ERK
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
,;«itie
i - y
\Vc\arlüMlêrei\
jgoor bm Jjonitog
DAM
en
sstraai 128
No. 3200
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1926
40STE JAARGANG
IN HOC SIGNO VINCES
EERSTE BLAD.
IG. 1.
BLMEil
I
I
■nfew
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Adminis tratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
COALITIE"
>nen
OltEli, ZE6E-
BOUUI
Het jongere geslacht onder ons moet
vooral niet denken, dat de „Coalitie",
die thans verbroken ligt, op zekeren
dag zoomaar eens uit de lucht is komen
vallen 1
Ook niet, dat mannen als Lohman,
Kuyper en Schaepman op een goeden
dag eens rondom de groene tafel zijn
gaan zitten, om de vraag te bespreken,
of er ook een Verdrag-van-Coalitie zou
op te stellen zijnof er ook politieke
„zaken" zouden kunnen worden gedaan.
Oeen van deze voorstellingen is juist.
De Coalitie kwam niet bij verrassing.
Ook is zij niet gemaakt, maar na
jfe^gdurige dracht geboren en ze heeft
^LSi in haar kinderjaren nog kwaad ge
noeg gehad.
Zelfs zou het heel moeilijk zijn, ja
is het feitelijk onmogelijk precies het
jaar vast te stellen, <iat dan het geboorte
jaar der Coalitie zou zijn.
Ongemerkt is zij niet gekomen.
Geleidelijk aón, wèl.
Men moet ook dat onderscheiden.
Wij zijn zoo gewoon geraakt, om bij
de Coalitie aan drie partijen te denken
maar de C. H. partij is pas aan 't eind
dei 19e eeuw ontstaan; vóór dien tijd
was antirevolutionair en chr. historisch
één en waren er dus twee partijen Rechts.
Omstreeks den tijd nu, dat Dr. Kuyper
den leiding onzer partij in handen kreeg,
was er, tenminste aan onzen kant en
ook bij Dr. Kuyper, geen sprake van
N Wij waren bang-voor samenwerking.
Wij hadden leergeld betaald.
Jarenlang hadden wij zoo'n beetje
thuis en in de kost gelegen bij de
Conservatieve Partij.
Neen, dat was geert „Coalitie".
Daar waren wij te klein en de Con
servatieve Partij was er te groot voor.
Maar er was zekere samenwerking.
Wij mochten die Conservatieven nog
al eens helpen tegen Thorbecke; als
er herstemmingen waren, werd er op
gerekend dat wij de Conservatieven
steunen zouden en in ruil daarvoor
kregen we een lief kninkje en een
vleiend woordeken, benevens de verze
kering, dat men bij gelegenheid aan
ons denken zou.
Ja, ach ja 1 bij gelegenheid
Maar 't is het kruis van (iroen's staat
kundig leven geweest, dat als de gele
genheid er kwam en er was, de Con
servatieven juist niet aan ons dachten
en geen enkele onzer wenschen in ver
vulling brachten.
Het was een jammerlijk tooneel.
Een deel der A. R. richting altijd
maar weer in de bedwelmende omarming
van het conservatisme.
En toen hebben Keuchenius en Groen,
later door Kuyper gesteund, jaren lang
de grootste moeite gehad, om „onze
menschen" uit die omarming los te
krijgen. Maar 't is in 't eind gelukt
Men begrijpt, dat na zulke ervarin
gen en nog versch onder den indruk,
Dr. Kuyper en de zijnen schuw waren
voor elke verbintenis
Er kwam alevel sprake van.
Zelfs van een „Drievoudig Verbond"..
Daartoe zouden dan behooren, de
aftandsche Conservatieve Partij, de
Roomsch-Katholieken en de opkomende
Antirevolutionaire Partij.
Het léék wel aardig.
Het liberalisme lag verdeeld en wroet
te in eigen ingewand, zoodat een over
winning stellig niet ondenkbaar was.
De A.-R. partij zou dan beslist haar
deel krijgen, als ze tenminste niet al
te gulzig bleek en wij hadden op die
manier ook eens wat te zeggen
Maar Dr. Kuyper moest er niets van
hebben.
