t flIIDEL )ELAAR" Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Mijnhardt's No. 3173 IN HOC SIGNO YINCES HRTIKELEII raad luwen SOER WOENSDAG 18 NOVEMBER 1925 40ste JAARGANG echt over den ransche Bazar r 08.00 ïtterdam nriifn rjuiFMi f. 9481 ,m W. BOEKHOVEN ZONEN 411e stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere A d minis tr at ie, franco toe te zenden aan de Uitgevers v Hoe het kwam. IV. Bijbel eei Oorlog. Heslame-M@d@cfe@SSngen. 10 15.50 0 33.00 10 20.00 10 16.50 0 24.00 0 34.30 75.00 0 13.75 5 16.53 50.00 an Bedden» een kijkje apste adres: •TTERDAM TEEG f 10,- en hooger 5.— en hooger f 7.50 4, enz. irdige kwaliteiten n open maken agazijnen van ijke prijzen. A MM» Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 PostbU3 No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Hoe het kwam. I. Allereerst, door ds. Kersten. Het was ónmogelijk, dat die het amende, ment tot schrapping van 't Gezantschap bij den Paus had achterwege gelaten. Dan zouden al zijn kiezers en kieze» ressenhem van het snoodst verraad hebben betichtTrouwens, hijzelf wilde niet anders ook. Hij is in beginsel man»van»Rechts, maar de Coalitie is hem een steen des aanstoots Over wat er dan komen moet, heeft hij zich nog zelden uitgelaten, denkelijk zelden nage. dacht. Hij móést dus voor den draad komen. Niet, dat hij 't elk jaar weer probeeren wou, maar nu was er een novum, iets niéuwseen nieuwe Kamer; nu moest het worden beproefd 't was één der redenen, waarom men hem en ds. 't Zandt naar de Kamer gestuurd had. Het was nu eenmaal zijn standpunt. Niet, dat hij staande op dat standpunt zijn ''Orstel deed, nemen we hem kwalijk, maar wél dat hij in den loop der jaren steeds ste» viger op dat standpunt is gaan staan. Hij hid nu eenmaal de vlammende toorts van 't antipapismehij wierp dien over den muur heen in den tempel der Coalitie en de vlammen sloegen er uit Zóó kwam hetéén. V Hoe het kwam. II. Naast Kersten stond Lingbeek. Hij had het amendement niet meer onder, teekend, want die twee dominees denken ook lang weer niet éénder, en als ze eens over de Ned. Herv. Kerk en het bevindelijke leven aan de praat raakten, zoudt ge heel wat onder, scheid merken. Maar tegen 't Gezantschap, wapenbroeders I En toen waren daar de Chr. Historischen. Zij hadden al wel begrepen, dat ds. Ling, beek, laten we zeggen een mannetjesputter was, «i*ie 't hun verbazend lastig maken kon. Als hij tegen 't Gezantschap stemde en zij er vóór wat zou er dan in hun eigen partij een Lingbeekiaansch geroep opgaan 1 Dat kon niet worden afgewacht Bovendien zij gevoelden uiteraard voor 't Gezantschap zelf niets. Ze moesten kiezen of deelen de Coalitie óf zich. zelf wagen. Zij waagden er de Coalitie aan. De meesten hééldrie die wegbleven hklf. .Zóó kwam het twee V Hoe het kwam. III. Met de Roomschen was 't al nagelang. Zij waren dit voorjaar nog net langs de rand van een breede scheur heengekomen, als men weet. Nu zijn ze allen weer één. Op den éénen Arts na. Maar die eenheid der roomschen onderling berust vooral op de overweging, dat ze zóó het best de specifiek of voornamelijk roomsche belangen kunnen dienen. Nu is, dat voelt zélfs ds. Lingbeek wel, de Afschaffiing van 't Gezantschap bij den Paus, de meest grievende bejegening, die de katholieken in 't publieke leven kunnen ondervinden. Zeker, dr. Nolens is voorzichtig. Zelfs nu hield hij nog een héél klein slin. gertje om den arm als hij zijn schepen verbrandt, doet hij 't steeds alle o£ één na maar toch, elk voelde 't is den priester dit. maal bittere ernst en al blaft hij nog wat zacht, hij bijt straks hard. En hij béét, met dertig sterke tanden toe. Zóó kwam het drie. Toen kwam en overlegde de S.D.AP. Zij had al vele jaren lang den volke gepre. dikt: Die coalitie is niet, kan niet zijn, grond, slag voor politieke samenwerking. En tóch was ze het gebleven. Telkens dood verklaard, leefde zij telkens weer op. Er moest wat gebeuren 1 En nu werd haar de kans in den schoot geworpen. Ze kon nu de Coalitie breken, Tenminste zoo leek het haar toe. 