Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
PUROL
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3152
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1925
40STE JAARGANG
EERSTE BLAD,
Toen en Thans.
Op den Uitkijk.
W- BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Adminis t rat ie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
't Was in de zeventiger jaren.
Dr. Kuyper deed nog maar kort mee
in de pers, maar allerwege werd er op
zijn woord gelet.
In de Tweede Kamer zat destijds
ook Jhr. Van Loon. Een eerste klas
staatsman was hij niet, al wist hij in
de Kamer zeer goed voor de belangen
van ons christenvolk op te komen, maar
hij was een christen in woord en
wandel.
Hij blonk uit in zijn kring.
Y En bizonderlijk was hij ook gezien,
'om de kalme, maar onverschrokken
Avijze, waarop hij voor de belijdenis
^van den Christus uitkomen dorst.
„Staatsman niet, Evangeliebelijder".
Dat was zijn hoogste eeretitel.
Onze Groen achtte hem hoog, ook
al moest hij zich op politiek gebied,
ook tijdelijk van hém losmaken, toen
hij het bekende drietal Keuchenius,
Kuyper en Van Otterloo, candidaat
stelde voor 'i geheele land.
Daar, ineens 1 gromde en bromde en
blies onze liberale pers over dezen jhr.
Van Loon.
Wat hij dan wel gedaan gehad
Ge raadt het in tienen niet.
Ergens in Gelderland, in een der
schoone dreven ligt een klein stedeken
en daarin stond, verscholen in een der
achterstraten een onooglijk kerkje, waar-
samenkwamen de „afscheidenen"
an die plaats.
Of nu jhr. Van Loon logeerde in die
plaats, weet ik niet, maar wel dat hij
in dat kerksken zijn geestelijk voedsel
zocht.
Zoo zeldzaam was dit niet.
Ook Groen ging meermalen bij een
„Afgescheidene" ter kerk, als hij ergens
was waar geen orthodoxe in zijn eigen
kerk stond.
Doch er gebeurde meer.
Jhr. Van Loon ging weieens op ver
gaderingen en samenkomsten vóórhij
had daarvoor „singuliere gaven" en
daarom had ook de kerkeraad dier
„Afgescheidene" gemeente, hem ge
vraagd op den Zondag een „stichtelijk
woord" in 't midden der broeders en
zusters te spreken.
Waaraan de heer Van Loon voldeed.
In ónze dagen zou zoo iets niet zoo
gemakkelijk plaats hebben.
Vooreerst was Van Loon niet eens
lid der kerk, waarin hij optrad daarbij
stond hij noch in het ambt, noch ook
was hij tot oefenaar aangesteld,
kerkrechtelijk zou er heel wat aan te
merken zijn.
Maar vergeet niet, dat het een halve
eeuw geleden is.
De toestanden waren anders.
En de menschen ook, waarmee
ik allerminst zeggen wil, dat ze destijds
minder waren dan nu, al werd dan ook
het „stichtelijk woord" op onregelma
tige wijze gesprokenMoge het maar
geweest zijn naar het hart vanjeruzalem.
't Bericht kwam in de liberale pers.
Er werd mee gespot en gedold.
En de „groote" pers maakte zich in
allen ernst boos, dat een Kamerlid dit
had bestaanGodsdienst en politiek
moeten streng gescheiden blijven Een
dominee moest niet in de Kamer komen
en een Kamerlid moest geen dominees-
werk doen 1
Daar schuilde bepaald gevaar.
Van godsdienstige eenzijdigheid en
dweperij.
Men kan het een Kamerlid wel niet
verbieden, om 's Zondags „uit preeken"
te gaan, maar hij moest zelf inzien, de
manhoe hij hiermee zijn ambt en
standing verloochende.
Dr. Kuyper heeft toen met die pers
afgerekend.
Doch dat stippen we slechts aan,
we wilden in een sprekend voorbeeld
laten uitkomen, hoe destijds de „poli
tiek" hóóg, o zoo hoogop den „gods
dienst" ter neder zag.