't Was het oude spel in nieuwe vorm.
„Reken op ons niet!" schreef hij.
Met name, gijconservatieven niet
wij zullen u bestrijden te vuur en te
zwaard en een groot deel uwer erfenis
zal onze zijn 1
Gelijk het dan ook geschied is.
Ook met de R.-K. wilde hij in dien
eersten tijd geen nadere kennismaking.
De A.-R. partij, oordeelde hij, moet
vooral zorgen, dat zij niet te dicht bij
de Regeeringstafel komt, daarvoor is
zij nog te jong en te klein.
Laat haar eerst een 10 20 jaar
groeien.
En zoo leefde hij die eerste jaren
wel niet in vijandschap met de room-
schen, maar toch ook allerminst in
Coalitie.
Elk der twee ging zijn eigen gang.
Eerst langzaam kwam er toenadering.
Daarvoor waren drie redenen.
Ten eerste het wegsmelten der Con
servatieve Partij tot vier, twee, één
man in de Kamer, waardoor de eenige
macht, die de liberalen kon weerstaan
een combinatie werd van Roomsch
en Antirevolutionair.
In de tweede plaats de politieke"
hoogmoedigheid van het liberalisme.
Het dachtNiemand heeft verstand van
regeeren dan wij en onze vrienden
En 't heeft er na gehandeld ookjaren
lang.
Dat begon andersdenkenden te ver
drieten.
De Roomschen nog meer dan ons.
Want wij hadden destijds niet veel
politici en regenten die een post van
vertrouwen konden en wilde bekleeden
het waren méér uitsluitend dan nti
„kleine luyden".
En ten derde, was er de School.
Dat was wel de hoofdzaak.
Na het zoogenaamdé „Mandement
der Bisschoppen" had de R. K. partij,
beslist partij gekozen tegen de Openbare
School.
Toen kwam daar de Schoolwet van
'78.
Die de tegenstelling zoo verscherpte.
Zij bracht Anti's en Roomschen onge
zocht dichter bij elkaar, de verstand
houding werd betermen streed tegen
het liberalisme éénzelfden strijd, bij de
Stembus, in de Kamer, in het Land.
Neen, er was nog geen Coalitie.
Doch ondergronds groeide ze.
Hoe ze tenslotte er kwam en was
dom kreeg, brengen we allicht eens
een volgenden keer in herinnering.
Op den Uitkijk.
Reclame-Mededeelingen.
LIJL% zullen ongelukken met
uitblijven. Stooten, vallen,
prikken, schrammen, zijn
van die dagelijksche onge*
vallen, die niets te beteeke»
oen hebben, als men Akker'»
Israël is door de Roode Zee getrok
ken, en ontkomen aan den greep van
Farao. Aan Egypte's koning is het ge
richt voltrokken hij en zijn heir hebben
hun graf gevonden in dezelfde wateren,
die Israël tot behoud waren. In een
lied, waarmede ons teksthoofdstuk aan
vangt, bezingt het volk de wonderen
van Zijn God, die Zijn kinderen met
Zijn vleugelen dekt, maar Zijn vijanden
verdelgt. Daarna trekt het volk verder
van de Schelfzee af, de woestijn Sur
in. Maar daar krijgt men gebrek aan
water. Te Mara wordt men in Zijn ver
wachting teleurgesteld, want het water
dat men er vindt, is bitter. Het volk
begint te morren, doch op Gods bevel
werpt Mozes een hout in het water en
't wordt drinkbaar. Daaruit neemt Mozes
aanleiding, om aan het volk de rechten
des Heeren voor te houden, en 't te
herinneren aan Diens belofte, dat, indien
men naar Zijn stem zal hooren en doen,
wat recht is in Zijn oogen, Hij geen
der plagen, waarmede Hij Egypte be
zocht heeft, over Israël zal doen komen.
Hij zal Zijn volk behoeden, en redden.
„Want zoo zegt God Ik ben de
Heere, uw heelmeester!"
