Mal
CENTEN
HUIG 13 Idel KM
T
RESTAURANT
Onze Illustraties.
i
DERDE BLAD
le
as
ide
G
uuu-
artii
set)
Zaterdag 4 April 1925.
No. 3108.
Binnenland.
H. SCHREURS
Buitenland.
FEUILLETON
3
-IP
lS
ter
ti
IT
OTHOOSIGNOWSRS
Reclame-Mededeelingen.
Waar kunt gij in Rotter
dam het beste eten?
IN
Rotterdam.
Alom bekend voor
de beste keuken.
Matige prijzen.
Dagelijks versche
Zeeuwsche Mosselen.
Moderne inrichting.
Aanbevelend,
Zooals onzen lezers uit dit nummer blijkt, zijn wij er toe overge
gaan de aantrekkelijkheid van ons blad te verhoogen door opname van
foto's van actueele gebeurtenissen.
Het ligt in ons voornemen voortaan geregeld enkele illustraties
tusschen den tekst te plaatsen. Daar dit evenwel een belangrijke wijziging
in de technische uitvoering van ons blad met zich brengt en dientengevolge,
althans den eersten tijd, de foto's misschien niet in alle opzichten zullen
zijn als redelijker wijze verwacht mag worden, of niet geregeld worden
opgenomen, doen wij een beroep op de welwillendheid onzer lezers,
terwijl wij onzerzijds ons verbinden alles in het werk te stellen om deze
bijzondere attractie van ons orgaan zooveel mogelijk te perfectioneeren.
Voorzoover ons bekend is, is ons blad het eerste der antirevolu
tionaire weekbladen, welke met foto's tusschen den tekst verschijnt, uit
welk feit moge blijken, dat de redactie en uitgevers van ons blad al
het mogelijke doen om gelijken tred te houden met den voortschrij
denden gang des tijds. En ook in dat opzicht blijkt het alweer, dat de
antirev. pers grootere moeilijkheden te overwinnen heeft dan de linksche
en z.g. neutrale pers, welke zich geen limiet stelt, voor wat zij haar
lezers presenteert, doch er steeds op uit is „elck wat wils" te geven. De
moeilijkheid liet zich reeds de eerste maal 'dat wij ons op dat terein
begaven, pijnlijk voelen, daar wij enkele foto's, weergevende een
1.1. Zondag gehouden internationale voetbalmatch, achterwege moesten
laten, als zijnde in strijd jmet den geest en de strekking van ons blad.
Wij zijn er echter van verzekerd, dat onze getrouwe lezers óók
in de toekomst ons hun moreelen steun zullen blijven schenken, waar
door het ons gemakkelijk gemaakt wordt aan alle moeilijkheden het
hoofd te bieden
De jonge Weduwe
1957
|ons
ver*
Kens
■van
F966
aten
f>968
Ijken
ieel»
men
3 ver»
sote,
|Mej.
Keren
15958
liken,
pr te
f5959
f5954
|sdijk
it
25961
Isdijk.
loden
lleerd
prijs,
froeg»
25962
egen
110 en
Jagen
25965
kende
125970
llZEN
[sdijk.
éand»
eene
125969
it. Hij
25957
Br. fr.
ilNK»
5
OoS»
en
1. DE
REN.
Dichterlijke vrijheid.
Hoe lang misleidende voorstellingen nog
nawerken, blijkt uit de dubbeltjesverontwaar»
diging van Dh. Schaper.
Al een paar weken zijn verloopen sinds
deze parlementaire leider heftig fulmineerde
tegen het dubbeltje belasting op de kleinste
verteringen.
Al een paar weken zijn verloopen sinds
deze legende werd herroepen.
En toch prijkt nu in een onze plattelandss
bladen deze dichterlijke ontboezeming
Colijn wil nu weer centen «kloppen®,
Kondigt 'n Weelde»belasting an,
Maar klopt ook meteen de centen
Uit de zak van d' kleine man.
Tien cent komt er op 'n borrel,
Tien cent op 'n potje bier,
Mocht ge dan 's 'n avond uitgaan
Peperduur wordt uw plezier.
Thee en koffie zelf 'n broodje,
Kost dan vast tien centen meer.
