1
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3112
ZATERDAG 18 APRIL 1925
40STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
RECHTZAKEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Werkverruiming.
Wij lazen een eigenaardig bericht.
In Engeland n.l. heeft men een plan
opgevat, of men wérkt aan een plan,
öf men heeft het reeds uitgewerkt, om
in den tijd van tien jaar niet minder
dan 450.000 Britten naar Australië te
verplaatsen.
Met tweeërlei doel.
Australië is nog veel te dun bevolkt.
Daar kan nog heel wat bij.
En in Engeland heerscht groote
werkeloosheiddaar kan dus heel wat
af; men hoopt dus langs dezen weg
_te komen tot herstel van evenwicht.
Dat duurt nu al jaren lang.
Het wordt een sociale kwaal.
Want net als bij ons dezer dagen
werd opgemerkt door den directeur der
Amsterdamsche arbeidsbeurs Er komt
op deze manier langzamerhand een ge
slacht, wier eigenlijke vak iswerke
loos te zijn en van wie de oorspron
kelijke vakkennis steeds meer vervliegt.
't Eenige afdoende middel ishen
aan 't werk te zetten.
Dat wil Engeland probeeren.
En dan liefst in 't groot.
Anders helpt het niet en hoeveel
vragen en opmerkingen er ook door
worden uitgelokt, wij gelooven dat dit
toch is de eenig goede weg.
Loopt mis, en dat móést wel.
#l Zelfs vreezen v/e voor érger nog.
Het is een feit, dat de groote Oorlog
de gansche wereld heeft verarmd.
Veel meer dan wij wel gelooven.
Jaren lang is er voor milliarden en
nog eens milliarden verwoest, verscho
ten, verteerd aan het improductieel
oorlogswerk.
De wereld is geweldig verarmd.
En 't is eveneens een feit, dat „we",
dat wil zeggen óók ongeveer de ge-
heele wereld heeft geleefd, na den
Oorlog, alsof we waren verrijkt.
Dat blijkt nu niet zoo te zijn.
De koopkracht is enorm verminderd.
Den eersten tijd na den Oorlog merkte
men dit zoo niet, wat te begrijpen was,
want er was in zooveel jaren geen
handel, haast geen vredes-industrie ge
weest en de landerijen waren in vele
landen verwaarloosd en verwoest, dat
men zijn laatste hulpbronnen aansprak,
om de allernoodigste zaken te koopen,
men moest toch weer aan den slag
Dat gaf toen zekere welvaart.
Landbouw b.v. kan niet zonder aller
lei werktuigen, machines enz. gedreven
worden, die voorraad móést eerst
aangevuld, wilde men weer aan den
slag komen. Er móésten huizen ge
bouwd, waarvoor allerlei materialen
noodig waren. De kleedervoorraad móést
wat worden aangevuld en velen sou
peerden noodgedwongen hun laatste
hulpbronnen op.
Nogeens, dat gaf schijnwelvaart.
Vooral in landen als het onze, die
wel door den Oorlog geleden, maar
er nfct in betrokken waren geweest.
Men achtte zich werkelijk verrijkt.
Totdat de kentering intrad.
En de werkeloosheid van maand tot
maand erger werd.
Ye dan zoucien willen, dat bij
ons het voorbeeld van Engeland maar
net zoo overgenomen werd?
Dat kan eenvoudig niet.
Zelfs niet naar evenredigheid.
Dat zou dan voor óns land geven
45.000 personen in tien jaren tijds,
maar eilieve! waar moet onze Regee-
ting ze brengen?
Zeker, wij hebben koloniën.
Maar 't schijnt nu eenmaal voorgoed
uitgesloten te zijn, dat daarheen een
deel van onze overbevolking kan wor
den overgebracht.
Het is alles „tropisch" bezit.
't Ligt in de „heete luchtstreek".
Heel anders dan Australië.
Onze menschen kunnen zich aan dit
klimaat wel min of meer aanpassen,
maar toch niet als kolonisten, die met
handenarbeid hun brood moeten ver
dienen.