Is God Israëls heelmeester in zoo
ver Hij 't beschermt tegen Zijn vijanden
en redt van den ondergang, in nog
veel rijker zin is Hij een heelmeester,
waar Hij geneest van geestelijke krank
heid, van wonden, die de zonde sloeg,
en redt van een eeuwig verderf.
Een heelmeester heeft tot taak midde
len aan te wenden ter voorkoming of
genezing van ziekte. Wij zijn in gees
telijken zin door een doodelijke krank-
I
wmmKmm
180
N
Gev. 18851
52 naar
en Oppert
Gev. 1885]
X
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES40 cent, BOEKAANKONDIGING lOcent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
99
ZEN
en C.
oor de
NDBOUW
trekt. 27097
denlij k huwelijk
bij zijn ouders
lornemen zich te
nan, de dochter
üozijnkorf 1
ederst mogelijke
ontbroken,
a genoeg, de Van
wel aan den klank
et onverzettelijk
zijn levenskeuze
iwogen stem zegt
lij niets te zeggen,
reus niet is, maar
t gehandeld, zon.
es Heeren te heb»
ook weinig tégen
ens kunnen raad»
ven op.
in grooten twee»
n was dit de weg.
zou den toestand
verhouding meer
't geen door zijn
rdt aangelegd, dat
wèl opgevoed, al
burgerlijken king
ingeboren bescha»
t een helder ver»
:chte godsvrucht:
elke gemeente met
de innemen.
»nd,« zooals mama
ïjgenwij moeten
1®
noegen,« zegt do»
usting, »houd het
aorgenlaten we
naam, daarin wil
komentrouwens
x>r uitstel, zoolang
i^ordf vervolgd.)
Nadruk verkeëee,
Mr. Keuchenius kon 't scherp zeggen, te
scherp soms
't Is waar, 't lijkt niet naar 't geen men
zich thèns in de Kamer veroorloven durft;
daarbijhij wóndde wel, doch spoot niet
achterna venijn in de wonde maar 't blijft
wSSr, hij deed soms zonder noodzaak pijn.
Er zijn tal van verontschuldigingen.
Eigenlijk heeft men ze maar voor 't grijpen 1
Neem vooreerst zijn lichaamsgestel. Stérk
was hij nooit en Indië had, als men weet,
hem nog een deel van zijn kracht en gezond»
heid ontroofd.
Doch dit was het ergste niet.
Zijn eerste verfclijfj als bekend staatsman,
in Nederland viel in den tijd toen onze groep
alle zelfstandigheid verloren had en zich bad
laten opsluiten in een «kraaienknip« achter
de lange file der conservatieve auto's aan.
De conservatieven smaadden hem, zooals
ze nog nooit iemand hadden vervolgd en
Keuchenius kon niet vermoeden, dat de Dag
der Wrake, die hen, als partij van den aard»
bodem verdelgen zou, reeds zoo d icht bij was.
En, de enkelingen, de hooge uitzonderingen
daar gelaten, als Groen van Prinsterer en Van
Otterloo, is er niet één antirevolutionair, die
in of buiten de Kamer tegen deze verguizing,
den broeder aangedaan, protesteert, ja,
zelfs ontziet een onzer man Qen»vap»naam zich
niet, hem te schelden «den woordvoerder
eener revolutionaire fractie«.
Daarbij kwam de krenkende behandeling
der Regeering. Ook vóór '66, in Indie, toen
daar de Europeaansche haat tegen al wat «fijn®
was, nog ziedde op 'n wijze als wij thans niet
meer kennen, had Keuchenius zijn Heiland,
waar 't pas gaf, beleden en desondanks, al»
leenlijk vanwege zijn verdiensten had hij 't
tot op één na den hoogsten ambtspost tot lid
van den Raad van Ned. Indië gebracht 1
En desniettemin zag hij zich genoodzaakt,
doordat de Regeering zeer duidelijk merken
liet, dat ze zijn diensten niet langer begeerde,
om in 't midden zijner dagen, door 't vader»
land feitelijk uitgespuwd, als gewoon advo»
kaat en journalist naar Indië weder te keeren.
