Twee Bladen.
mmmmmiwm
Zaterdag 16 Jan. 1926.
TWEEDE BLAD.
De Partijdag.
No. 3190.
Reclame-Stfededeelingen.
Overwerkte Zenuwen
Ingezonden Stukken
Cut aataisssBses* aait
Woensdag 13 Januari was het hoogdag voor
de Anti»Rev. op Goeree en Overflakkee.
Om half twee uur opende de Voorzitter, de
heer C. Warnaer uit Dirksland, de vergadering
van de Hulp'Centrale in welke vergadering
enkele huishoudelijke zaken afgedaan werden.
De Voorzitter sprak een openingswoord,
waarin hij bijzonder de H.H. H. de Wilde,
lid van Ged. Staten van Zuid Holland en
voorzitter van het Prov. Comité, diens secre»
taris, Wildenberg en burgemeester van Andel,
voorzitter van de Statensectie Ridderkerk, har»
telijk welkom heette
Dan wees hij op den inhoud der circulaire
welke door het Prov. Com. aan de K. V. ge<
zonden zijn en wees in verband hiermede op
hetgeen ons in dit gewest te doen staat.
Vervolgens deelde hij mede dat de HeerJ
v. d. Waal bedankt heeft als voorzitter der
Kiesvereeniging te Middelharnis en als secre»
taris der Hulp»Centrale en stelde voor den
heer v. d. Waal hartelijk dank te betuigen
voor diens arbeid in dienst der partij verricht.
Hiertoe wordt met algem. st besloten.
Namens het bestuur stelde de voorz. voor als
adj .«secretaris voorloopig in de plaats van den
Heer v. d. Waal te doen fungeeren de Heer
K. C. van Spronsen van Sommelsdijk. Wanneer
de vacature van Middelharnis vervuld is, kan
verder gezien worden.
Ook namens het bestuur stelde de voorzitter
voor den Heer v. Spronsen tot afgevaardigde
te benoemen van de Hulp»Centrale naar de
Statensectie Ridderkerk. Ook deze beide voor»
stellen werden met algem. st. aangenomen.
Hierop volgde een aangename gedachtewis»
seling tusschen de afgevaardigden der K. V.
over de plaatselijke gesteldheid op ons eiland
in verband met den politieken toestand.
De Heer De Wilde diende verschillende
t_vragers van antwoord.
'4® Ook de heer van Andel sprak een enkel
woord waarin hij bijzonder wees op de groote
noodzakelijkheid dat wij één zijn als broeders,
en de groote zaak steeds in het oog houden,
en daaronder onze schouders zetten.
Spr. gaf den raad dat wij ons gaan bemoeien
met de jeugdorganisaties Uit de jeugd moet
de toekomst van onze partij gebouwd worden
Zorgen wij daarom dat onze Jongelings» en
Jongedochtersvereenigingen op alle plaatsen
tot bloei komen.
De voorzitter dankte de sprekers voor hun
bezielend woord waarop hij de vergadering
der Centrale sloot en na eenigen minuten
pauze de openbare vergadering opende.
Tot de Oude Paden.
Deze openbare vergadering was flink bezet.
Van alle plaatsen van het eiland was men naar
deze vergadering opgekomen. Onder de aanwe»
zigen waren verschillende predikanten en geen
enkele Anti«Rev. burgemeester van dit eiland
ontbrak.
Na opening op de gebruikelijke wijze, heette
de voorzitter allen hartelijk welkom, inzonder»
heid den heer De Wilde uit 's-Gravenhage,
{jjm die zou spreken over het onderwerptot de
Oude Paden.
Voor dat hij echter den heer De Wilde
hiertoe het woord verleende stelde de voorzitter
voor aan H. M. onze geëerbiedigde Koningin
een telegram te zenden van den volgenden
inhoud
*>Aan H. M. de Koningin
»üe Anti<Revolutionairen uit Goeree» en
Overflakkee te Middelharnis bijeen, brengen
Uwe Majesteit hulde en dank voor Uwe
persoonlijke deelneming in de rampen, die
een deel Uwer onderdanen in het over»
stroomde gebied moet ondervinden.
«Vooral in deze dagen van uiterlijk leed
bidden zij Uwen Majesteit Gods bijstand
toe.
w.g. C. WARNAER,
voorzitter, Dirksland.
Met applaus werd dit voorstel van den
voorzitter begroet.
