Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Fietsen PUROL IN HOC SIGNO VINCES Hoe men de Kiezers voorlicht. No. 3149 WOENSDAG 26 AUGUSTUS 1925 40ste JAARGANG W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Land- en Tuinbouw. Üeciame-Mededeelingen. Ingezonden Stukken Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 't Schijnt, dat De Banier, het officieel orgaan van de Staatk. Geref. Partij, de taktiek van Het Volk wil volgen en blijven voortzetten. De taktiek om met heele of halve onwaar» heden en uitermate tendentieuze mededeeling van gebeurtenissen en zaken zijn lezers een gansch verkeerde voorstelling op te dringen. Zulks dan met het doel om eigen positie te versterken en die van den tegenstander af te breken. Minderwaardig gedoe niet alleen, maar voor de St. Geref. Partij, die anderen van zonde en ontrouw aan de beginselen van Gods Woord beschuldigt, buitengewoon be» denkelijk. We vonden in De Banier van heden 20 Augustus 1925, een tweetal zeer ergerlijke staaltjes van deze afkeurenswaardige taktiek. Beide in een artikel van den heer (Ir.) v. D(is) te U(trecht) onder den titel »De stem der historie®. We zullen eerst de beide zinsneden af» VprS-e heer Van Dis beweert: 1. »En voorts op het feit, dat in 1917 door de A.R. met socialisten en vrijzinnig»demo» craten het revolutionaire algemeen stemrecht werd ingevoerd«. 2. «Als Dr. Kuyper in de Eerste Kamer zonder één woord te spreken, stemt voor mogelijkheid van vrouwenstemrecht (ook voor algemeen stemrecht) Om met het laatste citaat aan te vangen dat is een aperte onwaarheid. Er is natuurlijk sprake van de stemming der Eerste Kamer over de grondwetsvoorstellen van Mr. Cort van der Linden. Deze stemming had plaats in de vergadering van Woensdag 16 Mei 1917. In die vergadering waren met den Voorzitter aanwezig 45 leden, die, behalve 4 leden wel» ke vóór de stemming reeds vertrokken waren, allen hun stem aan het wetsontwerp gaven. In die vergadering was echter Dr. Kuyper niet aanwezig en heeft dus niet meegestemd. En wie van Dr. Kuyper's leven iets meer op de hoog» te is, weet, dat deze in dien tijd geen enkele zitting bijwoonde, omdat hij door zijn oor» lijden in verergerde mate was aangetast. Dr. vper werkte toen tehuis en schreef o.m. laatste gedeelte van zijn groote werk "Antirevolutionaire Staatkunde«. De voorstelling, welke de heer Van Dis geeft in bovenaangehaalde woorden «als Dr. Kuyper in de Eerste Kamer zonder één woord te spreken, stemt voor mogelijkheid van vrouwenstemrecht« is dus vierkant in strijd met de waarheid der feiten en door de bijvoeging »zonder één woord te spreken« buitengemeen lasterlijk. Dit laatste is niet minder het geval met de bewering, dat »in 1917 door de A.R., met socialisten en vrijzinnig»democraten het revo» lutinaire algemeen stemrecht werd ingevoerd.® «Dóór de A.R De betreffende wetsvoor» stellen tot wijziging van drie hoofdstukken der grondwet, w.o. het voorstel op Art. 80, strekkende om de beperkende bepalingen voor het mannenkiesrecht te schrappen en de deur te openen, die het den gewonen wet» gever mogelijk zou maken later het vrouwen» kiesrecht in te voeren, waren, gelijk gezegd, van het ministerie Cort van der Linden. Het voorstel op Art. 80 werd in de ver» gadering der Tweede Kamer van Woensdag 16 November 1916 aangenomen zonder hoofde 'ijke stemming. In die vergadering waren met den Voor» fitter aanwezig 89 leden, te weten 11 A.R, 4 S.D.A.P., 5 V.D., 9 C.H., 22 R.K. en 28 Liberalen. Niemand hunner vroeg stemming, dus constateeren de Handelingen. »Het ge» wijzigd art. 80 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen«. VrageHoe moet het nu worden gequalifi» ceerd, als iemand thans nog wel in een artikel onder het opschrift«De stem der historie« 1 komt vertellen, dat »in 1917 door de A.R. met socialisten en vrijzinnig,democraten het revolutionaire