En door dit alles, waarbij dan nog, ja in
de eerste plaats, zijn aangeboren karakter kwam,
werd het zoo, dat de man die als schier nie»
mand meer voor den Christus gesproken heeft,
van Hem heeft getuigd, de spotters en bet»
weters wist te antwoorden zonder den minsten
schroom
Dat diezelfde man zich soms een uitdruk»
king ontsnappen liet, die uit een wortel der
bitterheid was opgeschoten en die niet was
naar de leer van Jezus»Leert van Mij, dat
Ik zachtmoedig ben
Dr. Kuyper in zijn levensbeschrijving geeft
als voorbeeld, hoe hij de vaccinevereerders
voor de voeten wierp, dat zij geloofden »aan
de onbevlekte ontvangenis van de koe van
Jenner«, waardoor hij gezegde vereerders wel
een pil gaf, die ze verdienden, doch waardoor
hij tevens de Roomschen onnoodig prikkelde.
«Toen de eedskwestie aan de orde was®
herinnerde nog onlangs de «Rotterdam»
mer« en vrijstelling werd gezocht voor
gehouden werd, want hij wis soms snijdend
scherp 1 maar nog net binnen die der hoffe»
lijkheid en welvoegelijkheid.
En bij beide mannen neme men óók in
aanmerking, wit hun soms werd toegevoegd,
niet in een smerig schotschrift, maar door de
fine fleur der conservatieve beschaving en der
liberale geleerdheid
Hoe 't bij Groen soms bruiste en kookte
van binnen, blijkt wel uit het feit, dat wie
op zijn wóórd ter vergadering gesproken,
geen enkeie aanmerking maken kon, zich soms
beklaagde, over zijn tóón, over den nadruk,
dien hij op enkele woorden legde, over de
flikkering van het oog, over het bliksemspel
op zijn gelaat.
Zoo b.v. in de Tweede Kamer tijdens de
behandeling der Wet»V. d. Brugghen en na
de vergaderingen van de Vereen, voor Chr.
Nation. Schoolonderwijs te Utrecht en te
Leeuwarden, in 't laatst der zestiger jaren.
Groen ontkende noch bevestigde dit dan.
Maar wèl gaf hij toe, dat mogelijk de on«
stuimige beroering, die zijn ziel in beweging
bracht bij 't bespreken van zóó gewichtige
zaken, die niet zijn eere, maar de eere Gods
raakten, te zien en te beluisteren was in toon
en nadruk, in de buiging der stem en den
opslag van het oog
Hoe dit zij, Keuchenius kénde zijn zonde
en in een brief aan Groen schreef hij eenmaal
deze roerende bekentenis neer
»Men verwijt mij vooral gebrek aan Chris»
lijke liefde. Verre van mij, ook niet te dier
zake mij te verootmoedigen. Men vergete
evenwel niet, dat in onze dagen van flauw»
heid en zoetrappigheid, onder den schijn
van de liefde na te jagen, dikwijls de waar»
heid verbloemd of verzwegen wordt en dat
V.
Zaterdag arriveerde te Den Haag Mevr. Booth, echtgenoote van generaal
Bramwell Booth, leider van het Leger des Heils.
atheïsten, die in gemoede den eed niet kon»
den afleggen, keerde Keuchenius zich norsch
af met de opmerking, dat zij dan maar als
eedsformule moesten kiezen«zoo waarlijk
als ik afstamme van een aap®.
Wat op de lippen van Keuchenius, die
anders zoo keurig en juist was in zijn woor»
denkeus, heel niet paste en daarom onaan»
genaam aandeed.
Wat jammer was, want daardoor ging van
Keuchenius niet dién invloed uit, die een man
van zijn bekwaamheid, vooral in Indische
zaken, had kunnen hebben.
Zullen wij hem hard vallen Dat zij verre 1
Als er één is geweest, die aan zijn mede»
zondaren vragen mocht, dat ze zachtkens over
zijn gebreken zouden oordeelen, vanwege de
onvervaardheid, waarmede hij tegen fijnen
spot en daverenden hoon in altijd weer de
belijdenis van den Christus handhaafde in
het Parlement, dan was dit Keuchenius.
