Twee Bladen. mmmmmiwm Zaterdag 16 Jan. 1926. TWEEDE BLAD. De Partijdag. No. 3190. Reclame-Stfededeelingen. Overwerkte Zenuwen Ingezonden Stukken Cut aataisssBses* aait Woensdag 13 Januari was het hoogdag voor de Anti»Rev. op Goeree en Overflakkee. Om half twee uur opende de Voorzitter, de heer C. Warnaer uit Dirksland, de vergadering van de Hulp'Centrale in welke vergadering enkele huishoudelijke zaken afgedaan werden. De Voorzitter sprak een openingswoord, waarin hij bijzonder de H.H. H. de Wilde, lid van Ged. Staten van Zuid Holland en voorzitter van het Prov. Comité, diens secre» taris, Wildenberg en burgemeester van Andel, voorzitter van de Statensectie Ridderkerk, har» telijk welkom heette Dan wees hij op den inhoud der circulaire welke door het Prov. Com. aan de K. V. ge< zonden zijn en wees in verband hiermede op hetgeen ons in dit gewest te doen staat. Vervolgens deelde hij mede dat de HeerJ v. d. Waal bedankt heeft als voorzitter der Kiesvereeniging te Middelharnis en als secre» taris der Hulp»Centrale en stelde voor den heer v. d. Waal hartelijk dank te betuigen voor diens arbeid in dienst der partij verricht. Hiertoe wordt met algem. st besloten. Namens het bestuur stelde de voorz. voor als adj .«secretaris voorloopig in de plaats van den Heer v. d. Waal te doen fungeeren de Heer K. C. van Spronsen van Sommelsdijk. Wanneer de vacature van Middelharnis vervuld is, kan verder gezien worden. Ook namens het bestuur stelde de voorzitter voor den Heer v. Spronsen tot afgevaardigde te benoemen van de Hulp»Centrale naar de Statensectie Ridderkerk. Ook deze beide voor» stellen werden met algem. st. aangenomen. Hierop volgde een aangename gedachtewis» seling tusschen de afgevaardigden der K. V. over de plaatselijke gesteldheid op ons eiland in verband met den politieken toestand. De Heer De Wilde diende verschillende t_vragers van antwoord. '4® Ook de heer van Andel sprak een enkel woord waarin hij bijzonder wees op de groote noodzakelijkheid dat wij één zijn als broeders, en de groote zaak steeds in het oog houden, en daaronder onze schouders zetten. Spr. gaf den raad dat wij ons gaan bemoeien met de jeugdorganisaties Uit de jeugd moet de toekomst van onze partij gebouwd worden Zorgen wij daarom dat onze Jongelings» en Jongedochtersvereenigingen op alle plaatsen tot bloei komen. De voorzitter dankte de sprekers voor hun bezielend woord waarop hij de vergadering der Centrale sloot en na eenigen minuten pauze de openbare vergadering opende. Tot de Oude Paden. Deze openbare vergadering was flink bezet. Van alle plaatsen van het eiland was men naar deze vergadering opgekomen. Onder de aanwe» zigen waren verschillende predikanten en geen enkele Anti«Rev. burgemeester van dit eiland ontbrak. Na opening op de gebruikelijke wijze, heette de voorzitter allen hartelijk welkom, inzonder» heid den heer De Wilde uit 's-Gravenhage, {jjm die zou spreken over het onderwerptot de Oude Paden. Voor dat hij echter den heer De Wilde hiertoe het woord verleende stelde de voorzitter voor aan H. M. onze geëerbiedigde Koningin een telegram te zenden van den volgenden inhoud *>Aan H. M. de Koningin »üe Anti<Revolutionairen uit Goeree» en Overflakkee te Middelharnis bijeen, brengen Uwe Majesteit hulde en dank voor Uwe persoonlijke deelneming in de rampen, die een deel Uwer onderdanen in het over» stroomde gebied moet ondervinden. «Vooral in deze dagen van uiterlijk leed bidden zij Uwen Majesteit Gods bijstand toe. w.g. C. WARNAER, voorzitter, Dirksland. Met applaus werd dit voorstel van den voorzitter begroet. Dan verkreeg de heer De Wilde het woord. Spr. zeide dat hij in het