PUROL bij Ruwe Huid, Gesprongen Handen, Schrale Lippen
De Kruidenier uit de Roziinkorf.
Reclame-Mededeellngen.
F EÜIL LE TON
Gemengd Nieuws.
40 cent per regel.
aan iemand, die hen een jas cadeau geeft.
Weliswaar was algemeen de overtuiging ge»
vestigd dat er verandering in den handel
van onze producten moet komen, doch men
wenscht daarvoor niet het geringste offer te
brengen.
Blijkens de noteeringen van de gehouden
uienveilingen werd voor goede uien, die het
merk van het Uitvoer Controle Bureau waar»
dig waren, van f 2,87 tot 2,93 gemaakt, ter»
wijl in den vrijen handel zoo hier en daar
f 3,— per H.L. werd besteed. Enkele partijtjes,
waarin abnormaal veel grove uien voor kwa»
men, konden deze prijzen niet bedingen. De
afwijkende kwaliteiten wil ik hier buiten be»
schouwing laten.
Voor het luttele verschil van 7 tot 13 cent
per H.L. gingen verschillende jammerkreten
op en deed men zelfs een beroep op de vei»
lingskas. Ik kan geen woorden vinden, die
een juist beeld van de bekrompenheid van
deze landbouwers kunnen geven. Moeten wij
nu op dergelijke wijze ons betrekkelijk kleine
veilingkapitaal, dat bij eventueele uitbreiding
lang niet in de behoefte voorziet, zoo ver»
loren doen gaan
Immers neen 1 Daarbij komt nog de vraag
of men gerechtigd zou zijn om daarvoor de
veilingskas aan te spreken.
M.i. wordt ons veilingsbestuur voor een
moeilijke vraag gesteld en zal zeer zeker ernstig
moeten worden overwogen, alvorens tot een
uitkeering in dien zin zal worden overgegaan.
Gaat men hier wel toe over dan zal toch
voor iedereen de gelegenheid worden open»
gesteld om toelage te vragen op zijn geveilde
producten. Geeft men immers voor het artikel
uien toeslag, dan zal men het voor bloemkool,
bessen, vroege aardappelen enz., toch even»
eens moeten doen Wie zal dan wel en wie
zal dan geen toeslag genieten. Medunkt, die
grens is niet te bepalen. Het zal dus beter
zijn, dat wij, zooals terecht in bovenstaand
artikel is gezegd, zelf onze jas dichtknoopen.
Alleen een overwinning met strijd geeft
bevrediging.
Een landbouwer, die de door hem opge»
geven hoeveelheid uien zal veilen, deelde mij
mede, dat hij beslist zal bedanken voor een
toeslag uit de veilingkas, wanneer zijn uien
op de veiling eventueel minder mochten op»
brengen dan in den vrijen handel wordt be»
steed
Wie volgt hem op zijn vastberaden weg
Hoogachtend,
JAN KOERT Czn.
Sommetsdijk.
De Hollandsche ui niet langer op de
mestvaalt.
Twintig jaar geleden, in 1906, zond de Ne»
derlandsche Regeering twee harer ambtenaren,
den Inspecteur van den Landbouw, den heer
Kakebeeke, destijds Rijkslandbouwconsulent
in Zeeland, en dan heer Claasen, Rijkstuin»
bouwconsulent in het Westland, naar Enge»
land ter bestudeering van het vraagstuk van
den afzet van uien. Als derde werd aan deze
commissie toegevoegd de heer Bonthuis, Rijks»
tuinbouwconsulent in buitengewonen dienst,
die destijds in Engeland vertoefde.
Het ging met den handel in uien niet naar
wensch. De Hollandsche ui vond geen waar»
deering op de Engelsche markt, waarop de
export van dat product in hoofdzaak was
aangewezen.
