voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
in hoc signo vinces
Het km en zijn nnvoeding.
No. 3058
ZATERDAG 11 OCTOBER 1924
39STE JAARGANG
Reclames Mededeeiiagen.
Een pot
Kloosterbalsem
m huis is een
groot gemak
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
EERSTE BLAD.
Zonde des Volks
Op den Uitkijk*
Het is zoo prettig goed te
kunnen helpen als iemand
zich verwondt. Akker's
Klooster balsem zal de pijn
stillen en U snel genezen.
[DRAISfflAvANVALKEriBURQ'S'-
dLEVERTR;
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
'Telef. Interc. No. 202Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
We hebben er alle van gelezen
Van de „relletjes" hier en ginds voor
gevallen bij de opkomst en 't verblijf
van vroegere lichtingen van het Leger,
die voor herhalingsoefeningen opgeroe
pen waren.
Over die „relletjes" schrijf ik thans
niet.
Daar kan wellicht aanleiding voor
zijn, als er 't noodige licht over is op
gegaan en dat kan, dunkt ons, als straks
Regeering en volksvertegenwoordiging
elkaar ontmoeten, niet uitblijven.
Wél zouden we graag willen weten
hoe zich, het christelijke element in
het Leger gedragen heeft.
Toch zal dit moeilijk uit te zoeken zijn
Want al zouden twee, drie, tien lich-
tinggangers hun persoonlijken indruk
daarover^ naschrijven, de vraag in 't
algemeen hoe de christen-jongemannen
zich gehouden hebben, lost men daar
mee niet op.
Daar zullen er mee afgedwaald zijn
Ik zei dat zonder er ook maar een
oogenblik aan te denken, den eersten
steen tegen hen op te nemen, kennen
de het woord der vermaning„Wie
van U zonder zonde is,Maar
evenmin, als ze er, ook onder onze
jongelieden en jonge mannen geweest
zijn, denk ik er één oogenblik aan, dit
nu doen te vergoelijken.
Al zijn er verzachtende omstandig
heden.
Al gaat er van de massa suggestie
uit
Zonde blijft zonde, opstand tegen
de aller hoogste Majesteit Gods.
Dat zou ik waarschijnlijk niet zeggen
in een vergadering van roode elemen
ten, gesteld dat ik daartusschen was
verzeild geraakt, en wel omdat ik be
vreesd zou zijn voor den spot, niet om
mijn woord, maar juist tegen de Ma
jesteit Gods.
Maar ik schrijf, meest voor christen
broeders.
Ik durf me vleien, 't gebeurt ook nog
wel eens, dat jongelingen en jonge
mannen er een oog in slaan, 'tkon
zelfs zijn iemand, die zelf allerminst
„rood" is, maar toch héél in zijn bin
nenste met zeker welbehagen heeft aan
schouwd, dat op sommige momenten
feitelijk de „jongens" de baas waren
en de mannen van 't gezag niet ver
der gehoorzaamd werden dan de jon
gens" dit wilden.
Nogeens ik.val hen niet hard.
Al ga een streng oordeel der schrift
over degenen, die ook maar eenige ge
meenschap hadden met dit onvrucht
bare werk tier duisternis': Ongehoor
zaamheid.
Wortelzonde der Revolutie
En nu leven we midden in een we
reld van Revolutie, en hebben allen een
hart, dat van nature niet anders wil
dan Revolutie
Reden te over, voor den antirevolu
tionair, om altijd weer te manen in
Gods naam tot gehoorzaamheid en als
hij dat niet doet, desnoods tegen den
spotlach der geheele wereld in, dan
is het zout in hem smakeloos gewor
den en slechts geschikt om buiten ge
worpen te worden.
Ja zegt iemand of denkt iemand
'Gehoorzaamheid aan God te toonen,
al kunnen we 't uit onszelf niet, is toch'
heel wat anders dan aan menschen,
die over je commandeeren en soms op
hatelijke manier bazen willen
Gods Woord maakt geen onderscheid.