Dichters hebben altijd een streepje voor,
maar deze dichterlijke vrijheid is toch te groot 1
spot de »Rotterdammer«, die dan vervolgt
«Bij sommigen leeft de gedachte, dat het
uiten van onware beschuldigingen tegen den
tegenstander zoo erg niet is, indien later de
valsche aantijging maar wordt herroepen.
Daarom was de zonde van de Haagsche
socialisten, die vertelden, dat de Vlootwet
300 millioen jaarlijks kostte, niet groot.
Want het werd herroepen.
Daarom ging de heer Schaper vrij uit, toen
hij in de Tweede Kamer de begrooting voor
Oorlog en Marine voor meer dan 50 millioen
te hoog stelde. Want het werd herroepen.
Daarom trof denzelfden heer Schaper geen
blaam, toen hij het fabeltje rondstrooide, dat
Colijn's Weeldewet van een glaasje bier, van
een kopje koffie tien cents belasting-eischt.
Want het werd herroepen.
Daarom zijn de aanstichters van het Haagsche
relletje onschuldig, want het werd herroe»
&L. pen. Fataal is deze opvatting.
Zoo wordt een vrijbrief geschapen voor
allerlei misleiding, indien later het misleiden»
de wordt erkend.
Intusschen heeft de valsche voorstelling haar
werk gedaan, wrevel gewekt in de gemoederen
van velen, die meermalen van de latere her»
roeping onkundig blijven.
Wie in het publieke leven optreden heb»
ben een bijzondere roeping om een wacht
voor hun lippen te zetten.«
Het is een teeken van verwondering, dat
thans de «flap»uit® allerminst een singuliere
figuur in de politeke regionen is.
Wat 'n straatprofessor zegt 1
Er was ergens 'n groentenventer met z'n
kar.
't Ging niet erg met zijn zaken.
Waarom weet ik nieter kunnen allerlei
redenen voor zijn, ik hèb wel hooren zeg»
gen, dat de heel zachte winter 'n beetje een
strop is geweest voor tuinderij en groenten»
handelomdat daardoor de prijzen laag lie»
pen en dies de verdienste bij wat kleiner
omzet véél geringer werden
Maar ik ben op dit gebied léék.
Er kunnen zooveel ïedenen zijn.
Maar die man wist 't en verkondigde 't aan
de heele buurt, midden op straat
Colijn, dié had het gedaan
«Wa blief vroeg 'n burgerjuffrouw op
sloffen.
»Ja, mensch wat ik je zeg. Colijn heeft de
menschen 120 millioen van hun verdienste
afgeknepen, reken nu zelf maar na Dat moet
de koopman bij de kar nu lijën
Het is een rekenmeester, de baas
Zoo wordt het volk verleugend.
Want dit is allerminst »opgemaakt«.
Historisch, door een lezer, die geen praat»
jes verkoopt, natuurgetrouw uit den mond
van den straatprofessor opgenomen.
Godsdiensthaat bij de moderne
Kunstenaars.
De heer A. Wapenaar gaf onlangs een bun»
deltje verzen in 't licht, dat ook in ons blad
besproken werd»Uit stille uren«.
Er was góéd; er was zwak werk bij.
Doch ieder, die onbevooroordeeld leest, zal
erkennen dat hier geen rijmelaar of ramme»
laar, maar een dichter aan 't woord is, zij 't
dan iemand, die nog maar matige voldoening
geeft.
Nu zou men zoo denken, dat aan de over»
zijde blijdschap wezen moet, wijl ook in onze
kringen de dichtkunst weer meer beoefening
vindt.
Moet men es lezen het «litteraire® oordeel
van de N. R. C., onder artistieke leiding van
Joh. de Meester, den auteur van »Geertje«.
Over die «Stille uren® zegt hij
«De uren waren misschien stil, bladstil
maar het was een stilte voor den storm.
Een orkaan van vertwijfeling, een tumult
van religie, wordt in deze bladzijden ont»
ketend. Hooren en zien vergaat bij dit
weenen en knersen der tanden. De verzen
dragen soms zachtzinnige, aan den Bijbel
ontleende, bovenschriften soms vangen ze
aan met een bedremmeld neuriënmaar
wacht u voor de wolven, die in schaaps»
kleederen tot u komenopeens is daar
weer het gesmoorde snikken en het extatisch
buldeeren. n«.