Dan verkreeg de heer De Wilde het woord.
Spr. zeide dat hij in het woord dat hij te
spreken had vooral drie zaken naar voren wilde
brengen, in de eerste plaatsde opkomst en
de beteekenis der Anti»Rev. partij, in de tweede
plaatszijn de klachten die er gehoord worden
gegrond en in de derde plaats wil spreker een
ernstige waarschuwing doen hooren.
Spr. merkte op, dat er in onze dagen on»
tevredenen zijn die meenen, dat zij in andere
partij formatie, de SGP. of in de H G P. thuis
hooren en daarom het Anti»Rev. vaandel ver»
laten. Het is daarom goed, dat wij eens na»
gaan welke plaats de Anti=Rev. partij in ons
volk inneemt en hoe zij geworden is.
In de eerste helft der vorige eeuw zag het
in ons land op geestelijk gebied treurig uit.
Het Calvinisme, dat weleer zulk een kracht
ontwikkeld had in ons volk, scheen verstor»
ven. Het was een tijd geworden, dat de »braaf»
heid« zegevierde. Men meende n.l dat men
met braaf te zijn of te willen zijn voor tijd
en eeuwigheid gered was. Dat wij van al onze
schuld en zonde gereinigd moeten worden
door het bloed des Kruises werd van geen
kansel meer gehoord. De mensch bezat van
zich zelve nog wel goeds genoeg om zich te
helpen Zoo was het in het godsdienstig leven
zoo was het ook in het staatkundig leven.
Men leerde de Staatssouvereiniteit, d.w.z. de
Staat oppermachtig. Niets mocht er buiten
den Staat om gebeuren. Immers was de Staat
de vader over allen en alles Zoo was er niets
veilig voor de Staatsmacht. De Staat heerschte
over de kerk, de school, het buisgezin, en
het maatschappelijk leven. Dat waren voor de
menschen die overeenkomstig Gods Woord
leven wilden donkere dagen. Er was geen
vrijheid. Geen vrijheid om volgens eigen in»
zicht de godsdienstoefeningen te houden en
geen vrijheid om volgens eigen inzicht voor
zijn kinderen scholen in te richten.
De Staat heerschte immers ook over den
godsdienst. Hij bepaalde wat goed en noodig
was en niet Gods Woord en de persoonlijke
consciëntie. Daarom mochten er geen vrije
kerken en geen vrije scholen zijn.
Zoover kwam het zelfs in 1844 dat de gou»
verneur (thans genoemd comm. der Koningin)
van Zuid«Holland, bij Provinciaal schrijven
verbood, dat de Bijbel op de scholen gebruikt
werd.
Het godsdienstig volk dier dagen zuchtte
onder deze dwingelandij, waaruit de haat
tegen het Woord van God duidelijk merk»
baar was.
Slechts enkelen namen het voor deze ver»
drukten op, en deze weinigen zijn geweest
de stichters der Anti-Rev. Partij.
Het waren een Bilderdijk, een Da Costa
en een Groen van Prinsterer.
Bilderdijk hekelde den tijdgeest in zijn
scherpe gedichten. Da Costa bracht zijn «be»
zwaren tegen den geest dezer eeuw« in en
Groen richtte zijn protest tot de geesteskin»
deren der Fransche Revolutie en nam het op
voor de klein luyden waarmee geen rekening
gehouden werd.
Deze waren de profeten van dien tijd. De
boetpredikers.
Doch men hield geen rekening met hen,
wat zouden die enkelen kunnen beginnen
Toch was aan deze enkelingen de toekomst I
Spr. wijst er op dat toen Da Costa in ge»
drukte stemming en groote neerslachtigheid
eens een van zijn gedichten te Amsterdam
voordroeg, hij zijn gedicht ter zijde legde en
tot verwondering van het publiek plots het
bekende gedicht voordroeg, dat alsvanzelf
van zijn lippen vloeide en de strijdzang is
geworden der AntisRev. partij
Zy zullen het niet hebben,
ons oude Nederland!
Het bleef by alle ellenden
Gods en der Vaadren pand 1
Zy zullen het niet hebben,
de goden van den tijd 1
N iet om hun erf te wezen,
heeft God het ons bevrijd
Een Natie kan ook vallen
met eer, ter eer van Hem,
en houden, heilgeloovig,
zijn standaard vast met klem.