Het is wel goed dit rapport nog eens voor
den dag te halen en den vinger te houden
bij de conclusie, waartoe de commissie een»
parig kwam. Woordelijk geldt die conclusie,
al is zij 20 jaar oud, nog voor het heden
De onmogelijkheid om voor de Nederlandsche
ui op de Engelsche markt een voldoenden
en toonenden afzet te vinden, lag volgens
de commissie in de minder zorgvuldige behan
deling der uien door een groot deel der telers,
in verkeerde praktijken van commissionnairs,
en in de omstandigheid, dat de toenmalige wijze
van verkoop het niet mogelijk maakte een prijs
te bedingen, die evenredig was aan de kwaliteit.
Voorts leed de uienhandel op Engeland sterk
door het feit, dat er handelaren waren, die te
laag gewicnt per baal leverden en die bovendien
menigmaal uien in een niet goed verhandelba
ren sta.it exporteerden.
De historie meldt niet, of deze commissie
destijds hare conclusie ter kennis van de
uientelers heeft gebrachtin ieder geval niet
op een wijze, welke effect heeft gesorteerd,
want na 20 jaar is het met de Hollandsche
ui nog even slecht gesteld als toen.
Er bestaat ten plattelande nog op veel
plaatsen de gewoonte, om door een omroeper
door bekkenslag verschillende dingen aan de
burgerij bekend te maken. De Pers heeft veelal
deze typische wijze van publicatie verdrongen,
maar vóór 20 jaar was in Zeeland en op de
Een verhaal uit de laatste helft der vorige eeuw
door P. BROUWER.
11) Nadruk verboden.
Van 't begin af liép zijn zaak dan ook.
En al was 't nu voor de »Rozijnkorf« aller»
minst een débacle, de uitkomst van de eerste
weken en twee, drie maanden bewees toch,
dat de invloed van den nieuwen winkel terdege
werd gevoeld.
En dat juist op 'n zéér ongunstig moment
Het huisgezin met de opgroeiende kinders
kostte meer dan ooit. Wilde hij diegenen onder
hen, welke er aanleg voor hadden, laten lééren,
dan zou dat straks, met z'n zoon te beginnen,
buiten Yeldstad gebeuren moeten en veel geld
kosten.
Daarbij kwam, - het bedrijfskapitaal was
altijd aan den krappen kant geweest, waardoor
Kemperman veel gebruik had moeten maken
van zijn crediet en nu schéén het haast 't
kon niet, bestreed hij zichzelfalsof er booze
machten aan 't werk waren die zijn crediet
ondergroeven. Trouwens, ook zonder dat
Ruiter betaalde merkwaardig vlug, wat hij kocht
en Kemperman kon daar niet te lang bij achter
blijven
Zoo wés er wel eens «wisselkoorts® li
Moést weieens 't geld bijeengeschraapt.
Wat vroeger nooit voorkwam
En daar kon zijn vrouw niet tegen.
Die zorgen, waar ze in een zaak niet buiten
gehouden kon worden, maakten haar zenuwach»
tig, knakten en kraakten haar, deden haar
vertrouwen op hun God bezwijken, soms uit»
barsten in onbezonnen gejammer of in dwaas
verwijt.
't Was Kemperman 'n zaak van veel zorg
en gebed.
Waarin de Heere uitkomst gaf.
Zijn vrouw heeft 'n zuster, in 't Geldersche
met een onderwijzer gehuwd, kinderloos'n
rustig en prettig gezin.
Met Paschen waren ze over geweest.
Zuid»Hollandsche Eilanden dit gebruik onge»
twijfeld nog in eere.
Van dit middel had de Regeering gebruik
moeten maken, toen zij bovengenoemd rap»
port publiceerde, dan zou de noodroep der
commissie mogelijk beter tot de ingedommelde
landbouwers doorgedrongen zijn.
Twintig jaar zijn sindsdien verstreken, zon»
der dat er een merkbare verandering is geko»
men in den toestand van den uienhandel.
Alleen Noord»Holland verbeterde zijn uien»
sorteering en «verpakking. Daar paste men
zich, dank zij het veilingssysteem, aan de
eischen, welke de makt stelde, aan. De resul»
taten zijn bekend.