alge» neen stemrecht werd ingevoerd Om er geen ergerlijker naam aan te geven, 's het toch in elk geval zelfs «vervalsching der historie«. En in hooge mate tendentieus, of om een woord van den tegenwoordigen tijd te gebrui» ken demagogisch. "Het revolutionair algemeen stemrecht in» gevoerd. Indien de heer Van Dis en De Banier in» derdaad eerlijk en oprecht »de stem der his» torie® wilden laten spreken, dan behoorden ?e,00.k mede te deelen, wat te dier gelegen» ueid in de Tweede Kamer over het voorstel js gezegd. Van Dr. Kuyper wordt wel maar !n Hsterlijken zin I medegedeeld, dat hij er ln "e Eerste Kamer niet »één woord® over gesproken heeft. Waarom dan niet medege» ueeld, wat de A.R, woordvoerders in deTweede Kamer wél gezegd hebben? Ue heer Mr. Rutgers sprak bij de behan» teling dezer voorstellen een uitvoerige en ïuidd'P'eele te<^e U't' waarvan de conclusie «Mijnheer de Voorzitter I Ik ben omtrent Ik\ l e'nc'e van hetgeen ik te zeggen heb. iheb over het organisch en gezinshoofden» 'esrecht gesproken. In zekeren zin zou men kunnen zeggen, dat dat niet aan de orde was, voor zoover iets op dit oogenblik niet aan de orde kan zijn. Het is nu niet voorgesteld. We hebben te doen met een voorstel tot in» voering van het algemeen kiesrecht en zijn wij daar nu voor of tegen We gevoelen er niets voor. Maar het essentieele van het voor» stel is het wegnemen van een kiesrechtbeper» king. In ons verleden en in onze staatkun» dige beginselen is er niets, dat ons belemmert daar vóór te stemmen. Voor beperking van het kiesrecht heeft de antirevolutionaire partij nooit het pleit gevoerd. Indien het algemeen kiesrecht ons verder van huis zou brengen, indien het algemeen kiesrecht meer individu» alistisch was dan het kiesrecht, dat wij thans hebben, dan zouden wij met den heerTreub in het meer aangehaalde artikel zeggenik wil geen algemeen kiesrecht Maar nu de hoofdvraag, waarover het gaat, door de voor» gestelde wijziging niet wordt aangeraakt en die voorgestelde wijziging alleen neerkomt op het wegnemen van beperkingen, is er geen aanleiding ons tegen die wijziging te kanten integendeel, waar het verleden van de A.R. partij daar is om aan te toonen dat die partij nooit voor beperkingen van het kiesrecht in het krijt is getreden, kunnen wij die wijziging aanvaarden. De antirevolutionaire partij is er sinds lang van overtuigd, dat het toekennen van het kiesrecht niet is een zaak van intellect, dat het er niet om gaat of de kiezer de bekwaam» heid heeft om de staatkundige vragen te over» zien en te doorgronden de antirevolutionaire partij is er steeds voor opgekomen, dat wan» neer het gaat om de vragen van de diepste levensovertuiging, de overtuiging van den een» voudigen daglooner dezelfde waarde of mis» schien meer waarde heeft dan die van den geleerde. En daarom en hiermede beëindig ik wat ik als algemeene beschouwing over de voorstellen van de Regeering te zeggen heb is er in wat ik hier over organisch en gezins» hoofdenkiesrecht in het midden bracht niets wat mij belet mijn stem aan de voorstellen van de Regeering te geven«. (Hand. lie Kamer, 27 Oct. 1916, blz. 296). De toenmalige Voorzitter der Kamerfractie, den heer Van der Voorts van Zijp, verkreeg nog vóór de stemming het woord om een verklaring af te leggen. Hij sprak «Mijnheer de Voorzitter I Mede uit naam van mijn politieke vrienden wensch ik de stem, die wij over art. 80 zullen uitbrengen, met een enkel woord te motiveeren. Zoowel het individualistisch kiesrecht als de stemplicht en het openzetten van de deur voor het vrouwenkiesrecht blijven bij ods op prin» cipiëele gronden bezwaar ontmoeten. Dit neemt niet weg, dat wij noch nu noch in een verder stadium der grondwetsherziening op die bezwaren die herziening willen doen afstuiten en wij dus niet stemming over het artikel zullen vragen. Mocht er stemming