Hoezeer is dat niet veranderd 1
Dank zij de goede gunste Gods
dank zij den onvermoeiden strijd der
geslachten die voor ons geweest zijn,
die niet rustten voor de godsdienst en
de beginselen der ware religie de plaats
gekregen hadden in ons politieke leven,
die hun toekomt.
Oud-minister De Visser zat meer
malen Vrijdags in de Kamer, Zaterdags
op zijn Departement en stond des Zon
dags op den kansel, geen liberaal
of socialist, die er ooit wat tégen zei.
Nu is dat nog iets uiterlijks.
Waar de liberalen zoo over toornen
konden, dat was 't geen zij noemden
„de vermenging van politiek en gods
dienst" en waardoor zij verstonden, dat
geen enkel beginsel van godsdienst ook
maar iets te zeggen hebben mocht in
't politieke leven.
Hoe kwam ook hiér verandering!
Zij, die altijd den mond vol hebben,
over afval, halfheid enz., moesten eens
nauwkeurig het toen met het thans
vergelijken
Niet dat niet alles volmaakt is,
maar op zedelijk en geestelijk gebied
richten èn de Regeering èn de Kamer
meerderheid zich naar beginselen, die
de oude liberalen niet in de Kamer
zouden hebben geduld.
Stel u dit eene eens voorDe „secte-
school" en de openbare worden op
gelijke wijze uit de publieke kassen
bekostigd
Sla er eens acht opDe Zondag
wordt, al is op dit gebied nog niet
alles bereikt, toch door de Overheid
beschouwd als een heel andere dag
dan de zes dagen door-de-week
Let hier eens op De Zending wordt
aangemerkt als een krachtige hulp om
de Uverheid h^ar taak in Indië te ver
gemakkelijken en niet, gelijk voorheen,
als een lastige indringster, die zelfs
tegenover de inlanders gevdarlijk wor
den kan
Dit zijn nu maar drie punten.
Ze kunnen vermeerderd worden.
Die voorname punten, waarvan de
liberale vaderen, een halve eeuw terug
niets zouden hebben gelóóft, dat het
zóó worden zou, als 't nu is, al
had Thorbecke zelf 't hun voorspeld.
Verspelen we toch, door onderlinge
gedeeldheid en hard spreken tegen el
kaar, de zegeningen niet, die God ons
gaf£
Reciame-Mededeelingen
Land- en Tuinbouw.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent hij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 - Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
IWHUIIUIW VLiii 1
Nadruk verbedat,
Er is een »kwaad« onder de zon,
Waar geen kwaad genóég van kan worden
gezegd en dat in onze dagen meer dan immer,
durf ik wel zeggen, de zielen, de samenleving,
ja ook de christelijke broederschap naar den
Woorde Gods vergiftigt.
Nóémen doe ik het kwaad nog niet.
Maar 'k wil eerst door een voorbeeld uit
de hedendaagsche historie, laten zien hoe giftig
dat kwaad is, 't welk iemand van voorbeel»
digen levenswandel nog tracht te bezwaderen,
vele jaren na zijn dood.
Onlangs schreven de bladen er over.
Maar er bleef toen nog één bizonderheid
onopgelost, die nu ook duidelijk aan 't licht
gekomen is, zoodat we de weerzinwekkende
maar hoogst leerzame historie nu van 't begin
tot 't eind kunnen blootleggen.
't Betrof den christen»staatsman Gladstone.
Meermalen Engelsch eerste<minister.
Een man, die zich tot in hoogen ouderdom
nooit de belijdenis van den Christus heeft
geschaamddie deze belijdenis ook belééfde
die haar ook in toepassing bracht op het ter»
rein der staatkunde, ja die di£r zelfs de al»
oude spreuk van onzen De Cock in toepas»
sing durfde brengen«Ziende in 't gebod en
blind in de toekomst«.
Sultan Abdoel Hamid, de Bloedige, meende
dat hij met alle Europeesche mogendheden
een loopje nemen kon dat hij ze alle te slim
af was en hen tegen elkaar uitspelen kon,
maar als Gladstone een gloeiende redevoering
hield tegen de vervolging der christen»Arme«
niërs, dan sidderde hij op zijn troon 1
Onze dr. Kuyper vereerde Gladstone hoog.