woord dat hij te spreken had vooral drie zaken naar voren wilde brengen, in de eerste plaatsde opkomst en de beteekenis der Anti»Rev. partij, in de tweede plaatszijn de klachten die er gehoord worden gegrond en in de derde plaats wil spreker een ernstige waarschuwing doen hooren. Spr. merkte op, dat er in onze dagen on» tevredenen zijn die meenen, dat zij in andere partij formatie, de SGP. of in de H G P. thuis hooren en daarom het Anti»Rev. vaandel ver» laten. Het is daarom goed, dat wij eens na» gaan welke plaats de Anti=Rev. partij in ons volk inneemt en hoe zij geworden is. In de eerste helft der vorige eeuw zag het in ons land op geestelijk gebied treurig uit. Het Calvinisme, dat weleer zulk een kracht ontwikkeld had in ons volk, scheen verstor» ven. Het was een tijd geworden, dat de »braaf» heid« zegevierde. Men meende n.l dat men met braaf te zijn of te willen zijn voor tijd en eeuwigheid gered was. Dat wij van al onze schuld en zonde gereinigd moeten worden door het bloed des Kruises werd van geen kansel meer gehoord. De mensch bezat van zich zelve nog wel goeds genoeg om zich te helpen Zoo was het in het godsdienstig leven zoo was het ook in het staatkundig leven. Men leerde de Staatssouvereiniteit, d.w.z. de Staat oppermachtig. Niets mocht er buiten den Staat om gebeuren. Immers was de Staat de vader over allen en alles Zoo was er niets veilig voor de Staatsmacht. De Staat heerschte over de kerk, de school, het buisgezin, en het maatschappelijk leven. Dat waren voor de menschen die overeenkomstig Gods Woord leven wilden donkere dagen. Er was geen vrijheid. Geen vrijheid om volgens eigen in» zicht de godsdienstoefeningen te houden en geen vrijheid om volgens eigen inzicht voor zijn kinderen scholen in te richten. De Staat heerschte immers ook over den godsdienst. Hij bepaalde wat goed en noodig was en niet Gods Woord en de persoonlijke consciëntie. Daarom mochten er geen vrije kerken en geen vrije scholen zijn. Zoover kwam het zelfs in 1844 dat de gou» verneur (thans genoemd comm. der Koningin) van Zuid«Holland, bij Provinciaal schrijven verbood, dat de Bijbel op de scholen gebruikt werd. Het godsdienstig volk dier dagen zuchtte onder deze dwingelandij, waaruit de haat tegen het Woord van God duidelijk merk» baar was. Slechts enkelen namen het voor deze ver» drukten op, en deze weinigen zijn geweest de stichters der Anti-Rev. Partij. Het waren een Bilderdijk, een Da Costa en een Groen van Prinsterer. Bilderdijk hekelde den tijdgeest in zijn scherpe gedichten. Da Costa bracht zijn «be» zwaren tegen den geest dezer eeuw« in en Groen richtte zijn protest tot de geesteskin» deren der Fransche Revolutie en nam het op voor de klein luyden waarmee geen rekening gehouden werd. Deze waren de profeten van dien tijd. De boetpredikers. Doch men hield geen rekening met hen, wat zouden die enkelen kunnen beginnen Toch was aan deze enkelingen de toekomst I Spr. wijst er op dat toen Da Costa in ge» drukte stemming en groote neerslachtigheid eens een van zijn gedichten te Amsterdam voordroeg, hij zijn gedicht ter zijde legde en tot verwondering van het publiek plots het bekende gedicht voordroeg, dat alsvanzelf van zijn lippen vloeide en de strijdzang is geworden der AntisRev. partij Zy zullen het niet hebben, ons oude Nederland! Het bleef by alle ellenden Gods en der Vaadren pand 1 Zy zullen het niet hebben, de goden van den tijd 1 N iet om hun erf te wezen, heeft God het ons bevrijd Een Natie kan ook vallen met eer, ter eer van Hem, en houden, heilgeloovig, zijn standaard vast met klem. Daar zijn ook martelaren op Neêrlands grond geweest 1 Geen Lodewijk, geen