Dus dat is vrijwel uitgesloten.
Maar het bericht uit Engeland heeft
daarom voor ons genoeg leering
Er is een groot bezwaar aan ver
bonden, dat tenslotte, zij 't dan buiten
hun schuld, eenige groep als „trekkkers"
permanent van den Overheidssteun le
ven blijft.
Dat ziet men ook in Engeland wel.
Daarom wil men trachten, wie er
maar eenigszins geschikt voor is aan
't werk te zetten, zóó dat hoe beter
hij werkt, hoe beter hij eten zal. En in
die richting zal ook bij óns de Over
heid al haar krachten hebben in te
spannen.
Minister Colijn is, als men weet, een
groot voorstander van een snelle droog
making der Zuiderzee.
Nu, van achter gezien, eigenlijk jam
mer dat men daar zooveel jaren over
heeft gepraat, eer men er aan begon
Maar dat is nu eenmaal zoo en 't zal
stellig nog jaren duren, eer het vee
graast en het koren wuift, waar nu de
schepen varen.
Zoo lang kunnen we niet wachten.
Daarom is grondverbetering en land-
ontginning en verbeterde afwatering
zoo urgent.
Meer cultuurgrond, meer werk.
En al zijn dan de vooruitzichten voor
de opbrengst van den bodem niet zoo
schoon, duizenden kunnen toch langs
dezen weg worden in staat gesteld hun
allereerste levensbehoeften te vervullen.
Vooral onder ons werkzoekend land
volk is de wil en de lust op vele plaat
sen groot: als ze maar 'n pleksken
grond hebben, waar ze voor zichzélf
kunnen werken, zélf de vruchten van
plukken, éigen baas zijn, dan getroos
ten ze zich een sober leven en zich
zelf opgelegde arbeidsvoorwaarden, voor
welke ze tegenover een vreemde niet
te vinden zouden zijn en halen soms
uit hun zaakje wat geen mensch zou
gelooven dat mogelijk was.
Met die karaktertrek van ons volk
moet de Overheid rekening houden en
winst doen, w^ar in de komende re-
geer-periode een der allervoornaamste
vraagstukken „werkverruiming" zal zijn.
Niet omdat het op zooveel programs
staat.
Maar wijl het zichzelf naar voren
brengt.
Reclame-Mededeelingen.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZOMEN
SOMMELSDI JK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten wordta berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
ln Engeland zijn ver óver de millioen
^/erkeloozen.
Een »Monument« in zee.
We wezen er reeds éér op,
En stelden 't als baken*in»zee.
Dat nu weer Australië zijn Staatshandels*
vloot te koop bieden moet, omdat de Staats*
strop te groot geworden is.
Twee*en«dertig goed doortimmerde schepen.
Vóór enkele jaren spiksplinternieuw.
Thans voor één vijfde van den kostprijs te
koop.
En nóg is er veel kans, dat geen koopers
opdagen, want er is al scheepsruimte te veel
voor het wereldverkeer, dan vervalt ten»
slotte de gansche vloot aan de slooperij.
En die geeft nooit veel
Het is Australië' alléén niet.
Enkele jaren geleden moest Frankrijk met
groote verliezen zijn staatshandelsvloot op»
ruimen. Portugal kon in 't geheel geen koo»
pers vinden en heeft ze nu maar in een
Naamlooze Vennootschap ingebracht. Ook
Amerika kon zelfs den lagen prijs, dien 't
vroeg, niet halen en heeft nu besloten zijn
handelsvloot tegen èlken prijs op te ruimen.
Waarlijk dit alles is niet slechts een baken,
maar een monument in zee.
Staat, houd zooveel mogelijk uw handen
thuis, waar het koophandel, zeevaart en soort»
gelijke takken van bedrijf betreft!
Nadruk verbcdea«
e
Goede Vrijdag Paaschfeest!
StervensdagOpstandigsfeest.
Laten we ons er een weinig in verdiepen,
wat dit voor den oprechten christen zeggen
wil met het oog ook op zijn dagelijks bestaan,
van zijn leven»van»allen»dag, zijn »gewurm«
vaak hier in deze wereld.