Als men de prijzen vergelijkt, die de Noord»
Hollandsche kweeker voor zijn uien krijgt en
die, waarvoor de Zeeuwsche en Flakkeesche
uien worden verhandeld, dan moet men met
verbazing de handen ineen slaan over de
verwaarloozing van zijn belangen door den
Zeeuwschen en Flakkeeschen boer. Er is geen
land» of tuinbouwproduct te noemen, dat
zoo in de goot ligt als de ui, hét exporartikel
bij uitnemendheid.
Asschepoetser noemde het Centraal Orgaan
van den Handel in 1922 de ui. Maar aan die
verwaarloozing moet toch eenmaal een einde
komenZoo kan en mag het niet langer blij»
ven. Als de ons beconcurreerende landen een
overvloedigen oogst hebben, is ons product
vaak waardeloos.
De positie van onze ui aan de buitenland»
sche markt is geen concurrentie voor de uien,
die door andere landen worden aangevoerd.
Dit kan niet langer zoo blijven. Hollandsch
product moet op de buitenlandsche markt den
Hollandschen exporthandel niet naar beneden
halen, maar omhoog brengen. Daarom is het
een zaak, die den tuinbouw in zijn geheel
raakt. Ais een lid van het lichaam niet be»
hoorlijk functionneert, schaadt dit het geheel.
Wij kunnen niet tevreden zijn, als Noord»
Holland alléén zijn uien een goede behande»
ling geeft. De Zeeuwsche en Flakkeesche uien
moeten, koste wat het kost, tot hun recht ko»
men. Dit is het belang van onzen exporthandel
en van de uienkweekers beiden.
Er moet een weg gevonden worden om de
volle medewerking te krijgen van de uientelers
zelf-, die moeten uit den hoek, waarin zij tot
hun schade 25 jaar en langer hebben gezeten.
De hoogere prijs die voor hun product te
krijgen is, mag hun niet langer ontgaan.
Men zegtzij zijn bang voor de commissi»
onnairszij zouden wel uit de hoek komen,
als zij maar durfden, want van de misstanden
zijn zij wel overtuigd. Dit wordt toch al te
gekhet zijn toch geen onmondige kinderen
meer. Wij gelooven er ook niet aan. Er moe»
ten in Zeeland en Flakkee boeren zijn, die
hun eigen jas dicht kunnen knoopen. Zijn
eigen geteeld product op hooger waarde te'
brengen, is het goed recht van een ieder en
zijn plicht tegenover zijn gezin.
Daarom behoort de actie tot verbetering
gesteund te worden door iederen boer, die zijn
hart niet in zijn schoenen, 'maar op de rechte
plaats draagt, en zijn hersens weet te gebrui»
ken op het oogenblik wordt in Middelharnis
en in Zierikzee beproefd om de uien collec»
tief te sorteeren en te verpakken. Dit is een
zaak die door iederen Flakkeeschen en Zeeuw
schen boer moet gesteund wordenwij zeggen
dit en herhalen het, omdat door deze poging
te steunen het welslagen verzekerd is. Men
steunt niet als men zijn goede uien verkoopt
en de zwakke voor de collectieve sorteering
beschikbaar stelt. Doet dan liever niets 1 Daar»
mede toch helpt ge op de snelste wijze deze
goede manier om het nagestreefde doel te
bereiken om hals.
Een boer, die afwijkende uien heeft, kan
ze in het belang van de goede zaak beter
aan den commissionnair verkoopen.
Men wil geen proefkonijn zijn, zegt men.
Dat is ook niet zoo pleizierig, dat geven wij
toe maar dit behoeft ook niet.
Ga desnoods mei de pet rond en breng wat
bij elkaarhet behoeft heusch niet zooveel
te zijn. Hoofdzaak is dat men moed heeft
en het zóó wordt aangepakt, dat de proef een
eeriijke kans krijgt. Niet met knieën, die slap
zijn en uien, waar slapers in zitten, maar met
de handen uit de mouwen en uitsluitend goede
uien kan het pleit gewonnen worden.
