voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
No. 3110
IN HOG SIGNO YINCES
ZATERDAG 11 APRIL 1925
40ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
PAASCHFEEST.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Vanwege de Paaseh»
dagen zal ons a.s. Woens
dagnummer
NIET VERSCHIJNEN
De Wetenschap hééft reeds vele vra-
w gen beantwoord, die voor onze vaderen
even zoovele raadselen waren en als
God deze wereld nog spaart in 't ge-
heng Zijner goedertierenheid, zoo zal
zij er nog wel verscheidene oplossen,
-^vaar wij geen raad mee weten.
Wel heeft ze zich soms vergist.
Wel moet men altijd weer, moet met
name de christen steeds voor de Weten
schap ook op zijn hoede zijn, wijl zij
altijd weer probeert, om ook te komen
op terrein dat het hare niet iswaar
zij afblijven moet; waar zij het recht
niet heeft beslissingen te nemen of
eenige uitspraak te doen.
Maar aan den anderen kant:
Wij hebben de Wetenschap voor veel
te danken, waarvoor zij onze oogen
geopend en waarmee zij onze kennis
verrijkt heeft.
Echter, nog vele raadselen bleven
onopgelost.
Niet slechts vragen van ondergeschikt
belang, maar ook wat we „de" groote
wereldvraag zouden willen noemen
De vraag van leven en dood.
Wat is „lev en" Hoe ontstaat het
stertt het tenslotte weer weg
Men begrijpt, dat we nu spreken van
de Wetenschap „an sich", zooals zij
a niet met de Openbaring der Schrift
rekent, m^ar zooals zij uit de verschijn-
selen wil opklimmen tot het begin en
uit hetgeen zij ziet tot de oorzaak.
Dan staat zij voor die vraag
De vraag van leven-en-dood.
Dan is zij in 't wezen der zaak daar
nog precies even ver af, als toen ze, in
de windselen nog! in de vlakten van
Sinear en van den Nijl, haar leven als
Wetenschap begon.
Als zij die vraag beantwoorden kan.
Wetenschap, los van Gods Openba
ring
Dan, zoo voelt zij zelf wel, moet zij
ook het middel ktnnen om zelve dat
leven te wekken en om, als en waar het
bestaat, het zoo te onderhouden, dat
het niet wegzinkt in den dood.
Dat raadsel loste zij nimmer op.
Sommigen blijven al maar zoeken,
maar zelfs de apenklieren hebben hen
niet verder gebracht. Anderen achten de
vraag onoplosbaar en zeggen eerlijk
weg, dat de Wetenschap hier aan de
grens van haar kunnen staat.
Men kan de vraag vereenvoudigen.
Zooals men 'n breuk vereenvoudigen
kan
Totdat men komt bij het allereenvou
digste leven van het ééncellige dier, dat
bestaat uit protoplasma met een „leven
de kern",
Maar bij de vraag, waar nu die „kern"
dat allereenvoudigste leven weer van
daan haalt, staat de Wetenschap weer
stil en ze komt er niet.
Van de Wetenschap tot Christus.
Neen, dat is géén tegenstelling.
De grootsche gedachte, waarmee veel
geschèrmd is, doch die thans uit reactie
en om wie weet welke andere redenen,
te weinig wordt gehoord en als bezie
lende bevruchtende gedachte geestdrift
wekt en tot arbeid prikkelt, de ge
dachte van een Calvinistische Weten
schapsbeoefening, waarbij de Openba
ring Gods in Christus, in het centrum
staat, bewijst het wel anders.
En dan is de „vraag" van leven-en-
dood geen vraag meer.
Dan is het antwoord der Schrift
grondslag en uitgangspunt bij de be
oefening der Wetenschap.
Alle leven is uit God.
„Ik ben de Opstanding en het Leven",
zegt Christus.
„In den beginne was het Woord en
het Woord was bij God en het Woord
was God. Zonder hetzelve is geen ding
gemaakt, dat gemaakt is
Uit dat Woord is dus ook
het Leven.
En het zegel daarop heeft
de Christus gezet op dien
Faaschmorgen, toen Hij in
den hof van Jozef van Ari-
mathea, na vrijwillig in den
dood te zijn gegaan, door
eigen kracht weer tot het
leven terugkeerde.
De Heere is waarlijk op
gestaan
Wat zijn wij, christenen
toch rijk, niet omdat wij de
vraag van leven-en-dood
zouden hebben opgelost,
maar omdat de Heere God
ons dat stuksken der op
lossing heeft geopenbaard,
waarmee wij rustig leven en
eenmaal zalig sterven kun
nen.
