voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. ■oer den Jonèag Abdijsiroop Antirevolutionair Orgaan Drie Bladen. No. 3058 ZATERDAG 11 OCTOBER 1924 39ste JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES TWEEDE BLAD. Genees Uw hoest voordat het te laat is!! Alle stulclten voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers Dit nummer bestaat uit CL Onze tekst is een woord uit het be- '<fc>'kende verhaal van de ontmoeting van Jezus en de Samaritaansche vrouw. Een merkwaardige ontmoeting, daar een Joodsche leeraar zich anders niet inliet met een vrouw. Daarbij kwam, dat deze vrouw behoorde tot de Samaritanen, een vermenging van Joden en heidenen, door de Joden gehaat. Deze hielden zelfs geen gemeenschap met hen en vermeden zorgvuldig door hun land te trekken. Deze vrouw stond daaren boven niet gunstig bekend zij leidde een ontuchtig leven. Met haar zoekt de Heiland in gesprek te komen, aan haar openbaarde Hij zich, haar bracht Hij tot de kennis van het licht. Zij, de verachte en uitgeworpene, ging den farizeën voor in het koninkrijk Gods. Wat Jezus met deze vrouw sprak, is bekend genoeg. Hij spreekt tot haar, die komt om water te putten, van levend wa- <Lter> hetwelk tot in eeuwigheid den dorst lescht. Eerst verstaat de vrouw niet, watjezus daarmede bedoelt, maar straks gaat haar het licht op. Jezus toont geheel op de hoogte te zijn van haar zondig leven tot in bijzonderheden is dat Hem bekend. Hoe dat mogelijk is, wordt haar duidelijk, als [ezus zich aan haar bekend maakt als den Profeet, als den Messias. Wat Jezus haar zegt, vervu t haar hart met blijdschap. De H.G. heeft haar hart geopend voor de woorden des levens Zij keert naar de stad terug en ver kondigt daarik heb den Messias ge vonden. Velen gelooven om het woord der vrouw en komen tot Jezus en ver zoeken Hem bij hen te blijven. Jezus voldoet aan hun verzoek en vertoeft twee dagen in hun midden, hen natoer onderrichtende in de dingen van het koninkrijk Gods. Nu ziet en hoort men met eigen oogen en ooren, wat de vrouw verteld heeft. En de H.G. brengt het woord tot het hart. Veel meer gelooven om Zijns Woords wil. De twijfelaars komen tot zekerheid. Door de woorden van Jezus wordt men innerlijk over tuigd dat Hij de Messias is. Het komt bij velen tot een persoonlijk geloof in den Heere Jezus Christus als den Za ligmaker der wereld. 't Was zeker een zeldzame boodschap die de vrouw aan Samaria's inwoners bracht. Zij heeft een man ontmoet, die verklaart de Messias te zijn. En daar aan is niet te twijfelen. Hoe zou hij anders het intiemste van haar leven kennen En als zij den Messias gevon den- heeft, laat zij haar watervat achter en wordt een verkondigster van goede boodschap: „Komt, ziet een mensch, die gezegd heeft alles wat ik gedaan heb, is deze niet de Christus Daar mede noodigt zij ieder, dien zij ontmoet uit, zich van de waarheid van haar woorden te overtuigen. En velen van de Samaritanen geven haar gehoor, en gaan de stad uit om Jezus te zien. Daaruit blijkt, dat er bij deze Sama- utanen meer was dan een bloot voor waar aannemen wat de vrouw bood schapte. Ware dat niet zoo geweest, zij waren in de stad gebleven. Maar nu zij tot Jezus komen, toonen zij be lang te hebben bij de mededeelingen dezer vrouw en begeerte Jezus te kennen, 'tls meer dan ijdele nieuwsgierigheid, dat hen aan de uitnoodiging doet ge hoor geven. Uit de uitkomst, in onzen tekst vermeld, zien wij, dat een zekere heilbegeerigheid hen dreef. De Sama ritanen waren niet gansch en al onwe tend aangaande de dingen van het ko ninkrijk Gods. Zij verwachtten den Messias. Al waren zij veracht en uit geworpen door de Joden, toch werden onderhen ook heilbegeerigen gevonden. En 't was voor velen een blijde bood schap, dat zij den Messias zouden zien, die ook voor hen gekomen was. Ziethier, wat het kenmerk is van een waar geloof. Vefèn nemen als waar aan, wat van Christus verkondigd wordt. Zij