Wij nemen uit het Algemeen Nederlandsch
Landbouwblad het volgende hoofdartikel over
«Laat je vrouw den ganschen zomer rustig
bij ons komen,zei meester. «De Geldersche
lucht doet wonderen, dat zul je zien en dan
heeft m'n vrouw wat gezelligheid bij haar
eenzaam bestaan.«
'n Weemoedig lachje komt om meesters
mond
Zoo geschiedde het. En nu kon Kemperman
zijn volle énergie geven aan zijn zaak. Wat
noodig werd
HOOFDSTUK XII.
't Was een zeer eigenaardige sensatie
Toen de winkelier Kemperman des Maandags
alléén, uit Gelderland, waar hij 'n Zondag»
over z'n vrouw voor eenige maanden had weg»
gebracht, naar zijn woonplaats terugspoorde,
voelde hij zich meer opgewekt dan in weken
het geval was geweest.
Toch hield hij zielsveel van de vrouw»zijner»
jeugd.
Toch moet hij er niet aan denken, dat straks
de plaats zijner vrouw aan den huiselijken
disch ledig zijn zal en maanden lang ledig
blijven. Toch schrijnt het in zijn ziel vanwege
al dat leed
Maar zooals 't den laatsten tijd ging, kon
het niet.
Zijn vrouw was er onder geraakt.
En dreigde onder te gaan naar lichaam en ziel.
De nachten werden grootendeels slapeloos
doorgebrachtallerlei waanvoorstellingen en
angstgedachten betreffende de zaak, haar man,
haar kinders, hun toekomst, verschrikten haar.
Schuw schrikte ze op als de schel ging
Wat onheilsbode zou daar weer zijn
Eten deed ze weinig meerde ontruste
zenuwen beletten 't haar.
In weken was ze al niet naar de kerk geweest.
Die groote menschenmenigte benauwde haar
ze verbeelde zich, dat allen het oog op haar
vestigdendat men de hoofden bijeenstak en
over haar fluisterde, neen ze durfde niet.
Het kon niet langer zoo en de arts, die
hen sinds tal van jaren als 't noodig was, al
bedokterde had ook met nadruk gezegdZij
moet er eens heelemaal uit en voor 'n poos
een geheel andere en vooral een rustige om»
geving is voor haar 't beste medicijn.
En zoo was ze dan naar Gelderland gegaan,
Wie daar niet tot rust komt -r zij Kemper»
Heeft het Kerstfeest 1925 ons ook iets
te zeggen?
Het is een goede gewoonte geworden, dat
couranten en tijdschriften van allerlei slag,
aan allerlei strekking en richting op Kerstmis
verschijnen, sommige in buitengewoon schoo»
nen vorm, andere uitpuilend van buitengewone
lijvigheid, weer andere wat inhoud aangaat
zoo geheel afwijkende van den sleur, dat dit
reeds een feestelijke stemming aanduidt en
nog andere wijden tenminste een kort woord
aan het groote christenfeest en ook wij willen
ons aan dat algemeen gebruik niet onttrekken.
De verzorgers dezer Kerstnummers hebben
soms een vrij lichte taak. Kunnen ze gewoon
hunne feestvreugde uitjubelen jegens hunne
medemenschen, die met hen één van gevoelen
zijn, 't is een gemakkelijk en heerlijk werk.
Ze kunnen beginnen met de eugelelenbood»
schap uit I.ucas 2 10 en 11«vreest niet,
want zie, ik verkondig u groote blijdschap,
die al den volke wezen zal, n.l., dat u heden
geboren is de Zaligmaker, welke is Christus,
de Heere, in de stad Davids«. Anderen geven
uiting aan sombere beschouwingen over den
dood in de natuur, het sterven van den dag,
de overwinning, bevochten door nacht en
duisternis en de nu plaats hebbende kentering.
Kerstfeest wordt dan het feest van de hoop,
ja, de zekerheid van ontwakend nieuw leven,
nieuw licht, nieuwe kracht en komende heer»
lijkheid.
De kerstboom met zijn lichten wordt dan
het zinnebeeld van ontbotten en groenen en
tintelend licht en aanstaande zonneweelde.
