Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Fietsen
PUROL
IN HOC SIGNO VINCES
Hoe men de Kiezers voorlicht.
No. 3149
WOENSDAG 26 AUGUSTUS 1925
40ste JAARGANG
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Land- en Tuinbouw.
Üeciame-Mededeelingen.
Ingezonden Stukken
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
't Schijnt, dat De Banier, het officieel orgaan
van de Staatk. Geref. Partij, de taktiek van
Het Volk wil volgen en blijven voortzetten.
De taktiek om met heele of halve onwaar»
heden en uitermate tendentieuze mededeeling
van gebeurtenissen en zaken zijn lezers een
gansch verkeerde voorstelling op te dringen.
Zulks dan met het doel om eigen positie te
versterken en die van den tegenstander af te
breken. Minderwaardig gedoe niet alleen, maar
voor de St. Geref. Partij, die anderen van
zonde en ontrouw aan de beginselen van
Gods Woord beschuldigt, buitengewoon be»
denkelijk.
We vonden in De Banier van heden 20
Augustus 1925, een tweetal zeer ergerlijke
staaltjes van deze afkeurenswaardige taktiek.
Beide in een artikel van den heer (Ir.) v.
D(is) te U(trecht) onder den titel »De stem
der historie®.
We zullen eerst de beide zinsneden af»
VprS-e heer Van Dis beweert:
1. »En voorts op het feit, dat in 1917 door
de A.R. met socialisten en vrijzinnig»demo»
craten het revolutionaire algemeen stemrecht
werd ingevoerd«.
2. «Als Dr. Kuyper in de Eerste Kamer
zonder één woord te spreken, stemt voor
mogelijkheid van vrouwenstemrecht (ook voor
algemeen stemrecht)
Om met het laatste citaat aan te vangen
dat is een aperte onwaarheid. Er is natuurlijk
sprake van de stemming der Eerste Kamer
over de grondwetsvoorstellen van Mr. Cort
van der Linden. Deze stemming had plaats
in de vergadering van Woensdag 16 Mei 1917.
In die vergadering waren met den Voorzitter
aanwezig 45 leden, die, behalve 4 leden wel»
ke vóór de stemming reeds vertrokken waren,
allen hun stem aan het wetsontwerp gaven.
In die vergadering was echter Dr. Kuyper niet
aanwezig en heeft dus niet meegestemd. En wie
van Dr. Kuyper's leven iets meer op de hoog»
te is, weet, dat deze in dien tijd geen enkele
zitting bijwoonde, omdat hij door zijn oor»
lijden in verergerde mate was aangetast. Dr.
vper werkte toen tehuis en schreef o.m.
laatste gedeelte van zijn groote werk
"Antirevolutionaire Staatkunde«.
De voorstelling, welke de heer Van Dis
geeft in bovenaangehaalde woorden «als
Dr. Kuyper in de Eerste Kamer zonder één
woord te spreken, stemt voor mogelijkheid
van vrouwenstemrecht« is dus vierkant in
strijd met de waarheid der feiten en door de
bijvoeging »zonder één woord te spreken«
buitengemeen lasterlijk.
Dit laatste is niet minder het geval met de
bewering, dat »in 1917 door de A.R., met
socialisten en vrijzinnig»democraten het revo»
lutinaire algemeen stemrecht werd ingevoerd.®
«Dóór de A.R De betreffende wetsvoor»
stellen tot wijziging van drie hoofdstukken
der grondwet, w.o. het voorstel op Art. 80,
strekkende om de beperkende bepalingen
voor het mannenkiesrecht te schrappen en de
deur te openen, die het den gewonen wet»
gever mogelijk zou maken later het vrouwen»
kiesrecht in te voeren, waren, gelijk gezegd,
van het ministerie Cort van der Linden.
Het voorstel op Art. 80 werd in de ver»
gadering der Tweede Kamer van Woensdag
16 November 1916 aangenomen zonder hoofde
'ijke stemming.
In die vergadering waren met den Voor»
fitter aanwezig 89 leden, te weten 11 A.R,
4 S.D.A.P., 5 V.D., 9 C.H., 22 R.K. en 28
Liberalen. Niemand hunner vroeg stemming,
dus constateeren de Handelingen. »Het ge»
wijzigd art. 80 wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen«.
VrageHoe moet het nu worden gequalifi»
ceerd, als iemand thans nog wel in een
artikel onder het opschrift«De stem der
historie« 1 komt vertellen, dat
»in 1917 door de A.R. met socialisten en
vrijzinnig,democraten het revolutionaire alge»
neen stemrecht werd ingevoerd
Om er geen ergerlijker naam aan te geven,
's het toch in elk geval zelfs «vervalsching
der historie«.