't ls met gehoorzaamheid als met
liefde
Ge weet wel hoe scherp de apostel
oordeelt over wie zeggen God lief te
hebben en den „naaste", den „broeder
géén liefde betoonen.
't Kan niet bestaan, zegt de Schrift
Zoo is 't ook met de gehoorzaam
heid.
Te zeggen, dat men den Heere wil
gehoorzamen en niet gehoorzaam^zijn
aan alle wettig gezag, dat door Zijn
wif ons gebiedt, is een leugen en an
ders niet.
Kijk den catechismus maar na.
Met name op het vijfde gebod.
Daar worden met vader en moeder
in éénen adem genoemd „allen die
over mij gesteld zijn" en aan 't slot
komt de reden, die eiken ongehoorza-
men mond sluit „aangezien het Gode
belieft, ons door hunne hand te regee-
ren"
Daar hebt ge de gezagskwestie.
En een volk dat het gezag verwerpt
dat haalt in 't eind de roede van den
tyran over zijn rug, of het gaat ten on
der in anarchie.
'tls als met een klein kind.
Lach als 't in z'n jeugd zoo leuk en
parmantig durft ongehoorzaam zijn
uw schuld als zijn ieven in tuchteloos
heid onder gaat.
Zegge niemand wat neemt ge 't hoog
op
En werpe niemand tegen ik ben
't onmidd§jijk met hem eensdat
de menschen, die van Gods wege ge
rechtigd zijn, om gezag te oefenen, de
gehoorzaamheid soms zoo moeilijk ma
ken.
Het is helaas maar al te waar.
Drch God wil ons ook, naar 't moei
lijk vallen mocht in staat stellen tot
gehoorzaamheid, Hij legt ons geen
last op, die te zwaar om te dragen is.
Al kost het dan wel zelfverlooche
ning.
Maar is dat niet des christens weg
Wij hebben hier een dure roeping
En met name, och laat het hun met
allen aandrang der christelijke liefde
gezegd zijn: onze jongelingen, jonge
mannen en vrouwen.
Eigen zin, wil en weg het
trekt zoo aan.
Zich buigen onder eenig gebod of
bevel van menschen, we sputteren er
zoo licht tegen op.
Maar zien we toch onze roeping in
deftn tijdl Tegenover de wortelzonde
der Revolutie, de ongehoorzaamheid
hebben jj wij als antirevolutionairen te
staan, zijnde een stad op een berg, een
licht op den kand'laar.
Niet door er over te redeneeren.
Al kan het noodig zijn, om met een
enkel woord ook anderen 't gebod
Gods neer te leggen voor de consciëntie.
Maar vooral door ons voorbeeld
'n Stillen wandel in gehoorzaamheid
telkens als gezag over ons gebiedt
rustig handhaven van het gezag, naar
God er ons mee bekleedde en onze
positie sterken, door zelf op onze beurt
ook weer onvoorwaardelijk te gehoor
zamen aan Gods gebod.
Nadruk verbodea.
Broeders zaten vriendschappelijk bijeen.
Niet op een officieele vergadering, maar in
een officieus kringetje, waar men «onder elkaar®
is en niet slechts als »broeders«, maar ook
als »vrienden«,misschien zal iemand deze
woordschikking wat gek vinden, maar toch
handhaaf ik ze.
't Gesprek ging niet over koetjes en kalfjes.
Niet, of ook deze nuttige viervoeters mogen
in een gesprek hun beurt krijgen, maar zij
mogen niet den hoofdinhoud vormenzij
mogen het opvullen, maar niet vullen.
't Ging over het kerkelijk leven.
't Ging over het geestelijk leven.
't Ging ook over het politieke leven.
Er waren nog al 'n paar klaagbroeders er
waren een paar optimistischer geesten en het
degelijk en interessant gesprek werd met veel
belangstelling gevoerd en aangehoord.
Plotseling vatte de een zijn jmeening samen
met dit woord «Alles bijeengenomen, de vo=
rige dagen waren beter dan deze
- «Mag je niet zeggen«, viel 'n ander in.
