I I voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. ijes i Antire volutionair Orgaan SI erdam IN HOC SIGNO YINCES .EN zeep von paó ken iwu E r neerdan 50 No. 3210 ZATERDAGï27 MAART 1926 41STE JAARGANG EERSTE BLAD. Vast accoord «sientas EflOUER DE TERKERH 1 Op den Uitkipt. üsciaiïig-ileciedeeiingen. 1 I ^SS&FS2i?533BSh KERIJ VAR IS aan het e n NROTTE 1V GEÏI - COHTRflCTEH duizenden of wend U tof rijf te be- ïrijving en n huur- >enderpark 27382 mzet eestal eren W. BOEKHOVEN ZONEN .411e stuRken voor de Redactie bestemd» Advertentiën en verdere Administratie» franco toe te zenden aan de Uitgevers sn -s ereid 5 Zien we terug naar 1901. 'n Kwart eeuw geleden nu. Een der zegenrijkste jaren uit onze antirevolutionaire geschiedenis; het jaar toen Dr. Kuyper optrad aan 't hoofd van het Coalitie-kabinet. 't Gaf een geweldige stembusstrijd. Maar tevens een goede en hartelijke samenwerking van de drie partijen Rechts. Veel werkte daartoe samen. ^Daar was vooreerst de Kuyper-figuur. X In de jaren '97'01 had hij in de Kamer een plaats ingenomen van groote teekenis. Hij had er duidelijk getoond, dat hij niet alleen scribent was over staatkun dige onderwerpen \oor het volk maar dat hij ook zijn staatkundige beginselen met groote kracht wist te verdedigen tegenover tegenstanders van allerlei aard. Denk aan de Ongevallen-wet. 4 Denk aan de Kamer van Arbeid. Denk aan 't Lager onderwijs. Denk aan zijn schitterend pleit voor de twee Boeren-republieken, die waren uitgesloten van de Eerste Vredes-con- ferentie. Denk aan zijn Leerplichtstrijd. En in breeden kring was de meening orgedrongen Elk hebbe zijn beurt, nü is het de dag van doctor Abra- Kuyper. We noemden de Leerplichtwet. Niet zij alléén, maar zij méé, had en bevreesd gemaakt voor verdere bfoeven in die richting en zoo woei ïdan de wind in 1901 „Rechts". i Nu moet men echter hierop letten. ff De samenwerking van 1901 ging Hitelijk niet verder dan de stembus. Die geopend, was zij uit. Toen stonden daar drie van elkaar Onafhankelijke partijen van Rechts in pe Kamer, zónder verdere afspraak. I Ze hadden elk hun eigen program gehad. Ja, zelfs dat was niet precies. De Chr. Historischen toch wilden in dien tijd van een stembusprogram nog niets weten en hielden zich alleen aan hun beginsel verklaring. Nu, als men weet, is dit anders. Ze noemen het dan wel geen „Pro gram van Actie" maar het is toch precies hetzelfdejajuist op die stembusver klaring beriepen zij zich ditmaal, om aan te toonen, dat zij in in de Kamer niet anders konden en mochten dan tegen het „Gezantschap" stemmen. Maar tóén was er geen program. En toen dan ook dr. Kuyper van 'Hare Majesteit de opdracht kreeg, moest hij éérst van voren af beginnen met een program op te stellen en daarop de instemming vragen van de drie par tijen van Rechts. Dat gelukte hem vrij spoedig. En toen het gelukt was, zocht hij bekwame mannen, om als minister naast hem plaats te nemen. Zoo is het in 1901 gegaan. O.i. de juiste manier, Op precies dezelfde wijze heeft dan ook de heer Colijn in 1925 zijn kabi net in elkaar gezet, dat even vast ge zeten zou hebben als dat van Kuyper, indien men niet dat struikelblok van het Gezantschap op zijn weg geworpen had. Het was de aangewezen methode. Maar Kuypers blik reikte verder. In 1901 was het goed gegaan. De drie partijen Rechts vonden elkaar na de Stembus op eenzelfde regeerings- program. Maar 't kon ook anders gaan 1 En wat indruk moest dit maken in 't land, als de kiezers van Rechts eerst op raad van hun partij t lkanders can- didaten hadden