voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3105
WOENSDAG 25 MAART 1925
40STE JAARGANG
De N.V. „Colijn".
RECHTZAKEN
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
Reclame-Msdedeelingen.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
We kiezen dezen naam, omdat De
Telegraaf en Het Volk het zóó in groote
letters afdrukken. Zoo verwekt het de
opspraak. Met den naam Colijn erbij,
jaagt men het volk er het snelst mee
in het harnas.
Dus noemen we het ook zoo nog
maar eens, al ware het juister te schrij
ven over de N.V. „De Hoogstraat".
We gaan er nu nog eenmaal wat van
zeggen. Denkelijk voor het laatst, want
het zal nu wel uit zijn. De socialis
tische en zekere neutrale en vrijzinnige
bladen hebben er nu een paar maanden
plezier van gehad. Maar nu is het ple
zier ook uit. Heelemaal uitEn het is
zóó uitgeraakt, dat nu de heer Colijn
er het grootste plezier van hebben kan.
We zuilen verhalen, hoe het is uit
geraakt.
Van de eerste herrie spreken we niet
meer Inderdaad 't was Telegraaf
en Volk en N. Rott. Ct. gelukt het volk
in beroering te brengen. Maar men
kwam, in trein en tram en boot, op de
markt en in de kroeg, overal hoorde
men schande roepen over den belasting
ontduiker Colijn.
De heer Colijn zelf zei in Den Haag
Men moet medelijden hebben met deze
menschen.
Dat is nu wel noodig, want ze staan
met beschaamde kaken. Voor zoover
de althans nog voor schaamtegevoel
vatbaar zijn.
Er is thans in beide Kamers der Staten
Generaal beproefd achter de waarheid
te komen. Eerst in de Eerste Kamer,
in wier Voorloopig Verslag aan den
minister van Financiën om inlichtingen
werd gevraagd.
De minister antwoordde, dat hij de
zaak wat zonderling vond, aangezien
het geen gewoonte is, in staatsstukken
over particuliere zaken te handelen.
Hij weigerde dan ook te antwoorden.
Groot geschreeuw weer in de hem
vijandige pers. Zulk een „hooghartige
houding" ging toch alle perken te bui
ten Dat zou de Kamer niet op zich
laten zitten. Daar zou bij het monde
linge debat een woordje overnagespra t
worden
't Mondelinge debat kwam, en
niemand deed een mond open Er werd
geen kik meer over de N.V. Colijn
gerept.
Maar toen kwam in de Tweede Kamer
het wetsontwerp tot richtige heffing
der belasting aan de orde. Juist het
wetsontwerp in verband waarmee de
herrie was opgeschopt.
Nu zou het toch losbreken
Medelijden moet men met ze hebben.
Ja waarlijk Heelemaal zwijgen dat
kon natuurlijk nietWat zouden de
partijgenooten dan wel zeggen
Daorom kwam papa Vliegen met een
heei schuchtere vraag. O zoo beschei
den. Och, hij verzekerde met nadruk,
dat men vooral niet gelooven moest,
dat hij den minister onaangenaam wou
zijn
Maareh of of de staats
kas er geen schade van had geleden
Kijk eens, naar den opzet van Volk
en Telegraaf had Vliegen moeten vragen,
of een ivederlandsch Minister niet op
schandalige manier met 's Lands be
langen had gechicaneerd ten bate van
eigen portemonnaie.
O neen ofehde schat
kist er geen schade van had geleden
hn de heer Colijn antwoorddeNeen,
de schatkist heeft er geen schade
van gehad, want er is een zeer belangrijk
bedrag aan registratierechten betaald
en overigens is de zaak precies gelijk
gebleven.
Daarna was het uitWant het fraaiste
was, dat geen enkele socialist ook
Vliegen zelf niet de moeite had ge
nomen om op 's ministers antwoord
in de Kamer te wachten. Toen dit ant
woord kwam, waren de heeren allang
naar huis toe
Zou het nu uit wezen
Zouden Telegraaf en Volk en N Rott.
Ct. nu op eigen fatsoen zóóveel prijs
stellen, dat ze den heer Colijn hun ver
ontschuldiging aanbieden
Het Volk.
