voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair 'Jf Orgaan IN HOC SIGNO YINCES No. 3108 ZATERDAG AAPRIL 192540ste JAARGANG EERSTE BLAD. DUUR! Alle stukken voor de Redactie bestemd» Advertentiën en verdere Administratie» franco toe te zenden aan de Uitgevers OP DEN UITKIJK. Duur duur duur U hebt volkomen gelijk. Ons Lager Onderwijs is duur. Het beste zoudt ge dit kunnen aantoo- nen, door naast elkaar te zetten de totaal cijfers van het Lager Onderwijs in de jaren 1905, 1915 en 1925. Wij hebben ze op 't oogenblik niet precies bij de hand en daarom geven we ze ook niet „ongeveer" maar ze kunnen worden nagezocht en als ge ze dan naast el kander zet, zoo zoudt ge er van schrikken. En als ge dan ook nog een eerl ij voudige deelsom maakt en uitrekent, vv wat in elk dezer jaren (neem voor '25 b.v. '24 of '23) de lagere school per kind kost, dan schrik ge nog meer. Dan hebben wij dure kindertjes! En als ge dan vraagt, of nu ook de resultaten in dezelfde verhouding ge stegen zijn, dan is 't het best daarover niet veel te praten. We doen niet mee met de altijd-mopperde-afkammers en als onze kinderen, op een goede lagere school zijn geweest, dan zijn ze voor 't leven waarlijk nog niet zoo slecht toegerust maar van een groote vooruitgang en sprong, tusschen 1905 en 1925 hebben we toch ook niet veel gemerkt. En als we dan wéér de cijfers boven bedoeld bezien, dan zeggen weDuur en in dat opzicht is de meest roerende eenstemmigheid onder alle inwoners van Nederland. Wij willen eens nagaan, wat zooal de oorzaken van die duurte zijn en of er ook een hoofdoorzaak is. En dan zij voorop gesteld dat, zooals de zaken nu staan, de onderwijzers er de duurte niet inbrengen. Hun traktementen zijn verminderd. Tien procent op z'n allerminst. Voor velen zelfs heel wat meer. Neemt men daar dan bij in aanmer king, dat eerst de opleiding voor onder wijzer en later de studie voor hoofd- acte enz. tegenwoordig heel wat kost w en dat iedereen verlangt, dat „meester" en „juffrouw" in elk opzicht netjes voor den dag komen, dan kan waarlijk geen mensch volhouden, dat de onderwijzers meer krijgen dan hun toekomt. Iets anders is het met de school ge bouwen, leermiddelen en verdere kos ten van 't onderwijs. Of daarin, de laatste vijf jaar altijd de noodige sober heid is betracht, wagen we te be twijfelen. „Voor het kind is niets te goed." Dat lijkt een heel mooie spreuk, maar hoe meer ik er over nadenk, hoe verderfelijker ik ze eigenlijk vind, alle kindervereerders ten spijt. 't Kan voor 't kind wèl te goed zijn. Mijn vader kocht een nieuwe broek, als de oude van achter en aan de knieën versleten was, maar als het bij mij zoo na was, dan zette mijn moeder er een paar stevige stukken in en zei „Daar kun je best zoo door de week nog wat op rakken Het is zeer de vraag, of het opvoed kundig juist is, wanneer er voor het kind altijd maar een nieuw schoolge bouw, nieuwe, laatste-model-banken, de nieuwste leermiddelen, nieuwe boe ken klaar staan en klaar liggen, waar het in het leven zich toch zoo vaak op allerlei wijze wat behelpen moet. hik weet wel hoe we dit bedoelen. Allerminst bepleiten we armoedige gebouwen of schaarschte van leer middelen, of iets dergelijks, het lijkt er niet naar Toch is dit alles geen hoofdoorzaak. De hoofdoorzaak is. Men laat ons niet eens uitspreken! Links is men direct klaar „L>e kleine schooltjes „De groote versnippering!" zoo roept men daar. „Gij, mannen van Rechts, hebt de schuldGij vraagt maar scholen en leermiddelen aan, of 't niet op kan Steek gij de hand maar eens in eigen boezem, dan zult ge eens zien, hoe zij er uitkomt Hiertegen nu komen wij op. En we waarschuwen met groote ernst: Als onverhoopt Links dezen zomer in de meerderheid komen mocht, dan zullen ze daar over alles en nog wat met elkaar overhoop liggen, maar hierin zullen ze 't met elkander hart roerend eens zijn, dat er bij 't bizonder onderwijs, heel wat „versnippering" ongedaan moet worden gemaakt. En dan zijn wij vrijwel volkomen aan de willekeur van de heeren overgeleverd. Voor hen is b v. al wat niet roomsch is „protestantsch" en al wat geen open baar onderwijs wil, kan op een en