En zóó gaat het dan nog even voort.
Dat is nu het oordeel van de mannen der
«Kunst»om>de»Kunst® 1
Over de letterkundige waarde of onwaarde,
geen simpel woord.
Het zijn »vrome« verzen, slinger ze weg
Gods naam wordt er in genoemd, zelfs ge»
róémd, wég er mee
Aan den Bijbel wordt herinnerd, werp
dien dichter buiten de letterkundige synagoge
Zóó was 't in 1825, in de dagen der porse»
leinen oudheden.
Zóó is 't in 1925, in den tijd der modern»
ste critiek.
Een Wapenaar is waarlijk de man niet die
door veelvuldig of onbedachtzaam gebruik
het heilige gemeen maakt. Maar «ze hebben
Mij gehaat, ze zullen ook u haten heeft de
Heiland gezegd.
Christen»dichterszing in Gods Naam vóórt!
Onmenschelijke ambtelijke uitspraken.
Dr. G. H. J. Blees te Scherpenzeel (G
schrijft onder den titel «Onmenschelijke amb»
telijke uitspraken« het volgende in het «Ne»
derl. Tijdschrift voor Geneeskunde®
Een mijner patiënten, een jong meisje met
zware tuberculeuse longafwijkingen, had een
geschil met den Raad van Arbeid, waarin
de Raad van Beroep te haren gunste besliste.
Van deze uitspraak werd haar een «zakelijk
uittreksel« toegezonden, waaruit ik het vol»
gende aanhaal
«dat dienaangaande de geneeskundige, door
wien het bovenaangehaalde rapport van 16
Februari 1924 is uitgebracht, daarbij op grond
van het door hem ingestelde onderzoek tot
de slotsom kwam, dat klaagster lijdende was
aan dubbelzijdige longtuberculose met holte»
vorming en in verband met den aard en de
uitbreiding van het longproces geen gunstige
verwachtingen op herstel konden worden ge»
koesterd,
dat voorts de deskundige, de arts in
zijn ingevolge opdracht van den voorzitter
van het college ingediend verslag, na licha»
melijk en röntgenologisch onderzoek van
klaagster, op grond van zijn bevindingen
als zijn gevoelen doet kennen, dat klaagster
lijdende is aan een de beide longen bijna ge»
heel innemend tuberculeuse longproces, waar»
van de prognose, op de door hem bij dat
advies en verslag nader aangegeven gronden
als infausa moet worden gesteld, zoodat de
kans, dat herstel van de werkracht kan wor»
den verkregen zooal niet uitgesloten
dan toch uiterst gering is te achten, en dan
«ook klaagster praktisch als blijven invalide
moet worden beschouwd®.
Patiënte was natuurlijk wel op de hoogte
van den aard van haar ziekte, maar leefde
toch in de hoop over eenigen tijd weer aan
het werk te kunnen gaan. De gevolgen van
dit doodvonnis, die haar netjes getypt werd
thuis gezonden, laten zich begrijpende
temperatuur vloog omhoog, patiënte was ge»
heel in de war, weigert de rustkuur voort
te zetten,, omdat zij toch dood moetal mijn
moeite om haar moed in te spreken is ver»
geefs geweest. Een omschrijving als deze
van de uitspraak zal wel zijn voorgeschreven,
maar zou niet kunnen worden volstaan met
een zinsnede als «gezien het geneeskundig
rapport® of iets dergelijks?
In het volgende nummer van bovenge»
noemd tijdschrift meent Dr. H. Pinkhof, dat
de afgrijselijke onhandigheid, waarvan Dr.
Blees melding maakt, doktoren bijna zou
doen terugschrikken van eenige, zelfs amb»
telijke geneeskundige mededeeling, die in
handen van leeken kan komen. Maar zoo
iets zal na dit afschrikkend en aan de kaak
gestelde voorbeeld zoo licht niet meer voor»
komen meent hij.
40 cent per regel.
Helaashelaas
Tweemaal en tweemaal titteltjes.
Dan is 't verdriet wel héél groot
Ik vond het in de N. R. C.