We beginnen met Het Volk. Dat ver
moedelijk liever een schendblad, dan
een fatsoendelijk Ned. persorgaan wil
blijven.
Ziehier, wat het Kameroverzicht van
dit arbeidersblad ervan tracht te maken
„Waarom heeft hij dit niet eerder
verklaard Hij heeft gelegenheid te
over gehad licht te verschaffen. Waar
om heeft hij hooghartig geweigerd de
in een voorloopig verslag der Eerste
Kamer gestelde vragen te bea-twoor-
den Was het hem welkom, dat zich
over zijn handelwijze als particulier
persoon een verwondering uitte, die
hem aanleiding gaf, de pose van een
martelaar, van een slachtoffer van laster
aan te nemen en daarna een verklaring
af te leggen, waardoor zijn getrouwen
in geestdrift geraken voor zooveel lelie
blank onschuld
„Wanneer de minister, nadat de eerste
opmerkingen over de Hoogstraat in de
pers waren verschenen, aanstonds, in
een kommuniqué of op andere wijze,
duidelijkheid had verschaft, zou in den
lande de groote verwondering niet zijn
ontstaan, onjuist is de voorstelling van
den heerC lijn, alsof min of meer uitslui
tend de sociaaldemokratische pers over
het geval heeft geschreven. „De Nieuwe
Rotterdamsche Courant" heeft vrij scher
pe artikelen over de zaak bevat en „De
Telegraaf" heeft op opheldering aan
gedrongen. Beschouwt de minister der
gelijke bladen als niet ver van Vliegen
verwijderd
„De minister heeft ook nu niet mede
gedeeld, waarom de Hoogstraat in een
naamlooze vennootschap is omgezet ge
worden. Dat had Vliegen hem niet ge
vraagd. Terecht. Men kan van een mi
nister in het algemeen geen verklaring
eischen van zijn handelingen als parti-
kulier persoon. Maar dat Vliegen hem
niet naar een verklaring vroeg, behoefde
voor minister Colijn nog reden te zijn,
die verklaring achterwege te laten. Het
is een minister niet verboden van zijn
handelingen als partikulier persoon een
verklaring te geven Het is voor een
minister zelfs raadzaam dat te doen,
wanneer die handelingen opspraak ver
wekken. De inkomsten voor de regis
tratiekosten, waarvan de heer Colijn
gewag maakte, is waarschijnlijk niet
door hem als verklaring van de op
richting der naamlooze vennootschap
bedoeld."
„Of moeten wij aannemen dat de heer
Colijn de Hoogstraat in een naamlooze
vennootschap heeft omgezet, om den
registratierechten eenige ontvangsten
te bezorgen?"
Dat zure getoeter bewijst niet anders
dan
1. dat Het Volk haast berst van
teleurstelling over dezen afloop der
zaak
2. dat het voelt smerig gehandeld
te hebben.
En in dit laatste opzicht staan 1 ele-
graaf en N. Rott. Ct. inderuaad niet
ver van Het Volk af.
V 't »Protocoh=af.
De jongste vergadering van den Raad van
den Volkenbond, daarover is de gansche
Europeesche pers 't wel eens, heeft het Protos
col 'n zachten dood bezorgd.
Over eenige maandenbegrafenis.
We vreesden hetwe hadden't graag anders
gewild maar 't is toch ten slotte maar goed
dat de wereld de werkelijkheid ziet en zich
niet vergaapt aan den schijn.
Dat laatste deed men ook bij ons.
»Maar mènsch kon men zelfs in volkskrin»
gen hooren zeggen, waar hebben we nou
nog 'n leger voor nóódig, d'r kómt immers
geen oorlog meerje hebt toch immers ook
gehoord van 't protteköl
Dat was zooveel als 'n toovermiddel.
Een tooverdrank tegen den oorlog.
Zeg het daarom maar rond, dat dit »Proto»
col« dóód is.