hooren de prediking en volgen het onderwijs; zij twijfelen niet aan hetgeen de Schrift leert, zij gelooven, dat al wat in den Bij bel staat, zoo is. Maar daarbij blijven zijzij komen niet verder. Onder dat alles zijn zij onaandoenlijk. Er is geen ware belangstelling in de waarheid geen begeerte Jezus te kennen, geen behoefte aan zijn middelaarswerk, geen zoeken van het heil, dat Hij heeft aan- gebracht. i.e.w. er is geen komen tot Jezus, geen zich overgeven aan Hem. Laat 't tot onze waarschuwing gezegd zijn: geloof zonder komen tot Jezus is een bloot historisch geloof, een dood geloof. Al nemen wij alles, wat Gods woord zegt, ais waarheid aan, zonder dat wij ontwaken en opstaan uit onze rust, 't heeft geen waarde, 't zal ons niet baten. Met dat alles komen wij nog om. Het is niet genoeg met de belij denis der kerk in te stemmen en daar voor te ijveren. Dat alles kan nog buiten geloof in en liefde tot Jezus omgaan. Van zulk een geloof gaat geen bezieling uit. Zulk een geloof draagt geen vrucht. Is 't bij ons een waar geloof, dan kunnen wij niet zonder Jezus, dan kun nen wij Hem niet missen, dan is er be hoefte aan persoonlijke aanraking en gemeenschap met Hem. Een waar ge loof strekt zich uit naar Jezus en Zijn gerechtigheid. Hem te kennen, Hem te bezitten als zijn Zaligmaker, dat is de begeerte en bede van ieder, die den Heere in waarheid zoekt. LEEKEPRAATJES. Reclame-Mededeelingen. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- pér plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. JOHANNES 4 42. »En zeiden tot de vrouwWij gelooven niet meer om uws zeg* gens wil, want wij zeiven hebben hem gehoord, en weten dat deze waarlijk is de Christus, de Zalig* maker der wereld.» I. Wordt vervolgd sr?' Naar aanleing van m'n «praatje® dat ik met m'n vriend Piet had over Groens stand* punt betreffende ons samengaan met Rome kreeg ik een brief van iemand die zich blijkbaar nogal voor dit onderwerp interesseert. Dat deed m'n politieke hart goed. Want het bewijst, dat men van onze praatjes kennis neemtWat mij betreft, krijg ik meer van die blijken van meeleven en m'n vriend Piet denkt er evenzoo over. »Drie weten meer dan twee® zegt ie. Maar nu terzake, Wat er in dien brief stond Daar lees zelf Geachte Heer Plaatdorp Met belangstelling neem ik telkens kennis van Uw »Leekepraatjes«. In den tegenwoor* digen politieken warwinkel, waar een Baby* Ionische spraakverwarring dikwerf schijnt te heerschen, is het wel aangenaam zoo eens naar u te luisteren. Want zooals Piet zijn er nog meer »Pieten«. Ook »Pieten«, die eens gaarne hooren, of iets in de lijn ligt van Groen of Kuyper, onze groote dooden. Want och, menschen zooals ik, weten amper dat er een Groen van Prinsteren heeft ge* leefd. In mijn omgeving zijn er wel, die zijn naam vooraan in den mond hebben, en als er wat te »kritieken« is, direct weten te zeggen »Als Groen dat toch nog eens kon beleven, wat zou hij van zijn volge* Iingen zeggenWant die volgelingen, die volgelingen 1« Maar vraag je ze dan, wat Groen over het een of ander dan wel schreef, of hoé hij over dit of dat dacht, zie, geachte Plaatdorp, dan kreeg ik nog nimmer antwoord Daarom juich ik het zoo toe, dat U eens letterlijk afdrukt, vrat Groen over een bepaald onderwerp schreef; zoo b.v. over Rome! En wat zegt Kuyper daar nu van Waarom ik dat zoo vraag? Wel, verleden jaar hoorde ik een spreker, die zei, dat Kuyper in de rede »Maran*atha« zoo sterk het samengaan met Rome afkeur* de. Kuyper wilde toen dus heelemaal van geen »coalitie« weten-, In het debat zei evenwel één der woord* voerders, dat het citaat van spreker niet juist kón wezen, omdat naar zijn meening Kuyper zoo iets niet gezegd kon hebben. Later neb ik zelfs wel hooren vertellen, dat die debater gelijk heeft gehad, want dat Kuyper het heelemaal niet over een raamwerken in dat 'verband heeft, maar over een saamsmelten Nu, dat maakt natuurlijk een geweldig ver* schil