r I voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Rechtzaken PUROL wm W fV% Antirevolu tionair Orgaan Lm IN HOC SIGNO VINCES Ir DHUIS *nhank No. 2075 WOENSDAG 10 DECEMBER 1924 39STE JAARÓANG TU 'TICIENS <fe iDAM Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers Reclame-Mededeelingerir Uit de Pers. Land- en Tuinbouw. 1 ifi li EN HAAG ILEWSTR8AT 12 -14 ELEF. 13435 ZIJ» „EN 3R» IN IN» •gjaf: >E» 1 ui a 1EN o) •kerk «HmaBHiw ON 226 1 ÏN PROVISIE I ierd M iT CELIER HfilYIELSOIJK" den aan leden aars. Ze neemt pCt. 's-jaars, Voorschotten aangevraagd leden van het id tot inbreng- i gelden eiken nü van 6-8 uur isier D.JÖPPECZ, 23842 Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent hij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Kleine Plooi. Feitelijk begon reeds de stembusstrijd. Reeds thans toch is 't zoo, waar een re» denaar van beteekenis publiek optreedt om te spreken over politiek, daar gaat het over ac stembus, die over zeven maanden open gaat. Het is »van 't goede te veel«. Maar zoo zijn wij, Nederlanders We doen er graag onzen tijd over. In Engeland is zoo'n storm binnen de maand opgestoken èn beslist, maar bij ons gaat lang» zaam zéker. Nu heeft dit ook iets mee De stem kan op deze manier met de grootst mogelijke securiteit worden uitgebracht, want o.ien kiezer of kiezeres kan bij zóó lange voorbereiding meer zeggen, dat hij (zij) niet weet, waar 't om gaat En kleine plooitjes, dat is ook iets waard, kunnen tijdig recht gestre» I en worden. Eén daarvan laten we hieronder zien. Protest. Dit kunnen we wel zeggen, dat de beide grootste sprot, chrpartijen, n.l. de antire» volutionaire en chr. historische partij al heel weinig reden hebben tot onderlingen strijd. Alleen waar deze mocht vertroebeld worden door 't »kerkje« er bij te halen kan strijd mtstaan, maar anders staan we op verreweg ae meeste punten naast elkaar. We achten dit een voorrecht. De tijden zijn waarlijk te ernstig voor broe» dertwist. En daarom zou 't ons zoo spijten, als er een misverstand rees en werd uitgebuit, dat ;ot scherpe woorden aanleiding geven kan. Wij bedoelen het volgende In meer dan één C. Hist, blad wordt ge» zegd, tot de ambtenaren, inzake hun salaris» sen, dat ministtr Colijn die zaak verkeerd aangepakt heeft»bij 't verkeerde eind«, zei de heer Snoeck Henkemans te Almelo. Hij had, ook inzake art. 40, de ambtenaren door "verleg moeten overreden en de Chr. Histo» nschen zijn, ja! tenslotte met hem meegegaan, omdat zij het kabinet niet wilden laten vallen, maar niet omdat zij 't met Colijns optreden zoo van harte ééns waren. Tegen deze wijze van optreden nu rijst on= zerzijds protest en wel op de gronden, die hierna worden aangegeven. V Drie punten. Scherp gesteld, staat de vraag zóó Is aan de ambtenaren onrecht gedaan, ja of neen Ja, zeggen velen hunner. Wij zijn 't niet met hen eens, maar kunnen toch wel begrijpen, dat voor hen «zuiver zicht« hier moeilijk is. Maar wat zeggen nu de Chr. Historischen op die vraag Is er onrecht begaan Ja?dan hadden zij om 'nog geen drie kabinetten en geen tien ministers vóór mogen stemmen, want vóór stemmen als men overtuigd is dat onrecht geschiedt, is veel erger dan wanneer men meent dat iets recht is. Neen Is er géén onrecht geschied Dan moesten de heeren Snoeck Henkemans c s. eens zeggen, wat de minister had moeten doen als hij bij vriendelijk overleg van de ambtenaren eens géén instemming had kunnen krijgen tot de salarisvermindering, die onver» mijdelijk was, om tot de Sluitende Begrooting te komen. Nooit is daarin 'n weg gewezen. Maar dan gaat het ook niet aan, nu van achter tegenover de ambtenaren den schijn aan le nemen alsof er een |andere weg geweest ware, terwijl toch óók de Chr. Historischen hun hetzelfde totaal van de salarissen zouden afgeknepen hebben, óf de verantwoordelijk» a:id voor een blijvende open kankerplek op de Begrooting hadden moeten aanvaarden. En in de derde