De toestand zelf wordt er niet beter of
erger door. De propaganda voor vreedzame
beslechting, van geschillen door arbitrage enz.
kan rusteloos voortgaan en hoe méér die ge*
dachte bij de volken post vat en hoe méér
ge de massa vooral in de groote Staten er
maar van doordringt, dat Oorlog zelfs voor
den overwinnaar 'n ramp beteekent, hoe
krachtiger wal ge tegen het oorlogsgevaar
opwerpt.
Maar niet de menschen beleugenen
Niet zeggenEr zal en er kan geen Oorlog
meer komen en schaffen we daarom alles
maar af. Zoo doet het lam, dat de keel strekt
voor het mes van den slachter.
"s." Ouderwets
Het Kamerlid, de heer Leenstra, heeft tot
den minister van Binn Zaken en Landbouw,
de volgende schriftelijke vraag gericht
1. Is het den minister bekend, dat de
gebroeders Kleistra, te Oudehorne (gem.
Schoterland), die voor hun ontginning
subsidie van gemeente en rijk ontvangen
voor de door hen te werk gestelde werk»
loozen, aan een tweetal van deze werkloos
zen, den eisch gesteld hebben, dat zij, om
verder te werk gesteld te worden, hun
kinderen van de bijzondere school moesten
afnemen, om ze te sturen naar de openbare
school
2. Zoo neen, vis de minister bereid, een
onderzoek naar voornoemd geval in te
stellen
3. Welke maatregelen denkt de minister
te nemen, om dergelijk optreden tegenover
te werk gestelde werkloozen, voor wie
subsidie uit de publieke kassen wordt ges
geven, te voorkomen
Wij weten van deze vragen niets.
Doch de heer Leenstra weet er natuurlijk
méér van, waar hij ze zoo pertinent stelt. En
daarom is 't uitstekend, dat op deze wijze
een onderzoek wordt uitgelokt. Met belang»
stelling zullen we vernemen, wat de minister
straks als uitslag van dit onderzoek heeft
mede te deelen en, mocht die zóó zijn, dat
het genoemde feit juist blijkt wat de minister
op de laatste vraag antwoorden zal.
Zeldzame eenparigheid.
Met algemeene stemmen heeft de Tweede
Kamer het halve millioen mét z'n daarna
komende naweeën, in den vorm van tafelzilver,
kristal enz teruggewezen en min Colijn, die
hier eigelijk voor Buitenl. Zaken de kastanjes
uit 't vuur halen mocht, moest lecgzak huis»
waarts keeren.
Erg rouwig zal hij 'r niet om zijn
Te meer, nu hij tegelijk zoo ongeveer wéét,
waar de Regeering zich aan houden kan,
de Kamer is er niet tegen dat het land zijn
eer onthoudt tegenover het buitenland, maar
zegt de Kamer: Wie 't niet breed heeft, laat
het voorshands ook niet breed hangen 1
Och, in z'n hart zal de minister hebben
gedachtGijlieden hebt eenparig gelijk
Die is goed
Prof. Diepenhorst houdt van protectie.
Misschien in theorie niet
Maar hij is van meening, dat de wereld
zóó mijlen en mijlen ver van de goede The»
orie is afgedoold, dat we er niet anders dan
in een leerboek mee rekenen kunnen.
De praktijk, is zijn meening, dwingt tot
Protectie.
En onder ons antirevolutionairen, gaat hij
in deze richting als woord» en penvoerder
wel het verst, ook wel zoo ver als wij voor
ons moeilijk met hem zouden kunnen mede»
gaan.
Dat neemt echter niet weg:
Prof. Diepenhorst doet een goed werk, als
hij er telkens weer de aandacht op vestigt
hoe dwaas het is, om dwars tegen alle feiten
in altijd maar halsstarrig den lof van den
meest onbeperkten Vrijhandel te blijven zin»
gen.
Raak en scherp kan hij 't dan zeggen.
Uiteraard was hij een groot voorstander
van de jongste Tariefherziening, die over 't
algemeen 't invoerrecht van 5 °/o op 8
bracht.
Hij bedoelde géén bescherming.
Maar schreef min. Colijn dat het mis»
schien in eenig vaderlandsch bedrijf gebeuren
kón, dat het er wat beter door op de beenen
zou komen te staan hij zou 't niet ont»
kennen.