ko» men, dan zullen wij onze stem daaraan niet onthouden. (Hand. 2e Kamer, 15 Nov. 1916, blz. 526). Wat blijkt nu hieruit? Dit, dat het voorstel niets anders was dan een uitbreiding van het bestaande individueele (»revolutionaire«) kiesrecht. De heer Van Dis tracht de voorstelling in» gang te doen vinden, alsof met medewerking van de A.»R iets nieuws «revolutionairs® werd ingevoerd. Is dat een eerlijke en oprechte mededeeling en beschouwing der feiten? Het geval lag eenvoudig zóó, dat te dezen opzichte niets nieuws werd ingevoerd, dat het bestaande slechts werd uitgebreid. En wel uit» gebreid in A.»R. lijn, wijl de A.-R Partij immer voor wegneming van de belemmeringen, die «den kleinen luyden« het stembiljet onthielden, had geijverd. Terwijl bovendien van invoering van het vrouwenkiesrecht nog geen sprake was. De A.»R. fractie oordeelde, dat wij hier» om, waar het geen principiëele wijziging gold, de grondwetsvoorstellen, die verder zooveel noodzakelijks noodzakelijk vóóral voor de uitbreiding van het Christelijk onderwijs in dien bangen crisistijd 1 niet mocht afwijzen. Nu valt daarover nog te praten. Maar waar» om het hier gaat, is, dat de heer Van Dis de dingen zéér onwaarachtig voorstelt. Mag hij voortgaan met zóó lasterlijke pole» miek Is dat in overeenstemming met zijn belijde» nis en beginselen En wanneer we ons weer herinneren, deze wijze van polemiek van het St.«Geref. orgaan brengt ons dat onwilekeurig in de herinnering terug wanneer wij ons herinneren, dat de afgevaardigde der S.G.P., hoewel hij de pre» sentielijst geteekend had, niettemin verzuimde zijn stem uit te brengen voor het amendement» Schreurer om het passief vrouwenkiesrecht voor den Indischen Volksraad te weren, mo< gen wij dan weer niet de vraag stellen Wat ziet Gij den splinter, die in U ws broeders oog is en de balk. die in Uw eigen oog is, ziet Gij niet? R. A. d. O. De héste weg. Polen is overwegend roomsch. En zoo lazen we dan ook klachten, dat de evangelische kerken en predikanten lang zoo» veel niet van den Staat ontvangen als de roomsche parochiën en pastoors. De klachten zullen wel waar zijn. 't Zou in een land als Polen wel wonder zijn, indien 't anders ware. Doch er is beter te doen dan klagen. Als de evangelische kerken er, voorzoover haar kracht toelaat, aan 't gansche land het voorbeeld gaven van de «vrije® kerk in den vrijen staat en fier weigerden verder van de Overheid fooitjes toegestopt te krijgen, zoo» als vrij briefport e.d.g., waarin zich haar mede» dingster verheugen mag. Dat zou de béste weg zijn. Volkomen juist. In de «Nederl.® had het bestuurslid eener C. H. Kiesver. een ingez. stuk over verschil» lende punten, ook wel waarmee we niet in» stemden, maar aan het slot uitte hij zich als volgt En jammer is, dat juist dezer dagen, bij een lezing door een Hervormd Staatsman gehouden, een Socialist het uitsprakwat een wonderlijke rommel is dat bij die Christelijke partijen. Die man had verschil» lende rechtsche sprekers gehoord en allen hadden ze hun best gedaan elkaar af te kam» men. In vroeger dagen kon gezegd worden ziet hoe lief ze elkander hebben doch hoe anders is dit nu bij de belijders. Mogen al deze dingen ons stemmen tot verootmoedi» ging, dan zal ook meer eerbied gevonden worden bij degenen, die van verre al deze dingen gadeslaan. Daarmee zijn wij 't van harte eens. Het is hard om het te zeggen, maar als we 't gansche christelijke erf overzien, dan kómt er reden om, onszelf mèe insluitende, ook ónderzijds de vraag te gaan stellen Kunnen we niet anders worden VEE IN DEN BRAND. Het is van algemeene bekendheid, dat bij brand in boerderijen menigmaal een deel van den veestapel in de vlammen omkomt. Het redden van vee uit een brandende boerderij is heel moeilijk. De stal zelf immers levert voor het vuur goed materiaal op de vlam» men en het geraas maken de dieren wild