t
flIIDEL
)ELAAR"
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Mijnhardt's
No. 3173
IN HOC SIGNO YINCES
HRTIKELEII
raad
luwen
SOER
WOENSDAG 18 NOVEMBER 1925
40ste JAARGANG
echt over den
ransche Bazar
r 08.00
ïtterdam
nriifn rjuiFMi
f. 9481
,m
W. BOEKHOVEN ZONEN
411e stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere A d minis tr at ie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
v Hoe het kwam. IV.
Bijbel eei Oorlog.
Heslame-M@d@cfe@SSngen.
10 15.50
0 33.00
10 20.00
10 16.50
0 24.00
0 34.30
75.00
0 13.75
5 16.53
50.00
an Bedden»
een kijkje
apste adres:
•TTERDAM
TEEG
f 10,-
en hooger
5.— en hooger
f 7.50
4, enz.
irdige kwaliteiten
n open maken
agazijnen van
ijke prijzen. A
MM»
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 PostbU3 No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Hoe het kwam. I.
Allereerst, door ds. Kersten.
Het was ónmogelijk, dat die het amende,
ment tot schrapping van 't Gezantschap bij
den Paus had achterwege gelaten.
Dan zouden al zijn kiezers en kieze»
ressenhem van het snoodst verraad hebben
betichtTrouwens, hijzelf wilde niet anders
ook. Hij is in beginsel man»van»Rechts, maar
de Coalitie is hem een steen des aanstoots
Over wat er dan komen moet, heeft hij zich
nog zelden uitgelaten, denkelijk zelden nage.
dacht.
Hij móést dus voor den draad komen.
Niet, dat hij 't elk jaar weer probeeren wou,
maar nu was er een novum, iets niéuwseen
nieuwe Kamer; nu moest het worden beproefd
't was één der redenen, waarom men hem en
ds. 't Zandt naar de Kamer gestuurd had.
Het was nu eenmaal zijn standpunt.
Niet, dat hij staande op dat standpunt zijn
''Orstel deed, nemen we hem kwalijk, maar
wél dat hij in den loop der jaren steeds ste»
viger op dat standpunt is gaan staan.
Hij hid nu eenmaal de vlammende toorts
van 't antipapismehij wierp dien over den
muur heen in den tempel der Coalitie en de
vlammen sloegen er uit
Zóó kwam hetéén.
V Hoe het kwam. II.
Naast Kersten stond Lingbeek.
Hij had het amendement niet meer onder,
teekend, want die twee dominees denken ook
lang weer niet éénder, en als ze eens over de
Ned. Herv. Kerk en het bevindelijke leven aan
de praat raakten, zoudt ge heel wat onder,
scheid merken.
Maar tegen 't Gezantschap, wapenbroeders I
En toen waren daar de Chr. Historischen.
Zij hadden al wel begrepen, dat ds. Ling,
beek, laten we zeggen een mannetjesputter was,
«i*ie 't hun verbazend lastig maken kon. Als
hij tegen 't Gezantschap stemde en zij er vóór
wat zou er dan in hun eigen partij een
Lingbeekiaansch geroep opgaan 1 Dat kon niet
worden afgewacht Bovendien zij gevoelden
uiteraard voor 't Gezantschap zelf niets. Ze
moesten kiezen of deelen de Coalitie óf zich.
zelf wagen.
Zij waagden er de Coalitie aan.
De meesten hééldrie die wegbleven hklf.
.Zóó kwam het twee
V Hoe het kwam. III.
Met de Roomschen was 't al nagelang.
Zij waren dit voorjaar nog net langs de rand
van een breede scheur heengekomen, als men
weet.
Nu zijn ze allen weer één.
Op den éénen Arts na.