Daar zijn ook martelaren
op Neêrlands grond geweest 1
Geen Lodewijk, geen Willem,
heeft ooit die keus gevreesd.
Met al hun schoone woorden.
met al hun stout geschreeuw,
zy zullen ons niet hebben,
de goden dezer Eeuw 1
Tenzij het woord des Zwijgers
moedwillig werd verzaakt:
'kmfb met den heer der heeren
een vast verbond gemaakt.
Toen heeft de A.R. partij den strijd aange»
bonden tegen den geest der eeuw. Tegenover
de Staatssouvereiniteit stelde zij de vrijheid
van Kerk, vrijheid van onderwijs en vrijheid
in het maatschapppelijke leven.
En zij heeft met rijken zegen gestreden.
De predikers van de staatssouvereiniteit
hebben het onderspit gedolven en vooral het
ministerie Kuyper heeft een geheel anderen
geest in ons volk gebracht. De Anti»Rev. kon»
den na het optreden van dit Kabinet met
opgeheven hoofd door het leven gaan Voor»
heen waren zij de dompers, de achterlijken,
zij waren tot niets nut De liberalen alleen
konden regeeren. Bij hun was het verstand 1
Thans veranderde dat. Dit vooral is de groote
beteekenis geweest van het optreden van het
ministerie»Kuyper.
Laten wij het optreden der Anti»Rev. partij
niet licht achten
God heeft groote dingen door haar gedaan.
Vergelijken wij den toestand van nu met
die van voorheen.
Ook de Staatkundig Gereformeerden pluk»
ken de vruchten van den strijd en het lijden
der AntisRev. mannen. Dat er in Herkingen
een vrije christelijke school verrees is de rijke
vrucht van den arbeid der AntisRev. partij.
En nu herinnert spr. aan het roekeloos
woord van Ds. Kersten, dat hij liever had
dat Rome met Rood meeging dan dat de
coalitie hersteld werd. Met den heer Heems»
kerk zegt ook spr. dat dit God verzoeken is.
Welke klachten kan men feitelijk inbrengen.
Wie brengt beschuldiging in tegen de Anti»
Rev. partij Het program der S. G. P. is ons
program. Wat wij willen, willen ook zij. Er
is geen verschil. Slechts op twee punten wijken
ze af. De verzekering en de samenwerking
met de R. K.
Maar is het verschil van meening tusschen
de oud»Gereformeerden en ons over het ver»
zekeringswezen nu voldoende om een andere
partij te stichten Was dat voorheen een
reden.
Spr. kent Flakkee nu bijna 30 jaren, 't Was
vroeger een idylle om hier in dit gebouw te
spreken. Daar zaten de Hervormde en Geref.
predikanten met de leeraren der Oud» en Vrije
gereformeerde gemeente en de Doopsgezinde
gemeente uit Ouddorp.
Men was één van zin. Niettegenstaande men
niet hetzelfde dacht over het verzekeringswe»
zen.
Waarom dan nu die verdeeldheid Kan
men niet in één partijsverband blijven, al denkt
men over deze ondergeschikte kwestie niet
precies gelijk
En dan het samengaan met Rome.
Vroeger was er overleg tusschen de Anti»
Rev. en de R.«K. bij de stembus b v. bij de
herstemming. Dat is nu anders. Samenwerking
der kiezers heeft niet meer plaats. De samen»
werking geschiedt nu in het parlement.
En wat zien wij dan
Dit Ds. Kersten en v. Zandt werken even»
goed met de R. K. afgevaardigden samen als
wij. Van de 100 gevallen zeker 98. Dit kan
ook niet anders. Deze samenwerking heeft
plaats vanzelf, zonder dat er vooraf overleg
gepleegd is. Dat ook Ds. Kersten met Rome
samenwerkt komt hierdoor dat Rome op zoo
vele punten precies hetzelfde belijdt als Ds.
Kersten en wij. Althans over de hoofdzaken.
In de eerste plaats over het onderwijs Ook
Rome eischt de vrije school en daarom konden
wij met hulp van Rome de gelijkstelling van
het onderwijs onder den zegen Gods bevech»
ten. Met Rome handhaven ook wij de heilig»
heid van het huwelijk, erkennen wij dat het
gezag Godes is en d.e Vorstin bij Zijn gratie
regeert. Met Rome waken wij voor de eerbaar»
heid in het publieke leven, beschermen wij
het gezin tegen de aanvallen der Revolutie»
geesten.