en angstig, zoodat het lastig wordt hen los te maken en in veiligheid te brengen. Zeer begrijpelijk en ook van economische redenen toe te juichen was het dan ook, dat de algemeene vergadering van de Nederland» sche Vereeniging tot Bescherming van Die» ren, 26 Mei 1923 gehouden, zich vereenigde met het voorstel der afdeeling Leiden en om» streken, waarbij het hoofdbestuur werd uit» genoodigd te overwegen «welke maatregelen genomen kunnen worden teneinde te voor» komen, dat onder paarden, koeien en ander vee telkens weer slachtoffers vallen bij brand in boerderijen, stallingen enz.« Als gevolg der aanneming van dit voorstel werd een commissie ingesteld, die het vraag» stuk in studie zou nemen. Met voortvarend» heid heeft zij zich van haar taak gekweten en in Januari 1925 bood zij het hoofdbestuur haar inmiddels in druk verschenen rapport (1) aan. Hij, die het rapport leest, krijgt ongetwij» feld den indruk, dat hij met een ernstig stuk werk te doen heeft. Kort en zakelijk, maar daarom niet minder frisch en duidelijk, zet de commissie haar meening er uiteen. Zeer terecht begint zij met er op te wijzen, dat de stalinrichting voor een goed deel in recht» streeksch verband staat met de bouworde, die bij de inrichting der boerenwoning wordt gevolgd. Woning en stal vormen één geheel en hoe dit geheel er uit ziet en hoe het is ingericht hangt af van de gewoonte der streek en van den aard van het bedrijf. «Een factor echter«, zegt de Commissie weinig vriendelijk, «die allerminst hierbij ver» geten mag worden is het conservatisme, aan onze boeren zoo eigener wordt niet ge» vraagd welk type is het beste, maar aan welk type ben Ik gewend. Als bewijs hiervoor zie men rond in de groote drooggemaakte pol» ders of in pas in cultuur gebrachte districten en men zal in het algemeen de bouworde aantreffen, zooals die reeds tientallen van ja» ren in die provincies werd gehuldigdeen Friesche boer bouwt in den regel ook daar weer een Friesche boerderij, een Noordhol» lander een Noordhollandsche en een Braban» der een Brabantsche.« (2) Dit verwijt lijkt ons onverdiend, of liever, wij vinden, dat hier geen plaats is voor een verwijt. Iedere streek heeft haar eigen karak» ter, zooals haar bevolking eigen aard heeft en eigen zeden. Gelukkig, dat onze boeren er toe medewerken hun streek, haar karakter en daardoor het landschap zijn schoon te doen behouden. Het is al erg genoeg, dat zoo me» nige stad ontsierd wordt dooi gansche rijen daklooze woningen, zoo menig villapark door een allegaartje van allerlei minder of meer mislukte copieën van Noorsche, Italiaansche of Zwitsersche landhuizen. Laten de boeren er nimmer mede beginnen ook hun omgeving te bederven door bij het stichten van nieuwe boerderijen geen acht te slaan op den bouw» trant hunner streek. Hetgeen niet zeggen wil, dat zij hun woningen niet practischer en ge» zonder mogen inrichten en niet aan stalver» betering moeten denken. Trouwens, aan stal» verbetering is reeds veel gedaan en door onze landbouworganisaties werden de laatste jaren verschillende vereenigingen opgericht, het rapport laat niet na dit te vermelden «die zich met het vraagstuk der stalverbetering bezig houden, wedstrijden organiseeren, op landbouwtentoonstellingen plattegronden de» monstreeren, die het mogelijk maken oude, verkeerd ingerichte stallen, met weinig geld te verbeteren en voor den nieuwbouw een leidraad in de gewenschte richting vormen«. (3) In het kort behandelt het rapport vervol» gens eischen, die aan een goede stalinrichting gesteld moeten worden met betrekking tot licht, lucht, reinheid, ruimte en afvoer van meststoffen. Het licht, dat het weerstandsvermogen der dieren tegen ziekten verhoogd, vele schimmels en bacteriën doodt, moet in voldoende mate den stal kunnen binnenvloeien. Wel is niet ten volle waar wat Dr. van Leeuwen eens in zijn al te