Willem, heeft ooit die keus gevreesd. Met al hun schoone woorden. met al hun stout geschreeuw, zy zullen ons niet hebben, de goden dezer Eeuw 1 Tenzij het woord des Zwijgers moedwillig werd verzaakt: 'kmfb met den heer der heeren een vast verbond gemaakt. Toen heeft de A.R. partij den strijd aange» bonden tegen den geest der eeuw. Tegenover de Staatssouvereiniteit stelde zij de vrijheid van Kerk, vrijheid van onderwijs en vrijheid in het maatschapppelijke leven. En zij heeft met rijken zegen gestreden. De predikers van de staatssouvereiniteit hebben het onderspit gedolven en vooral het ministerie Kuyper heeft een geheel anderen geest in ons volk gebracht. De Anti»Rev. kon» den na het optreden van dit Kabinet met opgeheven hoofd door het leven gaan Voor» heen waren zij de dompers, de achterlijken, zij waren tot niets nut De liberalen alleen konden regeeren. Bij hun was het verstand 1 Thans veranderde dat. Dit vooral is de groote beteekenis geweest van het optreden van het ministerie»Kuyper. Laten wij het optreden der Anti»Rev. partij niet licht achten God heeft groote dingen door haar gedaan. Vergelijken wij den toestand van nu met die van voorheen. Ook de Staatkundig Gereformeerden pluk» ken de vruchten van den strijd en het lijden der AntisRev. mannen. Dat er in Herkingen een vrije christelijke school verrees is de rijke vrucht van den arbeid der AntisRev. partij. En nu herinnert spr. aan het roekeloos woord van Ds. Kersten, dat hij liever had dat Rome met Rood meeging dan dat de coalitie hersteld werd. Met den heer Heems» kerk zegt ook spr. dat dit God verzoeken is. Welke klachten kan men feitelijk inbrengen. Wie brengt beschuldiging in tegen de Anti» Rev. partij Het program der S. G. P. is ons program. Wat wij willen, willen ook zij. Er is geen verschil. Slechts op twee punten wijken ze af. De verzekering en de samenwerking met de R. K. Maar is het verschil van meening tusschen de oud»Gereformeerden en ons over het ver» zekeringswezen nu voldoende om een andere partij te stichten Was dat voorheen een reden. Spr. kent Flakkee nu bijna 30 jaren, 't Was vroeger een idylle om hier in dit gebouw te spreken. Daar zaten de Hervormde en Geref. predikanten met de leeraren der Oud» en Vrije gereformeerde gemeente en de Doopsgezinde gemeente uit Ouddorp. Men was één van zin. Niettegenstaande men niet hetzelfde dacht over het verzekeringswe» zen. Waarom dan nu die verdeeldheid Kan men niet in één partijsverband blijven, al denkt men over deze ondergeschikte kwestie niet precies gelijk En dan het samengaan met Rome. Vroeger was er overleg tusschen de Anti» Rev. en de R.«K. bij de stembus b v. bij de herstemming. Dat is nu anders. Samenwerking der kiezers heeft niet meer plaats. De samen» werking geschiedt nu in het parlement. En wat zien wij dan Dit Ds. Kersten en v. Zandt werken even» goed met de R. K. afgevaardigden samen als wij. Van de 100 gevallen zeker 98. Dit kan ook niet anders. Deze samenwerking heeft plaats vanzelf, zonder dat er vooraf overleg gepleegd is. Dat ook Ds. Kersten met Rome samenwerkt komt hierdoor dat Rome op zoo vele punten precies hetzelfde belijdt als Ds. Kersten en wij. Althans over de hoofdzaken. In de eerste plaats over het onderwijs Ook Rome eischt de vrije school en daarom konden wij met hulp van Rome de gelijkstelling van het onderwijs onder den zegen Gods bevech» ten. Met Rome handhaven ook wij de heilig» heid van het huwelijk, erkennen wij dat het gezag Godes is en d.e Vorstin bij Zijn gratie regeert. Met Rome waken wij voor de eerbaar» heid in het publieke leven, beschermen wij het gezin tegen de aanvallen der Revolutie» geesten. Er