BEER I0|8S{ 1911 voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. mm I :aad Antire voluiionair Orgaan i i DIN kking ES [ODEISL IVELD No. 3206 ZATERDAG 13 MAART 1926 41ste JAARGANG J I EERSTE BLAD. Op den Uiikijk. tS Mz. IER Cz. lefoons rksland landel V it 731 DAM* SOORTEN, - ;aria, pal- 1, AZALIA'S VARENTJES, ïMENMAND- i, BESSEN, CROZEN enz. IN HOG SIGNO VINCES Alle stukken vopr de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franeo toe te zenden aan de Uitgevers Overheid en Ongeloof. „Ongeloof" in godsdienstigen zin. Het ongeloof toch weigert beslist, pertinent, welbewust, te erkennen het geen God in Zijn Woord openbaart. 't Loochent al de goddelijke waar heden. Het is nog iets anders dan dwaling. I [De dwaling neemt öf alle waarheden aan, maar geeft aan sommige een ver keerde uitlegging, öf zij houdt aan de hoofdwaarheden vast en laat andere glippen. is De dwaling dient bestreden. fl Het ongeloof streng bestraft, jf Met de „dwaling" kön men in som mige gevallen nog redeneeren zij wil nog luisterenzij kan onder Gods Zegen verholpen worden en van dwaling ge zuiverd men heeft nog punten van aanraking. Met het ongeloof echter niet. i |Dat zegt op alles kortweg Neen Het wil nergens van weten. pgEn nu zijn er trappen en graden. Èl Er is ongeloof-door-onwetendheid. L Ongeloof ook uit onverschilligheid. Het ongeloof kent noch erkent den hoogen God, „Daar is geen God is de klassieke leus van de mannen des ongeloofs. Spot dus met een openbaring Gods. Loochent Hem in Zijn werken. Ook in Zijn werken-der-genade. Al wat daarvan verteld wordt is pries- T" terbedrog, uitgedacht om de menschen 01 zoet te houden en te bedotten en er zelf profijt van te trekken. J Dat is het ongeloof. Ongeloof is een schrikkelijke zonde. „De" zonde, kan men wel zeggen. Ongeloof en ongehoorzaamheid, want die twee gaan altijd gepaard. En als ge er de Schrift op naleest, met name ook het Nieuwe Testament, dan zult ge opmerken, hoe telkens J Jezus en de apostelen zich met krasse (woorden, ja met heiligen toorn tegen dat ongeloof wenden. Hoort den Heiland zelf in zulk een toorn uitroepen „o, gij ongeloovig en verkeerd geslacht, hoe langen tijd zal ik nog bij u zijn 1" En ook de apostelen teekenen dat ongeloof op allerlei wijs, bezien het van alle kant, zijn wortel, verschijnings vorm en vrucht, en telkens weer geven ze waarschuwend te kennen, hoe op dit ongeloof volgen moet en volgen zal „het eeuwig verderf". Döt is de volte raad Gods. g Vrede in het bloed des Kruises. Men kan en moet tegen dat ongeloof getuigen. Maar het overtuigen, gaat niet, kan niet, juist omdat het „ongeloof" is. Ja, zelfs wat het getuigen betreft, waarschuwt de Heiland nogwerpt uw paarlen niet voor de zwijnen Gelukkig, dat 't den Heere God be haagt, om Zijn almacht ook nog aan ongeloovigen te verheerlijken Hij kan ook den ongeloovigen nog brengen tot verbrijzeling des harten, zooals een Paulus, die het „in zijn onwetendheid had gedaan". Maar er is óók een oordeel-der verharding En nuOverheid en Ongeloof. Op dat punt is verschil van meening tusschen ons, antirevolutionairen en christen-broeders, die ons vaandel ver lieten. En wat is nu het gevéSr? Dat men, om op eigen standpunt des te steviger te staan, dat verschil veel grooter gaat maken dan het werke lijk is. Er is verschil, dat geven v^e toe. Al behoeven we daarom niet elkaar te mijden en te schuwen in het poli tieke leven. Maar het is een verschil in graad. Laten we