En sprak het in die dagen meermalen uit,
dat een antirevolutionair, naar Engeland over»
geplant, zich zeker bij de partij van Gladstone
aansluiten zou.
De «grand old man« is al vele jaren dood.
Maar zijn nagedachtenis blijft >n zegening.
En het was dan ook een smaad geworden
op den christennaam, toen nu onlangs deze
nagedachtenis op zoo vileijne wijze werd be»
smeurd in een boek over Gladstone, geschre»
ven door zekeren Peter Wright.
Deze schrijver beschuldigde den grooten
staatsman van niets minder, dan dat hij, in
twee woorden gezegd, een goddelooze huiche»
laar was geweest.
Een huichelaar in de eerste plaats.
Want Gladstone, meer dan iemand, had in
zijn leven als een Heldring en een Pierson
bij ons, tegen het kwaad der onzedelijkheid
gestreden en geholpen door zijn vrouw, was
hij er veel op uitgetogen, om gevallen vrou»
wen te redden, in den Naam en de kracht
zijns Meesters, uit den poel der zonde en had
zich niet te voornaam geacht, om zulk een
geredde vrouw huisvesting te verleenen in
zijn eigen woning, tot ze in een gesticht, een
doorgangshuis, of in een familie waren opge»
nomen.
Zedeloos, want dien man werd nu nagege»
Werd iemand door de massa aangehangen,
dan kreeg Millner juist dé&rom een tegenzin
ten opzichte van zulk een persoon.
Zoo geschiedde 't ook met Gladstone.
Millner was nog in zijn allereerste optreden
«een brutaal en sceptisch jongeling», toen
Gladstone, de grijsaard hoog werd geeërd.
«Gladstone zei hij dan wat zou en
wat wou Gladstone 1 Men weet nooit precies
wat Gladstone zal doen, voor het serail een
besluit genomen heeft
Maar wat bedoelde hij daarmee
Het was niet anders dan ruwe scherts, waar»
mee hij de vrouw en de dochter van Gladstone
bedoelde, die hem in zijn ouderdom trouw
verzorgden en hem hielpen bij al zijn werk
en aan wier oordeel hij zeer veel waarde
hechtte.
En langs dien weg is nu die gruwelijke laster
in de wereld gekomen over den christen»staats<
man, zóóveel jaren na zijn dood.
Welnu, dht kwaad is 't, wat ik bedoel.
En nu zal ik geen vergelijkingen maken
tusschen voorheen en thansdie zijn nooit
heel zuiver en ook »voorheen« was 't niet
altijd goud wat er blonk.
Als ik b.v. de geschiedenis der afscheiding
lees,
Dan treft me eenerzijds de hartelijke, broe»
derlij ke liefde tusschen de vervolg den onder»
linghoe ze elkaar steunden, sterkten en be»
moedigdenelkander hielpen om de zware
boeten te betalenzich vaak als één geeste»
lijke familie gevoelden, maar
Ook anderzijds, hoe het onder hen spoken
kon in die «Crissis der Jeugd*, zooals prof.
Bouwman het heeft genoemd 1
En vooral ook, hoe soms vooraanstaande
mannen, als predikanten, oefenaars, e.d.g., van
allerlei sluippraatjes te lijden hadden.
'n Enkelen keer tastten die het leven aan.
Een troep cavalerie van de Basuto's, zooals men ziet in groot tenue.
ven, dat hij het in zijn leven met andere
vrouwen dan zijn eigene gehouden had
't is te begrijpen, dat dit boek onder de be»
lijders in Engeland een groote beroering te»
weeg bracht en dat het protesten regende 1
Nu zal ieder onzer natuurlijk toegeven dat
elk mensch van nature geneigd is tot Alle
kwaad en dat ook hij, die genade ontvangen
heeft, kan komen tot zeer diepen val.