Vreemd keken de meesten op,
«En dat waarom niet was de begrijpelijke
vraag.
«Het is een tekst uit de Schrift«.
Dat hadden allen wel gevoeld.
En ze wisten allen wel, dat het een afkeu*
renswaardige gewoonte is, om teksten uit de
Schrift luchthartig in 't dagelijksch gesprek te
gebruiken, in geheel anderen zin dan waarin
de Schrift ze bezigt,
Maar dat juist was hier niet gebeurd,
't Was in den loop van een ernstig gesprek,
't Sloeg op geestelijke dingen.
«Weet iemand, waar die tekst precies staat®,
vroeg de heer des huiszes, die reeds naar een
bijbei greep.
Neen, dat wist niemand uit 't hoofd.
Alleen waren ze bijbelvast genoeg om te
weten, dat dit woord in de Schrift stond,
en ze keken den man, die de opmerking had
gemaakt, aan, hij moest nader uiteenzetten,
waarom dié tekst hier niet gebruikt mocht
worden
«Wel was de verklaring ik kan me
ook niet precies herinneren, waar die tekst
staat, maar d i t weet ik, dat ze n i e t v o 11 e*
d i g aangehaald werd zij luidt»Z e g n i e t,
wat is er dat de vorige dagen beter geweest
zijn dan deze?
Ja, dat was dan wel luidelijk.
De Ileere zelf zei: Spreek zoo niet.
De een herinnerde 't zich nu ook.
Een ander wou 't niet tegenspreken, doch
vroeg naar 't verband en naar de juiste betee*
kenis. Maar 't is moeilijk zoeken tusschen Ge*
nesis en Openbaringen en zoo.bleef dat er
dien avond bij. x
'n Paar dagen later vernam ik een en ander,
'k Moest er nu toch ook 't foijne'van heb*
ben en zoo zocht ik eerst de\ tekst, de
trouwe »Trommius« laat ook eenwen na zijn
dood iemand niet licht in den steek wat
zal dat een gemis worden als we ooit een
nieuwe bijbelvertaling krijgen, maar, al heb
ik ook de beste wenschen voor de gezondheid
mijner lezers, dat zullen de meesten hunner
wel niet meer beleven.
Den tekst vond ik in Pred. 7 10.
En om nu iets meer van den z i n te verstaan,
nam ik naar gewoonte «de Kant« met een «uit»
legger« bij me, om te zien, wat die er wel
van zeiden.
En als zoo vaak gaf mij de kantteekening
een korte, pittige omschrijving»Te weten
als murmureerende tegen Gods regeering en
als willende zeggen waarom regeert God de
wereld alzoo wat is de oorzaak hiervan
Anders is het wel geoorloofd de boosheid en
ellendigheid onzer tijden te beklagen, van
harte bedroefd zijnde, dat de wereld hoe lam
ger hoe snooder wordt en dat derhalve ook
de plagen vermeerderd worden«.
De «uitlegger® sprak veel bteeder.
'k Wil daarmee niet zeggen dieper.
Maar hij bracht allerlei verklarende en opheb
derende voorbeelden bij, doch in de kern der
zaak was hij 't geheel met den »kant« eens.
Het «Zeg n i e twaarschuwt tegen 't aan*
tasten der Godsregeering, zoo in 't algemeen,
als in ons eigen leven.
Maar 't klagen over de »boosheid, ellendig*
heid en snoodheid« van dézen tijd vergeleken
bij de »vorige dagen® kan zeer wel bestaan.
En dat zelfs binnen de kring, waar de paruis
culiere genade werkt.
En toch laat men voorzichtig zijn.
Men hoort tegenwoordig zóó vaak over den
tegenwoordigen tijd klagen, in tegenstelling
met dien der «vaderen®, dat ik er wat voor*
zichtig mee geworden ben.
Zelfs zijn er thans tweeërlei »vaderen«.