Maar nu zou ik graag weten, wat Kuyper precies zegt. De spreker van toen is er in zijn repliek niet meer op teruggekomen. Ik weet dus nog niet zeker, wie gelijk heeft. Wellicht er was nog al wat volk toen dat meerderen, net zulke »Pieten« als ik en als Uw vriend, belang stellen in Kuypers eigen woorden. Wil 't me niet kwalijk nemen, dat ik U en Piet zoo in de rede viel. Als Piet dien spreker had gehoord, zou hij er ook naar gevraagd hebben, dat geloof ik vast. Uw weetgrage October 1924. VAN IJZER. Toen ik m'n vriend Piet dezen brief had laten lezen vroeg hij me »Wat denk jij van dien schrijver »Wat ik van hem denh Wel dat die vriend Van Ijzer geen »Houfen« Klaas is, die zich alles zoomaar laat aanleunen wat hem voor* gepraat wordt, 't Is er een die 't naatje van de kous wil weten, iemand wien het bovenal om waarheid te doen is en met die menschen heb ik altijd graag te doen«, zei ik. »Maar kun je hem beantwoorden vroeg Piet. Volkomen!® ze: ik. »Wat schrijf je 'm vroeg ie verder belang* stellend. »Geduldig vriendje lees jij dat nou maar es op je gemak na in »Maas« van Zaterdagavond zei ik.® »'k Beloof 't je« zei ie. En toen schreef ik het volgende aan m'n stalen vriend Beste vriend Van Ijzer, »]ij hebt het over een spreker die uit Kuyper citeerde, en daarmee kon aantoonen dat onzen grooten Christen*Staatsman in zijn leven nog tegen de coalitie geweest is. Dat kon een de* bater niet gelooven. Ja citeeren is altijd een moeilijk werk. Niet ieder is dat toevertrouwd. Met citeeren wordt soms wel het tegenovergestelde aangetoond van wat er staat. 'k Herinner me dat eens iemand (en dat was niet de eerste de beste!) uit oude Heraut* nummers citeerde dat Kuyper vroeger tegen de verzekering geweest is. Maar wat bleek later toen iemand eens on* derzocht had waar dat citaat stond Dat dit citaat niet van Dr. Kuyper maar van een ingezonden5Stukken*schrijver van de Heraut was, van iemand die Dr. Kuyper be* streed n.b. Ja, met citeeren kan danig geknoeid wor* den. Men kan lezen wat er niet staat, de dingen uit z'n verband rukken, omstandig* heden waarin het geschreven werd over het hoofd zien, enz. Citeeren is vaak moeilijk En nu is mijn meening dat de spreker door U genoemd ook op een heel houterige manier geciteerd heeft, m.a w. dat de debater volko* men gelijk had, toen hij zei dat het citaat van spr niet juist kón wezen. Hoe toch dacht Kuyper over het samen* gaan met Rome In zijn openingrede van de Deputatenver* gadering van 1891 wijst Dr. Kuyper op de overeenkomst die er bestaat tusschen Rome en ons. Kuyper zegt in deze schoone Maranatha* rede »Want het is zoo, terwijl de partijen der Revolutie eenparig de Wederkomst des Hee* ren zooal niet bespotten, dan toch ignoreeren, belijden ook onze Roomsch*Katholieke land* genooten met ons: -»Van waar hij wederkomen zal, om te oordeelen de levenden en de doo= den.« Het Maranatha leeft ook bij hen.« F.n wanneer Kuyper in klimmende macht de overeenkomst tusschen Rome en ons heeft aangetoond komt de bewuste passage »En toch wijs ik zoo beslist mogelijk de ge* volgtrekking af, alsof we daarom saam als één man met hen konden optrekken. Dat dit niet kan, ligt aan onze glorieuse historie dat dit niet kan, ligt aan het bloed der martelaren, dat gevloeid heeftdat dit nu niet kan en nooit zal kunnen, ligt aan den schranderen grijsaard te Rome, die de pretentie maakt,'ge* volmachtigd stedehouder van Christus op aar* de te zijn. Al moge zich dan ook om de een* heid in grondbeginsel, en om de gelijke finale, die beiderzijds wordt ingewacht, vaak eenheid van streven openbaren, toch gaapt er tusschen hen en ons een klove, die ons dwingt tot geïsoleerde partijformatie en nooit mag wor* den overbrugd. Steeds zou ik dan ook van verraad aan onze historie, van een verraad aan onze beginselen roepen, zoo er ooit van ineensmelting, of ook maar van te nauwe aan eensluiting met onze Roojnsche landgenooten sprake viel. Immers