Er is zooveel meer dat Ds. Kersten en wij
met Rome willen handhaven. In de grootste,
de voornaamste zaken zijn wij het met elkan»
der in het Staakundig leven eens. Daarom
werken wij onwillekeurig samen en stemt ook
Ds Kersten met ons en Rome over de meeste
dingen precies gelijk.
Bij het gezantschap van het Vaticaan was
er verschil.
Spr. betreurt het dat Mgr. Nolens niet wat
voorzichtiger geweest is. Én de Heer Snoeck
Henkemans had van meer staatsmanswijsheid
blijk gegeven indien hij gezegd hadik ben
tegen dit gezantschap, doch nu ik zie dat de
linksche groepen dit amendement aangrijpen
om de Rechtsche meerderheid te breken, moet
het mindere voor het meerdere wijken en
stem ik met mijn club tegen het amendement»
Kersten.
Ook Ds. Kersten gaf geen blijk van voor»
zichtige staatsmanswijsheid. Wat hij deed kan
een kleine jongen ook. Wanneer een jongen
een steen door de ruit gooit zitten wij met
de scherven, 't Was een klein kunstje voor
Ds. Kersten om het amendement voor te stellen
waarover de Rechtsche meerderheid kon strui»
kelen. Maar daarmee was de samenwerking
verboken. En wanneer deze niet meer hersteld
wordt, zooals Ds. Kersten het wil, dan zal
hij vast geen kans meer krijgen om over de
gewichtige dingen in onze staatkunde met
Rome en ons samen te stemmen en alzoo de
christelijke grondslagen van ons volksleven
te handhaven. Dan is Rood de baas, krijgen
wij toestanden als in Rusland en in mindere
mate ook in Duitschland en België en Frank»
rijk heerschen. Dan hebben de christelijke
partijen voorgoed afgedaan, vallen we terug
in den toestand van voorheen. Moeten wij
onze vrijheden weer missen en zijn overgele»
verd aan de dwingelandij der Rovolutieman»
nen.
Hiertegen laat spr. zijn waarschuwende stem
hooren. De S. G. P. is op een gevaarlijk pad
en speelt een roekeloos spel.
De AntisRev. P. is het bolwerk tegen het
gevaar dat ons van links dreigt.
De AntisRev. partij mag wijzen op een
schitterenden geslachtsboom.
In dien geslachtsboom prijken de schoonste
namen.
Met deze Antirev. partij heeft God groote
dingen gedaan. Wij kunnen uit de vorige
eeuw geen greep doen of de Antirev. staat
er midden in Deze partij was het middel in
Gods hand om ons vrij te maken van het
dwangjuk der Revolutie.
Welnu, deze partij heeft nog niet uitgediend.
Nog wil en zal God door haar werken.
Maar laten dan allen die dezelfde beginse»
len belijden, zich onder haar scharen, opdat
er groote kracht van uitga.
Spr. wijst op de Kerstrede van den heer
Vliegen (S.D.A.P.), waarin deze wees op het
verschijnsel dat zijn partij in wezen niet
vooruitging. De socialistische kameraden moes»
ten in hun omgeving de andere arbeiders
bewerken.
Zoo ook moeten de Antirev. menschen in
hun omgeving onverstoord de Antirev. be»
ginselen propageeren, want veelal is het on»
kunde dat de menschen doet dwalen. De
volgelingen van Ds Kersten hebben de dingen
niet onderzocht. Ook op dit eiland blijkt dit.
Het neutrale blad zooals het sRott. Nieuws»
blad«, wordt door hun gretig gelezen. Maar
waar vindt men de »Standaard« en de overige
Antirev. pers? Dit moet veranderen. Beginnen
met de menschen te onderwijzen. Dan zal ook
dit vrucht geven.
Met een opwekking trouw te zijn aan ons
beginsel, sluit spreker zijn vurig uitgesproken
betoog
Enkele personen maakten gebruik van de
gelegenheid om vragen te stellen Tegenstan»
ders van spreker lieten zich niet hooren
Bij de beantwoording der vragen wees
spreker nog even op het optreden van Braat.
Wanneer spreker kiezen moest tusschen de
S D.A.P. en Braat, nam hij nog liever de
eerste daD den laatste. Dr. Kuypei leerde ons
het geestelijke voorop. Maar bij Braat is alles
het stoffelijke. En hij bereikt niets. Men neemt
hem niet serieus. Alles wat hij aanpakt komt
verkeerd utt. Als hij zich niet met den zomertijd
bemoeid had, was deze hoogstwaarschijnlijk
allang verdwenen. In de staten derJProv. gaat
het evenzoo.