Rustig leven, want Chris
tus leeft.
En ons leven is met Chris
tus verborgen bij God.
Zeker, het vleesch blijft
altijd terug huiveren voor
den dood en den kuil, maar dat geldt
toch alleen de stoffelijke zijde van ons
bestaan.
Dat blijft altoos een belemmering.
Maar dan bewaart de opgestane Hei
land ons weer bij het geloof en dat
geloof wordt door Zijn Geest geprik
keld tot krachtiger werking en wij weten,
dat Hij lééft en dat „wij", dat ons „ik"
zal leven en dat eenmaal de ziel met't
verheerlijkte lichaam weder ten volle,
in zuivere harmonie vereenigd zal zijn.
En dat geloof zet ons ook heen over
de vreeze des Doods.
Zie, daar komt de Wetenschap, bui
ten de goddelijke Openbaring om, nooit.
Zij ziet niet verder dan hetStof zijt
gij en tot stof zult gij wederkeeren, wat
toch wel een troostelooze perspectief
heeten mag. En wie 't bij dat materialis
me niet houden kan, zoekt het in 't
pantheïsme en troost er zich mee, dat
hij hoe dan ook na 't sterven 'n héél
klein deeltje van de godheid zal zijn.
Daartegenover staat de rustige triomf-
toon van het christelijk geloofsleven
Wij wéten
Wij weten, dat wij uit den dood over
gegaan zijn in het leven. Dat de dood
voor Gods kind niet het einde is, maar
't begin de doorgang tot het eeuwige
leven. Dat het „stervende zult gij ster
ven", de bezoldiging der zonde! voor
wie in Christus Jezus is veranderde in
levende zult gij leven, tot in der eeuwig
heid
Daarom is Paschen ons hoogtij.
Het feest der feesten voor al wie God
kent en dient.
WantChristus is opgestaan
En wij, in beginsel, met Hem.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten woidtu berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
»Ik ben de Opstanding en het Leven«.
De Hulp*Centrale.
De Algemeene Vergadering der Flakkeesche
HuIp.Centrale was niet bijster best bezocht.
Wie, bemoedigd door de daarvoor gehouden
algemeene vergadering, verwacht had, dat het
vriendelijke lokaaltje weer gevuld zou worden,
werd teleurgesteld.
Toch zijn wij niet zoo pessimistisch om uit
één minder goed bezochte vergadering af te
leiden dat het oude élan waarmee men voor»
maals de verkiezingen inging, thans gemist
wordt.
Er kunnen toch zoovele factoren mede wer»
ken om den toeloop tot een vergadering op
het minimum te houden.
Wij kunnen ons indenken, dat vele land»
bouwers het bijzonder zachte voorjaarsweer
niet ongebruikt laten voorbijgaan.
Trouwens de vorige vergadering, die onder
het meest ongunstige weer gehouden werd,
bewijst dat de kern onzer partij op het eiland
niets van haar oude degelijkheid verloor.
De kleine club, die samengekomen was heeft
van middelen is. Hij bindt zich aan middelen.
En voor het staatkundigleven heeft God
als middel de stembus gegeven. En daar hangt
het nu vanaf hoe ons volk bestuurd zal wor»
den.
Welnu danBidt en Werkt.
Geen lafheid, geen halfheid, geen vrees.
Een ieder onzer doe in de omgevjng waar
God hem stelde met alle macht wat zijn hand
vindt om te doen.
Slechts dan mag met vertrouwen de toekomst
worden afgewacht.
Maar dan ook met vertrouwen.
Is er een handvol koren in het land op de
hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruischen
als de Libanon.
de voorbereidende werkzaamheden voor de
verkiezingen verricht en daarop den voorzitter
der HulpsCentrale, den heer Warnaer, bij accla*
matie als zoodanig herkozen.
Natuurlijk
De heer Warnaer is leider van onze Flak»
keesche Antirevolutionairen jure suo.
Niemand die zijn plaats zou kunnen inne»
men, zonder dat onze actie schade werd aan»
gedaan.
Hij is de aangewezen man om onze men»
schen op het eiland te leiden. Zijn warme
liefde en groote trouw voor het Antirev.
Vaandel nopen de zwakken onder ons zijn
spoor te volgen.