Hoe men evenwel ook staat met zijne
feestviering, allen zullen moeten erkennen, dat
het werk van Christus eene wereldhervorming
heeft gebracht, grooter dan iets anders. Wel
is het oude Kaïnswoord «ben ik mijns broe»
ders hoeder nog niet dood. Wel zijn zelf»
zucht, afgunst en wantrouwen niet verdwenen.
Wel is de naastenliefde, zich zelfs uitstrekkende
tot zijne vijanden, dikwijls nog niet verder
gevorderd, dan het verdragen van zijn naaste.
Toch heeft het voorbeeld van zelfopofferende
liefde reeds zóóvele harten ontgloeid tot
wederliefde en navolging, dat er, gewild of
ongewild, bewust of onbewust, de zeden door
zijn verzacht en gelouterd. Na de bitterste
haat, ontwaakt met kwalijk verholen schaamte,
toch weer de geest van toenadering. Denk
aan Versailles en Locarno. Ons blad is een
landbouwblad. Onze meeste lezers zijn dus
landbouwers. Heeft hei Kerstfeest, in dezen
zin beschouwd, voor ons ook een boodschap
«En gelijk gij wilt dat u de menschen doen
zullen, doet gij hen ook desgelijks,is het
Christus woord uit Lucas 6 31. Ais wij goede
waar wenschen voor ons geld, als wij letten
op echtheid, zuiverheid en gehalte, zorgen wij
man bij zichzelf die kan het nergens vin»
den I«
Als je er 't kleine stationnetje uitstapt krijg
je al een gevoel, alsof je in 'n ruime zee van
rustige kalmte gekomen bent, waar je toch
niet uit kunt en waarop je daarom jezelf maar
drijven laat, 't al gauw prettig vindend dat
je geen vin hoeft te verroeren.
Kemperman heeft er 'n paar goede dagen
gehad.
Zijn vrouw, dat weet hij wel, kan 't nergens
beter hebben dan hier. Zijn zwager is een
godvruchtig, opgeruimd man, 't eenige hoofd
eener Chr. School in den wijden omtrek en
de gesprekken met dezen rustigen, maar beslis»
ten belijder hebben Kemperman gesterkt in
zijn geloof, krachten gegeven op zijn moeilijken
weg, het was hem een kortstondig Elim ge»
weest, met waterfonteinen en palmboomen.
«De Heere zorgt altijd voor Zijn eigen zaak
Met die woorden had zijn zwager hem be»
moedigd, toen hij klaagde dat nu wel alle
hoop om te Veldstad in afzienbaren tijdeen
school te stichten, afgesneden scheen.
«Al zijn ons, menschen, de handen gebon»
den,
Daar boven den kloot der aarde resideert
God Almachtig, die spreekt en het is er, gebiedt
en het staat er en die een hoorder is van het
gebed. Veldstad, Kemp 1 krijgt zijn school en
als 't God belieft, zullen onze oogen het zien 1«
Kemperman voelde zicb bemoedigd en be»
schaamd.
Er waren gedachten geweest in zijn ziel.
gelijk Aan die van oud'Israel in de woestijn
Hoe zal de Heere zulk een groot volk de tafel
toebereiden en het vleesch geven in de woe»
stijn
En toch heeft de Heere dat gedaan.
Zou dan Zijn hand verkort zijn?
Dat overlegt Kemperman bij zichzelf in den
trein. -
En dat is een der redenen, waarom hij meer
opgewekt naar* huis terugkeert, dan hij het
voor enkele dagen verliet.
Dan komt daarbij hij kan zich nu met alle
energie, waarover hij beschikt, ongehinderd
geven aan zijn zaak en terwijl hij naar huis
spoort, begint hij in zijn overleggingen alvast
de plannen uit te werken, die hij in kiem
reeds bij zich omdroeg, maar waaraan hij zich
ook steeds betrouwbaar op de markt te ver»
schijnen. Liegt het spreekwoord «de mooiste
eieren zijn boven in de mars?«
Is de uitdrukking, «gewasschen melk®, enkel
een aanduiding der Hollandsche zindelijkheid?
