voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. CENTEN KUB 13 - ML 4MB Antirevolutionair Orgaan RESTAURANT IN HOC SIGNO YINCES Hoestsiropen voor Kinderen No. 3088 ZATERDAG 24 JANUARI 1925 39STE JAARGANG Op den Uitkijk. H. SCHREURS W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers EERSTE BLAD. Staatsloterij Reclame-Mededeelingen. Waar kunt gij in Rotter dam het beste eten Rotterdam. Alom bekend voor de beste keuken. Matige prijzen. Dagelijks versche Zeeuwsche Mosselen. Moderne inrichting. Aanbevelend, DE SOCIALE KWESTIE. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent hij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruènte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 99 99 Het was wel te verwachten Die anti's hebben 't weer gedaan Nauwelijks heeft minister Colijn een, toch immers zeer gematigd ontwerp ingediend tot afschaffing der Staatsloterij of spot en hoon braken los. Och, dat zal wel zoo blijven. Wat Links doet is altijd goed. Als men daar, om maar iets te noemen, 't geld van allen neemt, om er voor het volk „brood en spelen" van te bekostigen, dan zijn de anti's oudbakken, verschrompelde zielen, omdat het hün geen eer is voor andermans pleziertjes Ue betalen Maar als zij iets voorstellen: Afschaffing der staatsloterij, Dat de overheid zich zal terugtrekken van een terrein, waar zij niets te maken heeft Sta dan maar >vast Zulke zedelijkheidsapostelenDie meenen met de Wet in de hand den mensch braaf te kunnen maken Die meenen met den sterken arm het kwaad te kunnen uitroeien Zulke huichelaars i Zelf knijpen ze de kat, edoch in 't duister en als een ander in 't volle, eerlijke daglicht een kansje vragen wil, of de fortuin hem gunstig wil zijn, dan wordt het nem beletZulke drij vers Zes honderd duizend gulden brengt de Staatsloterij in de schatkist; veel is 't niet, maar 't is licht meege nomen, niet? Waarom zullen we die dan onszelf ontzeggen Waarom zijn wij vóór afschaffing? Omdat spelen om geld, of in 't al gemeen om winst, zonde is. Gods ordinantie luidt, dat wij door arbeid ons brood zullen verdienen en niet zullen trachten door het spel ons in komen te vermeerderen. Spel verrijkt het volk niet. Met geen enkelen rooden duit. Het verplaatst eenvoudig 't geld. Uit den zak der vele medespelers in den buidel van wie het spel op touw zetten en van hun helpers en in de portefeuille van de enkele „gelukkigen." Arbeid brengt voort, produceert. Spel is zoo dor als de zandwoestijn En, stel eens, dat het volk zich meer en meer aan den arbeid onttrok en met „spel en drank" zijn dagen sleetzijn voorlaatste kwartje uitgaf voor 'n borrel en zijn laatste voor een lootje, wei dan roeide het zichzelf uit. En daarom, zelfs voor hen, die van zonde niet weten willen is de drank een kwaad en is het spel een kwaad, omdat door beide de volkskracht wordt verteerd. O, Zeker 1 er is verschil van graad. De man, die te Monte Carlo 'n for tuin aan de speeltafel vraagt is veel verder afgegleden op den verkeerden weg, dan wie in hoop op „geluk" een „twintigje" koopt. Maar op dien verkeerden weg staan ze altebei. En daar hoort de Overheid niet. Let er eens op, hoe inkonsekwent onze tegenstanders zijn Daar hebt ge b.v. de socialisten. Als het er op aankomt, de loonen vast te stellen van de arbeiders in een publiek bedrijf, dan zegt zijDe Over heid moet een voorbeeld geven aan de particulieren 't Is nog niet in de eerste plaats om die één of twee centen méér in t uur, maar om den grooten, zede lijken invloed van het voorbeeld te doen, als de arbeiders zeggen kunnenziet ge? Dat acht de Overheid een billijk loon te zijn Maar nu komen wij. En wij zeggen onder meer „'t Is niet in de eerste plaats gemunt tegen dat zoogenaamd „onschuldige" twintigje, maar 