dat, broedersniet vergeten. Het is niet waar, dat de A. R. partij zou m^enen, dat het op den weg der Overheid zou liggen, om ook het bru taalste ongeloof maar volle vrijheid van propaganda, ja van lastering te geven. Ongeloof is geen godsdienst. Het rekent juist niet met God. ^Het heeft dus met godsdienstvrijheid niets te maken. Onze christelijke Overheid heeft dan ook de „Dageraad" maar niet onge stoord haar gang laten gaan en de publieke lastering van God wenschen wij niet ongehinderd te laten in de vrijheid van ieder, die zijn tong tegen den Allerhoogste wil verheifen. Dat wij op dit terrein- de lijn alom reeds hebben afgebakend, zal niemand onzer beweren. Maar niet waar is het, dat wij de meening zouden verdedigen, de Overheid heeft zich op Mar terrein van het ongeloof niets aan te trekken, al braakt het ook de gruwelijkste laste ringen uit. Nu zij, die ons critiseeren. Als men hun positie juist afteekenen wil, dan komt het hierop neer, dat een christelijke Overheid geen ongeloof dragen of dulden kan, ja het uitroeien moet. Als de „afgoderij" en „valsche gods dienst" moeten worden uitgeroeid, dan toch zeker wel het ongeloof. In de zaal, in de open lucht, in de krant, in boek en tijdschrift, in de werk plaats, alom. Maar dat is onuitvoerbaar, zegt ge. Dat ontketent een burgeroorlog. Dat is niet te handhaven. Dat kan hebben bestaan in de maat schappij der allereerste pelgrimvaders, maar niet in een zoo gemengde maat schappij als de onze. Stel u gerust,onze critici trekken zelf de lijn niet door en stel, dat iemand hun de macht gaf in een land als 't onze, ze zouden zülk keeren en weren van het ongeloof niet aandurven. Juist, wat wij beweerden. jgjEr is verschil in graad. In de mate van toepassing. a^En dan is het zeer natuurlijk, dat wie mêe geroepen wordt in de verant- woordelijKheid der regeering sterker wikt en weegt, dan wie maar dóór- praten kan en nooit zal geroepen wor den, om zijn woord in toepassing te brengen. Wij willen vrijheid, géén ongebon denheid. Zij, die ons zoo critiseeren willen toch immers geen dwang? ItecSame-iVlegledeelingeii. Hei goedkoopste, Hei grootste, Hel meest gesorteerd ggr zie de 5 etalages i bij 27298 ude Tonga JSTEIIN Lz. ren levert reer prima ad (tonzaad) >loel, tegen Telefoon 1050 voorraad kammen, ectra's enz. ca's, violen, Pathéfoons, falden, weer» worden door Bevelend, A R N IS an Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEM NTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. BIUTENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDEKLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel, DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten wordta berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. VLITEIT m I Ongeloof is een schrikkelijk kwaad. Ook, uit klare vijandschap. RLANDSCHE E VOORZIET. TIJDSCHRIF» EVENS SIER. DER PERS i Courant Een oudig en prac. ctische mappen :t op weinig or> ontbreken - Het is om zoo van Columbus, deze practische Nederlandsche ces Verderf op den weg des ongeloofs. Elke uiting van ongeloof moet ge keerd. »Hij« was zeiden «ze» wel wat een vreemd «exemplaar*. Daarmee wilden ze allerminst kwaad van hem zeggen Want ondanks veel, ondanks alles, hadden ze toch wel respect voor hem en ze mochten hem wel ook, maar hij was en deed en dacht niet altijd precies zooals zij en dat was weieens lastig, temeer daar hij niet licht van zijn stuk werd gebracht! zich door 't welsprekendst betoog op zichzelf nog niet omver liet redeneeren, doch er de argus menten uitzocht en daar dan de zijne tegen» over plaatste. «Maar», zegt de lezer, «houd ons niet op met raadselen.