pessimistische, in het rapport over» genomen beschrijving van den potstal zeide, «voor licht en kou is men zoo bang als voor vuur«, maar het kan toch zeker geen kwaad, dat nog eens gewezen wordt op den grooten invloed ten goede, door licht in den stal ge» oefend. Hetzelfde geldt voor de lucht. Aan geregelde luchtverversching heeft het dier niet minder behoefte dan de mensch en het is al weer gelukkig, dat, dank zij de voorlichting, gedurende vele jaren door landbouwconsu» lenten en landbouwonderwijzers gegeven, ook op dit terrein heel wat verkeerde denkbeel» den zijn uit den weg geruimd. Stallen met goede verlichting en luchtverversching zijn tegenwoordig lang geen uitzondering meer, ook in het zandgebied. Nadat gewezen is op de noodzakelijkheid, dat ook in den stal reinheid heersche, geeft het rapport eenige beschouwingen over het belang van voldoende ruimte voor het vee. In de Friesche stallen plaatst men de koeien twee aan twee tusschen twee houten schotten, die dikwijls op een afstand van niet meer dan 2 Meter van elkaar zijn gesteld. De Commis» sie acht een tusschenruimte van 2.60 Meter noodig, opdat de dieien gemakkelijk kunnen gaan liggen. Een ander bezwaar, aan de Friesche stalinrichting verbonden is, dat de standplaatsen der koeien te hoog zijn. Maakt dit het op» en afleiden van het vee in gewone omstandigheden dikwijls al moeilijk, het doemt de reddingspogingen in geval van brand vaak tot mislukking, te meer omdat in den regel over slechts één uitgang wordt beschikt. Reeds in haar handelingen van 1901—1902 werd dan ook door de Groningsche Maatschappij van Landbouw op de nadeelen dezer stalinrich» ting gewezen en het is niet onbekend, dat, niet zonder succes, naar verbetering wordt gestreefd. Gunstiger oordeelt de Commissie over den Hollandschen stal. Men kent daar geen schot» ten, die de dieren hinderen bij het liggen. Dank zij de practische inrichting van voeder» gang en drinkgoten gaat geen voedsel ver» loren en de bevuling van het voedsel wordt op de best mogelijke wijze tegengegaan. Dag aan dag worden de stallen gereinigd. Toch valt ook aan deze stallen meermalen nog heel wat te verbeteren, vooral wat de luchtver» versching betreft en de samenstelling van den stalbodem, die meestal niet aan den eisch van ondoordringbaarheid beantwoordt. Omtrent de stallen, die in sommige deelen van Gelderland voorkomen, zegt het rapport, dat de koeien er alleen door de mestgang naar buiten kunnen worden gebracht, door de deur, die aan het einde van den stalmuur verbinding met de buitenwereld geeft. Hier is het dus onmogelijk om bij brand de dieren, na ze vlug te hebben losgemaakt, op de deel te jagen. Een naar buiten drijven door de groote deel» of branddeur is uitgesloten. In Zeeland en op de Zuidhollandsche eilan» den wordt bij brand de redding van paarden en vee uitermate bemoeilijkt doordat de stal» deuren er aan de binnenzijde met grendels zijn afgesloten. «Dat in dergelijke stallen, bij uitbrekenden brand, het haast ondoenlijk is, vooral wanneer achterhuis en koestal vol met rook zijn, deze grendels los te krijgen, laat zich begrijpenzoodat van een redden der dieren in de meeste gevallen geen sprake kan zijn.« (4) Het behoeft geen verwondering te wekken, dat van verschillende zijden reeds naar iriidde» len werd gezocht om de redding van het vee, in geval van brand op de boerderij, te ver» gemakkelijken. Aan vindingen op dit gebied heeft het niet ontbroken, maar, één enkele uitgezonderd, kunnen zij de Commisste geen van allen bevredigen. Haar hoofdbezwaar is, dat bij alle de onderdeelen van metaal zijn en dientengevolge op de deur vastroesten, zoodat zij op het kritieke oogenblik niet wer» ken en meer kwaad doen dan goed. Een uitzondering maakt de Commissie voor een uitvinding van den heer J. J. van Broek» hoven te Wychen, die zich hierin van de meeste