't is om ht goede voor beeld, dat de Overheid behoort te geven, door zich van al dat gokken, ook in den allerzachtsten vorm, verre te hou den, Dan jouwen diezelfde menschen ons uit. Maar is hier dan geen gevaar? Zelts die „onschuldige" Staats loterij heeft geregelde spelers gekweekt, die hartstochtelijk aan hun spel ver slaafd zijn en geen trekking overslaan en niemand zal zeggen, waar hij ten slotte met dien hartstocht belandt. Net zoo min als men van den dronkaard zeggen kan, waar hij zijn eerste borrels leerde drinken. Tenslotte wordt ook dit gezegd: „Staatsloterij is veiligheidsklep. De menschen willen spelen, als nu de Staat zélf de gelegenheid opent, dan heeft ze vanzelf ook toezicht op de zaak en kan ze tegengaan, dat het volk wordt bedot en geplukt." Is dat nu een redeneering Omdat er van die lugubere kroegjes zijn waar men de klanten bocht voorzet, moeten we daarom de Staatskroeg hebben, waar de werkman zijn twee borrels daags „netjes" en onder Over heidszorg en toezicht drinken kan En wat zou moeder de vrouw wel zeggen, als hij opmerkteJa, Kee die borrels komen mij toe, heeft niet de,Staat zelf de kroeg gebouwd? Omdat er in de Oost zoo ontzettend geknoeid wordt met de opium, moeten we daarom de Staatskit hebben, waar men zijn zuigpijp gevuld krijgt met zuiver spul tegen civielen prijs Om van een Overheidsbordeel nu maar te zwijgen, de Franschen heb ben ze, als men weet, voor hun soldaten ingericht aan de Roer Ook hier, zekergroot verschil in graad. Doch 't komt op 't wegen aan. En dan zeggen weZélfs met een schijnbaar vrij „onschuldig" beginsel van het kwaad, de Overneid hebbe er geen gemeenschap mee. Nadruk verbodea. Het dorpje We i d u m werd genoemd. De naam ging door de geheele pers. Menig blad mocht er dan slechts een «be» richtje« over hebben, sommige kranten zagen in wat daar gebeurd was 'n symptoom, d. w. z. iets van verdere strekking dan 't geen men precies voor oogen heeft en ze handelden iets meer in den breede over deze zaak. We i d u m heeft z'n pastorie verkocht. En herinner ik me wel, dan is voor een som van tusschen de vijf» en zesduizend gul» den de burgerlijke gemeente eigenares gewor» den van het groote gebouw en zal het tot een «Tehuis van ouden»van=dagen« worden ingericht. De kerkelijke gemeente wou er af. «Wat dóén we er mee werd gevraagd. »'n Dominee hebben we niet meer en zoo» als 't nü staat, krijgen we dien niet ook en dat is ons bést, want we kunnen heel goed zónder; wat zullen we dan dat doodsche woonhuis daar renteloos laten staan, het is duur van belasting en onderhoud en we willen er veel liever kf.« Preeken doen de ringdominees wel. En al werd daar nu 'n eind aan gemaakt, of al werd het als r e g e 1 afgeschaft, nóg geen zorg, we kunnen dan thuis b ij de warme kachel, als we willen wel't feuilleton van de krant of eenige róó»man lezen 't Komt toch vrijwel op 't zelfde neer. Want onze moderne dominees hebben ons nu zoo lang voorgepreekt, hoe eigenlijk geen mensch zeggen kan óf er en wat er waars in den Bijbel is, dat er in 4e krantditteratuur allicht zooveel »waarheids»elementen« zijn, als in wat ze dan noemen de Schrift. 'n Smid, timmerman, zadelmaker en ook 'n dokter of 'n notaris heb je n o o d i g in je leven die kun je niet missen, maar de dominee is luxe't leven gaat zonder hem er even goed om door, en als 't uit is en er moet begraven worden, dan komt er wel 'n dominee van elders, voor een begrafenis zeggen ze niet gauw neen I en anders is er wel een »leek«, die den «voorgang® nemen wil en te allerlaat» ste al zal men dat uit 'n laatste overblijfsel van piëteit alleen maar dénken voor 'n begrafenis zijn de kuilgravers en de dragers beslist noodig, maar als 't dan moet, dan komt de gestorvene zonder dominee er bij tenslotte net zoo goed onder den grond. 