't Is wel waar, Rome zou woedend zijn, •naar dit is een feit. Rome zal deze nederlaag éér aan de S.D.A.P. vergeven, dan dat ze 't ooit aan de Chr. Historischen doet. Want de S. D. A P. was de »vijand«. Die vuurt, waar hij kans gist. Maar de C. H. waren coalitie.genoot en al was er geen afspraak gemaakt blijkbaar, en al blééf ieder vrij, de C. H. begrepen heel goed, te moeten kiezen tusschen 't Gezantschap en de Coalitie en zij waagde er de laatste aan Begrijpelijk als Rome zegtProbeeren jullie het dan met Lou de Visser, met Kersten en Braat. Zóó kwam hetvier. Hoe het kwam. V. En toen was daar mr. Marchant De booze, de scherpe, de grimmige Die van 't voorjaar geen minister geworden is, omdat hij van zijn hoofdhaar tot zijn voet. zool toe Links is en de meerderheid der Kamer tot 's mans bittere teleurstelling Rechts gewor. den was. De man, die zoo onbeschoft deed tegen Colijnen die nu, dat méént hij 1 Colijn z'n Sédan bezorgen kon. Die, ochden Paus in 't midden laat. Maar die kabinetsbloed rook. Die plotseling de knuppel in handen kreeg, om er de Coalitie den genadeslag mee te geven. Zijn trekken verwrongen zich. «Colijn, verdwijn I« mompelde hij. «Nu er een politiek menscheneters.festijn van gemaakt wordt zeide hij ben ik óók van de partij En hij trad op Kersten toe en zei«Domi» nee naar mijn hartl Niemand, die trouwer naar uw nachtelijken tekst handelen zal, dan ik. Marchant I» En hij beet het er uitVóór 1 Zóó kwam hetslot. Vrijdagavond sprak in de zaal van hotel Harmonie, aan den Langeweg, voor een alhier opgericht »comité voor Christelijke Vredes» zending» waarvan enkele vrijzinnigen en een openbaar onderwijzer lid zijn, de heer C. J. Smith, hoofd der Christelijk Nationale School, te Groot.Ammers. Deze spr. opende de samenkomst met gebed en voerde hierna een warm pleidooi voor dienstweigering, als zijnde gebiedende eisch van den Bijbel. Spr. begon met er op te wijzen, dat een tiental eeuwen geleden de kruistochten naar het Hei. lige Land werden aangevangen, onder de leuze van Petrus van Amiëns «God wil hetHoe. wel bij deze beweging, zooals dieper geschie» denisonderzoek aan het licht bracht de mate. rieele motieven niet afwezig waren, hebben toch vele eenvoudigen slechts met heiligen geestdrift bezield den tocht naar het Heilige Land ondernomen, meenende een Gode wel. gevallig werk te doen. Met dezen zelfden heiligen geestdrift maar in anderen zin zou spr. de Christenen van onze dagen ook willen opwekken met de leuze «God wil het l« om weder een kruistocht te ondernemen naar het Heilige Land, het heilige land van den Christelijken Vrede. De conferenties van een Genève en Locarno ten spijt is er nog lang geen sprake van een duurzamen vrede. Integendeel de regeeringen gaan voort met den dolzinnige bewapenings. wedstrijd voor den oorlog te land, ter zee en in de lucht. Naar den Heere en het geopenbaarde Woord Gods wordt door de overtreders van onze dagen niet gevraagd, met Zijn Heilige Wet wofdt niet gerekend. Doch de overtreders zijn belust op macht en imperialisme. De bescher-. ming van het kapitalisme is hun drijfveer en de gewone soldaten worden afgericht en ge. bruikt om het beulswerk te vei richten. En nu is het waar, dat er oorlogen zullen blijven, Gods Woord heeft het voorzegd, maar Christus zei eenmaal tot Zijn discipelener zullen zijn oorlogen en geruchten van oor. logen, doch wordt gijlieden niet ontroerd k Volgens spr. wil dit zeggen dat wanneer