dezelfde schoolVan „gereformeerd" onderwijs b.v. wil men niet weten, onzin„protestantsch" wat wil men meer! Maar even mogelijk worden „kleine schooltjes" tot groote vereenigd, ongerekend de bezwaren der ouders. Maar, let welde openbare School blijft onaangetast. Die heeft meer „kleine schooltjes" dan 't bijzonder onderwijs die wordt in elke buurt of gehucht gevonden, dat is alles best; dat is zoo 't hoort, want immers alom moet voldoende openbaar lager onderwijs gegeven worden. Laten we hiertegen waken! Op die wijze wordt in de praktijk de gansche gelijkstelling tot een wassen neus gemaakt. En de „openbare school" wordt regel en wat er dan overschiet binnen zeer beperkte finantieele gren zen, dat is voor de bizondere school. Wij met de kleine schooltjesConcer- tratie van 't bizonder onderwijsStop zetten van verdere uitbreiding der bi zondere school. Daar wil Links, bewust of onbe wust heen. En dat willen wij niet. Of wij dan alles maar wenschen te laten zoo 't is en ook zoo düür als 't is. Neen! en daar zullen we nog wel nader over handelen. Betere wijsheid. Gelukkig zijn er anderen. Die 't gevaar hebben ingezien. En die, al is 't dan met de grootste moeite onder veler tegenstand en haat, ja onder het geroep »Hangt hem op rustig hun weg gaan en nog steeds verrichten wat noodig is, om het land blijvend te redden van den finan« cieelen ondergang. Want we zijn er nog lang niet. Ook niet met de »sluitende begrooting«. Minister Colijn wordt niet moede er op te wijzen. Om één voorbeeld te noemen Die »sluitende begrooting« is o.m. óók vers kregen door een paar jaren stop te zetten de bijdrage van den Staat in het Invaliditeitss fonds. Dat könvoor 'n paar jaren. Maar dia, in '26 of '27 al, moeten die pl.m. 18 millioen weer regelmatig worden gestort, anders zouden onze oudjes en invaliden niet meer op tijd hun uitkeering kunnen krijgen. Als dus de inkomsten uit zichzelf niet stijgen moet ook dat gat weer gestopt. Vs De Wijsheid van de hooge plaatsen der stad- Als in later, hopen we rustiger jaren, De geschiedenisschrijver in zijn studeervers trek de historie van Nederland nagaat in het eerste kwart der twintigste eeuw, zoo zal hij bij de jaren '20 en '21 en '22 toevende, zich weieens afvragen of toen Regeering én Kamers een vast inkomen. Daarvan kunnen we voor kleeding zóóveel gebruiken. Nu geef ik je voortaan elke drie maanden zóóveel geld voor kleeren en al wat er bij hoort en dan verdeel je 't zelf maar zooals je wilt, maar dit staat vastonder geen enkel voorwendsel wordt er iets meer gebruikt dan dat afgepaste geld dan weten we aan 't eind van 't jaar waar we aan toe zijn.« Zoo ging 't en zoo ging het góéd. »Zij« was wel 'n verstandige vrouw. En nu ze er eenmaal vóór stond en wist met zóóveel móét ik toekomen 't was nog 'n aardig bedrag 1 nu kwam ze toe en ze ging gerust niet slechter gekleed dan voorheen. Nu pas ik die geschiedenis toe. In de Eerste Kamer heeft men 't bij de bes handeling der Begrooting nog eens over de salarissen der ambtenaren gehad en toen werd ian min. Colijn o.a. gevraagd, of hij nu zelf geloofde, dat die salarissen zóó waren geweest, dat daar makkelijk wat af kon »Neezei hij, »zoo is 't niét. Ze hadden nu juist geen weelde en als 't niet beslist nóódig geweest was, zou ik er niet zóó 't mes in hebben gezet, al ontken ik, dat ze nü moeten hongerlijden®. Maar toen legde hij 't zóó uit. De Staat heeft ongeveer een vast inkomen. Net als die »hij« van hierboven. En nu stond het zóó, dat er aan de ge* zamenlijke ambtenaren een zoodanige som aan salarissen werd uitgekeerd, dat het totaal in vergelijking met het gehéél der inkomsten bovenmatig groot was. »En daarom moest dat totaal verminderd worden«. Net als 't totaal van 't kleedgeld van »haar« moest worden verlaagd. Elke japon en elke hoed op zichzélf was 't geld wel waard, dat er voor uitgegeven werd, maar »zij« kocht er te véél, dat was de zaak. En zoo zei min. Colijn ook ronduit in de Eer» ste KamerDe totale som, die wij aan ambtenaars» salarissen uitgeven is te hoog, véél te boog in vergelijking met het totaal der inkomsten, er zijn langzamerhand te véél ambtenaren gekomen en dat