Maar die eenheid der roomschen onderling
berust vooral op de overweging, dat ze zóó
het best de specifiek of voornamelijk roomsche
belangen kunnen dienen. Nu is, dat voelt
zélfs ds. Lingbeek wel, de Afschaffiing van 't
Gezantschap bij den Paus, de meest grievende
bejegening, die de katholieken in 't publieke
leven kunnen ondervinden.
Zeker, dr. Nolens is voorzichtig.
Zelfs nu hield hij nog een héél klein slin.
gertje om den arm als hij zijn schepen
verbrandt, doet hij 't steeds alle o£ één na
maar toch, elk voelde 't is den priester dit.
maal bittere ernst en al blaft hij nog wat zacht,
hij bijt straks hard.
En hij béét, met dertig sterke tanden toe.
Zóó kwam het drie.
Toen kwam en overlegde de S.D.AP.
Zij had al vele jaren lang den volke gepre.
dikt: Die coalitie is niet, kan niet zijn, grond,
slag voor politieke samenwerking.
En tóch was ze het gebleven.
Telkens dood verklaard, leefde zij telkens
weer op.
Er moest wat gebeuren 1
En nu werd haar de kans in den schoot
geworpen.
Ze kon nu de Coalitie breken,
Tenminste zoo leek het haar toe.
't Is wel waar, Rome zou woedend zijn,
•naar dit is een feit. Rome zal deze nederlaag
éér aan de S.D.A.P. vergeven, dan dat ze 't
ooit aan de Chr. Historischen doet.
Want de S. D. A P. was de »vijand«.
Die vuurt, waar hij kans gist.
Maar de C. H. waren coalitie.genoot en al
was er geen afspraak gemaakt blijkbaar, en
al blééf ieder vrij, de C. H. begrepen heel
goed, te moeten kiezen tusschen 't Gezantschap
en de Coalitie en zij waagde er de laatste
aan
Begrijpelijk als Rome zegtProbeeren jullie
het dan met Lou de Visser, met Kersten en
Braat.
Zóó kwam hetvier.
Hoe het kwam. V.
En toen was daar mr. Marchant
De booze, de scherpe, de grimmige
Die van 't voorjaar geen minister geworden
is, omdat hij van zijn hoofdhaar tot zijn voet.
zool toe Links is en de meerderheid der Kamer
tot 's mans bittere teleurstelling Rechts gewor.
den was.
De man, die zoo onbeschoft deed tegen
Colijnen die nu, dat méént hij 1 Colijn
z'n Sédan bezorgen kon.
Die, ochden Paus in 't midden laat.
Maar die kabinetsbloed rook.
Die plotseling de knuppel in handen kreeg,
om er de Coalitie den genadeslag mee te geven.
Zijn trekken verwrongen zich.
«Colijn, verdwijn I« mompelde hij.
«Nu er een politiek menscheneters.festijn
van gemaakt wordt zeide hij ben ik óók
van de partij
En hij trad op Kersten toe en zei«Domi»
nee naar mijn hartl Niemand, die trouwer
naar uw nachtelijken tekst handelen zal, dan
ik. Marchant I»
En hij beet het er uitVóór 1
Zóó kwam hetslot.
Vrijdagavond sprak in de zaal van hotel
Harmonie, aan den Langeweg, voor een alhier
opgericht »comité voor Christelijke Vredes»
zending» waarvan enkele vrijzinnigen en een
openbaar onderwijzer lid zijn, de heer C. J.
Smith, hoofd der Christelijk Nationale School,
te Groot.Ammers.
Deze spr. opende de samenkomst met gebed
en voerde hierna een warm pleidooi voor
dienstweigering, als zijnde gebiedende eisch
van den Bijbel.
Spr. begon met er op te wijzen, dat een tiental
eeuwen geleden de kruistochten naar het Hei.
lige Land werden aangevangen, onder de leuze
van Petrus van Amiëns «God wil hetHoe.
wel bij deze beweging, zooals dieper geschie»
denisonderzoek aan het licht bracht de mate.
rieele motieven niet afwezig waren, hebben
toch vele eenvoudigen slechts met heiligen
geestdrift bezield den tocht naar het Heilige
Land ondernomen, meenende een Gode wel.
gevallig werk te doen.