de oorlogsfakkel rondom flikkert en men opge. roepen wordt ten strijde, de Christenen kalm en gelaten moeten blijven, zich van het oor. logswerk afkeeren en slechts den vrede moeten dienen. Dit is tot nu toe door de Christenen veel te weinig verstaan. Op allerlei terreinen hebben de calvinisten zich bewogen en zijn opgekomen voor de Eere Gods. Spr. herinnert aan de bestrijding van het alcoholisme, en van den ontucht, maar waaraan de Christenen tot nu niets gedaan heb» ben, is den strijd aanbinden tegen den oorlog. De ongeloovigen hebben de Christenen hierin beschaamd gemaakt. Uit ongeloovigen kringen is de klank het eerst gehoord »oorlog aan den oorlog k Het wordt tijd dat de Christenen hierin volgen. Spr roept den Christenen toe»Tot de Wet en tot de Getuigenis Daarheen moeten wij terug. Maar deze Wet en dat Getuigenis spreken ons van andere dingen, dan van bloed» vergi.ten en oorlog. Spr. plaats zich op het standpunt, dat de gansche Schrift van God is ingegeven en wij den Bijbel in zijn geheel te aanvaarden heb» ben als het geopenbaarde Woord van God. De Rechtzinnige belijdenis houdt spr. vast. Maar juist daarom ziet hij zich genoopt om de Christenen op te wekken te weigeren de wapens te dragen. Immers leert ons de Wet Gods in het zesde gebod »Gij zult niet doodslaan« en alle in. legkunde om dat woord in zijn tegendeel op te vatten heeft gefaald. Het is waar dat de Wet door Christus is vervuld, maar desniettemin blijft het duren plicht van den Christen om deze Wet te be» trachten »om dat te doen uit dankbaarheid». De Christen mag volgens het zesde gebod geen bloed vergieten, ook niet op commando van de Overheid. De oorlogen zijn volgens dit gebod veroor. deeld. Dat leert ons trouwens net OudeTes» tament reeds. David mocht de tempel niet bouwen omdat hij een »man des bloeds» was. Zijn zoon Salomo, de Vredeskoning, zou dit doen. En nu worden ons wel vele oorlogen uit het Oude Testament beschreven, maarniet om daarin na te volgen, maar ons tot een waar schuwend voorbeeld om geen oorlogen te voeren. En nu is de zoogenaamde «verdedigings» oorlog» het heilige huisje van de oorlogsver, heerlijkers van onze dagen. Maar een verde» digingskrijg is even zondig als welke andere ook. Bovendien wie maakt het uit wat een aanvals» en wat een verdedigingsoorlog is? Ieder land dat oorlog voert zegt dat het defen» sief optreedt. Wij hebben dat in den laatsten oorlog gezien. Ieder land meende het recht aan zijn zijde te hebben en bad Gods zegen af over zijn wapenen. Nu zegt men weleen klein land als Nederland kan toch nooit an» ders dan verdedigend oorlog voeren. Maar de Atjeh.oorlog dan Doch behalve dat het niet uit te maken is wanneer wij met een verdedigingsoorlog te doen hebben, zou toch ook een defensie» oorlog in strijd zijn met Gods Woord. Spr. herinnert aan de Bergrede, waarin Christus zegt»Zoo iemand U op (je rechterwang slaat keert hem ook de linker toe«. Wij mogen ons niet verdedigen tegen het geweld. Onze sterkste verdediging is onze weerloosheid. Men zegt wel, dat de Bergrede geldt voor het hierna» maals, maar dat is natuurlijk onjuist. In den hemel wordt niet meer geslagen. Ook is het onjuist dat de Bergrede uitsluitend voor de Kerk van Christus zou gelden. Het is een al. gemeene wet. De profeten getuigen er van, dat de Christen om de uitnemendheid van Christus alles schade en drek moeten achten. Het is beter onrecht te lijden, dan onrecht te doen. Wij hebben te verzaken alle geweld, ook het geweld van internationale oorlogen. De eerste Christengemeente zij ons ten voor. beeld. Daar heerschte een heilig communisme. Alle goederen met elkander gemeen. Leven in absolute onderworpenheid aan de Souvereini» teit Gods. En wanneer wij opgeroepen worden door de