De sportredacteur stond waarlijk te snotte»
ren
«Wel, collega vroeg ik zoo,
«Moe Moes Moeskops blijft
inin Amerika Hij komt niet
Moeskops is wereldkampioenswielrenner èn
hij is Nederlander. Enfin, 't doet ook my wel
'n beetje plezier, dat we nog zulke kolossaal
sterke dij» knie» en hielspieren hier hebben
'n béétje nationalistisch is ieder op z'n tijd.
En dat Moeskops niet méédoet
Juist, nu er naar 't schijnt dit jaar hier wereld»
wielwedstrijden zullen gehouden worden het
is jammer
Maar ik sta er niet om te grienen.
Moeskops heeft möt met sommige sporthee»
ren en dat komt, zegt mij collega, hij is een
«grove kerel«, maar moet héél fijntjes en heel
delicaat behandeld worden
En dan komen de tranen weer
1925!
De wereldkampioenschappen te Amster»
dam.
En Moeskops in Amerika 1
Helaaas 1Helaas 1
Ik ga een paar groote zakdoeken voor col»
Iega halen adieu 1
Wat een
lomperd
Professor Dart te Johannesburg hield voor
een wetenschappelijk gehoor een rede over
den Australopithecus, men herinnert zich,
dat dit de ontbrekende tusschenschakel heet
te zijn, van aap tot mensch.
Onlangs in ZuidsAfrika gevonden.
De schedel van Z.Ex. was ter tafel.
Neemt me niet een der aanwezigen, dat
beenderenstel van z'n ou»pa op, ruw en on»
voorzichtig en laatsie 't me niet op den grond
vallen
Zoo, dat het beschadigd is ook 1
Met name moet Australopithecus, op dién
leeftijd nog, 'n tand hebben gebroken. Ik zou
willen, wat méér eerbied voor de grijsheid
en voor den ouderdom 1
En als 't dan je bloedeigen familie is
De Amerikaansche correspondent van d.e
de N. Rolt. schrijft over de inwijding van
De Amerika-Palestina Stoomvaartlijn
het volgende
De droom van vele eeuwen is bewaarheid
de vlag van Juda waait op den oceaan
De New York Times juicht hedenmorgen
«De banier van Juda voor het eerst sinds
tweeduizend jaar over den Oceaan .«Of de
N. Y. Times bedoelde dat vóór die tweedui»
zend jaren de vlag van Juda ook over den
oceaan gewaaid heeft, weet ik niet, maar wel
valt vast te stellen, dat Donderdag 12 Maart
een stoomboot met de vlag van de Vereenig»
de Staten op den voor» en die van Zion op
den achtersteven, en bovendien nog met de
zes»puntige sterre Davids op de twee schoor»
steenen, ae haven van New York uitgestoomd
is. Voor velen is dit een emotierijke gebeurte»
nis geworden. Had de stoomvaartmaatschap»
pij reeds dagen lang met groote letters in de
dagbladen aangekondigd «Making History
en daaronder «Ons schip, s s. President Arthur,
zal op 12 Maart de reis van New York naar
Palestina ondernemen, als eerste schip van de
nieuwe stoomvaartlijn naar het Heilige Land
zij scheen daarmee niet te veel gezegd te heb»
ben. Voor velen is het een historische gebeur»
tenis geworden. Vijftienduizend menschen vul»
den de straten om en bijzet dok, waar de
stoomboot voor vertrek gereed lag. Duitsche
Joden, Hongaarsche Joden, Roemeensche Jo»
den, Russische Joden, Joodsche Joden
Ovèr het algemeen godsdienstige Joden, vrome
Joden.
Om zeven uur 's morgens was het begonnen.
Ze kwamen aangezet van alle vier windhoeken.
In dichte drommen. Vaders, moeders, groot»
vaders, grootmoeders, kleinkinderen, achter»
kleinkinderen, betovergrootvaders, nog meer
bet=overgrootvaders Vijftienduizend Joden
trachtten zich te stuwen over, in, op, onder,
boven, door het schip. Door de hutten, door
de salons, door de zalen ook op de brug
wilden ze, maar een reus van een Zweed en
een nog grooter reus van een Rus hielden bij
den toegang met zoo dreigende gezichten de
wacht, dat geen er zich op waagde. Waar die
twee reuzen vandaan kwamen, wist niemand,
maar velen waren er van overtuigd, dat een
paar meer van dergelijke knapen buitengewoon
goed te pas gekomen zouden zijn.