't Hoofddoel wordt toch bereikt. En zeg nu niet dat i k het wat grof en ruw zeg en schilder 1 Neen, precies zóó was de gedachtengang van den correspondent uit Friesland, die 't eerst in de N. R. C. voor dit geval schreef. Ja, zelfs zijn woorden, ik heb ze niet meer bij de hand, maar er bleef me 't een en ander van in 't hoofd hangen heb ik hier en daar gebruikt. Zóó mag men dus aannemen is ongeveer de «ligging® van die pastorie»verkoopers en dus dominee»afschaffers te Weidum. Zal ik daar nu uit de hoogte de staf over breken en die menschen ten toon stellen, als hebbende alle religie uitgeschud Neen, ganschelijk niet. Een gansch andere toon past hier. De toon van het diepste medelijden. Geen verhoovaardiging, doch diepe deernis. Neen, zij weten het niet, zij voelen het niet, die menschen, want dan zouden zij 40 cent per regel Mffnhardt's Borsthoningsiroopf 0.60 Mijnhardt's Thijmsiroop I 0.75 Anga«siroop (ook bij Kinkhoest). f 1.75 Bii Apothekers en Drogisten IN er wel anders onder staan, zij hebben er niet de minste notie van, hoe nameloos arm zij zijn in geestelijk opzicht. Niet, wijl ze geen pastorie hebben. Zelfs niet, omdat ze geen dominee hebben We kennen gemeentjes, zoo klein, dat men er wel nooit een eigen pastorie en een eigen dominee hebben zal en waar men toch zoo onuitsprekelijk rijk is omdat men er Chris» tus heeft. Arm is, wie dien niet heeft. Laten we dit echter goed verslaan. Er is zooveel naam»christendom. Daar kan niet vaak genoeg en niet ernstig genoeg de nadruk op worden gelegd 1 Als wij de orthodoxe belijdenis van den Christus vast» houden, dan is dit van groote beteekenis, wan wij staan allerminst aan de zijde van hen, die zeggen Och I die geschreven en geformuleerde belijdenis, dat is allemaal doode letter, ver» standswerk. En als men de Drie Formulieren van Eenigheid onderschrijft, ,dan is dit in onze oogen van zeer veel waarde, als zuiverste uit» drukking der Waarheid Doch daarmee heeft men C h r i s tu s nog niet. N.l. den Heiland voor zijn eigen hart. En alleen dan is men rijk. Want de Formulieren in rijk linnen band, ja de gansche Heilige Schrift met verguld op snêe, d i e maken op zichzelf ons niet rijk we kunnen er nameloos arm bij blijven, met in geestelijken zin geen draad aan 't lijf en geen hap voor den honger, ze maken alleen rijk omdat zij van denChristus getuigen en in zoo verre wij dien Christus a a n n a» men. Altijd weer moet dit herhaald. Altijd weer moeten we elkander in deze richting vermanen. En altijd weer ons zélf nauw onderzoeken, of wij werkelijk rijk of slechts schijnrijk zijn. Zie, dit moet eerst weer uitgesproken hier moest eerst weer de nadruk op gelegd, doch dan kunnen we ook den tegenstander, die er zoo luchtig over spreken en schrijven kan, als over een interressantreligieus»verschijnsel«, ernstig vragen Maar vóélt gij dan niet, hoe nameloos arm en ongelukkig uw moderne vrienden en leeraars die menschen, nu niet alleen op deze bepaalde plaats, maar 't gansche land dóór hebben gemaakt? Ik zwijg nu maar van de eeuwigheid. Niet, omdat deze niet van de allerhoogste beteekenis zou zijn, maar wijl de moderne en wij elkaar toch niet zouden verstaan. Ik neem dit tijdelijk leven. En dan zal elk ernstig«religieus «modern® mensch toch moeten toegeven, dat het leven in die streken waar het modernisme de men» schen geestelijk dood heeft gepreekt, ontstel» lend laag en vlak is en platvioersch en dat het er als hoogste stelregel heeftLaat ons eten en drinken, want morgen sterven wij Neem b.v. de werken van Heynes en lees «Kinderen Noord»Hollands« en vraag uzelven af, of dat nu waarlijk het ideëele leven is voo„r den menschdat leven van brood en en