Overheid om in dienst te treden, moeten -wij Gode meer gehoorzaam zijn dan menschen. Spr. wijst er op, dat ook blijkens uitspraken van Kuyper, Bavinck en Lohman de laatste oorlog ontstond uit imperalistische motieven. Het gaat om petroleumbronnen, kolenmijnen en goudvelden, om geld en grondbezit. De Overheden die het volk tot den dienst dwin» gen zijn de eigenlijke opruiers. Wanneer een persoon het waagt tegen de Overheid op te ruien, wordt hij in de gevangenis gezet, maar 't moest zoo zijn, dat een Overheid die tot den dienst verplicht achter de traliën kwam. Wij mogen het zwaard niet gebruiken, ook niet om ons te verdedigen. Christus zegt tot Petrus, als deze Malchus' oor afhouwt, steek Uw zwaard in de schede, allen die het zwaard nemen zullen" door het zwaard vergaan. Jesaja maant ons de spiesen tot sikkels en de zwaarden tot spaden te slaan. En als wij weerloos willen zijn, zullen we toch bescherming hebben. Mits wij maar op God vertrouwen. Let op Daniël in de leeu» wenkuil. Na de pauze werd er gelegenheid gegeven voor debat waarvan enkele personen gebruik maakten. Allereerst neemt Ds. v. Montfrans Ned. Herv predikant te Sommelsdijk, heUè woord. Alvorens op het gesprokene nader in te gaan wil deze eerst den spreker een enkele vraag stellen. Hij is namelijk van oordeel, dat spre» ker zich niet duidelijk genoeg heeft uitgedrukt en daarom zou hij gaarne hierop een kort maar duidelijk antwoord vernemen »Acht de heer Smith alle oorlog voeren, alle dienen in het leger, allen arbeid, die het leger ten goede komt, zooalshet maken van ammunitie, het bakken van brood voor de soldaten enz. zonde Antwoord Ja 1 Ds. v. M. gaat nu voortMet eenige hui» vering treed ik hier op, om een enkel woord te spreken. Toen ik een tijd geleden, naar aanleiding van een hier gehouden lezing tegen het militarisme, verklaarde het er niet mee eens te zijn, werd mij gevraagd of ik dan vóór den oorlog was. Ook nu vrees ik, wan» neer ik zeg het niet met spreker eens te zijn, verkeerd begrepen te zullen worden. En daar» om wil ik beginnen met te verklaren, dat ik geen woorden kan vinden om uit te drukken, hoe vreeseiijk, hoe gruwelijk ik den oorlog vind En met angst en beven kan ik wel eens de toekomst tegemoet zien, waar het mijn in» nige overtuiging is dat donkere tijden aan» staande zijn. En nochtans kan ik mij niet vereenigen met wat ik hier vanavond hoorde. Ds. v. M. memoreert nu, hoe spreker alle oorlog, ook de verdedigingsoorlog, in de H. S. veroordeeld vindt. Hij heeft zich daarvoor beroepen op het bekende woord van den Heere Jezus, tot Petrus gesproken in den hof van Gethsemané «Keer uw zwaard weder in zijn plaats, want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan« Ds. v. M. stelt daartegenover, hetgeen ons verhaald wordt in Gen. 14. Wij lezen daar, hoe Abram 318 mannen wapende en daarmede tegen Kedor» laomer optrok, om Lot te bevrijden. En wan» neer dan Abram zegevierend uit den strijd wederkeert, staat er in de verzen 19 en 20 «En hij (Malchizedek) zegende hem en zeide Gezegend zij Abram Gode, den Allerhoogste, die hemel en aarde bezit, en gezegende zij de allerhoogste God, die uwe vijanden in uwe hand geleverd heeft» Verder wijst Ds. v. M. op wat David zong in Ps. 144 1 «Gezegend zij de Heere, mijn rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog«. En wat nu aangaat het woord, door den Heere Jezus gesproken tot Petrus in den hof van Gethsemané, de verklaring daarvan is geenszins twijfelachtig en zegt, zijns inziens, niets met betrekking tot den oorlog. Immers, hoe staan de zaken daar? De Heere Jezus wordt gevangen genomen. Petrus ziet dat aan en op een gegeven oogenblik trekt hij zijn zwaard en slaat Malchus het oor af. Wat doet Petrus dus Hij is zijn eigen