« Dat wil en zal ik ook niet. Naar oud en beproefd recept zal ik mijn stof verdeelen in drieën en alzoo eerst ver» halen, wie »hij« is, dan wie «zij» zijn en ten» slotte welk «exemplaar» hij in hun oogen was. Toepassing geef ik nietwie die niet zelf maken kan, zou ook van de mijne niets ver» staan. »Hij« dan is een gewoon jongeling. Niets onderscheidt hem van duizend an. deren. Hij is, als de jeugd gewoonlijk, levenslustig, opgewekt, werkzaam, optimistisch, fluit graag een wijsje of doet met een zware basstem, erfenis van zijn vader, de balken dreunen van het huis. Hij kniest niet, zeurt niet, geurt niet en trekt geen lijntjes. Zijn baas or patroon, 'k weet niet hoe ze in dien werkkring elkaar noemen, mag hem graag. Hij kan op hem aan. Zijn arbeid doet hij met lust en al trekt hij zelf aan het eind der week het eens en voors goed vastgestelde loon, zonder extraatjes, aan» deel in de winst of iets dergelijks, zijn «mees. ter», als ik dat ouderwetsche woord es even gebruiken mag, getuigt van hem, dat hij zijn best doet, of ie er zélf de winst van opstrijken zou. Zulke jongelingen zijn er méér. Niet het minst in onze kringen. Daarom noem ik hem «gewoon». Ook, wijl hij nóch uitblinkt, nóch achteraan komthij is verreweg de meesten »middelmaat« Wat zijn gestalte betreftniet ónder dc mili» taire grens, maar evenmin lang als 'n grena» dierwat zijn zwaarte betreft, het vet druipt hem niet van de wangen, maar de ribben steken bij hem ook niet uit. En zoo is het verstandelijk ook. Hij kon op school behoorlijk mee, ging gewoon van klas tot klas over, niet met de hoogste punten, maar toch ook zonder on» deze »ze« maar geheel afwerken en geheel uiteenzetten, waarom ze mijn jongeling «alevel soms een vreemd exemplaar» vonden. Hij had enkele zonderlingheden. Kénde je die, och 1 dan vermeed je zooveel als je er erg in had, hem op die teere punten te kwetsen, waar 't was wat lastig, want je had er zoo vaak géén erg in. »Ze« waren geen vloekers, dat niet Nette jongens, geen kaaiwerkers. Maar och 1 zoo.n uitdrukking als »o God I« of iets dergelijks, rolde zoo licht over de lippen en was d^t nu zoo erg? Je bedóélde er'toch niets kwaads mee. Maar aan »zijn« gezicht zag, je dat 't hem kwetste. En als 't dan nóg eens gebeurde, dan werd hij niet boos, ach neen, maar op een toon dat je hooren kan hoe 't meenens was, kon hij dan zeggen«God hoort het toch wel, zegal roep je er zijn naam niet bij aan 1« En juist omdat overigens ieder hem zoo mocht, wou je dan er niet over heen spotten, maar je had toch het land. Zoo was 't ook met de praterij. Als «hij» er bij was en je had gisteravond een «goede mop» gehoord, maar wat erg dicht op 't kantje af 't was eigenaardig maar je wachtte tot «hij» weg was, eer je ze aan de kameraden vertelde. Maar 't toppunt was 't wel geweest op een feest van de zaak. 