is zooveel meer dat Ds. Kersten en wij met Rome willen handhaven. In de grootste, de voornaamste zaken zijn wij het met elkan» der in het Staakundig leven eens. Daarom werken wij onwillekeurig samen en stemt ook Ds Kersten met ons en Rome over de meeste dingen precies gelijk. Bij het gezantschap van het Vaticaan was er verschil. Spr. betreurt het dat Mgr. Nolens niet wat voorzichtiger geweest is. Én de Heer Snoeck Henkemans had van meer staatsmanswijsheid blijk gegeven indien hij gezegd hadik ben tegen dit gezantschap, doch nu ik zie dat de linksche groepen dit amendement aangrijpen om de Rechtsche meerderheid te breken, moet het mindere voor het meerdere wijken en stem ik met mijn club tegen het amendement» Kersten. Ook Ds. Kersten gaf geen blijk van voor» zichtige staatsmanswijsheid. Wat hij deed kan een kleine jongen ook. Wanneer een jongen een steen door de ruit gooit zitten wij met de scherven, 't Was een klein kunstje voor Ds. Kersten om het amendement voor te stellen waarover de Rechtsche meerderheid kon strui» kelen. Maar daarmee was de samenwerking verboken. En wanneer deze niet meer hersteld wordt, zooals Ds. Kersten het wil, dan zal hij vast geen kans meer krijgen om over de gewichtige dingen in onze staatkunde met Rome en ons samen te stemmen en alzoo de christelijke grondslagen van ons volksleven te handhaven. Dan is Rood de baas, krijgen wij toestanden als in Rusland en in mindere mate ook in Duitschland en België en Frank» rijk heerschen. Dan hebben de christelijke partijen voorgoed afgedaan, vallen we terug in den toestand van voorheen. Moeten wij onze vrijheden weer missen en zijn overgele» verd aan de dwingelandij der Rovolutieman» nen. Hiertegen laat spr. zijn waarschuwende stem hooren. De S. G. P. is op een gevaarlijk pad en speelt een roekeloos spel. De AntisRev. P. is het bolwerk tegen het gevaar dat ons van links dreigt. De AntisRev. partij mag wijzen op een schitterenden geslachtsboom. In dien geslachtsboom prijken de schoonste namen. Met deze Antirev. partij heeft God groote dingen gedaan. Wij kunnen uit de vorige eeuw geen greep doen of de Antirev. staat er midden in Deze partij was het middel in Gods hand om ons vrij te maken van het dwangjuk der Revolutie. Welnu, deze partij heeft nog niet uitgediend. Nog wil en zal God door haar werken. Maar laten dan allen die dezelfde beginse» len belijden, zich onder haar scharen, opdat er groote kracht van uitga. Spr. wijst op de Kerstrede van den heer Vliegen (S.D.A.P.), waarin deze wees op het verschijnsel dat zijn partij in wezen niet vooruitging. De socialistische kameraden moes» ten in hun omgeving de andere arbeiders bewerken. Zoo ook moeten de Antirev. menschen in hun omgeving onverstoord de Antirev. be» ginselen propageeren, want veelal is het on» kunde dat de menschen doet dwalen. De volgelingen van Ds Kersten hebben de dingen niet onderzocht. Ook op dit eiland blijkt dit. Het neutrale blad zooals het sRott. Nieuws» blad«, wordt door hun gretig gelezen. Maar waar vindt men de »Standaard« en de overige Antirev. pers? Dit moet veranderen. Beginnen met de menschen te onderwijzen. Dan zal ook dit vrucht geven. Met een opwekking trouw te zijn aan ons beginsel, sluit spreker zijn vurig uitgesproken betoog Enkele personen maakten gebruik van de gelegenheid om vragen te stellen Tegenstan» ders van spreker lieten zich niet hooren Bij de beantwoording der vragen wees spreker nog even op het optreden van Braat. Wanneer spreker kiezen moest tusschen de S D.A.P. en Braat, nam hij nog liever de eerste daD den laatste. Dr. Kuypei leerde ons het geestelijke voorop. Maar bij Braat