Waarom staat bij de eiermarktberichten zoo
vaak «zuiver vol versch 't Zal toch niet
voorkomen, dat wij bij stijgende prijzen, de
eieren een maand laten liggen Nog één woord
uit hetzelfde hoofdstuk zou ik in deze gure
wintermaand in uw hart willen schrijven, n.l.
«Weest dan barmhartig®. Laat die barmhartig»
heid zich uitstrekken niet enkel tot den honge»
rige, die aan uwe deur klopt of den ongeluk»
kige uit uwe buurt, maar vooral ook tot uwe
ondergeschikten, die 't vaak hard hebben, ja
zelfs tot uw vee, opdat uw naaste u zegene
en blij en gezegend zij ons Kerstfeest.
K
Kerstfeest met het Koninklijk gezin.
Het was Woensdagavond voor de werklie»
den en verder personeel in dienst van H. M.
de Koningin in de Hoog=Soerensche bosschen
een heuglijke avond. In de tuinzaal van hotel
«Eik en Dal« had de Koningin een kerstboom
doen plaatsen. Tegen vijf uur werden de
kaarsjes ontstoken en even later verschenen
de Koningin, Prins Hendrik en Prinses Juliana.
H. M. ging persoonlijk voor in gebed en
sprak een korte kerstrede uit. Gezamenlijk
werden verder enkele Kerstliederen gezongen
waarbij allen werden onthaald, waarbij ook
de leden van het Koninklijk gezin aanzaten.
Onderwijl onderhielden zij zich met bijna alle
aanwezigen persoonlijk.
Ieder der gasten ontving verder een kerst»
geschenk. Tot zes uur bleef het Koninklijk
gezin te midden van het personeel.
De kerstboom werd geschonken aan de
leerlingen van de Zondagsschool voor het
door deze te vieren Kerstfeest.
Vrouwenbeul.
Een politie»agent nam een caféhouder, die
op den Schiedamschen weg te Rotterdam,
zijn vrouw met een revolver bedreigde, mee
naar een politiepost. Toen een onderzoek
werd ingesteld naar de oorzaken der echte»
lijke oneenigheid kwam aan het licht, dat de
man zijn vrouw reeds jarenlang op de erger»
lijkste wijze mishandeld had. Hij heeft haar
vroeger, toen hij nog in Oosterhout (N.»B.)
woonde, met een scheermes bedreigd. Zij is
toen naar Antwerpen gevlucht. Hij heeft haar
daar opgezocht en haar uit wraak een stuk i
niet had kunnen geven, zoolang thuis de toe»
stand van zijn vrouw ook voor hem een dage»
lijksche kwelling des geestes was.
't Blijkt nu, dat Kemperman uit de Rozijnkorf
een echt man»van»zaken, een gewiekst en ge»
knipt handelsman is.
Hij gaat goed systematisch te werk.
't Eerste wat hij doet is, precies nagaan hoe
het met zijn zaak staat.
In ruwe trekken wéét hij dat wel.
't Is allerminst een »verloren« zaak 1
Maar éven vast staat, dat de winkel van
Ruiter, die ongetwijfeld blijven zal, wat hij
van 't begin af was een zeer ernstige concur»
rent, hem schade gedaan en zijn zaak achter»
uit gezet heeft.
Nogeens, in 't algeméén is hem dit bekend.
Maar nu gaat hij uit zijn boeken en uit zijn
winkelpractijk eerst precies na hoe groot die
schade is geweest en hoeveel zijn achteruitgang
betrof in de laatste zes maanden.
'n Arts zou zeggen, dat hij de diagnose
stelt
D.w.z. precies den juisten toestand opneemt.
Zorgwekkend bleek deze nietzorgeischend
wel.
Toen werd de stand van zaken breedvoerig
met Jan Dekkers besproken, zijn winkelknecht
en in de praktijk zijn rechterhand.
'n Zaak beheeren kan die in 't minst niet.
Dan liep alles gauw in 't honderd.
Maar wat het denkend hoofd van een ander
voor elkaar praktiseert, met rappe hand uit»
voeren, daarvoor is hij de man 1
Kemperman zet hem den toestand uiteen.
De omzet is ongetwijfeld verminderd.