En daar kwam nog deze zielverkwikkende
bizonderheid bij, die we jaren na zijn dood
uit zijn brieven kunnen beluisteren, n.l. dat
hij zich zijn kwaad bewust was, er mee wor»
stelde, er belijdenis van deed voor zijn God
en waar het pas gaf ook tegenover de men»
schen.
Straks volge een citaat van een brief aan
Groen.
Groen van Prinsterer kon hem zoo verstaan',!
Die had soms, 't lijke vreemd, maar wie
hem en zijn werken bestudeert zal 't beamen,
gelijk Busken Huet 't bij zijn leven al in een
fijn beeld teekende, die had soms met de»
zelfde opbruising van toorn te doen, welke
bij Keuchenius te zeer naar buiten zich open»
baarde, doch door Groen nog juist binnen
de grenzen, neen niet van zijn pen en tong
niet alleen de personen der Ministers maar
ook de volken van Nederland en Indië
toch recht hebben den eisch van Christelijk
liefdebetoon te doen gelden«.
«Ik begin met de erkenning, dat ik gevoel,
menig werf scherp geweest te zijn. De vrees
van in scherpheid toe te nemen waar mijne
redenen van verbittering aangroeiden, heeft
mede gedragen tot mijne niet verkiesbaar»
stelling®.
«Maar ook voor deze dwaling reken ik
op vergeving, even als voor zoo menige
zonde, door mij |ook als volksvertegenwoor»
diger, gepleegd. Hoeveel scherpheid, felheid,
onstuimigheid en liefdeloosheid ook in mijne
redevoeringen kunnen worden aangewezen,
zij zijn toch ook eene doorloopende getui»
genis van den Heer, die weet, dat ik Hem
lief heb. Voor de eerste draag ik de straf
in mijne tegenwoordige vernedering. En hoe
dieper deze gaat, en hoe meer ik buk onder
de hand die mij [slaat, des te meer hoop
ik, dat mijn getuigenis gezegend zal worden
door Hem. die voor de twee penningen
der arme weduwe een oog hadHet
zoude niet goed voor mij zijn, indien ik,
in plaats van verworpen en uitgestooten te
worden, met eere ware gekroond geworden.
Voor ons allen kan de tijdelijke verdrukking
die toch eenmaal een einde heeft, eene
vrucht der gerechtigheid voortbrengen en
misschien ook anderen tot zegen worden,
wanneer zij zien, welke rijkdom van ver»
troosting besloten ligt in de belijdenis en
het volgen van Hem, die kwam om zonda»
ren zalig te maben®.
Wat is dit niet heerlijk aan Keuchenius
zelf vervuld 1
Zijn Gode«verheerlijkend ziek» en sterfbed,
dat voor héél het volk, want schier ieder
hoorde er vanl een prediking was van de
kracht des geloofs en van de genade onzes
Heeren Jezus Christus, heeft zelfs zijne vij»
anden met hem verzoend,
Zijn geloofsbelijdenis op zijn sterfbed was
bewijs van de «vreedzame vrucht der gerech»
tigheid®, die deze «zeer lichte verdruking®,
ja I van Gods zijde gezien, doch die dan toch
Keuchenius zoo zwaar op lichaam en ziel
woog als de mensch nauwelijks dragen kon,
bij hem had teweeggebracht.
De zonde werkte in dit kind van God.
Maar de genade is veel overvloediger ge»
weest en ondanks de aanklevende ongerech»
tigheden, zien we met jaloerschheid op een
man als Keuchenius terug en wenschen zuch»
tendMochten ons ook thins nog zulke be»
lijders ovcrloedig geschonken worden, ;met
zulk een kennis, met zulk een ijver, en die
aldus ootmoediglijk verkeeren voor 't aange»
zicht van hunnen God.
UITKIJK.
40 cent "per regel.
Exodus 15 i 26b.
«Want Ik ben de Heere
uw heelmeester
I