plaats Als dan Colijn, volgens deze heeren, de zaak der salarissen zoo geheel van den verkeerden kant heeft aangepakt, dan rijst onwillekeurig in t hart van de getroffenen de vraag, of soms de Chr. Historischen, als men hen steunt, nog verandering en gedeeltelijk herstel weten aan te brengen Daarvan echter blijkt niets. Ongetwijfeld zal elke Regeering, die komt de zaak der salarissen ter harte nemen en waar onbillijkheden, die er zijn duidelijk worden, daarin voorzien, indien de omstandigheden 't maar even toelaten. Maar zich ergens toe verbinden Dat zal ook geen enkel Chr. Hist, staatsman doen. Maar wat practische beteekenis, waar ook de Chr. Historischen den heer [Colijn in alles heb* ben gestéünd en dus precies net 'zoo goed verantwoordelijk zijn voor den gang zaken, als wijwat practische beteekenis heeft het dan om te zeggen: Ja, maar! wij zouden het toch anders hebben gedaan Rake zet. Die zet van mr. Rutgers was raak Och, zei hij, wij antirevolutionairen zijn waarlijk niet zoo belust er op, om minister te zijn wat door een der sprekers scheen be» schouwd te worden als een ideaal, dat een partij koesteren mocht «Minister zijn en minister blijven, scheen als men den heer Schaper hoorde, wel het heerlijkst te zijn, wat er is«. Inderdaad, Schaper nu daargelaten, van meer dan één der »roode« leiders, teekent mr. Rutgers hier het juiste beeld. Of 't hun héél erg bevallen zou? 'k Vrees, eer we een jaar verder waren zou er een leider of woordvoerder opstaan met de klassieke verwensching, dat»ie meer dan één van die ministers weieens van hun zetel wegtrappen wou. V Juist opgemerkt. In de Kamer, sprekende over de positie der A R. partij, zei mr. Rutgers o.m. «In deze Kamer- heeft de rechterzijde en heeft de Antirevolutionaire Partij voort» durend het spit moeten afbijten. Dat gold bij de bezuiniging, dat geldt ook wanneer het gaat over de eischen, der defensie. «Voor ons is het allerminst bevredigend, dat wij altijd in dï vuurlinie staan. Wij hebben een onevenredig deel van de verantwoorde» lijkheid voor het werk, dat in het belang van den Nederlandschen Staat behoort te geschieden. Niemand kan dit tegenspreken. Twintig jaar geleden was 't met Kuyper al zoo Nü weer heet het van letterlijk alles: «dat heeft Colijn gedaan't Is soms net, alsof die andere ministers en die andere par» tijen van Rechts door Colijn als circus=leeuwen worden voortgezweept 1 Waarlijk, om eer of voordeel heeft onze partij die plaats in de vuurlinie niet te be» geeren, wij krijgen altijd 't eerst en 't meest op onzen kop. Waarom dan niet ons teruggetrokken Omdat we van Godswege geroepen zijn te zoeken het belang van het geheele Neder» landsche volk. V Mö niet gloo nie. In zijn bekende «Kip»ei=voer«»brochure, heeft De Miranda 't ook over de socialisatie, waar» van hij merkwaardige dingen zegtzoo b.v. «Ik acht het niet onwaarschijnlijk, dat men zich in een gesocialiseerd bedrijf tijdelijk met een lagere belooning tevreden zal moe» ten stellen. In de eerste periode van gesociali» seerde bedrijven, wanneer ongetwijfeld sterke prikkel van het particulier initiatief zal zijn uitgeschakeld, is een verlaging van het le» venspeil zeer zeker. De collectieve kracht, in de plaats van het initiatief tredend, zal ge» ruimen tijd noodig hebben om zich in vollen omvang te doen kennen. Doch zouden we daarom moeten versagen Is de ideëele kant van de zaak niet veel belangrijker Dat komt dus kort gezegd hierop neer De arbeiders moetender maar op rekenen, dat ze hóé dan ook het loon en de arbeid geregeld worden in den eersten tijd en ik vyeet niet hoe lang, allicht en dunnere boter» ham en nóg minder dik belegd, zullen eten. Daarin echter ziet De Miranda geen bezwaar. Dat is maar de materiëele zijde der zaak. Er is ook een ideëele 1 En die zal alles goedmaken. Déze n.l. de verheffende gedachte, dat de arbeiders dan niet meer voor de »uitbuiters« werken, maar voor de Gemeenschap Die ge» dachte