geld»verdienen, van bedrog en leven»naar» het»vleesch 1 En waarlijk deze schrijver over» dreef niet, want allerlei andere schrijvers, die van modern»religieuse levensopvatting niet het minstgetuigen in denzelfden geest. Het geloof is uitgebluscht. En daarmee de hoop, ja elk ideaal. Men leeft voor dit kleine poosje aardsch bestaan en al het denken en peinzen en ploe» teren is alléénlijk, om daar uit te halen, wat er in zittot men vroeg of laat in de kist gaat en dood is dood. Ook het platteland, hier en ginds, ontkerkt De N. R. Ct., den wijzen neus in den wind, meent dit gemakkelijk uit natuurlijke oorzaken te kunnen verklaren en zegt er (Avondblad 9 Jan.) onder meer van «Sinds het moderne verkeer ook den ge» rusten landman mobiel maakt en de steden haar uitloopers steeds verder naar buiten uitstrekken sinds de dorpelingen in de stad school gaan en soldaat zijn en mee optrek» ken naar vergadering en betooging en sinds de stedeling zich als forens neerzet te mid» den van boeren en visschers, bestaat er een sterke wisselwerking tusschen stad en land. En de boeken, kranten en tijdschriften de telefoon en de auto en niet te vergeten de draadlooze hebben het platteland vrijwel gedenatureerd en men heeft met deze proef» ondervindelijkheden rekening te houden®. De oude, dwaze vergissing Alsof die uiterlijke omstandigheden ontker» stening en ontkerking zouden teweeg brengen Dan hebben het de stedelingen gedaan en de boeken, en de kranten en de tijdschriften en de telefoon en de auto en vooral ook de radio Gij dwaalt en raaskalt onzin. Waar men Christus heeft en rijk is in Hem, daar zal men dit alles gebruiken met dankbaar» heid en het, de radio inbegrepen, trachtenjin dienst te stellen van Z ij n zaak. Neen, niet de krant en de telefoon hebben hier en ginds het dorp ontkerkt: Dat hebben uwe moderne dominees gedaan. Die preekten van deugd en plicht. Met Paschen den lof zongen van 't vroeg opstaan en met Kerstmis over de krib, en 't vee en het voeder spraken maar zwegen over dat Kind en wat het was voor oud» eu nieuw» Israël Ach, ja zij hebben het eerlijk en goed be» doeld, zij zochten de geestelijke verheffing van het volk op hün manieren het slot is, dat het volk hen schrapt van de lijst der noodzakelijkheden en als de laatste hunner is heengegaan de pastorie achter zijn rug ver» koopt. En wat nu, jabegrijplijk maar toch ook zoo ontstellend is Dat de moderne toeschouwer er niet koud of heet van wordtHet is een «verschijnsel*, die ontkerking hier en ginds van stad èn plat» teland, es zien, wat dit worden wil? Of, zooals haast zei ik c y n i s c h 't slot luidt van 't artikel in voorgenoemde N. R. C. «De ontkerkelijking van het platteland naast die van de steden behoeft niet te openbaren, dat men zoowel hier als daar buiten de religie is geraakt, maar overtuigt wel, dat de religie anders is geworden, en dat deze nieuwe religie zich in vele gevallen niet langer dekt met het traditioneele geloof der kerk. Of deze universeele wijziging ook ten plattelande tot een ingrijpende kerkher» vorming zal leiden, dan wel dat zij de kerk tot volslagen ondergang zal doemen, blijve aan de toekomst overgelaten*. M. a w.Es kijken wat er in dat potje wel koken wil I En daarom ook ten slotteLaten w ij er toch anders onder staan I De nood, de geestelijke nood, die soms in naaste omgeving zoo groot kan zijn, wege ons op de zieións, persoonlijk, en de Kerk als het lichaam van Christus. Late die Kerk nooit, zelfs niet de verst afgedwaalden los Tijd en wijze moeten worden gezocht Maar altoos weer moet de Kerk hen trachten te naderen met de vraag, waarmee Merle d'Aubygné mevrouw Groen van Prinsterer naderde Zijt gij bereid om te sterven en voor God te verschijnen wat het middel was eerst