Maar toen is ook het christenvolk
in vele landen, in het parlement en
daarbuiten, opgesprongen en heeft rus
teloos de publieke meening bewerkt.
Zij heeft er op gewezen, dat de Over
heid het publiek een valsche gerust
heid inboezemde, dat meende nu onder
't schild der Overheid veilig te kunnen
zondigen. Zij hief haar stem op, dat
de Overheid met het kwaad geen vriend
schappelijke gemeenschap hebben mag
en dat zij het op haar terrein niet mag
dulden.
En al dieper werden de leuzen ge
grift in de consciëntie der natiën
„Sluiting en opheffing der publieke
huizen van ontucht" èn „Bestrijding
en uitroeiïng van den handel in vrou
wen en meisjes".
Het is een zware strijd geweest.
Ook ons land bleef niet achter.
En vaak was 't God, die overwin
ning gaf.
Veel is in veertig jaar veranderd.
In de meeste landen is de houding
van het publiek en van de Overheid
tegenover dit kwaad geheel gewijzigd.
Het kwaad wordt niet meer beschermd
Het kwaad wordt streng verboden.
Natuurlijk, de zonde blijft.
Die kan niet worden uitgeroeid.
Die blijft tot den jongsten dag.
Maar de Overheid bestrijdt het.
En dat zelfs internationaal.
De verhoudingen zijn geheel veran
derd, dank zij Gods zegen en de
taaie volharding alom van het chris
tenvolk.
„Christenvolk uit allerlei kerk.
En van allerlei natie en tong.
Nog pas werd aan het secretariaat
van den Volkenbond door de Fransche
min. Avril de St. Croix medegedeeld,
hoe de kans zeer groot is, dat men
eindelijk ook in Frankrijk tot de af
schaffing van de reglementeering zal
overgaan.
Thans is in bespreking een inter
nationale overeenkomst om een buiten-
'andsche vrouw, die zich aan ontucht
overgeeft, naar haar vaderland op trans
port te zetten, doch tegelijkertijd de
desbetreffende vereenigingen in haar
vaderland te waarschuwen, opdat die
zich direct met haar kunnen bezighou
den en haar zoo mogelijk tot een or
delijk leven terugbrengen.
Er is nog veel te doen.
Ook om te behouden, wat verkregen
werd.
Maar wat verkregen is, dat is toch
een krachtige aansporing om in het
werk des Heeren nooit den moed op
te geven; te Zijner tijd zullen wij
vrucht zien.
Een rekening aan den balk.
ReciBmë-it/iededeeSingen.
Hoeden- en Pettenmagazijn
Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEM NTSI'RIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BIUTENLAN») bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLljKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f l.~ per plaatsing.
Groote letters en vignetten wordt.» berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
9
»Als iemand verre reizen doet, dan kan hij
veel verhalen», zegt het oude versje. Dat be»
merkt men vooral de laatste jaren het interes»
santst zijn dan wel die vertellingen die gedaan
worden door hen, die hebben geleerd wat
verder te zien dan hun neus lang is Sommi.
gen hebben de gave ontvangen en mogen
ontwikkelen om niet maar - en wat is dkt
reeds gróót en wat missen velen het blijkens
de »lol« waarop zij stoffen - met psalm 104
in stille aanb'dding te zeggen«O Heere,
mijn God, Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed
met majesteit en heerlijkheid», doch om ook
met psalm 107 in te stemmen. Als deze psalm
verband legt tusschen Gods daden en 's men»
schen geestelijke en sociale actie, roept de
dichter telkens uitlaat zij voor den Heere
zijne goedertierenheid loven, en het is de be»
tuiging van bedoelde reizigers als zij in het
vaderland terugkeerden en vergelijken moch»
ten de zegeningen ons volk boven andere
volken geschonken «dat wij toch verstandelijk
letten op de goedertierenheden des Heeren».
Wat zijn wij toch buitengewoon rijk geze»
gendl In alle opzichten 1 In het leven van
onze huisgezinnen, wat is dat heerlijk als ge
hoort van andere onhuiselijke gewoonten. In
de ontwikkeling van ons christelijk school»
wezen. In den rijkdom van onze jeugd»organi»
saties, knapenvereenigingen, jonge meisjesver»
eenigingen, jongelingsvereenigingen, meisjes»
vereenigingen, om van zang», muziek», sport»
en andere organisaties niet eens te spreken.
In den bloei van onze chr. soc. organisa»
ties arbeidersbeweging, middenstands», werk»
gevers», boeren» en tuindersbonden, Patrimo
nium, Werkmansbond.
In het politieke leven alom vereenigingen
die christelijke politiek bevorderen willen.
In de perseen uitgebreide chr. dagblad»
pers op politiek gebied. Tal van politieke
weekbladen. Een overvloed van kerkelijke
weekbladen (Hier en daar misschien zelfs te
veel van het goede, zoodat men vraagtzouden
de bevoegde autoriteiten niet eens moeten
gaan bepalen de juiste verhouding tusschen
geestelijke volksbehoeften en uitgevers»idealen).