Met dezen zelfden heiligen geestdrift maar
in anderen zin zou spr. de Christenen van
onze dagen ook willen opwekken met de leuze
«God wil het l« om weder een kruistocht te
ondernemen naar het Heilige Land, het heilige
land van den Christelijken Vrede.
De conferenties van een Genève en Locarno
ten spijt is er nog lang geen sprake van een
duurzamen vrede. Integendeel de regeeringen
gaan voort met den dolzinnige bewapenings.
wedstrijd voor den oorlog te land, ter zee en
in de lucht.
Naar den Heere en het geopenbaarde Woord
Gods wordt door de overtreders van onze
dagen niet gevraagd, met Zijn Heilige Wet
wofdt niet gerekend. Doch de overtreders zijn
belust op macht en imperialisme. De bescher-.
ming van het kapitalisme is hun drijfveer en
de gewone soldaten worden afgericht en ge.
bruikt om het beulswerk te vei richten.
En nu is het waar, dat er oorlogen zullen
blijven, Gods Woord heeft het voorzegd, maar
Christus zei eenmaal tot Zijn discipelener
zullen zijn oorlogen en geruchten van oor.
logen, doch wordt gijlieden niet ontroerd k
Volgens spr. wil dit zeggen dat wanneer de
oorlogsfakkel rondom flikkert en men opge.
roepen wordt ten strijde, de Christenen kalm
en gelaten moeten blijven, zich van het oor.
logswerk afkeeren en slechts den vrede moeten
dienen.
Dit is tot nu toe door de Christenen veel
te weinig verstaan.
Op allerlei terreinen hebben de calvinisten
zich bewogen en zijn opgekomen voor de Eere
Gods. Spr. herinnert aan de bestrijding van
het alcoholisme, en van den ontucht, maar
waaraan de Christenen tot nu niets gedaan heb»
ben, is den strijd aanbinden tegen den oorlog.
De ongeloovigen hebben de Christenen
hierin beschaamd gemaakt. Uit ongeloovigen
kringen is de klank het eerst gehoord »oorlog
aan den oorlog k
Het wordt tijd dat de Christenen hierin
volgen.
Spr roept den Christenen toe»Tot de
Wet en tot de Getuigenis Daarheen moeten
wij terug. Maar deze Wet en dat Getuigenis
spreken ons van andere dingen, dan van bloed»
vergi.ten en oorlog.
Spr. plaats zich op het standpunt, dat de
gansche Schrift van God is ingegeven en wij
den Bijbel in zijn geheel te aanvaarden heb»
ben als het geopenbaarde Woord van God.
De Rechtzinnige belijdenis houdt spr. vast.
Maar juist daarom ziet hij zich genoopt om
de Christenen op te wekken te weigeren de
wapens te dragen.
Immers leert ons de Wet Gods in het zesde
gebod »Gij zult niet doodslaan« en alle in.
legkunde om dat woord in zijn tegendeel op
te vatten heeft gefaald.
Het is waar dat de Wet door Christus is
vervuld, maar desniettemin blijft het duren
plicht van den Christen om deze Wet te be»
trachten »om dat te doen uit dankbaarheid».
De Christen mag volgens het zesde gebod
geen bloed vergieten, ook niet op commando
van de Overheid.
De oorlogen zijn volgens dit gebod veroor.
deeld. Dat leert ons trouwens net OudeTes»
tament reeds. David mocht de tempel niet
bouwen omdat hij een »man des bloeds» was.
Zijn zoon Salomo, de Vredeskoning, zou dit
doen. En nu worden ons wel vele oorlogen
uit het Oude Testament beschreven, maarniet
om daarin na te volgen, maar ons tot een waar
schuwend voorbeeld om geen oorlogen te
voeren.