vooral heeft het deel, dat elk hunner uit den gezamenlijken salarispot krijgen kon, kleiner gemaakt. Nu moet men dat ook weer goed verstaan. En er niet in de eerste plaats uit lezen, dat die ambtenaren dus eigenlijk te weinig werk verrichtenzoo is 't niet. Zie, er zijn ambtenaren in soorten. Zooals er ook winkeliers in soorten zijn, en boeren, en ambachtslieden en handels» reizigers en dienstmeisjes en ja, jaik stem het u dadelijk toe ook krantenschrijvers in soorten zijn. En onder al die groepen zijn er die »de kantjes er af loopen« én er zijn er ook, kra» nen en bazen in hun werk, én is daar ten slotte de meerderheid, die 'n 6 of 'n 7 haalt en »voldoende« is en er is geen énkele reden, zooals weieens gedaan wordt, om juist voor de ambtenaren een ongunstige uitzondering te maken. Dat het getal ambtenaren dan ook zoo groot te groot geworden is voor onze financieele draagkracht, dat komt niet daarvandaan, dat zij hetzelfde werk altijd maar aan méér perso» nen opdroegen, zoodat elk hunner een kleiner stuk arbeid te verrichten kreeg. Het lijkt er niet naar. 'k Zal niet zeggen, dat het nooit gebeurd, maar 't is de hoofdzaak niet. Minister Colijn heeft 't anders gezegd. Als oud»zakenman heeft hij op zulke dingen een extra»juisten kijk. Het werk heeft zich te veel uitgebreid. 't Moest in de puntjes volkomen wezen. Ook de nietigste onderdeelen, en zoo is er langzamerhand een heeleboel »werk« gekomen, dat nu jaz'n nut wel heeft, maar dat niet de werkkrachten en het geld waard is, die er aan te koste worden gelegd. Laat ik weer met voorbeelden komen. Die helpen als prentjes in den tekst. Er is 'n man, nu met een vrij beperkt inko» men, 'n vrouw en een paar kinderen, en ze bewonen een niet zoö klein, nogal »werkelijk« huis. Man en vrouw doen hun best. »Hij« doet nogal es iets; behangt op zijn manier een kamer, en verft zoo af en toe es wat bij. »Zij« is 's morgens al vroeg op en doet met één halven dag 'n werkster alles zélf. Men begrijptdit is voordeelig. En 't kan best zoobeiden zijn gezond en 't huis verwaarloost niet. Echterhet betere wil weieens de vijand zijn van 't goede. ]e kunt toch zién, dat 't geen »hij« knutselt aan hun huis, niet door een vakman is gedaan en bij »haar« krijgen de kamers en de gordijnen en andere huishoudelijke zaken niet zoo dikwijls een beurt, als ze wel graag zou willen, 't kan eenvoudig niet Het gaat vooral haar verdrieten. In 'n jaar dat ze eens een paar buitenkans» jes hadden, besluiten ze 't heele huis es flink door vaklieden te laten opknappen en dat ze bovendien een dienstbode zullen nemen. Ik zeg u, 't zag er toen anders uit. Het was vroeger vrij knap geweest; aller» minst slordig, maar nü was het eenvoudig één glans al! Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten wordtr. berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. én Volk met elkaar op één bepaald punt aan verstandsverbijstering geleden hebben. N.l. in financieel opzicht. Het was, zal hij zeggen Schep maar óp en geef maar uit en stel maar aan en belóóf en kijk maar niet in de toekomst wat dit alles kosten zal, 't geld ligt voor 'topscheppen. En hij zal het niet begrijpen. Zoeken naar 't verband met den Wereld» oorlog, tasten naar een zielkundige verklaring en hij zal mompelen Bang zal 't ontwaken zijn geweest In dat laatste heeft hij dan maar gedeeltelijk gelijk 1 Een groot deel van ons volk trekt zich, ondanks Algemeen stemrecht, enz. enz. van de publieke zaak een bitter beetje aan en heeft maar één voorwaardeBlijf van m'n portemonaie afl »Meent men, dat het mogelijk is, maatrege' len te treffen zonder ergens pijn te doen, Iaat men dan zoeken naar een anderen minister van financiën, want ik kan dat niet. Maar ook kan ik de verantwoordelijkheid niet dragen voor een toestand, waarbij de kwestie van de ambtenaarspensioenen en de financiën van het land, glad in de modder gereden werd«. Zien dan, of er iemand opstaat, die 't wer» kelijk zonder pijn doen, klaar spelen kan. Nadruk verboden Vooraf ga 'n »heel gewone geschiedenis«. Zij waren samen man en vrouw. Nog maar kort geleden gehuwd en ze kori» den 't heel best vinden met elkaar, wat er