In ons kerkelijke levenIn de prediking
en in allerlei arbeid, die voorts van de kerken
in ons vaderland uitgaat, teveel om op te
noemen. Zegeningen zoo groot, dat ze niet
zijn weer te geven en waar we in elk geval
leven zijn noodig voor de rechten en belan»
gen van allerlei groependoch daarboven,
daarnaast is eenheid der Christenen zoo brood»
noodig dat men er wel bij zou kunnen wee»
nen, waar die ontbreekt, waar die wordt ge»
broken, waar die niet als behoefte wordt ge»
voeld.
Wat zijn we als patroons, werklieden, winke»
liers, boeren, tuinders, stadsbewoners, platte»
landers, intellectueelen, ongeleerden, leiders,
geleiders, bestuurders, leden, toch dikwijls
kortzichtig, egoïstisch, kwaaddenkend tegen»
over de andere groep en hatelijk, onbroederlijk
in 't oordeel en in de daad. En dat zoowel
persoonlijk en als vereeniging. Wat moet onze
haan toch veel koning kraaien. Wat heeft ons
groepsbelang en gemak toch een groote plaats
in onze raadgeving.
En datterwijl ons volksleven wordt
ondergraven door den vijand, terwijl de ge»
bouwen waar wij met ons org leven ook 'n
kamer hebben, geheel wordt ondermijnd en
vandaag of morgen de lont maar hoeft aan»
gestoken, om de zaak op te blazen
Wat zouden we dan, als de boel in de lucht
vloog, elkaar helpen en bijstaan hè, als de ge»
wonden vele en de gedooden machtig vele
zijn, dan zou alle groepsinzicht en groeps»
belang totaal zijn vergeten.
Wat zou er dan een heerlijke eenheid wor»
den gezien, om de wonden te heelen van de
verslagenen Het is niet zoo absurd als't lijkt
dat Kingsley zegt»Als de Kerk één dag haar
Nu het mooie weer is aangebroken mag Betsy in de Haagsche Dierentuin wandelen met haar
oppasser. Een aardig kiekje van een ontmoeting van het jeugdige olifantje met kinderen in
de Haagsche Dierentuin.
eeuwig God voor hopen te danken. Al ver»
geten we de andere genoemde schatten niet.
Die verre reizeD doet, verhaalt veel van
allerlei gemis van die zaken, welke wij heel
gewoon vinden en waarop onze buitenland»
sche vrienden jaloersch zijn.
En tochen tochWij moeten eens
heel ernstig de vraag overwegen of het niet
mogelijk is, hier en daar wat te bezuinigen,
door in ieder geval niet méér vereenigingen
te hebben of op te richten als strikt noodig is.
En dan heb ik speciaal het oog op het ter»
rein van ons volksleven, op allerlei werk, dat
bedoelt het bewaren van de geestelijke goe»
deren van ons volk en het bestrijden van
volkszonden.
Dat er op staatkundig en kerkelijk terrein
ook ongemotiveerde scheidingen bestaan en
er eenheid van organisatie kan zijn, omdat er
eenheid is in grondbeginselen voor het be»
paalde terrein waarop men werkt, laten we
hier buiten bespreking, omdat je sommige
zaken diep kunt betreuren, maar moet zeggen
daar is niets meet of thans niets aan te doen,
de wegen gingen helaas uiteen, 't komt nooit
méér of misschien wéér terecht. En dat niet
overal eenheid gewenscht is, omdat er bij het
gemeenschappelijke geloof in den Heiland,
toch ook is, diepgaand verschil van inzicht
omtrent paedagogie, democratit, kerkrecht
dat men in de practijk hemelsbreed uiteen
gaat, dit laten we ook rusten.
Maar wat we hier wel moeten stellen, is dit
woord van Da Costa«Toenadering eischt
Gods orde en der tijden nood» voor onze alg.
chr. soc actie 1
Men zegt wel eens van bepaalde dingen
Als ze er niet waren, zouden we ze moeten
uitvinden Terwijl als ze er zijn, men ze niet
waardeert.
Allerlei speciale organisaties in het sociale
roeping verstond, zou aan den avond de
wereld bekeerd zijn», indien ge denkt aan
die eenheid, die dan zal komen tusschen de
Christenen. Maar waarom dat dan na een
catastrophe I Waarom niet nu I
«Patrimonium» is een instituut, tot heil van
ons volk, dat zou moeten gemaakt als 't er
niet was, hoe staat ge er tegenover?
Vroeger schreef de kastelein met krijt de
vertering der gasten aan een bint in de gelag»
kamer.
In het gebouw C. S. B. te Utrecht staat
ook een rekening aan den balk, die door
velen nog niet is betaald «Voor het volk om
Christus' wil«.
Voldoe ze in uw eigen belang en om uw
gezin.
Neen doe het om Gods wil«Opdat zij
één zijn en opdat de wereld bekenne dat Gij
Mij gezonden hebt.
W. HEIJNS.
Het feest van de verrezen Paaschzon hebben
wij weer gevierd.
Nu wil ik hier over het Paaschfeest niet
schrijventijd en plaats daarvoor was in het
laatste nommer der vorige week.
Maar wel neem ik even' mijn Bijbel.
