voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. fi< Been wen zonen CENTEN muni 13 m m Antirevolutionair Orgaan RESTAURANT No. 3120 ZATERDAG 16 MEI 1925 40STE JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES SlEDIIfiEK cent EERSTE BLAD» Op den Uitkijk» H. SCHREURS I OPTICIENS :en ütPAIiaTIE INRICHTine Alle stukken voor de Redactie bestemd» Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers ciale De Religie en de S.D. A.P. De heer Schaper blééf er bij Toen 't over de Olympiade ging, had hij een zeer ongelukkige uitdrukking gebruikt over den ambtelijken arbeid van ds. Kersten en gezegd, dat de menschen des Zondags veel beter naar de spelen konden gaan, dan bij ds. Kersten in de kerk. Want en dat was de klap op de vuurpijl „Als ze bij u in de kerk geweest zijn den Zondag, dan zijn ze's avonds tot alles in staat". Nu is Schaper wat opvliegerig. Het kón dus een al te haastig woord zijn en had Schaper dan ook in repliek dit woord teruggenomen, dan zouden we er verder geen woord over zeggen. Iedereen vergalloppéért zich weieens. Doch dat deed Schaper niet. Ds. Kersten heeft hem op behoor lijke wijze terechtgezet en er hem op gewezen, dat hij niet in de eerste plaats hèm aanrandde, maar het ambt, ja het Woord Schaper stoorde er zich niet aan. Ook bij gezette overweging nam hij voor zijn rekening, wat hij had gezegd en thAns is 't ons recht en onze plicht, om dit woord dieper op te vatten en al ons christenvolk te waarschuwen, wat de religie van de S.D.A.P. te wach ten heeft Vooreerst danWie is de heer ||fr Schaper v- Een der leiders van de S.D.A.P. Die zéér oude brieven heeft. Die in zijn partij in hoog aanzien staat en om verschillende eigenschappen, ook door ons, wordt geacht. Hij is geen „revolutionair". Tenminste minder dan Troelsta en veel minder dan Stenhuis, al zou ook hij zeker de Revolutie niet wegjagen als ze over de grenzen wandelen kwam. Ook is hij geen „jong broekje". Die er maar eens wat uitflapt. En die man oordeelt over ds. Ker sten Wie een Zondag bij hèm in de kerk doorbrengt, onder zijn preeken, die is tot alles in staat. „Tot élles", die is dus gek. Nóém het religieuse waanzin. Die is een gevaarlijk menschtot alles in staat. Aldus 't oordeel des heeren Schaper. Nu dan over ds. Kersten. Wij zijn het noch op kerkelijk, noch op politiek terrein in alles met hem eens, ja wij moeten ons soms scherp tegen hem kanten. Maar dM raakt deze zaak niet. Als ds. Kersten in de Kamer spreekt over „de gereformeerde beginselen, die ik belijd", dan zijn dat dezelfde be ginselen, die wij ook belijden. En op grond mee van die beginselen kwam hij op tegen het Olympiade- millioen. Net als onze menschen deden. Net als prof. Visscher deed. Natuurlijk deed de heer Kersten het in zijn woorden en termen en dat wij niet elk woord en niet eiken term voor onze rekening nemen, zal niemand ver wonderen. Maar de heer Schaper viel niet over een woord en een term, maar over de strekkinghij stootte zich aan de be ginselen, die èn ds. Kersten èn prof. Visscher drevenover hun uitgangs punt in het Woord van God. Wilt ge het precies weten Niet in onze taal, maar in die van „Het Volk" Dat schreef er dit van „Is er één parlement ter wereld, waar onweders van schuld en boete en zonde losbarsten, als in het Ne- derlandsche gedurende de redevoe ringen van prof. Visscher en ds. Ker sten Déar hebt ge het nu. „Onweders barsten los Er wordt door deze heeren gesproken van schuld. Er wordt gesproken van boete. Er wordt gesproken van zonde. En dèt kan Schaper niet hebben En omdat hij wel begrijpt, dat die zelfde ds. Kersten 's Zondags ook pree ken zal over zonde en boete en schuld, daarom zegt hijManwie een dag naar uw preeken luistert, die is 's avonds tot alles in staat Och Schaper mag wel een dominee Bijvoorbeeld, een Blijde-Wereld-man. En daarom meent hij te mogen zeggen, dat hij „niet tegen den godsdienst is". Maar dan moeten ze niet spreken en preeken, om een Bijbelsche term te gebruiken over „zonde, gerechtigheid en oordeel". Géén onweer in de kerk. Zwijgen van Gods heilige Wet Zwijgen over zonde en schuld Dat is, goed bezien, misdadig... Neen, ik zeg dit niet: Schaper zegt het, het maakt de menschen