is alles het stoffelijke. En hij bereikt niets. Men neemt hem niet serieus. Alles wat hij aanpakt komt verkeerd utt. Als hij zich niet met den zomertijd bemoeid had, was deze hoogstwaarschijnlijk allang verdwenen. In de staten derJProv. gaat het evenzoo. Dan wijst spr. er op wat Braat gezegd heeft in verband met de Hollandsche weldadigheids» zin ten opzichte der bezochte gebieden. Braat wil dat de Staat geeft en de particuliere giften geweigerd worden. Dit wraakt spr. in Braat ten zeerste. Wij moeten de weldadigheidszin prijzen als nog een nawerking van het Christe» lijk leven van ons volk Spr. waarschuwt de Flakkeesche landbouwers tegen Braat. Ze zijn bij hem aan het verkeerde kantoor. De spr. wordt door den heer Warnaer dank gezegd voor zijn rede en spreekt den wensch uit, dat zijn werk vrucht zal dragen voor onze partij op Flakkee. Dan sluit de heer De Wilde met dankgebed. Van H. M de Koningin was het volgende telegram ingekomen »Hare Majesteit de Koningin is zeer ge» voelig voor het telegram der Anti»Rev. uit Goeree en Overflakkee en voor de daarin uitgesproken heilbede. De Koningin draagt mij op U allen haar welgemeenden dank voor dit telegram over te brengen®. w.g. VAN GEEN Secretaris der Koningin. 40 cent per regel hebben in de Eerste plaats een Kalmeerend en Versterkend middel noodig. Mijnhardt's Zenuwtabletten geven kalmte en nemen gejaagdheid en overspanning weg Glazen buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten De Copie van Ingezonden stukken die niet ge» plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers Mijnheer de Redacteur, Der waarheid getrouw Naar aanleiding van een ingezonden stuk onder het opschrift »Heb de waarheid en den vrede lief I« voorkomende in Uw blad van jl. Woensdag, kan en mag ik niet na» laten U een kleine plaatsruimte te vragen. Laat ik in de eerste plaats eens mogen vragen, waarom deze z.g n. »hoorders« den moed missen openlijk met hunne namen te onderteekenen. Terwille van den vrede, zoo schrijven ze, maar ik heb altijd gehoord, dat men zich voor de waarheid niet behoeft te schamen. En dan vooral dunkt mij, wanneer het gaat over Goddelijke waarheid. Noch eens, ter wille van den vrede, maar ik moet tot mijn spijt constateeren, dat die »hoorders« nu niet zoo bijzonder vredelievend zijn. Was dit toch wel het geval, dan hadden zij niet de toevlucht genomen tot Uw blad, maar eerst eens den persoon in kwestie be» zocht opdat deze dan die z g.n. «.onwaarheid® en »misleiding« kon herroepen Dat is toch eemaal de aangewezen weg volgens Gods onfeilbaar woord nietwaar? Uw opschrift lijkt dus wel heel mooi en vroom, maar in den grond der zaak moet ik het als zeer on» christelijk beschouwen. Wat nu de inhoud betreft, daarover wensch» te ik ook noch gaarne een kort woord te schrijven. Het past mij niet, over het geloof onzer geliefde en beminde Vorstin te oor» deelen. Maar dit weet ik wel, als onze Lands» vrouwe dat geloof bezit, waarvan zij getuigde, staande bij de graftombe van Admiraal de Coligne, en daar sprak over het levend ge» loof in Chirstus, dat Zij ongetwijfeld zal in» stemmen, wanneer voor Haar in den gebede gevraagd wordt, om te komen bij aanvang en voortgang tot de kennisse des levenden God. Want dan zal het ook Haar gaan, evenals Koning David, en waar ieder van Gods kin» deren kennis aan krijgen, waarvan wij o.m lezen in Ps. 30. Daar toch zegt David in zijn voorspoedIk zal niet wankelen in eeuwig» heid, want Heere Gij hadt mijn berg door Uwe goedgunstigheid vast gezet; »maar dan volgt: «toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.