En in hooge mate tendentieus, of om een
woord van den tegenwoordigen tijd te gebrui»
ken demagogisch.
"Het revolutionair algemeen stemrecht in»
gevoerd.
Indien de heer Van Dis en De Banier in»
derdaad eerlijk en oprecht »de stem der his»
torie® wilden laten spreken, dan behoorden
?e,00.k mede te deelen, wat te dier gelegen»
ueid in de Tweede Kamer over het voorstel
js gezegd. Van Dr. Kuyper wordt wel maar
!n Hsterlijken zin I medegedeeld, dat hij er
ln "e Eerste Kamer niet »één woord® over
gesproken heeft. Waarom dan niet medege»
ueeld, wat de A.R, woordvoerders in deTweede
Kamer wél gezegd hebben?
Ue heer Mr. Rutgers sprak bij de behan»
teling dezer voorstellen een uitvoerige en
ïuidd'P'eele te<^e U't' waarvan de conclusie
«Mijnheer de Voorzitter I Ik ben omtrent
Ik\ l e'nc'e van hetgeen ik te zeggen heb.
iheb over het organisch en gezinshoofden»
'esrecht gesproken. In zekeren zin zou men
kunnen zeggen, dat dat niet aan de orde was,
voor zoover iets op dit oogenblik niet aan
de orde kan zijn. Het is nu niet voorgesteld.
We hebben te doen met een voorstel tot in»
voering van het algemeen kiesrecht en zijn
wij daar nu voor of tegen We gevoelen er
niets voor. Maar het essentieele van het voor»
stel is het wegnemen van een kiesrechtbeper»
king. In ons verleden en in onze staatkun»
dige beginselen is er niets, dat ons belemmert
daar vóór te stemmen. Voor beperking van
het kiesrecht heeft de antirevolutionaire partij
nooit het pleit gevoerd. Indien het algemeen
kiesrecht ons verder van huis zou brengen,
indien het algemeen kiesrecht meer individu»
alistisch was dan het kiesrecht, dat wij thans
hebben, dan zouden wij met den heerTreub
in het meer aangehaalde artikel zeggenik
wil geen algemeen kiesrecht Maar nu de
hoofdvraag, waarover het gaat, door de voor»
gestelde wijziging niet wordt aangeraakt en
die voorgestelde wijziging alleen neerkomt op
het wegnemen van beperkingen, is er geen
aanleiding ons tegen die wijziging te kanten
integendeel, waar het verleden van de A.R.
partij daar is om aan te toonen dat die partij
nooit voor beperkingen van het kiesrecht in
het krijt is getreden, kunnen wij die wijziging
aanvaarden.
De antirevolutionaire partij is er sinds lang
van overtuigd, dat het toekennen van het
kiesrecht niet is een zaak van intellect, dat
het er niet om gaat of de kiezer de bekwaam»
heid heeft om de staatkundige vragen te over»
zien en te doorgronden de antirevolutionaire
partij is er steeds voor opgekomen, dat wan»
neer het gaat om de vragen van de diepste
levensovertuiging, de overtuiging van den een»
voudigen daglooner dezelfde waarde of mis»
schien meer waarde heeft dan die van den
geleerde. En daarom en hiermede beëindig
ik wat ik als algemeene beschouwing over de
voorstellen van de Regeering te zeggen heb
is er in wat ik hier over organisch en gezins»
hoofdenkiesrecht in het midden bracht niets
wat mij belet mijn stem aan de voorstellen
van de Regeering te geven«.
(Hand. lie Kamer, 27 Oct. 1916, blz. 296).
De toenmalige Voorzitter der Kamerfractie,
den heer Van der Voorts van Zijp, verkreeg
nog vóór de stemming het woord om een
verklaring af te leggen. Hij sprak
«Mijnheer de Voorzitter I Mede uit naam
van mijn politieke vrienden wensch ik de stem,
die wij over art. 80 zullen uitbrengen, met
een enkel woord te motiveeren.
Zoowel het individualistisch kiesrecht als de
stemplicht en het openzetten van de deur voor
het vrouwenkiesrecht blijven bij ods op prin»
cipiëele gronden bezwaar ontmoeten.