Dan wijst spr. er op wat Braat gezegd heeft
in verband met de Hollandsche weldadigheids»
zin ten opzichte der bezochte gebieden. Braat
wil dat de Staat geeft en de particuliere giften
geweigerd worden. Dit wraakt spr. in Braat
ten zeerste. Wij moeten de weldadigheidszin
prijzen als nog een nawerking van het Christe»
lijk leven van ons volk Spr. waarschuwt de
Flakkeesche landbouwers tegen Braat. Ze zijn
bij hem aan het verkeerde kantoor.
De spr. wordt door den heer Warnaer dank
gezegd voor zijn rede en spreekt den wensch
uit, dat zijn werk vrucht zal dragen voor onze
partij op Flakkee.
Dan sluit de heer De Wilde met dankgebed.
Van H. M de Koningin was het volgende
telegram ingekomen
»Hare Majesteit de Koningin is zeer ge»
voelig voor het telegram der Anti»Rev. uit
Goeree en Overflakkee en voor de daarin
uitgesproken heilbede.
De Koningin draagt mij op U allen haar
welgemeenden dank voor dit telegram over
te brengen®.
w.g. VAN GEEN
Secretaris der Koningin.
40 cent per regel
hebben in de Eerste plaats een Kalmeerend
en Versterkend middel noodig.
Mijnhardt's Zenuwtabletten geven kalmte
en nemen gejaagdheid en overspanning weg
Glazen buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten
De Copie van Ingezonden stukken die niet ge»
plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buiten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers
Mijnheer de Redacteur,
Der waarheid getrouw
Naar aanleiding van een ingezonden stuk
onder het opschrift »Heb de waarheid en
den vrede lief I« voorkomende in Uw blad
van jl. Woensdag, kan en mag ik niet na»
laten U een kleine plaatsruimte te vragen.
Laat ik in de eerste plaats eens mogen
vragen, waarom deze z.g n. »hoorders« den
moed missen openlijk met hunne namen te
onderteekenen. Terwille van den vrede, zoo
schrijven ze, maar ik heb altijd gehoord, dat
men zich voor de waarheid niet behoeft te
schamen. En dan vooral dunkt mij, wanneer
het gaat over Goddelijke waarheid.
Noch eens, ter wille van den vrede, maar
ik moet tot mijn spijt constateeren, dat die
»hoorders« nu niet zoo bijzonder vredelievend
zijn. Was dit toch wel het geval, dan hadden
zij niet de toevlucht genomen tot Uw blad,
maar eerst eens den persoon in kwestie be»
zocht opdat deze dan die z g.n. «.onwaarheid®
en »misleiding« kon herroepen Dat is toch
eemaal de aangewezen weg volgens Gods
onfeilbaar woord nietwaar? Uw opschrift
lijkt dus wel heel mooi en vroom, maar in
den grond der zaak moet ik het als zeer on»
christelijk beschouwen.
Wat nu de inhoud betreft, daarover wensch»
te ik ook noch gaarne een kort woord te
schrijven. Het past mij niet, over het geloof
onzer geliefde en beminde Vorstin te oor»
deelen. Maar dit weet ik wel, als onze Lands»
vrouwe dat geloof bezit, waarvan zij getuigde,
staande bij de graftombe van Admiraal de
Coligne, en daar sprak over het levend ge»
loof in Chirstus, dat Zij ongetwijfeld zal in»
stemmen, wanneer voor Haar in den gebede
gevraagd wordt, om te komen bij aanvang
en voortgang tot de kennisse des levenden
God.
Want dan zal het ook Haar gaan, evenals
Koning David, en waar ieder van Gods kin»
deren kennis aan krijgen, waarvan wij o.m
lezen in Ps. 30. Daar toch zegt David in zijn
voorspoedIk zal niet wankelen in eeuwig»
heid, want Heere Gij hadt mijn berg door
Uwe goedgunstigheid vast gezet; »maar dan
volgt: «toen Gij Uw aangezicht verborgt,
werd ik verschrikt.«
En dan is voorzeker onze Vorstin meer ge»
diend bij een gebed, waarin voor Haar ge»
vraagd wordt »om bij aanvang en voortgang
te komen tot de kennisse van den levenden
God,« dan bij de hoogdravende taal, dat wij
God danken, dat we een Vorstin hebben, die
leeft in de vreeze des Heeren.