tot alles in staatEn dat zegt hij niet in een wilde bui, maar hij herhaalt het kalm, als hij er op gewezen is. Wij vergeten dit woord nooit. En God beware er ons voor, dat we ooit met onzen godsdienst van den socialist afhankelijk zouden zijn De Godsdienstlooze Staat Reclame-IVietledeeiinpen. Waar kunt gij in Rotter dam het beste eten Rotterdam. Alom bekend voor de beste keuken. Matige prijzen. Dagelijks versche Zeeuwsehe Mosselen. Moderne inrichting. Aanbevelend, sterke rk Essa Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS [W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel, D1ENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. ERDAM. 'ste model 5 f 18.75 le model In IE ANTEL I 13.75 ingen Mantelcos. anen en Mantels. g lage prijzen e plek, zeer diep, vol marteling overdag, Dan een paar van de verzaohtende vloei» tof, D. D. D. aling en pijn over. 's n rustige en verfris- Binnen niet te langen snezen. Beproeft dit del. »M. D.BJ3. mtf i draj. iSSSIStftSStm' 1KOOPEN U el van 7 V2 voor Nederl. Posterijen. HANDEL 1ELSDIJK Nadruk verbode* a, ik heb me geërgerd! In dat moet er maar es uit, 't best maar, dat ik er over schrijf in de krant, want het is niet iets persoonlijks of iets dat één onzer aangaat, doch 't raakt het algemeen belang. Mijn lezer, hebt gij kinderen »Ja!« is 't veelstemmig antwoord, Zoudt gij dan willen, dat een énder, een vreemde, uw kind voor proefkonijntje gebruikt te? Versta dat woord goed, het is geen «proeven® hoe lekker iets is of hoe het smaakt, maar 't is gebruiken, om proeven mee en op te doen. «Neen 1« zegt ge, «zeker niet En ik zeg het met u. Met dit voorbehoud, dat ik wél toestemmming geven kan, als 't b.v. geldt een onschuldige proef, die mijn kind geen kwaad kan doen. Maar ook dan, éérst vragen. Dit geldt het lichaam. Maar 't geldt nog meer de ziel. Proeven op de ziel van het kind? vraagt ge en ik kom nu onmiddellijk ter zake. Enschedé, in Overijssel, heeft een gemeente» lijk lyceum. Tot nalicht diene, dit is een leerinrichting voor de rijpende jeugd, die een »gemengd« onderstel heeft en daarop een dubbel bovenstel, half gymnasium en half Hoogere Burgerschool, dus wel een inrichting, waarmee men alle kanten uit gaan kan. Daarop gaan dus jongelui van 13 tot 19 jaar, jongens en meisjes. Nu kwam men daar op het denkbeeld, om eens een voordrachtkunstenaar te laten komen, die dan van verschillende schrijvers korte stukken proza en poëzie zou «zéggen®. De jongelui mochten dan aanteekeningen maken en moesten dan later, schriftelijk, als een soort rechtbank, elk voor zich opgeven van élk stuk of ze 't mooi of leelijk vonden en waarom. Men wilde zoodoende de kinderziel en 't kinderoordeel leeren kennen, in dit geval dat van de «rijpende jeugd® van 16—19 jaar. Nu zal ik dit op zichzelf nog niet gehéél afkeuren. Maar er zijn gevaren aan verbonden. "t Gaat uit van een verkeerd idee. Men denkt dan, de ziel op dien leeftijd oordeelt eigenlijk 't zuiverst en meest onbe» vangendaarom is zoo'n oordeel van een «rijpende® veel waard In mijn jeugd was 't anders. Dan hield je als jongmaatje van 16 tot 18 bij de ouderen en volwassenen je mönd en mengde je niet uit jezelf in 't gesprek je luis» terde en als 't de moeite waard was, stak je er wat van op. Tegenwoordig is dit niet zoo. Jongelui, die den eerbiedwaardigen leeftijd van, zeg zeventien jaar hebben bereikt, zijn er in 't diepst hunner onpeilbare ziel van overtuigd, dat hün oordeel alle aandacht ver» dient en ze spreken hef uit op zeer zelfbe» wusten toon. wéér 't hun maar in 't zin komt. Hun «ik vind« en «mij dunkt« is beslissend. En wel heeft de dichter gezongen «De meester, in zijn wijsheid, gist; De leering, in zijn waan, beslist«, maar dat is dwaasheidhün oordeel is nog niet beïnvloed door de drogredenen veler wijze meesters en dies nog zuiver en fijn. Zoo dénken velen en daarnaar handelen ze. En, héb ik dan ook al grijze haren, desal» niettemin en evenwel nochtans ben ik van oordeel, dat men onze rijpende jeugd niet behoeft te stijven in haar verwatenheid, door een proef, die haar kan doen denken, dat er aan haar bezonken oordeel groote waarde wordt gehecht. Dat over zoo'n proef in 't algemeen. Maar nu komt het er op aan, welke stukken gekozen zijn. Daar wéren er bij, waar niemand ezwaar tegen hebben kan, o.a. van Vondel en Gezelle, die tusschen streepjes! over 't algemeen door de dames en heeren van. 16 a 18 schrikkelijk vervelend gevonden werden «er was niks an Ziedaar uw vonnis, vader Vondel En 't uwe, zingend hart van Vlaanderen Maar nu was er óók en dat heeft mij wel 't meest gehinderd in die gansche historie, een fragment uit «PaWieter®. 