En zelfs een man als Gladstone is niet boven
dezen regel verheven.
Doch daartegenover weten we ook, dat de
Heere zijn kinderen in den regel voor zulke
grove uitspattende zonden bewaart en vragen
we juist om de eere van dat kindschap naar
afdoend en onomstootelijk bewijs, eer we zulk
een beschuldiging voor wair aannemen.
Ook Wright werd naar bewijs gevraagd.
Hij kwam slecht^ met één getuige.
Daarin stond hij dus zwak.
Maar die eene getuige was niemand minder
dan wijlenTord Millner, dat was de man,
die gesproken had over Gladstone's serail,
wat als men weet harem of vrouwenverblijf
beteekent.
Natuurlijk kon men er dat niet bij laten
zitten.
En nu is dan die zaak, naar we meenen
geheel opgelost.
Toen Lord Millner stierf, schreef het Lager»
huisdid T. P. O.'Connor, 'n Ier, een herden»
kingsartikel in de «Daily Telegraph«, gelijk
men dit bij den dood van mannen van naam
gewoon is te doen.
De herdenking werd mêe karakterschets.
En Millner werd daarin vooral ook getee»
kend als iemand van groote onafhankelijk»
heid, wiens grootste vrees was anderen na te
pratendie niet alleen voor zijn eigen mee»
ning uitkwam, maar die meening, vooral in
zijn jeugd wel eens een al te vrijen, onbe»
hoorlijken vorm gaf. En bovendien als iemand
«die weigerde voor afgoden te knielen omdat
het afgoden* waren.
Maar vaker hun leer, wat er b.v. inzake
de rechtzinnigheid van ds. Brummelkamp, op
de meest losse en valsche gronden al niet werd
verteld en geloofd, was soms ongeloofelijk.
Men hangt soms teksten, verzen enz. aan
den wand.
Nu zou ik, niet in de huiskamer, de vreemde
heeft er niet mee noodig, maar in de binnen»
ste binnenkamer een karton aan den wand
willen hangen, en nóg beter, als we geen
huis»met»binnenkamer hebben, het willen grif»
felen in de binnenkamer des harten
Wat eischt (om) het negende gebod
«Dat ik mijns naasten eer en goed gerucht
naar mijn vermogen voorsta en bevordere».
Wie onder ons niet zoo jong meer is, en
met allerlei menschen in aanraking kwam,
die wéét het, wat groot kwaad er door dien
laster wordt aangericht.
Ook onder de kinderen des Koninkrijks!
Er is, durf ik zeggen geen gróóter ban in
ons leger, dan deze 1
Laster eenerzijds, wantrouwen anderzijds.
Laster is het zaad, wantrouwen de vrucht»
bare bodem, waarin dat zaad zich ontwikkelt.
Voorbeelden te grijpenbij de vleet.
Ik neem ze maar es uit het leven en met
wijziging van enkele bizonderheden, zóó uit
dat leven gegrepen.
A. is predikant op 'n flink dorp.
'n Getrouw herder en leeraar, van onbe»
•rispelijken wandel.
Op een zijnet catechisaties heeft hij 'n vol»
wassen meisje van een soort, die deels gevaar»
lijk, deels beklagenswaardig is, gedeeltelijk
ontoerekenbaar. Ze heeft een gladde tong,
'n echt madonna»gezichtje, maar ze is hyste»
risch van aard en daar kunnen dan soms on»
gelooflijk booze dingen uit haar hart opkomen.
Nu kan de lezer 't zelf wel aanvullen.
Och, zij beweerde niets positiefs. Zij be»
schuldigde ook dominee niet. Maar toch, dit
en dat, wat hiér wedervaren was, enfin 1 't
was zaak voor een jong meisje om een beetje
voorzichtig te zijn.