Want met al deze vleitaal en lofuitingen,
och wij en onze Koningin zullen toch maar
niet minder kunnen als met dat geloof, waar»
van sprake is in Hebreeën 11.
En als wij nu al het gepraat over geloof
en nog eens geloof, waaraan de redeneering
niet ontbreekt eens plaatsen in het licht van
dit Hoofdstuk, ach wat zijn er dan weiningen
die naar waarheid verstaan, wat David een»
maal zong
Gods verborgen omgang vinden,
Zielen, daar Zijn vrees in woont,
't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden,
Naar Zijn vreèverbond getoond.
Geachte Redactie, ofschoon hierover nog
veel te schrijven zou zijn, ik gevoel dat ik
niet meer van Uw plaatsruimte mag vergen.
Ik zeg U hartelijk dank voor de plaatsing,
doch ik wenschte nog dezen raad te geven
aan de z.g.n. »hoorders«, leest eens aandach»
tig onder biddend opzien Hebreeën 13 17
want dat is zeer noodig voor U.
En de persoon in kwestie roep ik toe
De God nu des Vredes, die den grooten
Herder der schapen door het eeuwigen tes»
taments uit de dooden heeft wedergebracht,
namelijk den Heere Jezus Christus, die vol»
make in U alle goed werk, opdat gij Zijnen
wil moogt doenwerkende in U hetgeen
voor Hem welbehaaglijk is door Jezus Chris»
tus, den welke zij de heerlijkheid in alle
eeuwigheid.
J. P. C. VAN ZIELST.
Sommelsdijk, 14, 1 '26
[Van Redactie wege eenigszins bekort.]
Geachte Redactie I
Mag ik een plaats voor dezen brief:
Waarde Vriend1
Ge hebt ongetwijfeld het protest gelezen
tegen de uitlating van een voorganger in ver»
band met het gebed voor onze Vorstin. Zoo
iets zal uw hart hebben verblijd ,t Wordt
tijd dat dergelijke dingen telkens publiek wor»
den gemaakt. De geestelijk hoogmoedige keur»
meesters zijn er in die omgeving te veel.
Het eigenaardige van deze lui is, dat ze schijn
baar een oog en hart hebben voor de dingen
van Gods koninkrijk, 't Is echler slechts schijn»
baar. Wie de gangen en paden van derge»
lijke personen gadeslaat, komt juist tot de te»
genovergestelde conclusie. Ze staan de zaak
van Gods koninkrijk tegen Zeer zeker, ik geef
het toe, spreken ze o zoo vroom, zoodat ze
den indruk geven het o zoo ernstig te meenen.
De practijk wijst echter uit dat ze eigen rijk
bedoelen. Ze trachten door den naam te heb»
ben een kind van God te zijn, de huizen der
weduwen op te eten. 't Is toch zoo'n geluk
dat ze den naam dragen »bekeerd« te zijn.
Alles is dan in orde, want niet de Christus
doch de »christen« zit in die omgeving op
den troon. Wie z.g. «diep ingeleid« is, is een
heilige. En een heilige mag alias doen. Een
»heilige« weetalles Ge moet uw oor eens te luis»
teren leggen als ge uit de kerk komt. Dat soort lui
vragen niet of Gods Woord recht gepredikt
is. Dat laat hen koud Maar ze vragen of de
dominee iets gezegd heeft, dat hun »ik« be»
aamt. En dan ja dan is het goed. Roept
de predikant de z.g. bekeerden tot bekeering,
ze keeren den prediker den rug toe en zoe»
ken zoeken zoolang tot ze er een gevonden
hebben die hun zenuwgestel beroert en
ze hebben een zegen ontvangen. Dat is nog
eens een bekeerde domineewant hij
weet »wat leven« is. Natuurlijk is dit ook
van korten duur. Het leeraars vergaderen naar
het goeddunken van hun hart, sluit in dat
ze als »lolliechristenen« af en toe eens een
anderen noodig hebben. Die van God geroe»
pen zijn en ter plaatse het woord des Heeren
laten hooren, worden den rug toegekeerd.