'k Zal daar weinig van zeggen. Er is over dat boek veel strijds geweest. De roomsche kerk de schrijver is Vlaming en Roomsch heeft, tenminste de eerste uit gave haar geloovigen te lezen verboden, wegens gevaar voor de zeden. Hoe 't zij, ik wil nu niet over »Pallieter« twisten, maar 't is zeker geen boek voor de ouders nog wel wat strenger zal zijn, wie geeft dan de leeraren aan onze onderwijsin» richtingen het recht, om de aandacht onzer kinderen en onzer «rijpere jeugd« mêe in de richting van dergelijke lectuur te leiden Daar komt nog iets bij. Onze jeugd heeft door Gods algemeene genade een natuurlijk verdedigingsmiddel ge» kregen tegen, ik kan helaasniet zeggen be» paald schunnige en vuile lectuur, de lezer heeft wel begrepen, dat daarvan hier ook geen sprake was, waar tegen de verregaande realis tische lectuur van onzen tijd. De jeugd is uit haar aard niet realistisch, maar romantisch. De schrijver van het artikel, waaruit ik aan» halingen deed, brengt daarvan een treffend voorbeeld bij. In een klas was uit een onzer meest gevierde schrijvers een stuk voorgelezen, waarin op prachtig realistische wijze, een stuksken gezins» leven geschilderd werd. De jongelui vonden er niet veel aan. En een der schranderste drukte 't alzoo uit «Wat is daar nou eigenlijk aan Hij beschrijft allemaal van die vervelende menschen en je kunt niet eens merken, dat hij ze vervelend vindt. Het jongsken begreep niet, dat het volgens de huidige opvattingen, die echter vijftig jaar geleden niet golden en over vijftig jaar weer fang zullen hebben afgedaan, Dat het juist voor een schrijver de hoogste eer heet, dat de lezer niet weet hoe hij zélf over zijn figuren denkt. Hij geeft ze, zooals ze in fantasie zijn en daarmee uit. Maar een groot deel van onze jongelui vindt die langademige beschrijvingen, waarbij ons geen onderdeel wordt gespaard, vrij vervelend en ze vragen veeleer naar handeling, naar de daad, de gróótc daad, naar romantiek. Naar wij vernemen zal den Minister van Buitenlandsche Zaken, Jhr. Mr. Dr.H. A. van Karnebeek tot ambtswoning toegewezen worden «Villa Olanda® aan de v. Stolkweg te Den Haag, waar hij zich binnenkort zal vestigen, daar de tegenwoordige woning vermoedelijk zal ingericht worden tot eigen paleis van H. K. H. Prinses Juliana in de toekomst. »rijpende«, dat wil dus zeggen «nóg niet rijpc« jeugd. Het zegt de dingen soms wat erg»naakt«, al blijf ik van de bedoeling van den schrijver af. En ik kan me zeer wel voorstellen, dat ouderwetsche ouders, die kinders hebben de» welke nog naar hen luisteren, tot jongens en meisjes van 16 jaar zullen zeggen Pallieter Ik raad jullie aan, in élk geval, wacht daar nog eenige jaren mee. En nu vréég ik, waar dat het geval kan zijn en waar uit de antwoorden bleek, dat tal van jongelui het boek niet kenden noch gelezen hadden, wie en wat geeft dan aan de leeraars en aan een kunstenaar het recht om de «rijpende jeugd« aan zoo'n »naakt« stuk te wagen. Werkelijk vond ik het een gunst g teeken, dat naar 't schijnt de meeste jongelui van Pallieter weinig moesten hebben. Ze mochten eerlijk hun meening zeggen En uit 't geen ik van hun antwoorden las, merk ik wel, dat ze daar met de zelfingeno» menheid veler jongeren gebruik van maakten en niet vroegen, welk antwoord hun leeraars 't meest behagen zou. Een zei van de voordracht ronduit: «De heer S. had een beter fragment kunnen kiezen. Ik ben door den heer S. ontsticht®. En dat gold dan juist nogal erg «onomwon» den® uitdrukkingen, waarvan het 16»jarige jongmenscb verklaarde, dat hij ze best hooren en lezen kon, maar dat z.i. de heer S er mee had moeten thuisblijven en er eens niet na» drukkelijk de aandacht op vestigen. 