gesteund en gestemd, waar dit noodig was, en als deze dan gekozen zijnde in de Kamer niet tot overeenkomst konden geraken Dat was erger dan een stembus-neder laag. Neen, wilde men een vasten grond slag van samenwerking hebben en daar mee, voorzoover menschen hiervan spre ken kunnen, zekerheid van een parle mentaire meerderheid, dan moest er een kort gemeenschappelijk program zijn vóór de Stembus. Zóó oordeelde Dr. Kuyper. Daar kwam nog iets bij. Werd er pas nó de Stembus over een mogelijk Regeeringsprogram onder handeld, dan geschiedde dit door de partijen in de Kamer en Kuyper oor deelde het terecht meer in 't publiek belang dat dit geschiedde vóór de Stembus, door de partijen in het land, ten aanhoore van het gansche volk. Dit doel nu heeft Dr. Kuyper maar zeer ten deele mogen bereiken. Een paar keeren is er zoo iets als een gemeenschappelijke uitspraak vóór de Stembus geweest. Doch gemakkelijk ging het niet. Vooral de Chr. Hist. Unie vreesde zeer, zich al te veel te zullen binden. Daarbij, Kuyper werd ouder. Hij had die kracht niet meer van voorheen, ook niet op politiek gebied, waarbij kwamen onaangenaamheden in de eigen partij. En toen kwam 't Evenredig Kiesrecht. Daarmee was 't ineens uit. De partijen hadden elkaar vóór de Stembus absoluut niet meer noodig tot bijstand of hulpze konden met eigen kracht precies hun getal brengen in de Kamer. Zoo zal 't ook wel blijven. Zoolang er E. X. is. Wel heeft de Heer Van Vuuren on langs een merkwaardig betoog geleverd, dat een Coalitie vóór de Stembus tot overeenstemming behoort te komen, maar dit is thans louter theorie. De Coalitie ligt gebroken. En er is te véél stof opgejaagd, om voorhands een herstel van vroegere toestanden te kunnen verwachten. Maar wórdt zij ooit hersteld Geschiedde 't dan op vast accoord „De groeiende stad, centrum van ontaarding". I. Hebt u het interessante boekje van Henri George „Sociale vraagstukken al eens gelezen Het is in 1884 uit het Engelsch ver taald en uitgegeven en hoewel het, naar deskundigen zeggen, gzen wetenschap pelijke waarde heeft, is het wel aardig om allerlei opmerkingen die de schrij ver de bekende voorstander van het akkersocialisme maakt. En hij heeft er slag van om iets raak te zeggen en het boekje is zelfs boeiend. „Ik ken een mensch", (zoo schreef Prof. Geesink eens, recenseerende) die het onderwerp „akkersocialisme" behandelen moest op de J. V. en hem als bron gebruikte die mensch was heelemaal ingepakt door George's taal en argumentatie, maar hij kreeg er in de bespreking aardig van langs van de oudere vrienden, en het geloof in het akkersocialisme was mitsdien maar een tijdgeloof, dat door de zorgvuldigheden des debats snel werd verstikt. Bijzonder het hoofdstuk over „stad en land" in George's boek, is ver dienstelijk „Het leven in de groote steden is niet het natuurlijke leven van den mensch. Hij moet daar ontaarden, lichamelijk, geestelijk, zedelijk. Cobbet vergeleek zelfs in zijn dagen reeds Londen met een leelijk uitwas op het schoone gelaat van Engeland. De groote bevolkingen onzer steden zijn afgesloten van den zegenrijken invloed van Gods natuur. De bloemen, de beken, het koren, de wind in de takken buiten, ze weten er niet van. De geluiden der natuur worden verdoofd door het ge- druisch der stad. Zij zien zon en maan, zooals een man in een put ze zou zien". Ds. J. v. Andel wijst in zijn Gew. Geschiedenis er op, dat reeds in de eerste jaren der menschelijke geschie denis de stad van God aftrekt, de na tuur tot Hem opheft. De heer C. Smeenk sprak op het feest