Te midden van de stuwende, woelende,
dringende, tierende menigte, stond een hon»
derdtal angst» en warmte zweetende politie»
agenten, die probeerden met hun bevelen alle
andere lawaai te overstemmen, maar daarin
al even machteloos bleken, als in hun pogin»
gen, eenige orde en regelmaat te brengen in
de massa. Er waren scheepsofficieren, vele
scheepsoffiicieren, maar allen muntten uit door
hulpeloosheid en verslagenheid. Op de brug
liep als een verontruste leeuw in zijn kooi,
de commandant van het schip. Ergens op een
verhooging stond met een enormen toeter gc»
wapend, de manager van de lijn. Op een andere
verhooging stonden eenige rabbi's en Joodsche
geleerden zij hielden een godsdienstoefening,
22)
«Hé 1 't Is eigenaardig«, zegt Hermien plot»
seling.
«Wat is eigenaardig vraagt Krijtman, die
op Zaterdagmorgen rustig bij 'n kop koffie
zitgéén school en wandelen doet hij om
dezen tijd van 't jaar liever in 't middagzon»
netje. als dat er is.
*Wel, ik heb de heele week Jeannette nog
niet gezien. Behalve Maandagavond op de
uitvoering dan 1 Anders loopt ze licht es één
keer in de week aan. ik heb ze trouwens
niet in of uit zien gaan ook, al heb ik er
natuurlijk niet bijzonder op gelet 1«
«Zoo 7« is al wat Krijtman zegt.
Hermien had het evengoed merkwaardig
kunnen vinden, dat zij zélf de gansche week
niet éénen keer in 't Stoephuis was geweest,
want ook dat kwam hoogst zelden voor.
Maar ze heeft 'n drukke week achter zich.
Eerst Dinsdags Théo's onverwacht vertrek.
Hij zou tegen 't eind van de week vertrok»
ken zijn en daar had ze, met alles, op ge»
rekend en toen kwam het plotseling Dinsdag»
ochtend: «Ik ga vanmiddag al
Hij had wat gemompeld van 'n brief.
Hij had ook werkelijk dien morgen 'n brief
gehad, maar ze kon ook weer niet met zeker»
heid zeggen, dat hij dien nu juist «ten grond»
slag« had gelegd van zijn overhaast vertrek.
Ze had er maar half naar geluisterd.
Want wat Théo zei, dat deed hij,
En de groote vraag was voor haar dadelijk
geweestHoe krijg ik alles met zijn goed
klaar, midden in den winter, nu 't zoo slecht
droogt en er b.v. al zijn sokken nog liggen,
die gestopt moeten worden.en zijn strijk»
goed.en de voering van z'n winterjas was
stuk. en zooveel méér.
't Had allereerst een roezemoezigen Dinsdag
gegeven.
Hermien liep 't hoofd zoo om, dat ze ei
niet eens erg in had, dat Théo ditmaal niet,
wat toch anders altijd gewoonte was, ook op
't Stoephuis afscheid nam en alleen even een
vliegende visite maakte bij dominee en staan
de in de deur bij de naaste buren groeten
ging.
En op dien drukken Dinsdag was een
drukke week gevolgd, want 't meeste goed
van Théo zou ze nazenden, gisteravond
laat nog had ze de koffer gepakt, die de vracht»
rijder daarstraks meenam naar 't station. En
nu, vandaag, natuurlijk de gewone week»end»
drukte, vermeerderd met 't werk dat deze week
onwillekeurig is blijven staan.
«Anders wipt ze allicht even aanzegt ze
nog eens.
Krijtman haalt de schouders op.
«Misschien heeft ze wel kou gevat. Ze zat
Maandagavond nogal in een trekkerigen hoek
en ze leek me niet erg dik gekleed®.
«ilu u 't zégt. ik vind, dat Jeannette
er den ganschen winter al wat betrokken heeft
uitgezien. ik kin me vergissen. maar
ze is den laatsten tijd niet zoo opgeruimd
als gewoonlijk ook. als ik haar was, Oos»
tervoort is 'n best dorp, daar niet van 1 maar
dan zou ik met haar inkomen niet zoo hok»
vast zijn, 's zomers es wat naar zee gaan, 's
winters es 'n maandje naar stad.daar komt
de post 1«
Hermien staat al bij de deur, als de bestel»
Ier er aankomt.