Door »oprecht« verstaan we hier «ècht«.
Net als in de uitdrukking 'n »oprecht ge»
loof».
En dan is een oprecht christen zulk een,
zulk een schemerig gezicht op den weg ter
zaligheid geloofden tot vergeving der zonden.
De Heiland spreekt dezulken zalig.
Maar lees die zaligsprekingen eens na.
»Gij zult verzadigdgij zult vertroost wor»
dengij zult God zien, enzoovoort«.
En merkt dan op, hoe de Heiland daarmee
het zwaartepunt van hun leven naar »de
overzijde« verlegt.
Hier voor deze aarde belooft Hij waarlijk
niet veel.
Genoeg, om door dit leven te komen,
méér niet. Wat ze méér mochten krijgen,
is onbeloofde toegift.
Hun brood zal zeker zijn en hun water
gewis. Bezorgd behoeven ze zich niet te ma»
ken, want hun hemelsche Vader weet al wat
zij behoevenwéét het niet alleen, maar Hij
die de muschkens voedt en de leliën doet
pralen van schoonheid, Hij zal zeker niet
minder voor Zijn lieve kinderen zorgen.
Van die zijde worden zij gerustgesteld.
Maar meer ook niet.
EEN OUD JOODSCH GEBRUIK.
Op den dag voor het ingaan van het Joodsche Paschen wordt er in de Jodenbuurten brood
verbrand. Een foto van de Nieuwe Amstelstraat te Amsterdam waar in teilen en emmers
het brood verbrand wordt.
die onzen Heere Jezus Christus belijdt en
van harte in Hem gelooft als «gestorven voor
onze zonden, opgewekt om onze rechtvaardig»
making». Die dus met Hem is ingegaan in
den dood en opgewekt tot een nieuw leven.
Die dus »een ander mensch« geworden is.
.Een van de voornaamste kenmerken van
zulk een vernieuwd schepsel is zeker wel, be»
hoort althans te zijn, dat het zwaartepunt,
het centrum van zijn leven, wat men noemt
»ienseitig«, aan gindsche zijde, niét hier, niet
in dit leven ligt.
Wie opmerkzaam de Evangeliën leest en
onzen Heiland nagaat bij Zijn omwandelingen
op aarde, moet er wel oog voor krijgen, hoe
het altijd weer Zijn bedoeling is, om het
zwaartepunt des levens, door het geloof in
Hem en in de Blijde Boodschap, die Hij
brengt, naar het «jenseit», naar de overzijde
naar de kusten der hemelsche eeuwigheid te
verleggen.
Denk b.v. eens aan de Bergrede.
Daar zijn ze saamgestroomd, van heinde en
ver, de boeren en landarbeiders en veehoeders
uit Galilea en van over den Jordaan,
Over 't algemeen een arm volksken.
Ze hebben maar, een sober bestaan.
Wie wat geworden was in de wereld, die
wilde niet langer onder dat Gallileesche volk
wonen, met hun zwaren, boerschen tongval,
met hun vereelte handen en ruwe omgangs»
vormen, met hun gebrek aan beschaving en
schoolsche kennis, die ging naar Jeruzalem,
of als hij weinig nationalistisch voelde, dan
vestigde hij zich in Cesarea of elders onder
de hoede van 't romeinsche soldatenbewind.
Maar in Galilea bleef hij niet.
»Kan uit Nazareth iets goeds zijn
»Zijn niet alle deze Galileërs?«
De vragen teekenen de publieke meening
uit dien tijd en hoe men over dat Galileesche
landvolk wel dacht.
Dat heeft zich dan om Jezus verzameld.
«Niet vele rijken, niet vele edelen».
Bij Lucas spreekt de Heiland hen zelf aan
met een «Gij, armen
En dan spreekt de Heiland hen zalig.
Neen, zeker! niet hoofd voor hoofd, want
er zal weldra een groote schifting komen,
als Jezus tot velen hunner zegt: «Gij zoekt
mij om de brooden van dewelke gij gegeten
hebt», en niet omdat Hij zélf het Brood»
des»Levens is.