rechter. En dat mag niet. Dat mag ook nu niet. Gesteld dat een meester in het bijzijn van zijn knecht wordt geslagen en de knecht trekt zijn mes en steekt daarmede den aanrander, dan is die knecht strafbaar. Wij mogen ons eigen rechter niet zijn. Dat mocht Petrus niet, dat mogen ook wij niet. Dat is de taak van de Overheid. En diezelfde Overheid, die het recht heeft te handhaven in het particuliere levers, moet dat recht ook handhaven in het leven der volkeren. Daar is een leger voor noodig. En het is de plicht van de Overheid met dat leger zich te weer te stellen tegen den aanrander van buiten. In verband hiermede willen we ook nog even on.e aandacht schenken aan de woorden uit Matt. 5, door spreker aangehaaldGij hebt gehoord, dat gezegd isOog om oog en tarsd om tand, maar Ik zeg u, dat gij den booze niet wederstaatmaar zoo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe. Ds. v. M. vraagt, of dat woord letterlijk moet worden opgevat voor heel het levens» terrein, waarop spreker bevestigend antwoordt. Ds. v. M. vraagt, of de Heere Jezus dat ge» daan heeft Geroep uit de zaalJa 1 Ds. v. M. zegt: Neen, want toen Jezus geslagen werd in de zaal van Kajafas, riep hij den man tot verantwoording met de woordenWaarom slaat gij mij Trouwens, wat we hier in de Bergrede vinden, geldt niet voor heel het breede levensterrein. Wederstaat den booze niet I Dus dan zouden we den inbreker maar zijn gang moeten laten gaan enz. Ds. v. M. wil het voorloopig, om des tijds wille, hierbij maar laten, nadat hij eerst nog verklaard heeft, dat hij op Schriftuurlijke gronden het onmogelijk met spreker eens kan zijn, dat het deelnemen aan een wettigen oorlog zonde is. Ook bestrijdt hij de meening, als zou een wettigen oorlog in onze dagen onmogelijk zijn en ten slotte zegt hij, het te betreuren, dat spreker speculeert op de volks» gunst door te zeggen, dat het vooral de ar» beiders zijn, die voor het front moeten. Als er oorlog komt, wat God verhoede, zullen mijn jongens even goed in de vuurlinie moe» ten als arbeiders zonen. Hierna kwam de heer K. C. v. Spronsen in debat die er zijn blijdschap over uitsprak, dat de ontwapeningskwestie dezen avond niet besproken was, op de wijze zooals verschil» lende politieke groepen dit doen, waarbij zij schromelijk overdrijven, ons landje geheel ten onrechte als militaristisch voorstellen en hun propaganda op demagogische wijze voeren. Dezen avond hoorde men een ander geluid. De spr. wil zich uitsluitend stellen op schrif» tuurlijk standpunt. Ook deze wijze van propa» panda voeren heeft echter een groote schaduw» zijde, daar het noodwendig gevolg is, dat men zich overgeeft aan profanatie der H. Schrift. De spr. heeft het voorgesteld alsof zijn stand» punt nog den gloed van het nieuwe had, alsof de Christenheid zich wel op velerlei terrein begeven had, zooals bestrijding van het alcoho» lisme, der ontucht enz., doch zich nog niet had geplaatst voor de taak van oorlogsbestrij» ding. De spr. wil nu zich geven aan dezen arbeid. De debater wijst er echter op, dat de heer Smith, zijn ideën niet moet voorstellen als nieuwe. Precies het zelfde standpunt en precies de zelfde argumenten hadden de wederdoopers reeds vier eeuwen geleden. De Anababtisten en de Tolstoïsten denken precies het zelfde aangaande het oorlogsvraagstuk. Daarom ver» wondert het den debater dat de heer Smith in een rondgezonden circulaire spreekt van Wij Calvinisten, wij trachten het werk door Calvijn begonnen in onze dagen voort te zetten, ook op het terrein van den vredes» arbeid door onzen plicht te verstaan en te vervullen. De debater raadt den heer Smith aan om ter wille van de waarheid nimmer den naam van Calvijn, noch van de Calvi» nisten te misbruiken voor zijn ideeën. De de» bater leest een citaat voor uit Calvijn's Insti» tutie, waaruit blijkt dat Calvijn op scherpe wijze lijnrecht tegenover de wederdoopers in» zake de ontwapening positie nam. Aan het slot van zijn breed betoog tegen de weder» doopers zegt Calvijn «En de Heilige Geest verklaart door veelgetuigenissen der Schrift, 40 cent per regel. Zenuw 75 Hoofdpijn 60 Maag 75 ct. Laxeer 60 ct. Staal- Op ct. Rheufnatiek- 75 ct. Keelpijn- 60 ct Hoest 60 Kiespijn 60 ct. Griep Influenza 75 ct. Nier Blaas 1 gld. Galsteen'! .50 Wormtab!. 