En nu is de zoogenaamde «verdedigings»
oorlog» het heilige huisje van de oorlogsver,
heerlijkers van onze dagen. Maar een verde»
digingskrijg is even zondig als welke andere
ook. Bovendien wie maakt het uit wat een
aanvals» en wat een verdedigingsoorlog is?
Ieder land dat oorlog voert zegt dat het defen»
sief optreedt. Wij hebben dat in den laatsten
oorlog gezien. Ieder land meende het recht
aan zijn zijde te hebben en bad Gods zegen
af over zijn wapenen. Nu zegt men weleen
klein land als Nederland kan toch nooit an»
ders dan verdedigend oorlog voeren. Maar
de Atjeh.oorlog dan
Doch behalve dat het niet uit te maken is
wanneer wij met een verdedigingsoorlog te
doen hebben, zou toch ook een defensie»
oorlog in strijd zijn met Gods Woord. Spr.
herinnert aan de Bergrede, waarin Christus
zegt»Zoo iemand U op (je rechterwang slaat
keert hem ook de linker toe«. Wij mogen ons
niet verdedigen tegen het geweld. Onze sterkste
verdediging is onze weerloosheid. Men zegt
wel, dat de Bergrede geldt voor het hierna»
maals, maar dat is natuurlijk onjuist. In den
hemel wordt niet meer geslagen. Ook is het
onjuist dat de Bergrede uitsluitend voor de
Kerk van Christus zou gelden. Het is een al.
gemeene wet. De profeten getuigen er van,
dat de Christen om de uitnemendheid van
Christus alles schade en drek moeten achten.
Het is beter onrecht te lijden, dan onrecht te
doen. Wij hebben te verzaken alle geweld,
ook het geweld van internationale oorlogen.
De eerste Christengemeente zij ons ten voor.
beeld. Daar heerschte een heilig communisme.
Alle goederen met elkander gemeen. Leven in
absolute onderworpenheid aan de Souvereini»
teit Gods. En wanneer wij opgeroepen worden
door de Overheid om in dienst te treden,
moeten -wij Gode meer gehoorzaam zijn dan
menschen.
Spr. wijst er op, dat ook blijkens uitspraken
van Kuyper, Bavinck en Lohman de laatste
oorlog ontstond uit imperalistische motieven.
Het gaat om petroleumbronnen, kolenmijnen
en goudvelden, om geld en grondbezit. De
Overheden die het volk tot den dienst dwin»
gen zijn de eigenlijke opruiers. Wanneer een
persoon het waagt tegen de Overheid op te
ruien, wordt hij in de gevangenis gezet, maar
't moest zoo zijn, dat een Overheid die tot
den dienst verplicht achter de traliën kwam.
Wij mogen het zwaard niet gebruiken, ook
niet om ons te verdedigen. Christus zegt tot
Petrus, als deze Malchus' oor afhouwt, steek
Uw zwaard in de schede, allen die het zwaard
nemen zullen" door het zwaard vergaan.
Jesaja maant ons de spiesen tot sikkels en de
zwaarden tot spaden te slaan.
En als wij weerloos willen zijn, zullen we
toch bescherming hebben. Mits wij maar op
God vertrouwen. Let op Daniël in de leeu»
wenkuil.
Na de pauze werd er gelegenheid gegeven
voor debat waarvan enkele personen gebruik
maakten. Allereerst neemt Ds. v. Montfrans
Ned. Herv predikant te Sommelsdijk, heUè
woord.