Maar dan toch de geloovige kern.
Aan wier hart de Heilige Geest de woor»
den, die Hij sprak en de teekenen, die Hij
deed, geheiligd had, zoodat zij in Hem ge»
loofden, al hadden ze dan misschien nóg
Het leed en de tranen zullen hun niet
worden gespaard.
En ter volkomen vergoeding en verlossing
wijst Jezus altijd weer naar de »overzijde«,
waar ze eigenlijk eerst op de plaats hunner
bestemming zullen zijn en het volle leven pas
begint.
Niet meer in het verachte Galilea.
Maar in de gewesten der heerlijkheid.
Om dit nu mogelijk te makendat de zon»
dige mensch, de doemeling gerechtvaardigd
wordt en dat het centrum zijns levens van
deze aarde naar den hemel wordt verplaatst,
daarom is Jezus op aarde nedergedaald daar*
om is het Woord vleesch geworden en heeft
onder ons gewoond, doch daarom vooral
ook heeft Hij den zwaren kruisgang ten einde
toe afgeloopen, wegzinkend in den dood,
daarom ten slotte als kroon op al Zijn werk,
is Hij ten derden dage opgestaan, is Hij op»
gevaren ten hemel en gezeten ter rechterhand
Gods.
En de oprechte christen zegt niet langer
Ik leef hier op, in en van deze aarde, maar
«mijn leven is met Christus verborgen bij
God I«
En nu is tweeërlei mogelijk
Of dit alles blijft «schoone theorie«
In onze dagen moeten we vaak onszelf
afvragen, of niet telt ens en telkens weer moet
worden geconstateerd«schoone theorie« en
niet méérN.l. onder hen, die »christenen«
heeten.
Men stemt dan al 't hier gezegde toe.
Het is immers volgens de Heilige Schrift.
Maar 't zijn in het leven net zulke reali»
teiten als allerlei pronkdingskens en antiqua»
rische bizonderheden, die men zorgvuldig in
een zilver» of »glazen« kast bewaartdie bij
hoogtijden eens van hand tot hand gaan en
bewonderd, met de schoonmaak heel voor»
zichtig gereinigd worden, maar die niemand
gebruikt.
In werkelijkheid heeft men 't centrum van
zijn bestaan hier.
Niet waar de verhoogde Heiland is.
Ik zeg dit niet absoluutoch, jaer zijn
ook wel andere tijden, maar ze zijn zeldzaam
en dan is het zoo, dat er genade verheerlijkt
is aan 't hart, maar 't geestelijk leven blijft
sober en dor. En de beangstigende vraag is,
öf er ook geen gevallen zijn, méér dan men
meent, waarin 't slechts een schi/nleven is,
wat naar buiten voor genade aangezien wordt
en of men wel óóit met Christus waarlijk op
Golgotha is geweest
Maar, Gode zij danker is ook een andere
levenspractijk
Waar het zwaartepunt werkelijk ligt, waar
Christus is.
Wil dit nu zeggen, om dat maar dadelijk
naar voren te schuiven, dat in dit geval het
aardsche leven met zijn arbeid, zijn nooden,
zijn vragen, zijn problemen en wat dies meer
zij, als minderwaardig naar den achtergrond
geschoven wordt?
Dat zij verre, om maar weer vlak bij Jezus
zelf te blijven Zijn woord en voorbeeld leeren
't wel anders!
Wat Hem zelf betreft, tot zijn dertigste jaar
heeft Hij blijkbaar in het Huis zijner ouders
vertoefd en heeft er mede gearbeid om 't brood
voor zichzelf en het gezin te winnen.
Er is onlangs zeker meeningsverschil in de
pers geweest tusschen twee predikanten, of
Jezus in die periode »arm« heeten kon.
Ons dunkt, wij weten er weinig van.