Dit neemt niet weg, dat wij noch nu noch
in een verder stadium der grondwetsherziening
op die bezwaren die herziening willen doen
afstuiten en wij dus niet stemming over het
artikel zullen vragen. Mocht er stemming ko»
men, dan zullen wij onze stem daaraan niet
onthouden.
(Hand. 2e Kamer, 15 Nov. 1916, blz. 526).
Wat blijkt nu hieruit?
Dit, dat het voorstel niets anders was dan
een uitbreiding van het bestaande individueele
(»revolutionaire«) kiesrecht.
De heer Van Dis tracht de voorstelling in»
gang te doen vinden, alsof met medewerking
van de A.»R iets nieuws «revolutionairs® werd
ingevoerd.
Is dat een eerlijke en oprechte mededeeling
en beschouwing der feiten?
Het geval lag eenvoudig zóó, dat te dezen
opzichte niets nieuws werd ingevoerd, dat het
bestaande slechts werd uitgebreid. En wel uit»
gebreid in A.»R. lijn, wijl de A.-R Partij immer
voor wegneming van de belemmeringen, die
«den kleinen luyden« het stembiljet onthielden,
had geijverd. Terwijl bovendien van invoering
van het vrouwenkiesrecht nog geen sprake
was. De A.»R. fractie oordeelde, dat wij hier»
om, waar het geen principiëele wijziging gold,
de grondwetsvoorstellen, die verder zooveel
noodzakelijks noodzakelijk vóóral voor de
uitbreiding van het Christelijk onderwijs in
dien bangen crisistijd 1 niet mocht afwijzen.
Nu valt daarover nog te praten. Maar waar»
om het hier gaat, is, dat de heer Van Dis de
dingen zéér onwaarachtig voorstelt.
Mag hij voortgaan met zóó lasterlijke pole»
miek
Is dat in overeenstemming met zijn belijde»
nis en beginselen
En wanneer we ons weer herinneren, deze
wijze van polemiek van het St.«Geref. orgaan
brengt ons dat onwilekeurig in de herinnering
terug wanneer wij ons herinneren, dat de
afgevaardigde der S.G.P., hoewel hij de pre»
sentielijst geteekend had, niettemin verzuimde
zijn stem uit te brengen voor het amendement»
Schreurer om het passief vrouwenkiesrecht
voor den Indischen Volksraad te weren, mo<
gen wij dan weer niet de vraag stellen Wat
ziet Gij den splinter, die in U ws broeders oog
is en de balk. die in Uw eigen oog is, ziet
Gij niet? R. A. d. O.
De héste weg.
Polen is overwegend roomsch.
En zoo lazen we dan ook klachten, dat de
evangelische kerken en predikanten lang zoo»
veel niet van den Staat ontvangen als de
roomsche parochiën en pastoors.
De klachten zullen wel waar zijn.
't Zou in een land als Polen wel wonder
zijn, indien 't anders ware.
Doch er is beter te doen dan klagen.
Als de evangelische kerken er, voorzoover
haar kracht toelaat, aan 't gansche land het
voorbeeld gaven van de «vrije® kerk in den
vrijen staat en fier weigerden verder van de
Overheid fooitjes toegestopt te krijgen, zoo»
als vrij briefport e.d.g., waarin zich haar mede»
dingster verheugen mag.
Dat zou de béste weg zijn.
Volkomen juist.
In de «Nederl.® had het bestuurslid eener
C. H. Kiesver. een ingez. stuk over verschil»
lende punten, ook wel waarmee we niet in»
stemden, maar aan het slot uitte hij zich als
volgt
En jammer is, dat juist dezer dagen, bij
een lezing door een Hervormd Staatsman
gehouden, een Socialist het uitsprakwat
een wonderlijke rommel is dat bij die
Christelijke partijen. Die man had verschil»
lende rechtsche sprekers gehoord en allen
hadden ze hun best gedaan elkaar af te kam»
men.
In vroeger dagen kon gezegd worden
ziet hoe lief ze elkander hebben doch hoe
anders is dit nu bij de belijders. Mogen al
deze dingen ons stemmen tot verootmoedi»
ging, dan zal ook meer eerbied gevonden
worden bij degenen, die van verre al deze
dingen gadeslaan.
Daarmee zijn wij 't van harte eens.
Het is hard om het te zeggen, maar als we
't gansche christelijke erf overzien, dan kómt
er reden om, onszelf mèe insluitende, ook
ónderzijds de vraag te gaan stellen Kunnen
we niet anders worden
VEE IN DEN BRAND.