Afschuwelijke lasterpraatmaar 4 ergste
was, dat ze niet in verontwaardiging werd
teruggewezen, doch de halve gemeente al had
besmet eer ze den predikant ter oore kwam,
die haar dan toen wel tot den wortel toe na»
zocht, maar die jaren lang in zijn opgewekt»
heid was geknakt en 't eerste beroep 't beste
aannam, wijl hij vóélde hoe er nog steeds
werd gedachtZoo iets wordt toch niet rond»
verteld, als er heelemaal niets van waar isl
Zoo heb ik een voortreffelijk schoolmeester
gekend.
Maar de man had dit gebrek hij was streng
rechtvaardig.
Als eens rijken boeren zoon zich stinkende
gemaakt had op school, dan werd hij precies
eveneens gestraft als eens armen daglooners
kind. Die rijkaard dorst daar geen aanmerking
op maken, doch waar kwam de lasterpraat
vandaan, dat »meester« heimelijk «rood* was
en socialist in zijn hart en geen oog had voor
't van God ingestelde verschil tusschen stand
en stand? Laster, die hem een mooie sollici»
40 cent per regel.
Schrijnende Plekken, Schrammen en
Ontvellingen verzacht en geneest
men met
30»60»90 ct.
tatie en promotie, waarvoor hij alleszins ge»
schikt zou zijn, deed ontgaan?
Een derde had 't financieel beheer over een
christelijke instelling.
Geheel buiten zijn schuld, kwamen er moei»
lijkheden.
De instelling raakte in nood en de hulp
der »broeders« werd ingeroepen, om de zaak
te reorganiseeren.
Toen kwam van allerlei kant critiek.
Waarom was dit niet zus, dat zóó gedaan
Misschien was dan alles nog anders en beter
geloopen
Onze broeder kon zich en zijn beheer en
beleid afdoende verdedigen. De vergadering
valt hem bijmaar was 't niet of hij op
een slang trapte, die onophoudelijk naar zijn
goeden naam beet, toen hij later gewaar werd,
hoe het woord »wanbeleid« in wijden kring
aan zijn persoon verbonden werd
Een weduwe, met een ruim huis en van
gegoede familie heeft naar den Woorde Gods
gaarne de heiligen geherbergd, zij was »het«
adres als sprekers, vacature»dominees, collec»
tanten enz. in de plaats moesten overblij»
ven
Wie verzon 't eerst den laster, dat »zij« zich
't meest interesseerde voor wie nog vrijgezel
was of weduwnaar werd
Men kan die voorbeelden vertienvoudigen.
O, die gruwzame, sluipende laster 1
En nóg erger is, ja om bang van te worden,
als we zien hoe vaak die laster er grif ingaat
en gegeten wordt, of 't rijstepap is.
»Ze« zeggen het toch maar. »Je« hoort het
toch maar beweren. »Het« wordt overal rond»
verteld, er zal »düs« wel iets van waar
zijndie logika»des»duivels schuift men
daar naar voren,
O, God 1 verlos ons van de zwadderende
lastertong.
UITKIJK.
Administratie voor den Landbouw.
Wie wil blijven.
Die moet schrijven
In ons vorig nummer bespraken wij de voor»
deelen van i,een aanvulling naast de gewone
administratie, die wij exploitatie»rekening zou»
den noemen.
De gewone boekhouding van den grond af
te behandelen zou hier te veel plaats vorderen
wij willen dan aannemen dat de bestaande
ongeveer het volgende karakter heeft
BoekenKasboek, Inkoopboek, Verkoop»
boek, Debet» en Creditboek, Journaal,
Grootboek.
Hoofden van Rekening Kas Vaste Goede
ren Hoorn- en Pluimvee Paaiden, Tuigen
en Gereedschappen Fourage, Meststoffen,
Zaden Landbouwproducten, en eventueel
FffectenAandeelen in Coöperaties, Com
binaties of Maatschappijen Debiteuren
Crediteuren Pachten Onderhoud (div.)
Loonen VeeLoonen LandbouwAlge-
meene Onkosten PrivéVerlies en Winst
Kapitaal.
Het spreekt van zelf, dat men hulpboeken
aan de hand van genoemde rekeningen tabel»
larisch kan inrichten.
Naast deze administatie nu wordt dan nog
één boek aangelegd, waarin als hoofden van