Alvorens op het gesprokene nader in te gaan
wil deze eerst den spreker een enkele vraag
stellen. Hij is namelijk van oordeel, dat spre»
ker zich niet duidelijk genoeg heeft uitgedrukt
en daarom zou hij gaarne hierop een kort
maar duidelijk antwoord vernemen »Acht de
heer Smith alle oorlog voeren, alle dienen in
het leger, allen arbeid, die het leger ten goede
komt, zooalshet maken van ammunitie, het
bakken van brood voor de soldaten enz.
zonde
Antwoord Ja 1
Ds. v. M. gaat nu voortMet eenige hui»
vering treed ik hier op, om een enkel woord
te spreken. Toen ik een tijd geleden, naar
aanleiding van een hier gehouden lezing tegen
het militarisme, verklaarde het er niet mee
eens te zijn, werd mij gevraagd of ik dan
vóór den oorlog was. Ook nu vrees ik, wan»
neer ik zeg het niet met spreker eens te zijn,
verkeerd begrepen te zullen worden. En daar»
om wil ik beginnen met te verklaren, dat ik
geen woorden kan vinden om uit te drukken,
hoe vreeseiijk, hoe gruwelijk ik den oorlog
vind En met angst en beven kan ik wel eens
de toekomst tegemoet zien, waar het mijn in»
nige overtuiging is dat donkere tijden aan»
staande zijn.
En nochtans kan ik mij niet vereenigen met
wat ik hier vanavond hoorde.
Ds. v. M. memoreert nu, hoe spreker alle
oorlog, ook de verdedigingsoorlog, in de H. S.
veroordeeld vindt. Hij heeft zich daarvoor
beroepen op het bekende woord van den
Heere Jezus, tot Petrus gesproken in den hof
van Gethsemané «Keer uw zwaard weder in
zijn plaats, want allen, die het zwaard nemen,
zullen door het zwaard vergaan« Ds. v. M.
stelt daartegenover, hetgeen ons verhaald wordt
in Gen. 14. Wij lezen daar, hoe Abram 318
mannen wapende en daarmede tegen Kedor»
laomer optrok, om Lot te bevrijden. En wan»
neer dan Abram zegevierend uit den strijd
wederkeert, staat er in de verzen 19 en 20
«En hij (Malchizedek) zegende hem en zeide
Gezegend zij Abram Gode, den Allerhoogste,
die hemel en aarde bezit, en gezegende zij de
allerhoogste God, die uwe vijanden in uwe
hand geleverd heeft»
Verder wijst Ds. v. M. op wat David zong
in Ps. 144 1 «Gezegend zij de Heere, mijn
rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten
strijde, mijn vingeren ten oorlog«.
En wat nu aangaat het woord, door den
Heere Jezus gesproken tot Petrus in den hof
van Gethsemané, de verklaring daarvan is
geenszins twijfelachtig en zegt, zijns inziens,
niets met betrekking tot den oorlog. Immers,
hoe staan de zaken daar? De Heere Jezus
wordt gevangen genomen. Petrus ziet dat aan
en op een gegeven oogenblik trekt hij zijn
zwaard en slaat Malchus het oor af. Wat doet
Petrus dus Hij is zijn eigen rechter. En dat
mag niet. Dat mag ook nu niet.
Gesteld dat een meester in het bijzijn van
zijn knecht wordt geslagen en de knecht trekt
zijn mes en steekt daarmede den aanrander,
dan is die knecht strafbaar. Wij mogen ons
eigen rechter niet zijn. Dat mocht Petrus niet,
dat mogen ook wij niet. Dat is de taak van
de Overheid. En diezelfde Overheid, die het
recht heeft te handhaven in het particuliere
levers, moet dat recht ook handhaven in het
leven der volkeren. Daar is een leger voor
noodig. En het is de plicht van de Overheid
met dat leger zich te weer te stellen tegen den
aanrander van buiten.
In verband hiermede willen we ook nog
even on.e aandacht schenken aan de woorden
uit Matt. 5, door spreker aangehaaldGij
hebt gehoord, dat gezegd isOog om oog en
tarsd om tand, maar Ik zeg u, dat gij den
booze niet wederstaatmaar zoo wie u op
de rechterwang slaat, keer hem ook de andere
toe.