'n Meisje van 17 schreef over 't Pallieter» fragment «Leuk voorgedragen, maar een raar stuk«. 'n Ander meisje«Dit stuk vond ik grof«. Nog 'n ander, «Ik vond het een durf van dien m'neer, om dit te durven voordragen®. En nu vraag ik weer Waar zóó het oordeel van leerlingen is en waar het oordeel van Vooral de mannelijke helft. En dat is de goede kant, die ik aan een gezonde sportbeoefening zie, al kent de lezer zeer wel mijn bezwaren tegen de vele uitwassen. Ook wat de opgroeiende meisjes betreft Wees er niet al te grootsch op, als ze al te veel en te allen dage in alle mogelijke soorten van boeken zitten te snuffeleen, spoor ze dan liever aan tot wat wandelen en fietsen, ja ook roeien en zwemmen, 't is voor haar ontwikkeling, zoo in geestelijk als in lichamelijk opzicht, wel zoo gezond. Laat het boek een begeerde en begeerlijke ontspanning blijven, waaraan men zich echter niet verzadigen moet, gelijk de koe aan 't nagras doet. Maar om nu op mijn hoofd»onderwerp terug te komen Men kan ook aan dit voorbeeld weerzien, hoe noodig het is, dat we voor dat onderwijs aan onze «rijpende jeugd« onze eigen inrich tingen hebbenwe mogen verwachten en verlangen, dat daar met de inzichten en be» ginselen der ouders beter rekening gehouden zal worden. Ja, dat men daar uit zichzelf reeds een anderen en beteren maatstaf aanleggen zal, wat goed voor die jeugd is en wat niet. En ik geloof, over 't algeméén is daar de toestand, zooals we die wenschen mogen, al heeft de wijze waarop enkele van deze christelijke inrichtingen zich tegenover tooneel» lectuur gedragen hebben onze menschen leed gedaan. Het zou goed zijn, dunkt me zoo, dat juist bij deze inrichtingen de band tusschen ouders en leeraren sterk werd aangehaald, méér nog dan bij de lagere school het geval kan zijn. Bij de lagere school toch heeft, 't is geen schande I een zeer groot procent der ouders absoluut geen verstand van wat er in de school te koop is. Alleen over 't beginsel, de richting en de resultaten, kunnen zij oor» deelen. Maar bij verder onderwijs is 't anders. Daar is vaak een veel grooter procent der ouders genoegzaam algemeen ontwikkeld, om over allerlei vraagstukken, het meer intieme schoolleven betreffende, een oordeel te kun» nen vormen, zóó dat zij van de leeraren lee» ren, maar dezen ook met belangstelling naar het inzicht der ouders kunnen luisteren. Schakel hier de ouders niet uit. Houd vriendschappelijke samensprekingen. En laten daar onderwerpen als«Wat zul» len we met de kinderen lezen en dergelijke, maar gerust aan de orde komen, het kan beide partijen nog ten goede zijn. UITKIJK. Uit de uitlatingen in geschriften, in de Pers en in het persoonlijke woord op vergaderin» gen enz. blijkt dat er nog altijd een zeker volksdeel bestaat, dat zich zeer eigenaardige begrippen vormt onttrent het wezen en het karakter van den Staat. Gelukkig vormt deze groep slechts een klein deel van ons volk, maar dit neemt Diet weg, dat het noodzakelijk is, dat voortdurend op het onjuiste in deze denkbeelden gewezen wordt. Uit de programs van enkele kleinere poli» tieke partijen, bleek het ons weer hoe men den staat wil misbruiken om dingen te ver» wezelijken, welke, indien zij in de praktijk toepassing vonden, voor land en volk nood» lottig zouden zijn. Ons volk is in verscheidene kerkelijke ge» zindten gescheiden en het is ieders recht om voor eigen inzicht en kerkgenootschap te strijden. Vrijheid om eigen denkbeelden te propa» geeren is een dierbaar goed van een volk. In het diepste wezen der zaak ging hierom de strijd der vaderen Het gaat rchter niet op, deze vrijheid op te eischen alléén voor eigen zaak en door middel van den staat deze vrijheid anderen te ontnemen. In de eerste plaats laat het karakter van den Staat niet toe om positie te kiezen in geschillen van godsdienstigen aard. Welke waarborg is er, dat de Staat het juiste inzicht heeft in deze materie Hoe zou hij tot oor» deelen bevoegd zijn? De Staat is immers niet inhaerent met het menschelijk geslacht. De De Overheid een mechanisch behulpsel om het maatschappelijk leven, dat organisch is, in stand te houden zonder het feit van de 40 cent per regel IN V Vj

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1925 | | pagina 1