Maar de indruk, dien we krijgen is die van
een gewoon dorps»ambachtsman. Het was al»
licht een «eigen zaak«, die van Jozef; er was
wellicht bij een eigen woning en een hoekje
land, waarvan 't gezin at, géén «armoede»
dus, maar ook niet meer dan «kleine burger»
en ambachtsstand«.
Blijkbaar heeft Jezus zelf meegewerkt.
Niet slechts wordt hij op de eene plaats «de
zoon des timmermans«, maar op een andere
zelfs «Jezus, de timmerman« genoemd.
En nu heeft ons dit weieens getroffen.
De Farizeën en Schriftgeleerden, de Joden
van Jeruzelem, die zóchten naar geldige rede»
nen om Hem te veroordeelen en te dooden
en Hem blijkbaar in Galilea voortdurend lieten
bespionneeren, hebben ongetwijfeld, gelijk ook
uit enkele bizonderheden blijkt, allernauw»
keurigst onderzoek naar zijn jeugd en jonge»
lingschap gedaan.
Jezus vroeg hun eens«Wie uwer overtuigd
mij van zonde
En daarbij wisten zij het evengoed als Hij,
dat ze met den speurneus van een detective
hadden nagesnuffeld,' of ze in Jezus' leven
niet één enkelen misstap of ook maar ééne
bizonderheid vinden konden, waarover Hij
ware te bestraffen geweest.
Men weet, zij vonden niets.
40 cent per regel
MOND. ADVIES fl l.«
Alle zaken behandelt het
Bureau voor Rechtskund ige Hulp
Haagscheveer 5 (bij Hofplein)
Telefoon 11862 .otterdam
Alle Belastingzaken door oud ambtenaar
aan ons bureau verbonden.
Kantoor van 8—10 uur. Geen Bijkantoren
Ook dus niet in zijn handwerkersbestaan.
Jezus was ijverig in zijn aardschen arbeid.
Het middelpunt van ons leven kan dus zeer
wel «aan géne zijde« liggen, dat we toch aan
déze zijde met alle kracht, trouw, en ijver
waarover we te beschikken hebben, ons toe»
leggen op de taak, die ons hier ter vervulling
gegeven wordt.
Dat is onze roeping en plicht.
Alleenlijk, die aardsche roeping, die aardsche
plichten, al staan we er middenin, al heeft
God ons misschien in een leidende positie
vooraan geplaatst, ze mogen het zwaartepunt
van ons bestaan niet naar deze aarde trekken.
Jezus leert dit weer zeer duidelijk.
Maria zat aan zijne voeten en verkoos zijn
onderwijs bóven den huiselijken arbeid en
Jezus bestrafte haar niet en als de schare zich
op een gewonen werkdag om Hem heen ver»
dringt, dan leert Hij hen tot de zon ondergaat.
Natuurlijk bleef dit de uitzondering.
Jezus zou allerminst de Wederdoopers gelijk
gegeven hebben, die hun gewonen dagelijk»
schen arbeid lieten varen, om in het nieuwe
Sion het Koninkrijk Gods te gaan oprichten
Morgen is Jezus weer weg en Maria aan
haar werk.
Als 't eenmaal avond is, laat Jezus de schare
van zich gaan't is de uitzondering, als Hij
op den berg klimt of nederzit in 't scheepken
op de zee.
Maar die uitzondering is daar, om te toonen,
waar het zwaartepunt van ons leven ligt,
behóórt te liggen.
Want achwij verplaatsen het zoo gedurig
naar dit leven naar deze aarde wij «bekom»
meren« ons over vele dingen en zien dan
het Eéne Noodige voorbij en dan wordt ons
leven zoo arm.
Dan hongeren we, zonder verzadigd te
worden.
Dan voelen we ons «meer dan overwinnaars»
bij aardschen voorspoed.
Dan knakt aardsche tegenspoed ons weer,
zónder dat we «aan gene zijde« behoorlijk
houvast hebben mocht waarlijk ook het
middelpunt van ons leven naar de verkeerde
zijde verschoven zijn, dat dan het terugdenken
aan Jezus' sterven en opstanding een heilzame
reactie bij ons teweegbrengen moge.
UITKIJK.
I