80 ct. Bloedzuiverende 75 ct. Eetlustopwekkende 75 ct. Koorts 60 Verkoudheids 60 ct. Pijnstillende 75 ct. Elke verpakking voorzien van naam Mijnhard! Verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten dat zulke krijgen en oorlogen wettelijk en recht vaardig zijn(hiermede doelend op den ver» dedigingsoorlog). Trouwens het wezen van het Calvinisme, zegt de debater, brengt mee dat het zich vier» kant tegenover de ideeën der wederdoopers en dus ook tegenover de ideën van den heer Smith stelt. Het is opvallend hoe deze pacifisten den mondvol hebben over de liefde en barm» hartigheid Gods, zooals wij dat ook uit spr.'s mond hoorden toen hij het over Christus kruisiging had, maar over de gerechtigheid Gods wordt niet gerept. Zij vergeten dat wat op Golgotha geschiedde evenzeer noodzake» lijk was om aan de gerechtigheid Gods genoeg te doen. En daar hebt gij nu het verschil tus» schen deze pacifisten en de Calvinisten. De leer van deze pacifisten leidt tot op» heffing van de rechtsorde en van den staat. Deze pacifisten stellen het natuurlijke en het geestelijke leven vijandig tegenover elkander. Dit standpunt deelen zij met Rome (maar meer consequent) dat het Christendom trans cendentaal tegenover het natuurlijk leven stóat, terwijl het Calvinisme leert dat het Christen» dom immanent in het natuurlijke leven ingaat. Het Calvinisme leert dat het ware Christen» dom een zoutend zout is dat het geheele na» tuurlijke leven doortrekt. En wanneer allen die zich Christenen noemen, werkelijk Chris» tenen waren, de oorlogen zouden in het ge» kerstend Europa noodwendig verdwenen zijn als vrucht van dit practisch beleefd Christen» dom. Nu bleek helaas dat het Christendom steeds slechts een kern was met een groote bolster van hypocrieten en daardoor miste het de kracht om voldoende het geheele deeg te doorzuren. Het Christendom werd niet ge noegzaam beleefd en in onzen tijd is de afval weer algemeen. Dat ziet de heer Smith ook en nu wil hij op kunstmatige wijze vruchten van het Christendom plukken, welke, doordat het te beperkt bleef nooit heeft afgeworpen. De heer Smith doet precies als velen doen op Kerstmis, hij neemt een boompje en bindt er allerlei schoonschijnende vruchten aan en wil het nu doen voorkomen als dat wezen» lijke vruchten zijn van het Christendom. Zijn werk is echter waardeloos. Waar er te weinig werkelijke belijders van het Christendom wa» ren en zijn om organisch de zonde van het militarisme te vernietigen, daar zal het pogen van den heer Smith om het langs mechanische wijze te doen deerlijk fiasco lijden. Dan wijst de debater er op dat de vraag of Christendom en oorlog kunnen samengaan foutief gesteld is. De vraag is kunnen christen» dom en landsverdediging samengaan en hierop moet het antwoord bevestigend luiden. Vele plaatsen in de H. Schrift bewijzen dit. B.v. het antwoord van Johannes den Dooper aan de krijgsknechten op hun vraag, wat moeten wij doen? Het getuigenis van Christus aan» gaande den hoofdman over honderd, die Hem vroeg zijn dienstknecht te genezen, en het optreden van Cornelius, de hoofdman over honderd, terwijl in hetzelfde hoofdstuk uit

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1925 | | pagina 1