Bedektelijk maken ze propaganda om den ker»
kedienst niet meer te bezoeken. Ge kunt im»
mers bemerken dat de dominee geen deel
heeft aan het leven dat uit God is Zoo hij
daarin deelde, zou hg wel eens of veel van
zichzelven vertellen. En dat is volgens hun
beschouwing »het ware«. Van Christus be»
geeren ze liefst niet te veel te hooren, want
dan wordt geëist dat Christus moet wassen
en zij minder worden en dan zijn zij als
keurmeesters weg. 't Is toch zoo indroevig
als onder belijders des Heeren zulke godde»
loosheid wordt gevonden. De practijk wijst
uit dat ze afbreken in plaats van opbouwen.
Ik ontmoette voor eenigen tijd een predikant
die zeideOnder de prediking ontdek ik
telkens personen, die hun carrière zijn mis»
geloopen. Ze hadden marconist moeten wor»
den. De draadlooze telegrafie beoefenen ze
met gebaren. Ze geven telkens seinep of het
goed of niet goed is, hetgeen de dominee
zegt opdat anderen daaruit kunnen leeren
en veroordeelen. Ik heb weieens gedacht,
is zoo iets een bewijs van liefde tot de waar»
heid of van vijandschap 't Wil mij voor»
komen van het laatste. De goddelooze Achab
was ook zoo'n hoorder. Wat de profeet Micha
sprak, smaakte hem niet. Dat was niet goed.
Wat de leugenprofeten zeiden, dat smaakte
hem, en het werd zijn dood.
Zoo vrees ik dat de Achabs nog leven en
zichzelven zoeken en Christus verwerpen. De
woorden der profeten zijn goed, als de ze»
nu wen worden geroerd en de menigte zegt
hebt ge wel gezien hoe diep getroffen die en
die was I Juist dezen zijn het die telkens
trachten te bouwen eigen heilig huisje, doch
de zaak des Heeren tegenstaan. Geloof me,
de koningin zou wel een »bekeerde« zijn,
als ze eerst de geestelijke keurmeesters op den
troon plaatste en zij met een boekje in een
hoekje ging zitten. Nu ze luide van Christus
getuigt, nu is het mis. Gelukkig dat ik het
protest heb gelezen, 't Geeft moed voor de
toekomst, wijl daaruit blijkt dat er wordt ge»
vonden een Gereformeerd volk, dat zich niet
van een z.g. «diep ingeleide«, doch door 's Hee»
ren Woord laat leeren. Ik twijfel niet of ook
gij zult u met mij verblijden, wijl daaruit
blijkt, dat Gods Woord nog niet krachteloos
is geworden in deze omgeving.
Ontvang mijn groet.
Een Gereformeerd Predikant
in Zuid=Holland.
Verschillende ingezonden stukken hebben
wij over deze kwestie ontvangen. Twee er van,
vóór en tegen, geven wij een plaats en sluiten
hiermede de discussie over deze zaak. Red.]
Mijnheer de Redacteur I
Mag ik beleefd een klein plaatsje in Uw
veel gelezen blad. Bij voorbaat mijn oprech»
ten dank.
Naar aanleiding van het ingezonden stuk
in het j.l. Woensdagnummer van Dr. M H. A.
van der Valk te Hillegersberg en Uw onder»
schrift, gevoel ik mij, om misverstand te
voorkomen, gedwongen U er attent op te
maken, dat ik bedoelde vergadering, wegens
drukke werkzaamheden, niet heb kunnen bij»
wonen en daarvan ook geen verslag heb in»
gezonden.
Waar de berisping in Uw onderschrift tot
de plaatselijke correspondent is gericht en ik
met het heele verslag niets te maken heb,
meende ik goed te doen U hierop attent te
maken.
Inmiddels hoop ik, dat de buitengewone
verslaggever, die zoo welwillend was een ver»
slag in te zenden, van de opmerking nota
zal hebben genomen.
Hoogachtend,
Uw dw. dnr.
P. J. KEIJZER.
Plaatselijk Correspondent
Nieuwe Tonge, 14 Januari 1926.
De kunsthandelaar Iz. de Vries, Leidschekade 101, Amsterdam, heeft onlangs ontdekt en thans
in zijn bezit een Egyptisch marmeren beeld, tijdperk pl.m. 1324—1238 voor Christus, riet beeld
is hoog 61 c M. en stelt een Koningin of Priesteres voor. Het mag als
zeer zeldzam beschouwd worden.