Ds. v. M. vraagt, of dat woord letterlijk
moet worden opgevat voor heel het levens»
terrein, waarop spreker bevestigend antwoordt.
Ds. v. M. vraagt, of de Heere Jezus dat ge»
daan heeft Geroep uit de zaalJa 1 Ds. v. M.
zegt: Neen, want toen Jezus geslagen werd
in de zaal van Kajafas, riep hij den man tot
verantwoording met de woordenWaarom
slaat gij mij Trouwens, wat we hier in de
Bergrede vinden, geldt niet voor heel het
breede levensterrein. Wederstaat den booze
niet I Dus dan zouden we den inbreker maar
zijn gang moeten laten gaan enz.
Ds. v. M. wil het voorloopig, om des tijds
wille, hierbij maar laten, nadat hij eerst nog
verklaard heeft, dat hij op Schriftuurlijke
gronden het onmogelijk met spreker eens kan
zijn, dat het deelnemen aan een wettigen
oorlog zonde is. Ook bestrijdt hij de meening,
als zou een wettigen oorlog in onze dagen
onmogelijk zijn en ten slotte zegt hij, het te
betreuren, dat spreker speculeert op de volks»
gunst door te zeggen, dat het vooral de ar»
beiders zijn, die voor het front moeten. Als
er oorlog komt, wat God verhoede, zullen
mijn jongens even goed in de vuurlinie moe»
ten als arbeiders zonen.
Hierna kwam de heer K. C. v. Spronsen
in debat die er zijn blijdschap over uitsprak,
dat de ontwapeningskwestie dezen avond niet
besproken was, op de wijze zooals verschil»
lende politieke groepen dit doen, waarbij zij
schromelijk overdrijven, ons landje geheel ten
onrechte als militaristisch voorstellen en hun
propaganda op demagogische wijze voeren.
Dezen avond hoorde men een ander geluid.
De spr. wil zich uitsluitend stellen op schrif»
tuurlijk standpunt. Ook deze wijze van propa»
panda voeren heeft echter een groote schaduw»
zijde, daar het noodwendig gevolg is, dat men
zich overgeeft aan profanatie der H. Schrift.
De spr. heeft het voorgesteld alsof zijn stand»
punt nog den gloed van het nieuwe had, alsof
de Christenheid zich wel op velerlei terrein
begeven had, zooals bestrijding van het alcoho»
lisme, der ontucht enz., doch zich nog niet
had geplaatst voor de taak van oorlogsbestrij»
ding. De spr. wil nu zich geven aan dezen
arbeid.
De debater wijst er echter op, dat de heer
Smith, zijn ideën niet moet voorstellen als
nieuwe. Precies het zelfde standpunt en precies
de zelfde argumenten hadden de wederdoopers
reeds vier eeuwen geleden. De Anababtisten
en de Tolstoïsten denken precies het zelfde
aangaande het oorlogsvraagstuk. Daarom ver»
wondert het den debater dat de heer Smith
in een rondgezonden circulaire spreekt van
Wij Calvinisten, wij trachten het werk door
Calvijn begonnen in onze dagen voort te
zetten, ook op het terrein van den vredes»
arbeid door onzen plicht te verstaan en te
vervullen. De debater raadt den heer Smith
aan om ter wille van de waarheid nimmer
den naam van Calvijn, noch van de Calvi»
nisten te misbruiken voor zijn ideeën. De de»
bater leest een citaat voor uit Calvijn's Insti»
tutie, waaruit blijkt dat Calvijn op scherpe
wijze lijnrecht tegenover de wederdoopers in»
zake de ontwapening positie nam. Aan het
slot van zijn breed betoog tegen de weder»
doopers zegt Calvijn «En de Heilige Geest
verklaart door veelgetuigenissen der Schrift,
40 cent per regel.
Zenuw 75 Hoofdpijn 60 Maag 75 ct. Laxeer 60 ct.