zal hen bezielen tot hun arbeid, sterken bij hun taak, doen fluiten en zingen onder 't werk, met elke minuut doen woekeren die zal hun de boterham verdubbelen en spek en kaas zijn op hun brood Ach, ja 1 De Miranda heeft er zijn gemeente» arbeiders eens op aangekeken, van wie hij vroe» ger geklaagd heeft«In gemeentedienst con» serveert men zich zooveel mogelijk« en hij heeft bij hen het idealisme zien gloeien door hun werkpak heen. En dies gaat hij met on» wankelbaar vertrouwen een socialisatie»toe» komst tegemoet. V' Spotter. Schaper bleef netjes, dat is waar. Hij wees er op, dat 't in de A.R. partij óók niet altijd in elk opzicht koek»en»ei is, zoo onder elkaardat daar óók weieens ver» schil van meening heerscht. Mag»ie gerust zeggen. Als 't anders was en de een nóóit een stem tegen den ander ophief. wel 1 dan zou 't het kerkhof zijn 1 Maar Duymaer had ook weer gelijk, toen=ie zei: «Ze zijn bij ons de kwaadste niethij wilde zeggen met andere vergeleken, dan is bij ons de onderlinge verhouding bést. Toen kwam Duys er bij. Die zou ze 's even laten smullen «Ze zingen bij jullie óók niet altijd Dat 's Heeren zegen op u daal,voegde hij den heer Duymaer toe. Nietwaar, de Bijbel er bij Spottend een rijmregel aangehaald; dan word»ie pas goed 1 40 cent per regel. MOND. ADVIES fl 1.» Alle zaken behandelt het Bureau voor Rechtskundige Hulp Haagscheveer 5 (bij Hofplein) Telefoon 11862 Rotterdam Kantoor van 10-8 uur. Geen Bijkantoren Ruwe en Schrale Huid DOOS 30, 60, 90 Cent. Bij Apoth. en Drogisten. Pharm.Fabr A.Miinhardt W Zeist Uit Ouden Tijd. Weinig nieuws onder de zon De «fascisten®, zal men zeggen Die zijn dan toch wél nieuw? Zij, en hun Nederlandsche vertegenwoordi» gers, de actualisten, die thans 'n eigen blad, de »Vaderlander« uitgeven gaan 't Mocht wat, ze zijn al oud. Tenminte in ons vaderland. In den vorm en in bijzaken mogen ze gewij» zigd zijn, maar in 't wezen der zaak hadden we ze een halve eeuw geleden ook almen» schen met diepe verachting vervuld voor 't Parlement en 't heele parlementaire stelsel, waaraan ze zoowat alle kwaad weten, dat er in den lande was, terwijl ze heil en heul zoch» ten bij een dictator, die zijn wil eenvoudig met macht en geweld oplegde aan het volk. Dit onderscheid was er alleen De «fascisten® van thans gaan den Koning voorbij en leggen de macht en het dictator» schap zelf in handen van Mussolini, onze «actualisten® van een halve eeuw terug wensch» ten als dictator niemand minder dan Koning Willen Drie. En dat ging onder vromen schijn, In den Bijbel waren ze thuis! v Alleenlijk werd die vaak erg zonderling uit» gelegd. Vooral vonden de woordvoeders aanhang destijds onder de zoogenaamde Neo»Kohlbrug» gianen en hun ideeën plantten zij vooral voort door de dus geheeten »Keezenblaadjes«, die niets te maken hadden met de »Keezen« der achttiende eeuw, maar die hun naam daaraan ontleenden, dat de blaadjes veschenen in den vorm van samenspraken, die door zekeren heer Bernardi werden uitgegeven en waarin »Kees« vooral een hoog woord had. Ziehier, wat Jan en Kees bepraten Kees. Ik wed, dat ik wel raden kan, wat gij graag zoudt willen. Je hebt zeker den 12en Mei op het oog [het 25=jarig regeerings» feest van Willem HE Red.] en hebt aleens gedacht, dat het met zoo n groote mensehen» massa, als daar bijeen zal zijn, wel de moeite waard zal zijn i Jan. Om een poging te wagen, dat de Kóning tot Souverein wordt uitgeroepen. Dat meen ik... Later komen ze er nog op terug en dan zegt Kees, dat het zoo iets moest zijn als in 1672 Waarin»ie ongelijk had. 