«Een 's Zaterdagsche beurt I® zegt hij scherf»
send.
Inderdaad, Krijtman was op 'n dagblad,
enkele weekbladen enz. geabonneerd en dat
kwam in den regel alles met déze post, afge»
zien nog van het feit, dat het 's Zaterdags,
zoo vlak voor den rustdag, altijd extra druk
is.
«Ook 'n brief van Théo I« zegt Hermien.
Die gaat als steeds, voor alles.
Vader doet hem open en Hermien, dat is
zoo langzamerhand 'n privilegie geworden,
zet zich op den arm van Vaders stoel en leest
mee.
Maar nauwelijks heeft ze 't eerste blaadje
half uit, of ze roept
«Hé, Vader! wist u daarvan?®
Glimlachend knikt Krijtman van ja.
«En daar hebt u niets van gezegd 1« ver»
wijt Hermien.
«Dan ?ou 't immers geen verrassing meer
zijn geweest maar lees nu 't blaadje uit,
dan kan ik omslaan
Gretig gaat Hermiens oog langs de lijnen'
Dan knikt ze, dat Vader kan omslaan.
De tweede en derde, straks de laatste blad»
zijde worden verslonden.
Hermien zet zich op 'r eigen stoel.
't Loopt met 't werk in de war, vandaag 1
«Wel, wel 1 Théo verloofd 1«
Ze moet het eerst goed in zich opnemen.
»U had er toch wel iets van kunnen zeg»
gen 1« meent ze.
Ze wist 'r wel iets van, wat Théo's plannen
waren. Maar zij meende hij zou in elk geval
wachten tot hij eerst een vaste aanstelling
had
«Dat was ook zijn plan®, licht Vader in.
«Maar er kunnen zich omstandigheden voor»
doen, waardoor onze plannen eewijzigd wor»
den en ik heb hem zelf aangeraden nu maar
spijkers met koppen te slaan«,
«Maandagavond vraagt Hermien.
Vader knikt, dat ze 't raadt. Maar dan kijkt
hij strak naar buiten Hermien voelt wel, dat
hier méér achter zit, maar vreest tevens, dat
Vader wel niets naders loslaten zal.
«Heelemaal begrijpen doe ik 't niet«, zegt ze.
«Welschertst Vader, «als je dan eens aan
't veronderstellen ging, misschien kom je dan
een heel end Ik wil je wel een eind»
weegs voorthelpen. Veronderstel eens, dat
Théo zoo was gaan redeneerenIk ben niet
de jongste in huis en nu wil ik niet de kans
loopen, dat de jongste mij met een verloving
voor is ik onderstel nu maar
Hermien stijgt 't bloed naar 't gelaat, naar
den hals, dat ongelukkige kleuren ook 1
Vader zit er met 'n alleronschuldigst ge»
zicht bij
»U spot er wat mee«, zegt ze. «Maar we
mogen Anna wel een bewijs van hartelijkheid
sturen 'n briéf? morgen is 'tZon«
dag
«Laten we straks 'n telegram sturen meent
Vader.
«Ja, en dan ga ik nu haastig aan m'n werk«,
zegt Hermien opstaande. «Vader geen koffie
meer Als u dan es 'n uurtje naar de
studeerkamer ging, de kachel brandt daar
Vader staat op, maakt zich gereed.
Hermien is nog vol van de verloving
«Dat moet ik toch vanmiddag es gauw even
aan Jeannette vertellens zegt ze. «Die zal
er wel van opkijken, of wantrouwend
kijkt ze vader aan wis4 die soms al er»
gens van
«Neen, waarlijk! die niet!« antwoordt Va»
der haastig.
»'k Wou ook al zeggen ik dacht zoo
of neen I
«Wat dacht je Wacht, mijn pijp nog!«
«Ik dacht zoo och 1 't is dwaasheid
van meu moet maar net doen, of ik 't niet
gezegd heb maar dat 't Jeannette wel
spijten zal ik had weieens gemeend
maar, dwaasheid 1 wij, vrouwen 1 weten nau»
welijks wat er in ons eigen hart omgaat, hoe
zullen we 't dan van een ander weten
Vader geeft hier geen antwoord op.