Enne betreurde dat blijkbaar niet erg
ook.
Daar vielen de »Vrijhandelaars« over.
»Ziet ge welzeiden ze, »minister Colijn
is óók protectionisthij wil de vaderlandsche
nijverheid bevorderen en hij staat er niet bij
te schreien, als er binnenlandsch door protectie
meer werk komt 1«
Moet ge nu óók hooren hoe allerkostelijkst
prof. Diepenhorst in «Stemmen des tijds«
die vijhandelaars in 't ootje neemt.
Zij hebben gelijk, zegt hij
De minister had dit moeten schrijven
»De Regeering betreurt het ten zeerste,
dat wellicht van deze fiscale herziening
eenige beschermen kan uitgaan en het zou
haar ernstig bedroeven wanneer daarvan
eenige versteviging van het bedrijfsleven
het gevolg ware. Het zou haar in hooge
mate teleurstellen, indien zich het feit mocht
voordoor, dat voor de volgende jaren min»
der dan 36 millioen voor de werkloozen»
uitkeeringen moet worden uitgegeven«.
Dan had er, zegt de heer D., geen vrijhan»
delshaan naar gekraaid.
Professor, hij is góéd
40 cent per regel.
MOND. ADVIES fl 1.»
Alle zaken behandelt het
Bureau voor Rechtskundige Hulp
Haagscheveer 5 (bij Hofplein)
Telefoon 11862 Rotterdam
Alle Belastingzaken door oud ambtenaar
aan ons bureau verbonden.
Kantoor van 8—10 uur. Geen Bijkantoren
Waar ligt de oorzaak
't Is opmerkelijk hoe veel er tegenwoordig
geklaagd wordt over onze opgroeiende jeugd.
Wie de pers eenigszins nagaat valt het op
hoe, in 't geheele land door de plaatselijke
autoriteiten gesteld worden, voor het lastige
vraagstuk op wat wijs de jeugd het best is in
te binden.
Het trok onze aandacht hoe, in betrekkelijk
korten tijd, in verschillende plattelandsgemeen»
teraadsvergaderingen deze zaak besproken werd
Enkele voorbeelden laten we hier volgen.
In een dezer vergaderingen was besloten een
nieuwe laan te projecteeren met twee rijen
jonge boompjes. Hierbij werd de vrees uitge»
sproken dat de lieve jeugd het wellicht in het
hoofd zou krijgen haar zin tot vandalisme op
deze dorpsverfraaiïng te botvieren.
Een der raadsleden kwam toen op het luim»
neuze idee de oudste leerlingen der verschik
lende scholen het pooten dezer boompjes onder
toezicht van den gemeenteopzichter te laten
verrichten. Iedere leerling zou dan hart voor
»zijn« boompje hebben en niet dulden dat
een andere scholier het zou vernielen.
De »vijand« werd hier dus tot bondgenoot
gemaakt en deze tactiek schijnt het gewenschte
resultaat te hebben.
Toch is deze handelwijze meer slim dan
paedagogisch. Het teekent den geest welke
heerscht onder het opgroeiend geslacht.
In de vergadering van een anderen raad
werd door een der raadsleden de noodzake»
lijkheid bepleit het politietoezicht uit te breiden
hetzij door een tweeden gemeenteveldwachter
aan te stellen, hetzij door een verzoek tot de be=
treffende autoriteiten te richten om de gemeente
tot een standplaats te maken van een rijks»
veldwachter. En dat alleen omdat de jeugd en
voornamelijk de jongelui van 15—22 jaar het
zóó bond maakte dat de rustige burgerij er
groote hinder van ondervond.
Door den raad van nog een andere gemeente
werd een adres behandeld van een plaatselijke
schoolcommissie, waarin verzocht werd in de
politieverordening een rookverbod voor de
jeugd onder bepaalden leeftijd op te nemen.
Het bleek daarbij dat de hope des Vaderlands
zich zelfs niet ontzag toonbankladen te lichten
om zich aan de geliefkoosde sigaretten «rookerij
naar hartelust te kunnen onthalen.