uitvinders onderscheid, dat hij op zijn vinding geen patent nam, maar haar de Ne» derlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren grootmoedig aanbood. De Commissie is vol lof over deze Nederlandsche vinding en zij prijst haar als eenvoudig, solide en weinig kostbaar. Bij een proefneming is haar bovendien de doeltreffendheid gebleken. In haar rapport geeft zij van de veiligheidsslui» ting, de deuren en alles wat tot de installatie behoort, een breedvoerige beschrijving, door teekeningen en een tweetal foto's verduide» lijkt. Wij zullen niet trachten deze beschrij» ving hier verkort weer te geven. Wij kunnen het te gemakkelijker laten omdat de installatie reeds in een stal is aangebracht. Men kan haar vinden te Leur bij Wychen op de boer» derij van den Landbouwer A. Schelling. En wij wagen de veronderstelling, dat deze bereid zal zijn den bezoeker de noodige voorlichting te geven. Leur bij Wychen is een klein vrien» delijk dorpje, heelemaal niet buiten de be» woonde wereld, maar tocji juist lastig genoeg te bereiken om de bezoekers, wien het aan echte belangstelling ontbreekt, weg te houden. Dr. L. DECKERS. 1) Nederlandsche Vereeniging tot Bescher» ming van Dieren. Rapport van de Commis» sie in zake gevaar voor vee bij brand in boerderijen 1925. 2) Blz. 4. 3) Blz. 5. 4) Blz. 14. «De Maasbode.« 40 cent per regel Bij Wiel» en Motorrijden heeft men vaak veel last van schrijnen en door» zitten der huid. Om dit dadelijk te verzachten en spoedig te genezen gebruikt men algemeen 30»60<90 ct. De Copie van Ingezonden stukken die niet ge plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers Geachte Redactie, Verleen mij een plaatsje in Uw veel gelezen blad, bij voorbaat mijn dank. Uit vele plaatsen in ons land bereikten ons berichten dat er concerten werden gehouden en daarbij gecollecteerd werd voor de nood» lijdenden in Borculo c.a Zoo ook besloot de muziek vereeniging «Ju» liana® te Ouddorp met medewerking van de christelijke zangvereeniging, op Donderdag» avond een concert te geven voor genoemd doel. Reeds eenige dagen te voren hoorde men daar algemeen over spreken en indien men het oor te luisteren had gelegd, zou men ook gehoord hebben, dat sommige menschen zei» den: «dat wordt een heele janboel«. Die men» schen die zoo spraken, zeiden dat misschien uit ondervinding, want niet vele muziek»uit< voeringen zijn er in Ouddorp gegeven of men hoorde van naweeën. Ik dacht zoo bij mezelf: zou dan het zoo godsdienstig Oud» dorp geen besef hebben waarvoor het concert wordt gegeven. Het is niet een pleizierconcertje of het is niet ter eere van een verjaardag van een der leden van het Koninklijk Huis. Neen het is om de verschrikkelijke nood te lenigen van onze landgenooten. Indien wij het goed inzien hoe daar men» schen zijn die van gave en goed zijn ontdaan en die nu na 10 a 12 dagen nog niet beseffen wat met hun is gebeurd moeten wij dan niet zeggen «De Heere is over ons lankmoedig geweest® en ons de vraag stellenWaarom die menschen en niet wij Maar kom, ik dwaal van mijn onderwerp af daar het mijn bedoeling is het verloop van het concert te beschrijven. Reeds een half uur voor aangegeven tijd waren al menschen op de been, sommigen om de liefelijke tonen van de muziek en zang te hooren, anderen uit nieuwsgierigheid, nog anderen misschien uit onverschilligheid. Daar klonk opeens de muziek door het luchtruim en steeds meer menschen kwamen op de been zoodat reeds om acht uur circa 400 A 500 menschen zich om de muziektent hadden ge» schaard. De politie ter plaatse regelde met den Heer Burgemeester het verkeer. Alles liep uitstekend en ook de menschen bleven goed op hun plaatsen staan. Toen de muziek vereeniging enkele nummers ten beste had gegeven kwam de zangvereeniging aan de beurt. Ook zij deed

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1925 | | pagina 1