't Is of al zijn aandacht op het plein ge»
vestigd is.
Dan, ineens bezint hij zich.
Hij zou immers naar de studeerkamer gaan 1
Hij zet z'n mutsje op, neemt boek, kranten
en pijp en wat hij verder noodig heeft
Bij de deur houdt hij stil, of hem plotseling
iets te binnen schiet.
«Hermien, wat ik zeggen wilje moest
vanmiddag niet naar 't Stoephuis gaan
Ik heb 'n paar boeken van Jeannette te leen,
die ik vanavond terugbrengen zou, dan kan
ik 't haar tegelijk wel zeggen«.
Eén oogenblik zien Vader en dochter elkaar
vlak in de oogen.
Dan gaat Krijtman naar boven, maar, van
lezen komt niet veel. Hij zit langen tijd met
het hoofd in de hand geleund en wie hem
intiem kent, weet dat hij in die houding vaak
en veel spreekt tot zijn God.
Hermien geeft de kamer een «goede beurt«.
Maar meer dan eens, als ze den stofdoek
door 't raam heen uitslaat, staat ze even stil,
kijkt schuin over 't plein heen naar 'f Stoep»
huis, waarvan aan den voorkant de dikke
gordijnen 's winters meest dicht zijn en 'n
keer mompelt ze bij zichzelf
«Arm kind 1 met al je geld zou ik toch niet
met je willen ruilen en ben ik rijker dan jij
Maar dan, in 't midden der kamer terug,
schudt ze 't hoofd en bestraft zichzelf«Toch
ook weer niet waar geld is 't hoogste
niet maar liefde toch ook niet
Wat dan wél 't hoogste is, weet Hermien
ook zeer goed 1
Maar ze zou tegen haar hart inspreken als
ze met zekerheid zeggen durfde, dat zij dit
hoogste wél bezit en als Jeannette, naar zij
gelooft, dit wél kan, dan is die toch nog veel
rijker dan zij ondanks alles
Wat zijn wij, menschen, toch wonderlijke
wezenswat heeft ons leven veel schoons,
maar ook veel moeilijks, voor allen
Meesters bezoek aan 't Stoephuis, dien
avond, viel laat en 't was kort.
Doch zwaarder gang heeft hij zelden ge»
maakt 1
Jeannette ontving hem in de tuinkamer.
Ze zag erg bleek van Mina hoorde ze dat
«de jonge m'neer Krijtman« zoo onverwacht
vertrokken was, »'r was 'n telegram voor 'm
gekomen«, meende de jonge Jaap, die den
besteller op 't dorp had gezien.
Ze had geen lust gehad om uit te gaan.
Maar altijd door was 'n Heine hoop blijven
gloren en ze kan 't niet helpen, als Krijtman
daar zit in zijn gewonen, gemakkelijken stoel,
dat ze hem met hongerige oogen aanziet, als
't hondeken dat brood van z'n meester wacht
«Arm kind denkt Krijtman.
Hij wil haar niet lang in de onzekerheid
laten, maar 't moeilijkste is, hij wéét feitelijk
niets
Even praat hij over 'n paar nieuwtjes over
de boeken die hij terugbrengt en dan, heel
gewoon, als vervolg op dat gebabbel, vertelt
hij zoo
«En dan kregen we vandaag een verrassing
van Théo. Hij heeft zich gister verloofd
met de dochter van den burgemeester daar
je krijgt natuurlijk ook wel 'n kaart
Jeannette heeft zich voorgenomen sterk te
zijn, maar ze kan niet.
Haar doodsbleek gelaat zinkt weg tegen de
leuning van haar stoel.
Krijtman springt op, schenkt 'n glas water
in, Iaat haar drinken Na 'n paar minu»
ten komt er weer een weinig kleur op haar
wangen en smeekend zegt ze »'t Blijft, mees»
ter! onder ons? ontrust u niet, - mijn God
zal mij er doorhelpen maar dit is
erger dan armoe, meester 1
De oude man, heengaande, snikt als een
kind.
(Wordt vervolgd).
7 li
'é-