van de afd. Amsterdam, in het Amsterdam waar men alle vogels fin- kies" noemt, met merkbare ontroering over het vraagstuk der groote stad, waar de mannen van Patrimonium een roeping hebben; centrum van ont aarding als de stad op zoo menig ge bied is. Waarde lezer! Kunt ge die ontroering begrijpen Dan moet ge zelf al eens getroffen zijn geweest als de stad aan- schouwdet. Hebt ge al eens de stad gezienzooals ze daar leeft de dager der week? De stad met haar menschen- massa waar ge als leek van vraagt: waar leven al die menschen tot van, eten ze elkaar op De stad met haar fabrieken en kantoren en ontelbare winkels. Met haar trams, vrachtauto's omnibussen, fietsen, met haar verbijste rend verkeer. Met haar dagbladen, haar café's, bioscopen, schouwburgen. De stad met haar duizenden en duizenden kiezers, die evenals in voorgenoemde dingen, veelszins bewijzen dat ze met God niet rekenen, met het leven des geloofs hebben afgedaan? En de groei der steden gaat als maar door, waar, wanneer zal dat ophouden Zal den Haag, dat hard groeit geloof ik eerlang Rotterdam en Amsterdam annexeeren, gelijk men dezer dagen schertsend schreef? We moeten God danken dat ons kerkelijk leven in de steden niet ongezegend is en niet te peilen zelfs is de rijkdom, die ons in de Kerk is geschonken. En óók, hoe verkwikt de Zondag ons telkens weerals we den Zondag niet haddenja men zou haast zeggenwie zou in de stad dan zalig worden (Stel het u eens voor, hoe het leven zou zijn van u, zónder den Zondag den wekelijkschen dag des Heeren). Maarhebt ge de stad óók ge zien op den Zondag Ja Heusch Goed gezien En nu plaatst me daar de heer Smeenk „Patrimonium" in verband met de groote stad zeg niet te gauw mijn stad is niet groot en dat zou een mensch bijna wanhopig maken als hij het meent met zijn werk in „Patri monium". Men heft onwillekeurig twij felmoedig de hand omhoog bij zoo'n verbandde groote stad én Patrimonium. Ja, doe het, steek de handen omhoog, omhoog tot God als ge dat verband zag en bid Hem voor uw stad en voor uw afdeeling daarin Wantwaar Patrimonium in de groote stad is, (o stedeling waar „Patri monium" liet is, gevoel uw roepi ïg toch daar groeit de afdeeling er hope loos onder. Meen maar niet dat het bij u, in uw stad, niet het geval is. Verbeeld u maar niet, dat de zaak bij u in orde is. Geestig sprak de grijze van Vliet op 22 Febr. 1.1. er van, dat Patrimonium door de „H. Post" werd onderschat wat haar huidige invloed betrof, doch óverschat dien invloed nu weer niet. Een prediker in onze hoofdstad hoor de ik eens zeggen, dat wij moesten zorgen, dat door onze actie het Evan gelie als gist het deeg van het wereld leven moest doorzuren en Patrimonium heeft daar een geweldige taak in. Waarin merkt ge de werking van net gist bij u Waarin Eerlijk zeggen hoor waarin Zal ik eens ondeugend zijn Het brood dat we aan onze eigen men schen leveren, en lang niet aan alle onze menschen leveren we nog, is soms niet eens goed doorgist. We hebben zoo kleine kracht en toch staan we in de groeiende stad, centrum van ontaarding op zoo menig gebied. Hoe zou het moeten en kunnen zijn met Patrimonium, als alle man en vrouw die Jezus als zijn Heiland en Koning kent, met ons mee werkte Hoe Dan zouden de edelsteenen van het vaderlijk erfdeel ook tot Gods eer schitteren in de straten onzer steden. Mag ik hier over dit punt even afbreken W. HEIJNS. VOOO ELK 2^'iN KEUS Het goedkoopste, Hei grootste, Het mees! gesorteerd Hoeden- en Pettenmagazijei Vt <1 ivc/Ó. I AU Gev. 1885 390 i Rotterdam nz- Gev. 1885 70 O Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en ATERDAG. ABONNEM NTSl'RIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. BlUTKNLAND bij voc uitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDEKL1 KE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worth,»,, berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur 99 99 ATOREN Hij was er „de" redenaar. y Onlangs las ik ergens een bizonderheid uit een rechtsgeding. Het ging over een misdaad. Die ik nu niet ophaal. Maar nu was de vraag gerezen, naar aan» leiding van het beklaagde» en getuigenverhoor, of zekere bizonderheden der misdaad alzóó, als de Rechtbank ze formuleerde, konden zijn geschied, ja of neen Drie deskundigen waren er wel. Mannen van naam en wetenschap 1 Waar ieder hoed voor licht. En wat was nu het geval Hun getuigenis was niet eenparig. Sterker nog, het liep zoover uiteen, als 't maar kon. A kon met stelligheid verzekeren dat de dood niet kon zijn ingetreden, gelijk het geval zich stelde. B durfde niet met zekerheid te zeggen dat 't niet kón en C gaf als zijn meening te kennen, dat het zelfs waarschijnlijk leek dat het zoo wèl was gebeurd, zoodat de Recht» bank in niet geringe verlegenheid kwam. Alle drie waren ze »hooggeleerd«. In hetzelfde vak en wetenschap. Niemand twijfelde aan hun kunde of blanke oprechtheid. En toch 1 't Behoeft ons niet te verwonderen. Wij zijn tenslotte eindige menschen. Die zich licht vergissen kunnen 1 En dat moet ten eerste de mannen»der»We» tenschap bescheidenheid leeren en het moet óns leeren de resultaten der Wetenschap als zoodanig te eeren, met name ook wanneer ze het leven der menschen verbeteren, verge» makkelijken en veraangenamen, waarvoor Gode dank behoort, maar toch ook moeten we al» toos bedenken, dat de wetenschap falen kan. Men spreekt van «uitkomsten® der Weten» schap. Zeker moeten we daarmee rekenen. Maar nimmer hebben ze onfeilbaar gezag, zoodat wij zouden moeten zeggenDe we» tenschap heeft gesproken, dies is het zoo. Wij houden ze in hooge eere. Maar die eere hééft haar grens. Al was 't alléén maar, wijl de historie leert, dat een en dezelfde Wetenschap in de eene eeuw waarheid heette, wat de volgende waan noemde. Denk aan een man als Pasteur. Hoe zijn vindingen veel omverwierpen, wat tot nog toe onder de meeste mannen der Wetenschap als volstrekte waarheid aange» nomen werd. Slechts de Schrift heeft volstrekt gezag. Niet voorzoover, maar omdat zij Gods Woord is. En de «geloovige wetenschap®, zooals in den laatsten tijd meermalen herinnerd is, acht zich dan ook gebonden aan de Heilige Schrift. De Schrift is het Woord van God. De wetenschap een gave Gods Iedereen begrijpt nu direct wat een ge» wichtige vraag het is, hoe die twee, n.l. Schrift en Wetenschap zich tot elkander verhouden. Het is den laatsten tijd zóó gezegd Bij de uitlegging der Schrift moet men naarstig en dankbaar rekening houden met de uitkomsten der geloovige Wetenschap, d.i. van die wetenschap welke zich gebonden weet aan Gods Woord. Daar is, dunkt mij, niets tegen. Ja, daar is alles vóór te zeggen. Wat mij den laatsten tijd trof was juist, dat dit als iets nieuws op den voorgrond gescho» ven werdik meende, naar het weinige licht dat een gewoon mensch hierin heeft, d.w.z. 