« En dan is voorzeker onze Vorstin meer ge» diend bij een gebed, waarin voor Haar ge» vraagd wordt »om bij aanvang en voortgang te komen tot de kennisse van den levenden God,« dan bij de hoogdravende taal, dat wij God danken, dat we een Vorstin hebben, die leeft in de vreeze des Heeren. Want met al deze vleitaal en lofuitingen, och wij en onze Koningin zullen toch maar niet minder kunnen als met dat geloof, waar» van sprake is in Hebreeën 11. En als wij nu al het gepraat over geloof en nog eens geloof, waaraan de redeneering niet ontbreekt eens plaatsen in het licht van dit Hoofdstuk, ach wat zijn er dan weiningen die naar waarheid verstaan, wat David een» maal zong Gods verborgen omgang vinden, Zielen, daar Zijn vrees in woont, 't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden, Naar Zijn vreèverbond getoond. Geachte Redactie, ofschoon hierover nog veel te schrijven zou zijn, ik gevoel dat ik niet meer van Uw plaatsruimte mag vergen. Ik zeg U hartelijk dank voor de plaatsing, doch ik wenschte nog dezen raad te geven aan de z.g.n. »hoorders«, leest eens aandach» tig onder biddend opzien Hebreeën 13 17 want dat is zeer noodig voor U. En de persoon in kwestie roep ik toe De God nu des Vredes, die den grooten Herder der schapen door het eeuwigen tes» taments uit de dooden heeft wedergebracht, namelijk den Heere Jezus Christus, die vol» make in U alle goed werk, opdat gij Zijnen wil moogt doenwerkende in U hetgeen voor Hem welbehaaglijk is door Jezus Chris» tus, den welke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. J. P. C. VAN ZIELST. Sommelsdijk, 14, 1 '26 [Van Redactie wege eenigszins bekort.] Geachte Redactie I Mag ik een plaats voor dezen brief: Waarde Vriend1 Ge hebt ongetwijfeld het protest gelezen tegen de uitlating van een voorganger in ver» band met het gebed voor onze Vorstin. Zoo iets zal uw hart hebben verblijd ,t Wordt tijd dat dergelijke dingen telkens publiek wor» den gemaakt. De geestelijk hoogmoedige keur» meesters zijn er in die omgeving te veel. Het eigenaardige van deze lui is, dat ze schijn baar een oog en hart hebben voor de dingen van Gods koninkrijk, 't Is echler slechts schijn» baar. Wie de gangen en paden van derge» lijke personen gadeslaat, komt juist tot de te» genovergestelde conclusie. Ze staan de zaak van Gods koninkrijk tegen Zeer zeker, ik geef het toe, spreken ze o zoo vroom, zoodat ze den indruk geven het o zoo ernstig te meenen. De practijk wijst echter uit dat ze eigen rijk bedoelen. Ze trachten door den naam te heb» ben een kind van God te zijn, de huizen der weduwen op te eten. 't Is toch zoo'n geluk dat ze den naam dragen »bekeerd« te zijn. Alles is dan in orde, want niet de Christus doch de »christen« zit in die omgeving op den troon. Wie z.g. «diep ingeleid« is, is een heilige. En een heilige mag alias doen. Een »heilige« weetalles Ge moet uw oor eens te luis» teren leggen als ge uit de kerk komt. Dat soort lui vragen niet of Gods Woord recht gepredikt is. Dat laat hen koud Maar ze vragen of de dominee iets gezegd heeft, dat hun »ik« be» aamt. En dan ja dan is het goed. Roept de predikant de z.g. bekeerden tot bekeering, ze keeren den prediker den rug toe en zoe» ken zoeken zoolang tot ze er een gevonden hebben die hun zenuwgestel beroert en ze hebben een zegen ontvangen. Dat is nog eens een bekeerde domineewant hij weet »wat leven« is. Natuurlijk is dit ook van korten duur. Het leeraars vergaderen naar het goeddunken van hun hart, sluit in dat ze als »lolliechristenen« af en toe eens een anderen noodig hebben. Die van God geroe» pen zijn en ter plaatse het woord des Heeren laten hooren, worden den rug toegekeerd. Bedektelijk maken ze propaganda om den ker» kedienst niet meer te bezoeken. Ge kunt im» mers bemerken dat de dominee geen deel heeft aan het leven dat uit God is Zoo hij daarin deelde, zou hg wel eens of veel van zichzelven vertellen. En dat is volgens hun beschouwing »het ware«. Van Christus be» geeren ze liefst niet te veel te hooren, want dan wordt geëist dat Christus moet wassen en zij minder worden en dan zijn zij als keurmeesters weg. 