wat tüsschen hen en ons ligt is het heilige pleit voor de Vrijheid der consciëntie, waarvoor wij nogmaals als onze vaderen ons bloed zouden laten, en waartegen zij, hoe toeschietelijk ook in de practijk, toch in beginsel steeds blijven aangekant. Juist het Maranatha bindt ons aan de historische lijn, en die historische lijn eischt van ons, dat we, trouw aan onze roemrijke historie, Calvinisten zijn en blijven zullen, met jaloerschheid wa* kende voor het ons toevertrouwde pand. Ja, waarlijk, niet slechts met vagen term Christen, maar Calvinist in zeer beslisten zin, omdat de Christennaam u met Rome gemeen is, en al* leen in het Calvinisme uw Nederlandsche grondgedachte en historisch het ons onder* scheidend kenmerk ligt.« Aldus Kuyper in 1891 over onze verhou* ding tot Rome. Maar is hij later veranderd van inzicht In gene deele Tot zijn laatste oogenblikken dacht hij er precies zoo over. Doch wat was Kuypers bedoeling. Hij wraakte de coalitie niet, hij wraakte ineensmelting het samengaan als één man. Dat en dat alleen was zijn bedoeling in het bovenaangehaalde citaat. 40 cent per regel Hoesten is een verschijnsel van den strijd, dien het lichaam voert tegen alles wat de ademhaling belemmert. Zuiver Uw luchtwegen en kom de natuur te hulp met de slijm- oplossende en ontsteking genezende De groote flacons in voordeeügwri Kuyper zag maar al te goed in dat 'wij in coalitie moesten optrekken, wilden wij iets van ons schoon program van beginselen ooit kunnen verwezenlijken. Terecht zegt Dr. Kuyper in zijn rede »Wij Calvinisten«Federatie is door ons gezocht en blijft ons ook nu toelachen, maar Fusie hebt ge steeds met alle beslistheid afgewezen«. Kuyper wilde slechts waarschuwen voor het gevaar, dat we onze zelfstandigheid zouden verliezen. Hij zegtversta dan even beslist Uw roeping om boven uw eigen leger* tent dat vaandel steeds ongekreukt en onver* bleekt te doen uitwaaien.® Wilt ge duidelijk Kuypers standpunt weten over het Coalitie*vraagstuk, ook uit den tijd van Groen, lees dan wat hij zegt in zijn rede »Uit het diensthuis uitgeleid »Ik zeg meer, en wijs er u zelfs met nadruk op, hoe ons optrekken in Coalitie in niet ge* ringe mate het vierderlei gevaar, waarop ik u wees, verhoogt. En toch, vrije keus hebben we niet. Als Antirevolutionairen alleen vor* men we een te kleine minderheid in 't land. Ik heb u dit nooit verheeld en blijf er u steeds aan herinnerenwant bij elke partij die op te hoogen voet leeft, loopt het vroeg of laat spaak. Vooral in onzen tijd, nu de stem* bus de rollen uitdeelt, blijft, zonder Coalitie, wie in minderheid is vanzelf buiten het be* wind. In oppositie kan men, zooals in Groen van Prinsterer's dagen, door heldenkamp in het woord de bewondering der omstaanders afdwingen, maar zoo komt het dan ook aan de afgebeden keer in 't beleid van 's Lands zaken nooit toe. Was er kans, om door het volharden in ons eens zoo schitterend isole* ment binnen afzienbaren tijd de meerderheid onder eigen banier te verzamelen, dan zou ik zelf u toeroepenBlijf op uzelf staan, en be* reidt u juist daardoor straks te schooner triomf. Maar zoo ge ziet en tast, dat hierop in geen twee menschengeneraties uitzicht bestaat, zet dan ook geen te hooge borst op. Het meer lijken dan we zijn, kon mij nimmer bekoren. Reeds voor meer dan dertig jaren zette ik daarom, 't eerst onder allen, het pleit voor evenredige vertegenwoordiging in. Liever tien man van stavast in 't gelid, dan honderd ver* loopen namen op de rol, is steeds mijn leuze geweest, en bij die leuze volhard ik. Maar juist die nuchtere blik op het hoog geding laat ons dan ook onverbiddelijk geen andere keuze, dan om met behulp van verwante par* tijen meê zelf de verantwoordelijkheid voor het bewind te aanvaarden. Aanvankelijk kon dit nog niet. In de eerste beginjaren van onzen strijd zou zulk een Coalitie ons in de Conser= vatieve fuik hebben gedreven. En wat, ook af= gezien