De boeken wijzen het uit en in den winkel
was 't te zien.
«Dat kan niet anders, Janl Ruiter is een
ernstig concurrent en wat hij verkoopt, gaat
bij ons niet over de toonbank heen1«
«Twee geiten op één bleekveld, dat is voor
elk zooveel minder gras,« zegt Jan, die én
geit èn bleekveld heeft.
«En zoolang hij hier winkelen blijft, halen
we dat hier in Veldstad nooit weer geheel
op, hij heeft goede waar en hij is niet
duurder dan wij.«
«Dat is zoo, en 't lijkt wel of de groote lui
't nu bij ons niet royaal genoeg meer vinden«,
zegt Jan niet zonder bitterheid.
uit de hand gesneden. Het beklagenswaardige
schepsel had overigens nog op tal van plaatsen
van haar lichaam steekwonden van zeer re»
centen datum, o.a. in de borst en in den rug.
De politie houdt den woestaard in bewaring
uit vrees voor nog ergere daden.
Nekkramp.
Te Eeserveen (Dr.) is het 5»jarig zoontje
van den heer J. H. aan nekkramp overleden.
De onbewaakte overwegen.
Bij den onbewaakten overweg op de grens
van Winsum»Obergum, had Donderdagavond
een aanrijding plaats van den spoortrein met
een motorrijder, aldus de Tel. De trein, welke
om 5,05 uit Baflo in de richting Groningen
vertrekt, stond even voor het station Winsum,
vlak bij den overweg, welke niet van afsluit»
boomen is voorzien, plotseling stil. Bij onder»
zoek bleek, dat een motorrijder, de 30jarige
gehuwde heer K. Sissing, uit Obergum bewus»
teloos aan den weg lag, terwijl zijn motor»
rijwiel, dat nagenoeg geheel vernield was, een
eind verder gevonden werd. De heeren ge»
broeders Sissing, scheepsbouwers, bevonden
zich elk op een motorrijwiel. Juist toen de
trein in aantocht was, wilden zij den overweg
passeeren. Door een geweldigen hagelslag heb»
ben zij waarschijnlijk den trein niet gehoord
de oudste der heeren was juist over de rails,
doch de andere werd door de locomotief ge»
grepen, met het bekende noodlottige gevolg.
Dokter Brons, uit Winsum, die spoedig ter
plaatse verscheen, constateerde een armbreuk,
een diepe wonde in het achterhoofd en een
gebroken rib. Het slachtoffer werd naar zijn
woning vervoerd. Zijn toestand is vrij ernstig.
De verongelukte loodsschoener.
Een Zaterdag op Ameland aangespoeld lijk
is herkend als dat van Johannis Lodewijk,
een der loodsen van den verongelukten Ter»
schellinger loodsschoener no. 2. Zondag is
het per rijksvaartuig van Ameland naar Ter»
schelling overgebracht.
Een autobus verbrand.
Omstreeks 4 uur Zondagochtend werd on»
geveer tegelijkertijd door een waker van de
Westlandsche Stoomtramwegmaatschappij te
Loosduinen en door den inspecteur van po»
litie aldaar, den heer M. Riem Vis, waarge»
nomen, dat er brand was in de garage voor
autobussen van de Westlandsche Stoomtram»
wegmaatschappij.
Het bleek, dat een autobus, de laatste die
was binnengereden na beëindiging van den
dienst, omstreeks kwart over twee, in brand
was geraakt, door tot dusver nog niet opge»
helderde oorzaak. De chauffeur had na het
■binnenbrengen in de garage niets bijzonders
aan den autobus opgemerkt
Uit voorzichtigheid wachtte de inspecteur
met het ontsluiten van de deuren, totdat de
brandweer uit de 6de sectie, Archimedesstraat
in Den Haag, ter plaatse was, hetgeen spoe»
dig het geval was. De bemanning van de
spuit uit die sectie heeft toen de garage ge»
opend en den brandenden autobus met be»
hulp van touwen uit de bergplaats weten te
krijgen en den brand in den autobus verder
op het open terrein vóór de garage gebluscht.