Maar nu dan aan het werk
Wij vrezen soms, dat de ontzaglijke betee»
kenis van de verkiezing in 1925 niet door
allen in haar diepste wezen gepeild wordt.
Zoo oppervlakkig gezien lijkt het of het
gaan zal over duurte en index cijfers, over
art. 40, over gasbommen en over ontwapening.
De meest materieele zaken dus.
Maar dat is slechts de oppervlakte.
Letten we op dé onderstrooming
Het gaat over de moeilijkste problemen des
geestelijken levens.
Meer dan ooit gaat het over Revolutie en
Evangelie.
Het gaat over de geestelijke goederen onzes
volks.
De onderwijsstrijd is niet volstreden
Onder linksch bewind is ons kind in ge
vaar.
Men wil de huwelijkswetgeving doortrekken
van den modernen geest.
Onder linksch bewind is het hoogste goed
der vrouw in gevaar.
Men wil de strafwet in moderne richting
drijven. De misdadiger treft geen schuld. Hij
is de psygisch zwakkere.
Onder linksch bewind dreigd het strafrecht
zijn schriftuurlijk karakter te verliezen.
Er is meer, er is véél meer.
En we weten wel, God is machtig ons land
nog te redden van den wassenden Revolutie»
stroom.
En daar bidt Gods Volk om in de binnen»
kamer.
Maar we weten even zeer dat God een God
V Kloek Pleidooi.
Prof. H. \isscher heeft kort en krachtig nog
eens ons standpunt inzake »stemplicht« uiteen»
gezet.
Ook voor ons bestaat stemplicht
Maar het is een zedelijke plicht.
»En gij kunt en moogt als Overheid nu
eenmaal niet elke zedelijke plicht tot een wet*
telijke maken, met bedreiging van strafdat
is nu eenmaal uw taak als Overheid niet«.
Aldus de hoogleeraar
Het is de kern van ons bezwaar.
Het stuksken Varkensvleesch.
Ons christenvolk kent wel den heldenstrijd
van 't joodsche volk onder de Makkabeën en
de lijdenstijd, die daaraan vooraf» en er mee
gepaard ging.
Als de dienaren van Antiochus Epifanus,
den tyran, ergens neerstreken, dan werden de
joden samengeroepen op 't marktplein en een
voor een gedwongen een stuksken varkens»
vleesch te eten en daarmee te verloochenen
de Wet huns Gods.
Wie 't niet deed, de marteldood.
Toen nu ergens een oude, eerwaardige jood
voorkwam, en de Syrische officier meelijden
kreeg en hem wenschte te redden, fluisterde
hij hem in Eet maar gerust, ik zal wel zorgen
dat ge schapenvleesch krijgt 1
Maar de man weigerde beslist.
Het volk zou meenen, dat hij varkensvleesch
gegeten had en daar kwam het op aan.
Nu moet men vooral het derde van de ver»
gelijking in 't oog houden, maar dan durven
we zeggen, dat éven immoreel is wat sommige
stemplichtdrijvers zeggen: »Hebt ge gewetens»
bezwaar tegen stemmen, welnu als ge maar
opkomt en uw blijet oningevuld doet in de
bus, zoo is 't immers óók goed
Neen, zoo is het niét goed.
Dit is »simulatie<i gelijk prof. Visscher zoo
terecht opmerkte en geen eerlijk spel.
Zij, die den stemplicht verdedigen doen dit
door te zeggen, dat de Overheid, om haar taak
recht te vervullen noodig heeft de stem harer
kiezers, welnudan moet men niét terzelf»
der tijde fluisteren»Als ge uw hand maar
in de opening steekt is 't immers óók al goed
ge kunt met een waardeloos papier, met een
schijnstem volstaan I«
Leeg, hol en voos is elk dergelijk argument.
Nadruk verbode*.
Ditmaal begin ik met iets over te schrijven
uit een particulieren brief, dien ik ontving
Daar moet men voorzichtig mee zijn.
Zélfs wanneer zulk een brief, gelijk deze,
niet is voorzien van het woord »Vertrouwelijk«.
De brief is niet geschreven voor de krant, er
werd zelfs niet aan een krant gedacht, zoodat
nogeensal was hij dan niet »vertrouwelijk«
men met overname in een publiek blad voor»
zichtig moet zijn.
Doch ik neem mijn maatregelen.