hiervan, den doorslag gaf, eer er van Coalitie sprake kon zijn, behoorden we ons zelf op eigen erf te organiseeren. Maar nauwelijks waren we hiermee gereed en was het toenmalig Conservatisme op zij geworpen, of, door Groen van Prinsterer hiertoe aangespoord, ontwierp ik onverwijld hef veldplan, waarin saanvoptieden mèt de Roomsche partij regel zou zijn. Van Roomsche zijde is men toen ons hierbij op heusche wijze tegemoet gekomen. Dr. Schaep man's verdiensten zal ik in dit opzicht nimmer vergeten. En zoo kwam de Coalitie er. Eerst van twee, en straks, toen een deel geestver* wanten van ons afzwierf, van drie schakels in snoer van trouw en manneneer verbonden. Vrucht van die Coalitie is toen het omslaan van het Bewind geweest, eerst onder Mackay, daarna onder het door mij*zelf geformeerd Kabinet, en nu ten derde male onder Heems* kerk. Wat dit voor onze scholen beteekende, wijzen de cijfers uit. We stonden op 480 on* der Mackay, en zijn nu reeds tot 1040 ge* klommen, en ook het scholieren*aantal werd meer dan verdubbeld. En natuurlijk, daartoe bepaalde onze winste zich niet. Op élk gebied schoven we vooruit. Denk aan de Drankwet, denk aan de Zedelijkheidswetten. Zie op wat uw Zending won. Vergeet vooral niet onze winste voor Insulinde. En immers dan roemt ge uit volle borst met mij De Heere heeft groote dingen aan ons gedaan.« Zie zoo dacht Kuyper over de coalitie in volle overeenstemming met hetgeen Groen er van dacht. Gedraaid is Kuyper hierin nooit. Wie dat zegt slaat de plank mis, debiteert onjuistheden, of verwart de dingen. Kuyper waarschuwde tegen fusie, tegen sa* mensmelting, maar drong aan op samenwerking waar wij en Rome één gemeenschappelijke vijand te bekampen hadden. In 1901 zeide Kuyper: »En dan constateer ik in de eerste plaats, dat wij Antirevolutio* nairen waar het om de beveiliging van den Christelijken grondslag van ons staatsleven gaat, onze Roomsche landgenooten niet buiten het Christelijk erf mogen sluiten. De Roomsch* politieke geschriften van La Menais, Haller, de Bonald, de Broglie e.a. behooren volgens Groen van Prinsterer tot de uitnemenste an* firevolutionaire Iiterateratuur en reeds in 1853 heeft hij in de Tweede Kamer het tegenover de Bosch Keiyper betuigd, dat Antirevolutio* nair de naam is van een politieke richting, »die niet binnen de grenzen der Hervormde, zelfs niet der Protestantsche gezindheid, be* perkt is.« g (In zijn yVolharden bij het Ideaabj. Zoo dachten Groen en Kuyper beiden over dit vraagstuk. Wil dat nu zeggen dat deze beide groote mannen gaarne samenwerking met Rome zochten Neen, het was de nood die riep. Zij konden niet anders. Wilden zij den geest der Revolutie weerstand kunnen bieden dan moesten zij noodgedwongen samenwer* king zoeken met die partij die zich ook op Christelijken grondslag stelde tegenover den geest der revolutie. Men moest van twee kwaden het minst kwade kiezen. En nu zagen onze menschen dat niet altijd even duidelijk in. Zoo b.v. in 1891 bij het aftreden van het KabinetsMackay toen er groote verkoeling tusschen de partijen der rechterzijde ingetreden was en Dr. Schaepman veront* waardigd klagen moest»Van beide zijden heeft men alles gedaan en niets ongedaan ge* laten, wat de gestaakte samenwerking tot een besliste scheuring en scheiding maken kon.« En wat was het gevolg De rechterzijde werd geslagen en een periode trad in, welke voor de Christelijke partijen tot de meest lustelooze behoort. Metvruchte* loosheid was het pogen, tot behartiging van velerlei Christelijke belangen geslagen en be* ter werd het pas, toen de vrienden van wel* eer elkander opnieuw opzochten, Zal het nu weer zoo gaan We vreezen het. De mensch is hardleers. We zullen eer t weer eens onder het juk van de Revolutie machten door moeten, voor wij weer in gaan zien, dat bij de politieke constellatie van on land wij gedwongen zijn samenwerking ms

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 3