't Is toch zoo indroevig als onder belijders des Heeren zulke godde» loosheid wordt gevonden. De practijk wijst uit dat ze afbreken in plaats van opbouwen. Ik ontmoette voor eenigen tijd een predikant die zeideOnder de prediking ontdek ik telkens personen, die hun carrière zijn mis» geloopen. Ze hadden marconist moeten wor» den. De draadlooze telegrafie beoefenen ze met gebaren. Ze geven telkens seinep of het goed of niet goed is, hetgeen de dominee zegt opdat anderen daaruit kunnen leeren en veroordeelen. Ik heb weieens gedacht, is zoo iets een bewijs van liefde tot de waar» heid of van vijandschap 't Wil mij voor» komen van het laatste. De goddelooze Achab was ook zoo'n hoorder. Wat de profeet Micha sprak, smaakte hem niet. Dat was niet goed. Wat de leugenprofeten zeiden, dat smaakte hem, en het werd zijn dood. Zoo vrees ik dat de Achabs nog leven en zichzelven zoeken en Christus verwerpen. De woorden der profeten zijn goed, als de ze» nu wen worden geroerd en de menigte zegt hebt ge wel gezien hoe diep getroffen die en die was I Juist dezen zijn het die telkens trachten te bouwen eigen heilig huisje, doch de zaak des Heeren tegenstaan. Geloof me, de koningin zou wel een »bekeerde« zijn, als ze eerst de geestelijke keurmeesters op den troon plaatste en zij met een boekje in een hoekje ging zitten. Nu ze luide van Christus getuigt, nu is het mis. Gelukkig dat ik het protest heb gelezen, 't Geeft moed voor de toekomst, wijl daaruit blijkt dat er wordt ge» vonden een Gereformeerd volk, dat zich niet van een z.g. «diep ingeleide«, doch door 's Hee» ren Woord laat leeren. Ik twijfel niet of ook gij zult u met mij verblijden, wijl daaruit blijkt, dat Gods Woord nog niet krachteloos is geworden in deze omgeving. Ontvang mijn groet. Een Gereformeerd Predikant in Zuid=Holland. Verschillende ingezonden stukken hebben wij over deze kwestie ontvangen. Twee er van, vóór en tegen, geven wij een plaats en sluiten hiermede de discussie over deze zaak. Red.] Mijnheer de Redacteur I Mag ik beleefd een klein plaatsje in Uw veel gelezen blad. Bij voorbaat mijn oprech» ten dank. Naar aanleiding van het ingezonden stuk in het j.l. Woensdagnummer van Dr. M H. A. van der Valk te Hillegersberg en Uw onder» schrift, gevoel ik mij, om misverstand te voorkomen, gedwongen U er attent op te maken, dat ik bedoelde vergadering, wegens drukke werkzaamheden, niet heb kunnen bij» wonen en daarvan ook geen verslag heb in» gezonden. Waar de berisping in Uw onderschrift tot de plaatselijke correspondent is gericht en ik met het heele verslag niets te maken heb, meende ik goed te doen U hierop attent te maken. Inmiddels hoop ik, dat de buitengewone verslaggever, die zoo welwillend was een ver» slag in te zenden, van de opmerking nota zal hebben genomen. Hoogachtend, Uw dw. dnr. P. J. KEIJZER. Plaatselijk Correspondent Nieuwe Tonge, 14 Januari 1926. De kunsthandelaar Iz. de Vries, Leidschekade 101, Amsterdam, heeft onlangs ontdekt en thans in zijn bezit een Egyptisch marmeren beeld, tijdperk pl.m. 1324—1238 voor Christus, riet beeld is hoog 61 c M. en stelt een Koningin of Priesteres voor. Het mag als zeer zeldzam beschouwd worden.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 3