Het is van algemeene bekendheid, dat bij
brand in boerderijen menigmaal een deel van
den veestapel in de vlammen omkomt. Het
redden van vee uit een brandende boerderij
is heel moeilijk. De stal zelf immers levert
voor het vuur goed materiaal op de vlam»
men en het geraas maken de dieren wild en
angstig, zoodat het lastig wordt hen los te
maken en in veiligheid te brengen.
Zeer begrijpelijk en ook van economische
redenen toe te juichen was het dan ook, dat
de algemeene vergadering van de Nederland»
sche Vereeniging tot Bescherming van Die»
ren, 26 Mei 1923 gehouden, zich vereenigde
met het voorstel der afdeeling Leiden en om»
streken, waarbij het hoofdbestuur werd uit»
genoodigd te overwegen «welke maatregelen
genomen kunnen worden teneinde te voor»
komen, dat onder paarden, koeien en ander
vee telkens weer slachtoffers vallen bij brand
in boerderijen, stallingen enz.«
Als gevolg der aanneming van dit voorstel
werd een commissie ingesteld, die het vraag»
stuk in studie zou nemen. Met voortvarend»
heid heeft zij zich van haar taak gekweten en
in Januari 1925 bood zij het hoofdbestuur
haar inmiddels in druk verschenen rapport (1)
aan.
Hij, die het rapport leest, krijgt ongetwij»
feld den indruk, dat hij met een ernstig stuk
werk te doen heeft. Kort en zakelijk, maar
daarom niet minder frisch en duidelijk, zet
de commissie haar meening er uiteen. Zeer
terecht begint zij met er op te wijzen, dat de
stalinrichting voor een goed deel in recht»
streeksch verband staat met de bouworde, die
bij de inrichting der boerenwoning wordt
gevolgd. Woning en stal vormen één geheel
en hoe dit geheel er uit ziet en hoe het is
ingericht hangt af van de gewoonte der streek
en van den aard van het bedrijf.
«Een factor echter«, zegt de Commissie
weinig vriendelijk, «die allerminst hierbij ver»
geten mag worden is het conservatisme, aan
onze boeren zoo eigener wordt niet ge»
vraagd welk type is het beste, maar aan welk
type ben Ik gewend. Als bewijs hiervoor zie
men rond in de groote drooggemaakte pol»
ders of in pas in cultuur gebrachte districten
en men zal in het algemeen de bouworde
aantreffen, zooals die reeds tientallen van ja»
ren in die provincies werd gehuldigdeen
Friesche boer bouwt in den regel ook daar
weer een Friesche boerderij, een Noordhol»
lander een Noordhollandsche en een Braban»
der een Brabantsche.« (2)
Dit verwijt lijkt ons onverdiend, of liever,
wij vinden, dat hier geen plaats is voor een
verwijt. Iedere streek heeft haar eigen karak»
ter, zooals haar bevolking eigen aard heeft
en eigen zeden. Gelukkig, dat onze boeren
er toe medewerken hun streek, haar karakter
en daardoor het landschap zijn schoon te doen
behouden. Het is al erg genoeg, dat zoo me»
nige stad ontsierd wordt dooi gansche rijen
daklooze woningen, zoo menig villapark door
een allegaartje van allerlei minder of meer
mislukte copieën van Noorsche, Italiaansche
of Zwitsersche landhuizen. Laten de boeren
er nimmer mede beginnen ook hun omgeving
te bederven door bij het stichten van nieuwe
boerderijen geen acht te slaan op den bouw»
trant hunner streek. Hetgeen niet zeggen wil,
dat zij hun woningen niet practischer en ge»
zonder mogen inrichten en niet aan stalver»
betering moeten denken. Trouwens, aan stal»
verbetering is reeds veel gedaan en door onze
landbouworganisaties werden de laatste jaren
verschillende vereenigingen opgericht, het
rapport laat niet na dit te vermelden «die
zich met het vraagstuk der stalverbetering
bezig houden, wedstrijden organiseeren, op
landbouwtentoonstellingen plattegronden de»
monstreeren, die het mogelijk maken oude,
verkeerd ingerichte stallen, met weinig geld
te verbeteren en voor den nieuwbouw een
leidraad in de gewenschte richting vormen«. (3)
In het kort behandelt het rapport vervol»
gens eischen, die aan een goede stalinrichting
gesteld moeten worden met betrekking tot
licht, lucht, reinheid, ruimte en afvoer van
meststoffen.