Deze voorbeelden zouden met meerderen
kunnen worden aangevuld. Ieder onzer weet
er uit eigen omgeving wel van te vertellen.
Nu ligt het niet in onze bedoeling dien
goeden ouden tijd met zijn»bravc Hendrikken®
te verheerlijken ten koste van onze moderne
jeugd. De zonde en ook de jeugdzonde woont
in het hart der menschen van den vroegsten
tijd af. En ook onze vaderen zagen geen
mogelijkheid de roede voor den rug der jon»
gens te sparen.
Doch wat wel frappeert is dat de jeugd haar
ondeugden en zonden veel meer schaamteloos
verricht dan dat dit in vroeger jaren het geval
was. Het ontzag voor ouderen en meerderen
is bij velen verloren. Men schaamt zich niet
meer over het kwaad en vreest hoogstens nog
de gevolgen indien het kwaad aan het licht
komt, de straffen.
En nu ligt het zeer zeker op den weg der
overheid en ook op den weg der plaatselijke
Overheden om het publieke kwaad dat de
jeugd verricht zooveel mogelijk tegen te gaan
en niet alleen zoo veel mogelijk preventief op
te treden doch ook te doen wat in haar macht
ligt om op het publieke terrein opvoedkundig
op de jeugd in te werken.
En spreekt het vanzelf dat hoe slapper de
volksgeest in dit opzicht werkt hoe strenger
de plaatselijke overheid dient op te treden en
niet nalaten mag om alles wat in het publiek
het zedenbederf en de algemeene jeugdverwil»
dering in de hand zou werken, tot een mini»
mum te beperken. Zoo noodig mag de.Overheid
zelfs niet voor de strengste maatregelen terug»
deinzen.
Doch wat ons bedenkelijk voorkomt is, dat
men het in steeds breeder kring er op toe gaat
leggen om de taak der ouders op de schouders
der overheid te leggen.
Wie de zaak dieper inziet moet toegeven,
dat de groote oorzaak van de jeugd ver wilde»
ring in een gebrek van het gezinsleven ligt.
De ouders zijn de verantwoordelijke personen
voor de daden hunner kinderen. Zij hebben
toe te zien op het leven hunner kinderen. En
alle organisaties die werken op het terrein
van de jeugd met het doel de jeugdcriminaliteit
en de jeugdverwildering tegen te gaan en op»
voedend werkzaam te zijn, zijn een scherpe
aanklacht tegen de grove nalatigheid der ouders
In het gezin ligt de diepste oorzaak van
het kwaad dat we boven beschreven. En zoo»
lang de slapheid en lamlendigheid van vele
ouders geen plaats maken voor scherp toezien
op de jeugd en een gebruik maken van de
tucht voor de jeugd zullen alle middelen wel»
ke door derden hetzij overheid of particuliere
bonden aangewend worden het verontrustende
kwaad nooit in zijn wortel aantasten.
Toen onlangs ook in een raadvergadering
door sommige leden de middelen welke de
jeugdverwildering doeltreffend zouden kunnen
bestrijden, werden besproken, wees de burge»
meester er zeer terecht op, dat de grootste
fout bij de ouders schuilt.
Het was een kras staaltje dat deze burgemees»
ter aanhaalde, toen hij vertelde, dat hij in een
avondgodsdienstoefening gedwongen was on»
der den dienst het kerkgebouw te verlaten
om de jeugd, die den dienst door haar wild
rumoer en groot lawaai schier onmogelijk
maakte, te verwijderen en het daarbij zijn
aandacht trok dat verschillende ouders van
deze lawaaimakers mee de Godsdienstoefening
bijwoonden.
Men vraagt zich af hoe zulke dingen moge»
lijk zijn.
Maar ze gebeuren en intusschenjwordt de
plaatselijke politie verweten dat ze niet beter
toezicht houdt.
We herhalen hetook vroeger leefde de
zonde in het hart der jeugd, maar onze vade»
ren spaarden ook de roede niet.
Wij zullen moeten terugkeeren naar de tucht
in het gezinsleven, anders is dit kwaad niet