De eerste zorg was een benzinetank, waarin
nog ongeveer 100 liter benzine was, van de
bus los te maken en af te koelen, hetgeen
met succes is kunnen gebeuren. Met een straal
op de waterleiding en onder leiding van den
inspecteur«brandmeester Otten, werd het vuur
daarop spoedig gebluscht. Er was echter van
den autobus niet veel meer over.
Enkele der overige autobussen in de ga»
rage zijn licht geschroeid, maar oycrigens niet
beschadigd.
De directeur der Westlandsche Stoomtram»
wegmaatschappij, jhr Röell, en de chef van
beweging der maatschappij, de heer Muller,
door de politie dadelijk gewaarschuwd, waren
op het terrein aanwezig.
Mijnongeluk.
De mijnwerker H, uit Urmond, kreeg in de
mijn een slag van een paard tegen de borst.
Ernstig gewond werd hij naar het hospitaal
gebracht.
In de mijn Maurits geraakte de mijnwerker
H. uit Broeksittard onder afvallend gesteente.
H. bekwam ernstige kwetsuren, vooral aan
de beenen en ook inwendig^kneuzingen.
«Och, daar is 't niet om I zegt Kemperman
droog. «En we laten voorloopig de «Rijzijn»
korf® stil wat die iseen degelijke, ouder»
wetsche winkel. Maar luister nu es goedl«
En nu zet Kemperman z'n plan uiteen.
Al doen ze nog zoo hun besthier in de
stad is nu eenmaal hun omzet minder gewor»
den en dat blijft zoo ook de twee geiten
van Jan Dekkers symboliseerden den toestand
goed.
«Maar als je de eerste geit evenveel gras
geven wilt als vroeger, dan verleng je een vou»
dig zijn touwzegt Kemperman.
Veldstad ligt in een welvarende streek.
Dorpen, buurten, gehuchten, hoeven zijn
er in menigte.
De «Rozijnkorf® hééft reeds zijn klanten,
ver in 't rond.
Alleen, die komen óf bij marktdag in de
stad, óf ze laten hun boodschappen met den
vrachtrijder meekomen en 't is duidelijk, dat
op deze occasioneele manier, héél wat bestel»
lingen hun ontgaan, die ze zouden kunnen
hebben, als niet de clientèle bij de «Rozijn»
korf®, maar als deze bij de klanten kwam.
«En daar moet jij op uit, Jan.«
De oogen van Jan Dekkers schitteren.
Dat was altijd «je werk« geweest, vond hij.
Maar vroeger had de patroon er nooit veel
ooren naar gehad, omdat Jan nu eenmaaibij
zulk een zaak in^en winkel onmisbaar was.
«Nu echter wordt het,® zegt Kemperman,
«noodzakelijk. Ten tweede, mijn kinderen
worden grooter, ik kan als 't moet nog 'n
halfwas nemen, marktdag blijf je vanzelf thuis,
maar dan verder zeg ikhaal je hart op, doe
je best, ik zal je procent geven van al wat
je verkoopt en onder Gods zegen brengen
we den omzet hooger dan hij in 't bestejaar
is geweest. De zaak heeft een goeden naam
't is in den omtrek meest orthodox volk, dat
scheelt ook, ze kennen me we bestellen
van de week nog een wagen, misschien kunnen
we er een overnemenwe schilderen er met
reuzeletters «De Rozijnkorf® op »J. Kemper»
man, Veldstad« en, eiken dag een vaste route,
werken we de gansche omgeving af.«
«Toch 'n vent, die van aanpakken weet,®
zei de notaris bij zichzelf, toen hij de wagen
rijden zag.
(Wordt vervolgd.)
Tengevolge van de hooge waterstand trad de Amstel nabij Ouderkerk buiten haar oevers en
werd een groot gedeelte van den straatweg overstroomd, terwijl het water hier en daar de
polders binnenliep. Dadelijk toog men aan het werk om de dijken zooveel mogelijk te ver»
sterken om te trachten, waar noodig, het water te keeren. Een overzicht van den weg die
geheel onder water staat en waar een druk bezig is met het nemen van de noodige maatregelen.