'n niet»gestudeerd mensch, toch met gebruik van mijn gezond, redelijk verstand te durven zeggenMaar dat doen onze theologen al vele jaren lang. Ik laat mijn gedachten maar eens gaan. Prof. van Gelderen heb ik meer dan eens hooren preeken over een tekst uit de profe» ten en wel uit den laatsten tijd van het Rijk van Israël of van Juda. Nu weet elk, die daarover wel eens iets las, dat over dien tijd en over de geschiedenis der rijken van Egypte, Assyrië en Babel, door de opgravingen en onderzoekingen in het Oosten veel nieuw licht is opgegaan en al bracht de professor nu zijn «bronnen® niet op den kansel, dat hoort meer bij de stu» denten thuis men kon toch best merken, dat hij bij de verklaring van zijn profeet van die »bronnen«, door de wetenschap ontsloten, een dankbaar gebruik had gemaakt. Onlangs las ik nog weer eens over het pas in nieuwen druk verschenen eerste deel van prof. Geesink's werk «Van 's Heeren Ordinan» tiën« en dan speciaal wat hij over de Schep» ping en de Toebereiding dezer aarde schrijft. En dan merkt men, hoe hij ook terdege kennis genomen heeft van de theoriën der nref-geloovige Wetenschap. Hoe hij met name, eer hij schrijven ging, terdege op de hoogte was van de Evolutie leer, welbekend. En wat is dan zoo merkwaardig? De grondgedachte van die leer, waarin zij zich vierkant tegen de leer der Schepping over plaatst, wederstaat hij met groote kracht, zijn 40 cent per regel. Kipstraat 85»87 -* 1 Rotterdam SV ZIE DE 5 ETALAGES Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87 Aanbevelend, J. HEMISER Jr. uitgangspunt nemende in het «Daar staat ge» schreven 1« Op dat punt wijkt hij geen streep. Ja, 't is of hij in zijn schrijven daarvoor boven alles bedacht is, dat men toch niet meenen zal, dat hij ook maar één enkel kor» reltje wierook aan die grondgedachte der Evolutie»leer offeren zal. Maar met de methode, met de onder» zoekingen, zelfs met de uitkomsten van het onderzoek der Evolutie»geleerden, daarmee heeft hij bij de verklaring der Schrift wel de» gelijk en dankbaar zijn winst gedaan. Wij moeten dit niet vergeten De Schrift geeft zekerheidzij spreekt met gezag; zij zegt dat het zoo en niet anders iszij is de openbaring des Heils en in alles wat met dat Heil samenhangt, is zij niet moeilijk te verstaan, maar helder en klaar en heeft zij geen ophelderingen van eenige We» tenschap noodig, om een arm zondaarshart te leeren hoe het zal zalig worden. Ik sprak daar van de openbaring en den weg des Heils. Daartoe behoort niet alléén de komst van Christus in het vleesch en al wat daarmee samenhangtneen, immers die openbaring slaat haar wortelen tot in de eerste hoofd» stukken der Heilige Schrift. Neem b.v. weer de Evolutie»leer. Evolutie wil van geen Schepping weten. 't Een is uit 't andere voortgekomen. En de stof, wel die is eeuwig, anders weet de Evolutie er geen raad mee en die doode stof is op een gegeven oogenblik, hoe weet zij niet, maar 't móét wel, in de oercel tot leven gekomen en uit die oercel is daarop al wat leeft op aarde, vliegt in de lucht en wriemelt in de zeeën ontstaan. Ook, natuurlijk I de mensch. Al zijn hier nog steeds een of meer over» gangsvormen zoek. Wat heeft dit nu met het Heil te maken Veel en in alle manieren. Als dan de mensch géén vrucht is van Schepping, maar van Evolutie, weldan mag er al of niet een God zijn, doch die God is geen Schepper. Een Schepper nu heeft over zijn maaksel zeggenschap. Omdat God ons geschapen heeft en zóó geschapen, daarom had Hij ook het recht ons Zijn Wet voor te schrijven en aan Adam en Eva in 't bizonder het proefgebod te geven. Maar komt de mensch door Evolutie voort Zoo is er geen God, die récht op ons heeft. Dan is er vanzelf ook geen zonde. Want zonde is overtreding der Wet. En als niemand het recht had om een Wet Jm

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 1