Ik kreeg den brief »ergens« uit Nederland
weg, vér hiervandaan. Den schrijver zal ik
met geen enkel woord aanduiden, noch ook
degenen over wie hij schrijft, want het doet
er voor mijn doel, dat ik me gesteld heb, alles
niets toe. Het eenige, wat men weten moet,
om te begrijpen, wat ik afschrijf is, dat de
briefschrijver een familielid heeft, dat op Java,
ik zeg niet of 't in een hoofd» of in een hulp»
dienst is, maar op eenige wijze, hoe dan ook,
in de Zending werkzaam is
En dat op een plaats, waar er méér in 't
zelfde geval verkeeren, zoodat ze met elkander
een zekeren kring vormen.
Mijn briefschrijver staat met zijn familielid
man of vrouw, in geregelde briefwisseling, en
nu schreef hij me dezer dagen, geheel spontaan
o.m. het volgende
»Heerlijk is het te vernemen, hoe de Chris»
telijke liefde onder de broeders en zusters
daar bloeithoe de Heere daar onderling
een gemeenschap van heiligen geeft, die tot
jaloerschheid verwekt. Ik kreeg iemand,
zekeren mijnheer X, een reiziger onlangs
bij me, om de groeten over te brengen.
Maar dan gaat je hart open, als je hoort,
wat men daar voor elkander doet en hoe
met ernst de Heere en zijn eere wordt ge»
zocht«.
Ik kan eerlijk zeggen, 'k heb dat gelezen
en herlezen, en er ook wel in een slapeloos
uur over liggen prakkizeeren.
Want de gedachten vermenigvuldigen zich.
En sommige ervan wil ik uitspreken.
Ieder begrijpt, dat men hier te doen heeft
met een in elk opzicht spontaan getuigenis,
gegrond op langdurige correspondentie en
dat dus te meer waarde heeft.
Natuurlijk niet neergeschreven, om een be»
paalde kring van broeders en zusters eens op
te hemelen het was trouwens voor mij alleen
bestemd.
Ook weten wij wel, dat ook de broeders
en zusters daarginds met en onder elkaar zon
daars blijven. En in het maandschrift »Uit
Keboemen« heeft nog niet zoo heel lang ge»
leden ds. Van$Dijk op zijn bekende open»
hartige wijze gewaarschuwd, dat we niet moeten
meenen, dat er in zulk een kleinen kring nu
nooit es wat »zit« dat er nooit es een wolkje
aan de lucht is
Maar die wolkjes drijven gauw over.
En dan is de goede verhouding en de rechte
gemeenschap weer hersteld.
Trouwens van die broederlijke liefde en
hartelijke gemeenschap en vriendelijke hulp
weten velen te gewagen, die met 't Zendings»
werk op de een of andere wijze in aanraking
kwamen of verkeerden in den een of andere
broederkring.
Zelf heb ik familie in Indië, ver van Java
af, maar 'k herinner me goed, hoe zij jaren
geleden toen ze nog op Sumatra waren, 'n
keer opgetogen schreven over de Kerstdagen,
die zij van een verren buitenpost gekomen in
den kleinen kring der gemeente Medan hadden
doorgebracht.
En van Batavia is 't zou ik zeggen, spreek»
woordelijk bekend, dat daar waar zoovele
»vreemdelingen« komen ook altijd mannen
zijn die hun, als de Romeinsche broederen
Paulus deden, tegemoet gaan, zoodat zij moed
grijpen in 't verre land.
Denk aan wat, ook zoo spontaan, ds. Janssen,
de Chr. Geref. legerpredikant onlangs verhaal»
de van de ontvangst, die de Geref. Kerk van
Batavia hem had bereid en hoe nu ook weer,
later, te Bandoeng, waar hij verblijven moest,
ds Bavinck direct met gulle gastvrijheid zijn
woning voor hem openzette dat hij niet in
een koud hotel maar onder de warme gemeen»
schap der broederen verblijven kon.
Neen, nogeens't zijn ginds geen engelen
Maar als zoo altijd weer, door ieder die met
Indië in aanraking komt, de nadruk op een»
zelfde karaktertrek wordt gelegd, die het chris»
telijk saamleven daar vertoont, dan mag daar
toch zeker wel eenige waarde aan worden
gehecht.
Zijn er ook oorzaken voor
Sommige liggen o.i. voor de hand.
Daar zijn er van meer gewonnen, natuur»
lijken aard!
Men gevoelt in zoo'n kleinen kring veel
meer dan in een groote plaats of gemeente
in Nederland, dat men met elkaar 'n héél
klein »klompie« vreemdelingen is, eigenlijk