't Werd op 'n Zaterdagavond gevierd, om» dat ze dan aan alle kanten den besten en den meesten tijd hadden. »Hij« was er natuurlijk ook bij. Zelfs was hij door de juniores gekozen, om r' j vorige week herdacht de Inlichting van Handelsonderwijs «Kennis is Macht« te Leiden, die zich vooral toelegt op de opleiding van goed onderlegd kantoorpersoneel, haar 50«jarig bestaan met een receptie van het bestuur, directeur en leeraren. Bestuur, zittend v. 1. n. r.Mej. J. Dullemond, A. W. Vink (Secr.), G. W. Zandvoort Ir. (Voorz.) H. J. W. Peeters (Penn.), A. J. J. Verbrugge (Directeur). Staand v. 1. n. r.E S. Offringa, D. J. Lambinon, Z. A. Smit, F. G. Mastenbroek, J. A. Mooy Gzn., J. F. J Schamper en K. Sytsma. voldoendes en had «behoorlijk geleerd», zei meester. Hij wist, wat hij voor 't leven noodig had. Alleen in 't lezen muntte hij uit, dat deed hij altijd graüg. Me dunkt, over «hij» heb ik voorloopig genoeg gezegd. Straks, bij 't derde punt, keert hij terug als «exemplaar.» Over »ze« kan ik voorloopig nog korter zijn. En toch moet ik dit onderdeel van mijn schets weer in tweeën splitsen, want er waren twee «ze's». Mijn jongeling is n.l. in een vrij groote zaak werkzaam, waar hjj met heel wat anderen, ouderen en jongeren samenwerkt. De ouderen zijn meestal ook hoogeren. Bovendien oud en jong zoekt in den regel elkander niet. Maar onder de jongeren zijn er, die hem wel mogenhij is een hupsche, vriendelijke hulpvaardige vent; hij heeft er wel geen intime onder, maar hij houdt van een praatje, van een wandeling, laat zich ook wel op een feestje nooden, Dat is dus één kring, waarin hij zich be» weegt. En in dien kring zitten «ze». Maar 't leven van den mensch is naar meer dan één zijde gericht. En met hem was 't zoo, dat de kring zijner kennissen, die hij in zijn aardsche beroep ontmoette, van de «wereld» was en ook geen andere aanrakingspunten had, dan dit aardsche leven ze meebrengt. En laat ik nu, voor de goede orde, eerst een speech te houden to de patroons gericht, men wist, dat was hem wel toevertrouwd en van zoo iets als zenuwen scheen hij nooit last te hebben. De keus bleek een gelukkige te zijn. Hij had het niet van een papiertje afgelezen, maar zoo voor de vuistweg gesproken en dat was niet «half gaar», als Beets 't in een van z'n puntdichten vreest, maar goed overdacht en eenvoudigweg onder woorden gebracht de zaal had er schik van en de oudste patroon had duidelijk zijn ingenomenheid te kennen gegeven. Maartegen twaalven was »hij« weg. En toen moest het beste nog komen. En wat de voordrachten, en wat de muziek en wat de tractatie betrof«hij» was stil heengegaantot een tafelbuurman, die hem verwonderd aankeek, had bij alleen gezegd «Ik wou graag vóór den Zondag thuis zijn, zie je 1» Ze hadden er zich om vroolijk gemaakt. Toch vonden ze 't ook wel flink van hem, 't was juist tusschen twaalven en tweeën 't gezelligst geweest en hij hield anders wel van een aardigheid, dat wisten ze wel. En daarom was hij hun een «vreemd exemplaar», voor wien ze wel achting hadden, maar met wien ze toch niet goed raad wisten* Nu kom ik aan de andere «ze». Dat waren jongelui van dezelfde kleur als «hij». Daar had hij meer omgang meemet hen kwam hij gedurig in aanraking. Ze gingen naar dezelfde kerk en liepen gezamenlijk naar huis, of wandelden bij mooi weer nog even »'t kerkhof om». De familieën over»en»weer kenden elkaar, kwamen bij allerlei gelegenhe» den met elkaar in aanraking, wat ook voor de jongelieden gold. Velen waren met hem op de jongelingsver» eeniging. Tot voorzitter kon hij het nooit brengen, dat was eigenaardig, maar als secretaris werd hij telkens weer herkozen en hij maakte secuur en correct zijn notulen, waarop zelfs de vit» zuchtigste krent weinig of niets aan te merken wist. Ook ging hij met sommigen op «zang». Zoo was er een club van kennissen en een engere kring van vrienden, met wie alle hij op goeden voet verkeerdedat