Het licht, dat het weerstandsvermogen der
dieren tegen ziekten verhoogd, vele schimmels
en bacteriën doodt, moet in voldoende mate
den stal kunnen binnenvloeien. Wel is niet
ten volle waar wat Dr. van Leeuwen eens in
zijn al te pessimistische, in het rapport over»
genomen beschrijving van den potstal zeide,
«voor licht en kou is men zoo bang als voor
vuur«, maar het kan toch zeker geen kwaad,
dat nog eens gewezen wordt op den grooten
invloed ten goede, door licht in den stal ge»
oefend. Hetzelfde geldt voor de lucht. Aan
geregelde luchtverversching heeft het dier niet
minder behoefte dan de mensch en het is al
weer gelukkig, dat, dank zij de voorlichting,
gedurende vele jaren door landbouwconsu»
lenten en landbouwonderwijzers gegeven, ook
op dit terrein heel wat verkeerde denkbeel»
den zijn uit den weg geruimd. Stallen met
goede verlichting en luchtverversching zijn
tegenwoordig lang geen uitzondering meer,
ook in het zandgebied.
Nadat gewezen is op de noodzakelijkheid,
dat ook in den stal reinheid heersche, geeft
het rapport eenige beschouwingen over het
belang van voldoende ruimte voor het vee.
In de Friesche stallen plaatst men de koeien
twee aan twee tusschen twee houten schotten,
die dikwijls op een afstand van niet meer dan
2 Meter van elkaar zijn gesteld. De Commis»
sie acht een tusschenruimte van 2.60 Meter
noodig, opdat de dieien gemakkelijk kunnen
gaan liggen. Een ander bezwaar, aan de
Friesche stalinrichting verbonden is, dat de
standplaatsen der koeien te hoog zijn. Maakt
dit het op» en afleiden van het vee in gewone
omstandigheden dikwijls al moeilijk, het doemt
de reddingspogingen in geval van brand vaak
tot mislukking, te meer omdat in den regel
over slechts één uitgang wordt beschikt. Reeds
in haar handelingen van 1901—1902 werd dan
ook door de Groningsche Maatschappij van
Landbouw op de nadeelen dezer stalinrich»
ting gewezen en het is niet onbekend, dat,
niet zonder succes, naar verbetering wordt
gestreefd.
Gunstiger oordeelt de Commissie over den
Hollandschen stal. Men kent daar geen schot»
ten, die de dieren hinderen bij het liggen.
Dank zij de practische inrichting van voeder»
gang en drinkgoten gaat geen voedsel ver»
loren en de bevuling van het voedsel wordt
op de best mogelijke wijze tegengegaan. Dag
aan dag worden de stallen gereinigd. Toch
valt ook aan deze stallen meermalen nog heel
wat te verbeteren, vooral wat de luchtver»
versching betreft en de samenstelling van den
stalbodem, die meestal niet aan den eisch
van ondoordringbaarheid beantwoordt.
Omtrent de stallen, die in sommige deelen
van Gelderland voorkomen, zegt het rapport,
dat de koeien er alleen door de mestgang
naar buiten kunnen worden gebracht, door
de deur, die aan het einde van den stalmuur
verbinding met de buitenwereld geeft. Hier
is het dus onmogelijk om bij brand de dieren,
na ze vlug te hebben losgemaakt, op de deel
te jagen. Een naar buiten drijven door de
groote deel» of branddeur is uitgesloten.
In Zeeland en op de Zuidhollandsche eilan»
den wordt bij brand de redding van paarden
en vee uitermate bemoeilijkt doordat de stal»
deuren er aan de binnenzijde met grendels
zijn afgesloten. «Dat in dergelijke stallen, bij
uitbrekenden brand, het haast ondoenlijk is,
vooral wanneer achterhuis en koestal vol met
rook zijn, deze grendels los te krijgen, laat
zich begrijpenzoodat van een redden der
dieren in de meeste gevallen geen sprake kan
zijn.« (4)
Het behoeft geen verwondering te wekken,
dat van verschillende zijden reeds naar iriidde»
len werd gezocht om de redding van het vee,
in geval van brand op de boerderij, te ver»
gemakkelijken. Aan vindingen op dit gebied
heeft het niet ontbroken, maar, één enkele
uitgezonderd, kunnen zij de Commisste geen
van allen bevredigen. Haar hoofdbezwaar is,
dat bij alle de onderdeelen van metaal zijn
en dientengevolge op de deur vastroesten,
zoodat zij op het kritieke oogenblik niet wer»
ken en meer kwaad doen dan goed.