't Jaar 1672, ik bedoel nu de herstelling van den Prins, niet de Witten»moord 1 was anffsrevolutionair wat Kees en Jan willen was zuiver contrarevolutionair zij waren fascisten der 19e eeuw. Groen heeft dan ook met die lieden wat te stellen gehadhij was in hun oog weinig beter dan een Baals»dienaar, Onder Kuyper is hun invloed, dien ze voorheen wel hadden onder 't lagere volk spoedig getaand. Lijkverbranding. In de Reformatie in de rubriek «Geestelijke adviezen.Schrijft Ds. Fernhout over dit on» derwerp het volgende En dan begin ik met te zeggen, dat de wederopstanding der dooden, die de H. Schrift met zooveel nadruk leert, op zich» zelve het verbranden van lijken m.i. niet verbiedt. Verbranding vernietigt toch een lichaam niet méér dan ontbinding in het graf. In het laatste geval zoowel als in het eerste keert het weer tot stoftot stof, dat in beide gevallen dient tot opbouwing van andere lichamen van het planten» en die» renrijk via beide van menschen»lichamen En voor.de almacht Gods is het niet veel moeilijker bij zijn vertering tot asch het wezen van een lichaam in stand te houden en in den dag des toekomst van Christus zijn zicht» en tastbare gestalte te hergeven, dan bij ontbinding in het graf. In 't andere geval zouden immers de martelaren, die om Christus, wille hun lichaam aan de vlam» men prijsgaven, zich door het heerlijkst be» toon van geloof en gehoorzaamheid beroofd hebben van de hope op de wederopstan» ding des vleesches. Of we dan ergens in de Schrift met zóó» veel woorden het verbranden van lijken verboden of het begraven voorgeschreven vinden 'k Zou W. C. H. zulk een uitdrukkelijk verbod of gebod niet kunnen aanwijzen. En toch schijnt het Woord me zijn vraag duidelijk genoeg te beantwoorden. Dat antwoord ligt, dunkt me, in de eerste plaats in wat de Schrift ons openbaart van de schepping des menschen, als ze zegt, dat God ons schiep naar Zijn eigen beeld. Want al is de eigenlijke zetel van 't beeld Gods stellig niet in ons lichaam, maar in onze geest te zoeken, ons lichaam staat er daarom nog niet buiten. Naar de innige eenheid van het geestelijk en het stoffelijk deel onzer natuur zóó innig, dat het eerste om haar niet dan bij uitzondering »geest«, maar schier altoos »ziel« wordt ge» noemd, en dat een ziel zonder lichaam evenmin mensch is, als een lichaam zonder ziel, deelt het lichaam in de eere, die ons in 't beeld onzes Gods werd geschon» ken. En de Schrift, die in Adam's schepping de twee momenten van de formeering van Adam's lichaam en van de bezieling van dat lichaam door den adem Gods afzonder lijk vermeldt, zegt dan ook niet van de ziel en lichaam in de eenheid van den mensche» lijken persoon, dat hij naar den beelde Gods geschapen is. Doch daaruit volgt dan ook, dat een ge» welddadige vernietiging van 't lichaam door verbranding evenzeer een vergrijp is aan het beeld Gods, gelijk we in natuurlijken zin ook na den val daarvan nog dragers zijn, als een aanranding en verderving der ziel. De bedenking, dat we toch ook bij 't be» graven ervan een lichaam vernietigen, geldt hiertegen niet. Dat begraven toch is geen handeling, die de vernietiging bedoelt en bewerkt, maar een passief ons buigen onder het proces der ontbinding, dat reeds aan» ving. Een tweede aanwijzing van het begraven als door God gewild, schijnt me te liggen in het vonnis, dat God de Heere over Adam sprak in Gen. 3 vs. 17—19. Heel dit vonnis beweegt zich om de verhouding van Adam tot de aarde, waaruit hij geformeerd werd en waarvan hij in zijn lichamelijk leven afhankelijk bleef. Die aarde wordt om zijnentwil vervloektmet smart zal hij daar» van eten distels en doornen zal ze hem voortbrengen en dan volgt ten slotte in vs. 19 «in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde weder» keert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en tot stof zult gij wederkeeren«. Wie dit ontroerende woord indenkt, ver» staat, dat God de Heere daarin als met eigen hand Adam's graf delftdat het Adam, en in hem ons allen, het in de aarde begraven»worden om weer te keeren tot haar stof, oplegt als een over ons kiezen van de vrucht des aardrijks boven onzen God, over ons bracht. Lijkverbranding,- zoowel als lijkbalseming, die, zoo mogelijk, alle ontbinding weren moest, is een door het vleesch uitgedacht middel om