En ik lees iets uit den Paaschtekst,
Laat het maar zijn uit Mattheus
«En laat na den sabbat, als het begon te
lichten, tegen den eersten dag der week,
kwamen Maria Magdalena en de andere
Maria, om het graf te bezien.
En zie, er geschiedde een groote aard»
beving, want een engel des Heeren, neder»
dalende uit den hemel, kwam toe en wen»
telde den steen af van de deur en zat op
denzei ven.
En zijn gedaante was gelijk de bliksem
en zijn kleeding wit gelijk sneeuw.
Totzoover lezen we de Heilige Schrift.
Zeg mij nu eens, gij eenvoudige bijbellezer 1
is het niet alzoo, dat de Schrift hier «klaar»
blijkelijk« historie geelt, d. w. z. een verhaal
van dingen die alzoo zijn gebeurd, geschreven
door den bijbelschrijver Mattheus verlicht en
geleid door den Heiligen Geest, die in Zijn
woorden niet feilen kan
En vólgt daar niet uit, dat de personen en
zaken, hier genoemd ook «zinnelijk waarneem»
baar» zijn geweest, voorzoover niet de Bijbel
zelf leert, dat ze behooren tot een orde van
wezens, die niet met de zinnen kunnen waar»
genomen worden
Dat laatste is 't geval met den engel.
De engel is een geest en valt als zoodanig
buiten alle waarneming der zinnen.
Daarom staat er ook van een »gedaante«,
die hem gegeven was van kleeding hem voor
deze speciale opdracht geschonken, en die
gedaante was zeer zeker wèl «zinnelijk waar*
40 cent per regel.
VOOO DLH 5KIN KDU9
um yiuuiuiu,
Kipstraat 85»87 Rotterdam
M&* ZIE DE 5 ETALAGES
Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87
Aanbevelend, J. HEN1GER Jr.
neembaar», want zij boezemde den wachters
den grootsten schrik in.
Alle deze dingen zijn zuivere historie.
Niet omdat Mattheus het zegt.
Want hij was ook zelf een mensch.
Ook niet, wijl hij alles te voren terdege
had onderzocht, want bij zulk onderzoek kan
men zich ten zeerste vergissen.
Evenmin, wijl hij het opschreef uit den
mond van ooggetuigen, want die waren er
nietde wachters waren ter aarde gestort en
werden als dooden 1
Om geen van alle deze redenen.
Maar omdat de Schrift het zegt
En omdat die spreekt met goddelijk gezag
en-goddelijke autoriteit en tot ons komt, niet
met de vraag of we dit alles wel gelooven
willen en gelooven kunnen, maar met den
eisch dat wij gelooven zullen, willen we een»
maal zalig zijn-
Natuurlijk, dit alleen historisch te gelooven
baat niets ter zaligheid. Ook is het de Heilige
Geest, die er ons van verzekert in het hart,
dat Gods V-oord »de« waarheid is. Ook blijkt
den geloovige bij ervaring «de kracht van
Christus' Opstanding« in zijn hart.
Doch hoe waar dit alles ook is, het waar»
heidsstempel der Schrift heeft zij in zichzelf
omdat zij Gods Woord is, is de Heilige Schrift
de waarheid.
En dat is voor ons een geloofsstuk.
Al ligt er de geloofservaring nog zoo door»
heen gestrengeldik gelóóf dat dit graf een
graf was, de steen een steen, het zegel een
zinnelijk waarneembaar zegel. Jozefs hof een
wezenlijke graftuin, omdat de Heilige Schrift,
die als Gods V-oord «de waarheid« is, klaar»
blijkelijk dit alles als zinnelijk waarneembaar
voorstelt.
Dat is de eenvoudigheid des geloofs.
Gij komt aan «de zaak« zegt men.
Neen, die bespreek ik niet.
Ik noem zelfs geen naam noch plaats en ik
geef dadelijk toe dat meer dan een;- zijde van
«de zaak« beter ter bespreking op haar plaats
is in een kerkelijk blad.
Maar deze ééne zijde is algemeen.
Het gezag der Heilige Schrift.
Daarmee staat of valt niet eenige kerk, maar
het Christendom. En als eenig christelijk blad
verzuimde of opzettelijk weigerde, zijn lezers
over dit gezag der Heilige Schrift eenvoudige
voorlichting te geven, omdat het dit aan een
speciaal Kerkblad overliet, dan zou het zijn
roeping slecht verstaan,
Een christelijk blad toch wil opkomen voor
de christelijke beginselen. Maar hoe zal het
vermogen die na te speuren of af te leiden,
als er geen vastheid van inzicht is aangaande
de autoriteit, het gezag van de Schrift
Dat is natuurtijk een vraag en de eenvou»
digste lezer voelt dit wel, die aan alle andere
ten grondslag ligt en dwaasheid is b.v. wat
vele ethischen doen, die met elkaar liefelijk
over «christelijk» kunnen spreken, terwijl zij
niet puften uit de Schrift, maar in laatste in»
stantie uit de geloofs-ervaring, die ze van den
Christus hebben, een iegelijk in zijn eigen hart.