Staal- Op ct. Rheufnatiek- 75 ct. Keelpijn- 60 ct
Hoest 60 Kiespijn 60 ct. Griep Influenza 75 ct.
Nier Blaas 1 gld. Galsteen'! .50 Wormtab!. 80 ct.
Bloedzuiverende 75 ct. Eetlustopwekkende 75 ct.
Koorts 60 Verkoudheids 60 ct. Pijnstillende 75 ct.
Elke verpakking voorzien van naam Mijnhard!
Verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten
dat zulke krijgen en oorlogen wettelijk en recht
vaardig zijn(hiermede doelend op den ver»
dedigingsoorlog).
Trouwens het wezen van het Calvinisme,
zegt de debater, brengt mee dat het zich vier»
kant tegenover de ideeën der wederdoopers en
dus ook tegenover de ideën van den heer
Smith stelt.
Het is opvallend hoe deze pacifisten den
mondvol hebben over de liefde en barm»
hartigheid Gods, zooals wij dat ook uit spr.'s
mond hoorden toen hij het over Christus
kruisiging had, maar over de gerechtigheid
Gods wordt niet gerept. Zij vergeten dat wat
op Golgotha geschiedde evenzeer noodzake»
lijk was om aan de gerechtigheid Gods genoeg
te doen. En daar hebt gij nu het verschil tus»
schen deze pacifisten en de Calvinisten.
De leer van deze pacifisten leidt tot op»
heffing van de rechtsorde en van den staat.
Deze pacifisten stellen het natuurlijke en het
geestelijke leven vijandig tegenover elkander.
Dit standpunt deelen zij met Rome (maar
meer consequent) dat het Christendom trans
cendentaal tegenover het natuurlijk leven stóat,
terwijl het Calvinisme leert dat het Christen»
dom immanent in het natuurlijke leven ingaat.
Het Calvinisme leert dat het ware Christen»
dom een zoutend zout is dat het geheele na»
tuurlijke leven doortrekt. En wanneer allen
die zich Christenen noemen, werkelijk Chris»
tenen waren, de oorlogen zouden in het ge»
kerstend Europa noodwendig verdwenen zijn
als vrucht van dit practisch beleefd Christen»
dom. Nu bleek helaas dat het Christendom
steeds slechts een kern was met een groote
bolster van hypocrieten en daardoor miste
het de kracht om voldoende het geheele deeg
te doorzuren. Het Christendom werd niet ge
noegzaam beleefd en in onzen tijd is de afval
weer algemeen. Dat ziet de heer Smith ook
en nu wil hij op kunstmatige wijze vruchten
van het Christendom plukken, welke, doordat
het te beperkt bleef nooit heeft afgeworpen.
De heer Smith doet precies als velen doen
op Kerstmis, hij neemt een boompje en bindt
er allerlei schoonschijnende vruchten aan en
wil het nu doen voorkomen als dat wezen»
lijke vruchten zijn van het Christendom. Zijn
werk is echter waardeloos. Waar er te weinig
werkelijke belijders van het Christendom wa»
ren en zijn om organisch de zonde van het
militarisme te vernietigen, daar zal het pogen
van den heer Smith om het langs mechanische
wijze te doen deerlijk fiasco lijden.
Dan wijst de debater er op dat de vraag of
Christendom en oorlog kunnen samengaan
foutief gesteld is. De vraag is kunnen christen»
dom en landsverdediging samengaan en hierop
moet het antwoord bevestigend luiden. Vele
plaatsen in de H. Schrift bewijzen dit. B.v.
het antwoord van Johannes den Dooper aan
de krijgsknechten op hun vraag, wat moeten
wij doen? Het getuigenis van Christus aan»
gaande den hoofdman over honderd, die Hem
vroeg zijn dienstknecht te genezen, en het
optreden van Cornelius, de hoofdman over
honderd, terwijl in hetzelfde hoofdstuk uit