Een uitzondering maakt de Commissie voor
een uitvinding van den heer J. J. van Broek»
hoven te Wychen, die zich hierin van de
meeste uitvinders onderscheid, dat hij op zijn
vinding geen patent nam, maar haar de Ne»
derlandsche Vereeniging tot Bescherming van
Dieren grootmoedig aanbood. De Commissie
is vol lof over deze Nederlandsche vinding
en zij prijst haar als eenvoudig, solide en
weinig kostbaar. Bij een proefneming is haar
bovendien de doeltreffendheid gebleken. In
haar rapport geeft zij van de veiligheidsslui»
ting, de deuren en alles wat tot de installatie
behoort, een breedvoerige beschrijving, door
teekeningen en een tweetal foto's verduide»
lijkt. Wij zullen niet trachten deze beschrij»
ving hier verkort weer te geven. Wij kunnen
het te gemakkelijker laten omdat de installatie
reeds in een stal is aangebracht. Men kan
haar vinden te Leur bij Wychen op de boer»
derij van den Landbouwer A. Schelling. En
wij wagen de veronderstelling, dat deze bereid
zal zijn den bezoeker de noodige voorlichting
te geven. Leur bij Wychen is een klein vrien»
delijk dorpje, heelemaal niet buiten de be»
woonde wereld, maar tocji juist lastig genoeg
te bereiken om de bezoekers, wien het aan
echte belangstelling ontbreekt, weg te houden.
Dr. L. DECKERS.
1) Nederlandsche Vereeniging tot Bescher»
ming van Dieren. Rapport van de Commis»
sie in zake gevaar voor vee bij brand in
boerderijen 1925.
2) Blz. 4.
3) Blz. 5.
4) Blz. 14.
«De Maasbode.«
40 cent per regel
Bij Wiel» en Motorrijden heeft men
vaak veel last van schrijnen en door»
zitten der huid. Om dit dadelijk te
verzachten en spoedig te genezen
gebruikt men algemeen
30»60<90 ct.
De Copie van Ingezonden stukken die niet ge
plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buiten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers
Geachte Redactie,
Verleen mij een plaatsje in Uw veel gelezen
blad, bij voorbaat mijn dank.
Uit vele plaatsen in ons land bereikten ons
berichten dat er concerten werden gehouden
en daarbij gecollecteerd werd voor de nood»
lijdenden in Borculo c.a
Zoo ook besloot de muziek vereeniging «Ju»
liana® te Ouddorp met medewerking van de
christelijke zangvereeniging, op Donderdag»
avond een concert te geven voor genoemd doel.
Reeds eenige dagen te voren hoorde men
daar algemeen over spreken en indien men
het oor te luisteren had gelegd, zou men ook
gehoord hebben, dat sommige menschen zei»
den: «dat wordt een heele janboel«. Die men»
schen die zoo spraken, zeiden dat misschien
uit ondervinding, want niet vele muziek»uit<
voeringen zijn er in Ouddorp gegeven of
men hoorde van naweeën. Ik dacht zoo bij
mezelf: zou dan het zoo godsdienstig Oud»
dorp geen besef hebben waarvoor het concert
wordt gegeven. Het is niet een pleizierconcertje
of het is niet ter eere van een verjaardag van
een der leden van het Koninklijk Huis. Neen
het is om de verschrikkelijke nood te lenigen
van onze landgenooten.
Indien wij het goed inzien hoe daar men»
schen zijn die van gave en goed zijn ontdaan
en die nu na 10 a 12 dagen nog niet beseffen
wat met hun is gebeurd moeten wij dan niet
zeggen «De Heere is over ons lankmoedig
geweest® en ons de vraag stellenWaarom
die menschen en niet wij
Maar kom, ik dwaal van mijn onderwerp
af daar het mijn bedoeling is het verloop van
het concert te beschrijven.
Reeds een half uur voor aangegeven tijd
waren al menschen op de been, sommigen
om de liefelijke tonen van de muziek en zang
te hooren, anderen uit nieuwsgierigheid, nog
anderen misschien uit onverschilligheid. Daar
klonk opeens de muziek door het luchtruim
en steeds meer menschen kwamen op de been
zoodat reeds om acht uur circa 400 A 500
menschen zich om de muziektent hadden ge»
schaard.
De politie ter plaatse regelde met den Heer
Burgemeester het verkeer. Alles liep uitstekend
en ook de menschen bleven goed op hun
plaatsen staan. Toen de muziek vereeniging
enkele nummers ten beste had gegeven kwam
de zangvereeniging aan de beurt. Ook zij deed