tegenwoordig, zeggen we, wel bij opgemerkt H.M. de Koningin in gezelschap van den Heer Krelage, Burgemeeester van Heemstede, de Heer van Doorn, en Prinses Juliana op de bloemententoonstelling te Heemstede. Wil men uitgeven, best En kost dat steeds meer, méér Schrijf het maar óp en haal het op z'n tijd daar waar 't zit en anders bij de Nederland» sche Bank; die heeft altijd geld. Zóó denken en leven velen nog. En dat zijn dan de mans en vrouwen, die bij de vischkar en op de brug en andere »hooge plaatsen der stad« hebben het hoogste woord; zeker wethouder zou zeggen den grootsten »bek«. Het is treurig, maar 't is toch zoo. V Nóg een gat. En dan is er nog een groot gat. Daar is men nu over bezig en in de Tw. Kamer krijgt min. Colijn weer op z'n brood, datrie toch zoo'n harde man is Maar wat is geval Staatsambtenaren en vele daarmee gelijk ge» stelden krijgen, als men weet, pensioenen, ook voor weduwen en weezen en juist dat vaste pensioen is een van de redenen, waarom een betrekking in Overheidsdienst voor velen zoo begeerlijk is. Nu is omstreeks 1922 die Pensioenregeling aanmerkelijk verbeterd, 't was in den tijd toen alles kónmaar thans komt ook hier 't hinkende paard weer achteraan. Min. Colijn gaf ontstellende cijfers. Al waren ze volstrekt niet nieuw. Die pensioenen worden betaald uit het »Pensioenfonds«, waarin de Staat bijpassen moet, als er tekort is. Welnu, dat fonds heeft 200 millioen te kort. Gaat het zoo dóór dan in 1940 400 mill, tekort; in 1958.... 800 mill, tekort.... Daarom móést de minister wel, afblijvende van alle reeds verkregen rechten gelukkige bezitters 1 inkorting voorstellen van de toe» komstige pensioenen. Niet voor de weduwen, want dat procent wordt door de ambtenaren zelf betaald, maar voor het ouderdoms»pen« sioen der ambtenaren, waarvan 't grootste deel door de Overheid wordt bijgepast. Het is hard, maar noodzakelijk. En terecht zei min. Colijn mag worden in zekere kringen. Ze waren uit denï,'gegoeden burgerstand. Geen van beiden onvermogend en boven» dien had hij 'n héél goede betrekking in 't particuliere levenalles met elkaar gaf dit een vast inkomen en tevens ook een flink inkomen. Er was daar dus geen krimp. Wat ook aan hun leven te merken was. Ze gaven hun diners en partijen ze maak» ten hun buitenlandsche zomerreis ze hadden hun abbonnementen, mooie plaatsen in de huizen van vermaak, kortom, er was een goed inkomen, maar er ging ook heel wat uit. Maar ze deden het samen. Hadden elkaar niets te verwijten. Doch er was één punt van geschil de kleeding. »Hij« ging graag tip.top gekleed. Dat kostte aardig wat; als hij wat nieuws kocht, moest 't van 't beste zijn, maar met een betrekkelijke kleine heeren»garderobe, kon hij dan ook te allen dage welverzorgd voor den dag komen. Maar met haar was 't iets anders. Dat waren zomer» en winter» en herfst» en lentestoiletten en hoeden en mantels en altijd en immer weer wat nieuws. Half 't seizoen was 'n duur kleed alweer verouderd. »Maar man, ik kan nu toch alwéér niet met dezelfde japon voor den dag komen »En hoe vaak kom ik niet met 't zelfde costuum »0, 'n man, da's heel wat anders »Hij« hield van alles scherp aanteekening en toen hij nu aan '4 eind van zeker jaar merkte, dat hij ondanks zijn royaal in» komen een paar honderd gulden was inge» teerd, besloot hij, als goed zakenman daaraan paal en perk te stellen. Hij praatte ernstig met z'n vrouw. Legde haar den toestand uit. Tranen kwamen haar in de oogen. »Maar manlief! geloof me, ik doe het zoo zuinig als 't kanm'h kennissen staan er soms van te kijken, als "ze hooren wat mijn hoeden en japonnen maar kosten »Ja, vrouw! ik wil graag gelooven, dat je er verstand van hebtze zullen jou niet overvragen, daar ben je handig genoeg voor ik geloof niet, dat je ergens ook maar 'n gul» den te veel voor geven zult en daar zit het 'm ook niet in, maar je koopt te vaak iets nieuws en dan kan elk stuk op zichzelf niets te duur zijn, maar met elkaar wordt het meer dian wij betalen kunnen«. »Hoe moet het dan vroeg vrouwlief be» deesd. »Dat zal ik je zeggen. We hebben ongeveer

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1925 | | pagina 1