tot haar bekeering en daarna tot die van haar echtgenoot. Als Gods Geest dien arbeid zegenen wil Dan kan zelfs de allerdorste geestelijke woe» stijn nog bloeien als de pronk van den Jor» daan!UITKIJK. ii. De geschiedenis van het arbeidsleven, van het leven der lagere volksklassen spreekt van jammer en ellende Neem de meest uiteenloopende geschied» boeken over de staathuishoudkunde, zij spre» ken u op bijna elke bladzijde van den nood» toestand, die er heerschte onder de arbeiders» bevolking. Zij spreken van het groeien en het overwicht nemen van het kapitalisme over den arbeid, van de groot»idustrie, van de opeenhoping der arbeiders in groote steden, van de over» productie, van de bestaansonzekerheid der arbeiders, van de stij ing der landprijzen, van verminderde opbrengst, 't Is één en al groote arbeidersellende. Vrouwenarbeid, kinderarbeid, overmatige werktijden, lage loonen, arbeiders» kroost dat dom gehouden werd, een weg» kwijnende gezondheid in geheel het arbeiders» gezin. Neen we overdrijven niet. De sociale nood van den arbeidersstand is verschrikkelijk, is schandelijk geweest. De sociale nood in het midden der vorige eeuw schreide ten hemel. Wie ons van overdrij ving wil beschuldigen make eens kennis met ver» schillende geschriften uit dien tijd, die leze eens over de enquête van 1842 en die van 1862 toen aan het licht gebracht werd, onder welke ontzettende toestanden een groot deel der bevolking leefde. En in ons land is het niet minder erg geweest b.v. met de vrouwen» en kinderexploitatie. Niet alleen in de dag» uren maar ook in den vroegen morgen en laten avond. Wat was eigenlijk de oorzaak dier ellende Uitsluitend en alleen de prediking van de absolute vrijheid. De theorie van sommige staathuishoudkundigen, die langen tijd is toe» gepast geworden n.l. «ieder kent zijn eigen belang«, ieder zoekt zijn eigen belang«, en «ieder kan zijn eigen belang het beste bevor» deren«, dus onthoude de Overheid zich van het stellen van wettelijke regelingen in het sociale leven. Sinds de middeleeuwen had de wereld van den arbeid haar eigen organisatie gehad. Nauwkeurig werd de voortbrenging der pro» ducten geregeld. Er werd zorg gedragen voor de opleiding van nieuwe arbeiders, maai ook hier was het aantal bepaald. Elke tak had zijn eigen verordeningen en organisatie. Prijzen zoo goed als het loon waren bepaald. l)at was de rijpe vrucht van het gildenwezen. Jammer slechts dat, gelijk we in ons vorig artikel reeds betoogden, de gilden de kracht en de soepelheid misten om zich bij de zich wijzi» gende omstandigheden aan te passen. Het leven veranderde. Men vroeg om ver» heffing van het levenspeil De afzetgebieden werden grooter en men gevoelde de belem» meringen van den gereglementeerden arbeid, die de groote vlucht van den welgestelden stand tegen hield. Vooral landbouw en nijver» heid konden niet in die mate deelnemen aan de welvaart, gelijk men het wel wenschte, De oplossing was toen gauw gevonden «Vrijheid van den Arbeid«. En zoo werden de banden verbroken. De organisatie der gilden werd definitief en absoluut opgeheven. In Frankrijk in 1776, in andere landen niet veel later, en in de algemeene beginselen van de staatsregeling van 1898 voor ons land, leest men het volgend artikel«Bij de aan» neming dezer staatsregeling worden vervallen verklaart alle gilden, corporatiën, of Broeder» schappen van neeringen, Ambachten of Fa» brieken«. Ir 1802 werd de toestand voor de arbeiders nog ongunstiger. In de praktijk werd onder zekere voorwaarden de patroonsorgani» satiën nog toegelaten, maar de arbeidersver» eenigingen werden verboden. De Overheid stelde zich dus aan de zijde van de patroons,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1925 | | pagina 1