aan dit vernederend vonnis Gods te ontkomen. Met deze twee gegevens der Schriftde eerbied, dien we om onze schepping naar 't beeld Gods aan 't lichaam van een ge» storvene schuldig zijn, beter nogom den eerbied, dien we schuldig zijn aan Gods recht om zélf en alleen te beschikken over wat Hij Zijn beeld indrukte en het oot» moedig buigen onder de vernedering, die ons om der zonde wil overkwam, komt de Israëlitische en de Christelijke zede overeen, die eenerzijds het lichaam eerde door het noch op 't open veld te werpen, noch te verbranden, en anderzijds in het begraven het hoofd boog voor het vonnis Gods Bij deze opmerkingen over het onderwerp, waar» over nog zooveel meer te zeggen zou zijn, laat ik het. Voor breeder belichting er van verwijs ik W. C H. en onze overige lezers naar Dr. A. Kuyper. «Ons Program«, pag. 802 v.v.Dr. Bavinck »Dogmatiek« Dl IV, pag. 654 en 773 en Groene «Lijkverbran» ding«, Utrecht 1900. V. K. F. Wat elke maand te doen geeft. le helft December) Nadruk verboden. Het werk van den boer richt zich nu meer naar binnen dan naar buiten. Toch is er, bij los weer, ook buiten nog wel wat te doen. Indien het niet wintert kan er op de zand» gronden geregeld door gewerkt worden. De stalmest wordt op den akker gebracht en uit» gestrooid, kunstmest wordt uitgestrooid, en beide worden ondergewerkt. Ook late rogge wordt in deze maand en zefs na Nieuwjaar nog gezaaid. Rogge is uiteraard wintervaster dan tarwe, maar het kan toch ook uitwinteren. De vroeger, b.v. in November gezaaide doet het niet altoos beter dan de in deze maand gezaaide. De eeiste ontwikkelt natuurlijk meer blad en dit geeft juist gevaarbij veel blad en weinig wortels verdroogt de jonge plant, terwijl de later uitgezaaide «op den korrel blijft staan«, zooals het heet, en voldoende sterk zich kan toonen tegen de wintervorst. Krijgt men van late rogge al een goed gewas, regel moet blijven om, indien de omstandig» heden het toelaten, als den besten zaaitijd te beschouwen de le helft der Octobermaand. Op vele akkers is nog wel wat te egaliseeren bulten hier wegnemen, laagten daar aanvul» len. Bij gunstig weer kunnen slooten worden uitgegraven, greppels vernieuwd of bijgemaakt; wie voor een flinke afwatering zorg draagt, verhoogt kwantiteit en kwaliteit van zijn oogst. Kan dit niet met eigen krachten geschieden, dan is een en ander een goede werkverschaf» fing men vergete hen niet, die thans zonder werk zijn en toch ook een gezin hebben te verzorgen. Zoo valt er wellicht in het eiken» hakhout wat te snoeien of te spitten of men late ook daar de slooten er om heen uithalen en de aarde tusschen het hout uitspreiden. Binnenhuis heeft men het vee, de varkens enz. te verzorgen hierover nader. Alleen willen we hier reeds opmerken, dat nog veel te weinig aandacht wordt geschonken aan goed, zuiver drinkwater. Dit is van zeer groot belang. Steeds blijkt meer, dat vele veehou» ders zich groote schade hebben berokkend door het gebruik van min of meer ondeugde» lijk drinkwater in den stal. De gevolgen hier» van openbaarden zich in onvoldoende melk» productie, vermagering, verwerpen bij drach» tige dieren enz. In den tuin. .Het grootste deel van den tuin is nu leeg, er staat nog boerenkool, spruitkool en andere kool, wat andijvie wellicht, als de vorst niet al te streng regeert. Hebt ge ook nog voor Spinazie gezord Zoo niet, denk er dan den volgenden nazomer om, dan kunt ge bij gunstig weer nog laat en lang spinazie eten, en in 't voorjaar ook weer vroeg van snijden. Leg het vrijgekomen land nu om, na eerst gemest te hebben. Het onkruid komt dan weg, en de grond vriest door. Voor vroege aardappelen en peulvruchten (doppers, peulen tuinboonen) kunt ge nu ook reeds mesten de mest verteert dan reeds en ge krijgt lekker» der aardappelen. Al wat in verschen stalmest groeit, is niet zoo fijn van smaak en ook niet zoo gezond

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 1