waren »ze«, die hem wel móchtendie niet gauw iets kwaads van hem zouden zeggen of zonder protest aanhoorenbij wie hij gezien was en die hem tóch in sommige opzichten vonden een vreemd »exemplaar«. Die ietwat anders dacht en leefde dan zij. Hij was zich dit niet bewust. Hij had altijd sterk gestaan onder den in» vloed zijner vrome en verstandige moeder en hij wist niet anders en niet beter, dan dat hij handelde en wandelde zooals zij het hem, naar luid en eisch der Schrift, had ingeprent. Maar laat ik enkele voorbeelden noemen. Ze vonden het vfeemd, dat hij al achttien 40 cent per regel. VOOD BbK Z!IN KDU9 Hoeden- en Peftenmagazijn Kipstraat 85»S7 - Rotterdam Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87 Aanbevelend, JHERIGER Jr. jaar oud was en nog nooit van zijn leven «met een meisje geloopen had». Dat deed je toch tegenwoordig al vroeger I Niet uit meenens, maar voor aardigheid en gezelligheid. Hoe vroeg rookte je al niet een sigaret en 't was immers nóg makkelijker om den eersten keer een meisje aan je arm te nemen, al had ze 't haar nog hangen, dan om je sigaret heele» maal aan 't eind te rooken. Ze hadden er hem es 'n keer naar gevraagd. «Maar daar ben ik immers nog veel te jong voorhad hij in allen ernst gezegd. Toch was hij niet meisjesschuwhij hield van een praatje hij ontweek ze nietmaar hij kwam nooit óver zekere grens. In gezelschap had hij iets eigenaardigs. Als een of ander onderwerp werd behandeld en er waren ouderen aan 't woord, dan zwéég hij en luisterde, kw;am soms es met een schuch» tere vraag naar voren, maar bepaalde zich dan weer tot aandachtig overwegen van 't geen de ouderen daarover bespraken. Dat vonden »ze« vreemd van hem. 't Was niet naar den eisch des tijds. Het was nog zoo oer=ouderwetsch. 't Was nog uit den tijd van Job «Ze» mengden zich vrijmoedig in elk gesprek, dat gehouden werd en gaven hun oordeel ten beste tegelijk met de ouden, ja »ze« schroom» den immers niet, om 't gesprek geheel in beslag te nemen, want immers, het leven ging tegen» woordig zoo snel, dat je er vlug bij moest zijn om je woord mee te spreken, anders was je zelf al weer verouderd en dan was je tijd voorbij. Ik sprak over de jougelingsvereeniging. Hij moest es een keer een moeilijk en ge» wichtig punt behandelen uit onzen schoolstrijd en deed toen alweer niet, wat »zij« deden, hij nam n.l. niet een paar dikke boeken uit de »bronnen« bibliotheek mee, waaruit hij heel wat letterlijk overpende, Hij nam heelemaal niets mee. Toch had hij veertien dagen later 'n opstel dat klonk als een klok, al kwam er dan ook geen enkel geleerd boekenwoord in voor en al was 't alles geschreven in eenvoudige taal. »Ze« hadden er allen van genoten 1 «Waar haalde je dat vandaan vroegen een paar, bij 't naar huis gaan. «Wel, dat wil ik met plezier vertellen, 'k Ben op 'n avond es een uurtje bij meester geweest en daar hebben we er wat over gepraat die gaf me 'n paar brochures en 'n «kort over» zicht» en zoo heb ik 't klaar gespeeld». Vreemd exemplaar I Naar »meester«, die immers voor 't klein grut is, ónder de twaalf jaar«. Dan erbij, hij wou nooit mee «zwetsen». Zoo noemden »ze« onder elkaar 't meepra» ten over dingen, al wist je er eigenlijk weinig van, maar vooral: nóóit je meening opgeven, volhouden, wat een ander ook zei»hij« deed er nooit aan mee Ik wou, dat er wat méér van die «vreemde exemplaren« waren, rechtevoort 1 UITKIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 1