Die uit de 17e eeuw, die ik ter onderschei*
ding dan maar «voorvaderen® zou willen noe*
men, en die der 19e eeuw, de »vaderen« tout
court, waarvan de persoonlijke herinnering
nog bij velen onzer levendig is.
Nu zeg ik n i e tEr is geen reden tot klacht,
dat zij verre 1
Maar ik heb drieërlei opmerking.
Vooreerstwacht u voor cliché*werk.
Wat dit is, moet ge maar eens aan ds. Schil*
der en andere mannen van jeugdigen naam
vragen, die u zeggen zullen, dat het vooral
bestaat in 't gedachteloos grijpen, gebruiken,
napraten van woorden, termen, uitdrukkingen
enz., zonder dat ze eigenlijk opwellen uit uw
eigen ziel.
Zoo zijn er ook cliché*ideeën.
En van een klacht over dézen tijd, vergele*
ken met voorheen, kan men o, zoo licht zoo'n
cliché*idee maken.
D' een praat, en zucht, dan d' ander na.
Maar zelf heeft men 't dan niet doorleefd
en doorvoeld.
't Gaat er dan mee, ook zoo'n nogal
geliefd cliché om vooral hoog op té geven
van eigen snoodheid en boosheid en de
verkeerdheid van 't eigen hart, maar om dan
als dominee op huisbezoek droogjes opmerkt
Je hoeft er me niets meer van te vertellen,
zuster! ik weet er al alles van! boos op te
vliegen en te vragen, wie er bij dominee over
haar aan 't kwaadspreken is geweest
«Wie? Niemand, zuster maar Gods Wóórd
leert immers al zoo, onbekwaam tot eenig
goed en geneigd tot alle kwaad
Onze tweede opmerking is, dat we zoo licht
met dat lofprijzen van de vorige tijden te kort
doen aan 't geen God goeds in 't héden.geeft.
Daar hebt ge nu de «voorvaderen®..
Van de »vaderen« zwijg ik voorzichtigheids*
halve, om niet ongewild den een of den ander
op de toonen te trappen.
Zeker, daar was de Synode van Dordt.
Hoogtepunt van kerkelijk èn geestelijk leven!
Glanspunt van de gereformeerde kerk.
Maar als we dienzelfden tijd eens wat nader
gaan bestudeeren, b.v. wat betreft de verhou*
ding van Overheid en Kerk, van Kerk en
Wereld, enz., dan wil die verheerlijking der
«vorige dagen®, wel wat minder kras zijn ge*
zegd.
Zij behoeft niet te worden verloochend.
Nogeens, dat zij verre.
En dan komt hierbij 'n derde opmerking
Bij ons klagen hebben we dan toch steeds
de fundamenteele klaagregel van den profeet
Jeremia ons voor oogen te stellen «Eenieder
klage [voor en boven alle dingl over zijn eigen
zonde
En nu moet niemand 't me kwalijk nemen,
maar al schrijvende krijg ik zoo 't gevoel, en
dan sluit ik mezelf allerminst uit, we moesten
die opmerking eigenlijk n'/maer éénstellen.
Op elk terrein, waarovér we klagen.
Dus ook op dat van 't politieke leven.
40 eest per rcgaL
Akker'sKloosterbalsem
is door zijn bijzondere
eigenschappen onover
troffen bij ontvellingen,
schrammen, brandbla
ren, puisten, wonden,
zweren, insectenbeten,
wintervoeten. Ook bij
spierverrekkingen, spit,
spierpijnen, rheumatiek
Per groote pot van 20 gram
50 cent. Potten van 50 gr. f 1.—
100 gr. f 1,75. Hoe gre-ter hoe
voordeeliger. Alom verkrijgbaar
LEEUWARDEN-
Ook daar zijn de klachten vele.
En werden die nu enkel geuit door die
ouderen, dan zou ik zeggen Ja, dat is zoo
den aard van den ouderdom Die kijkt dooi
een bril, dat is nu eenmaal zoo zijn aard en
als er dan wat stof slaat op de bril of er komen
vlekken op de glazen, dan ziet men maar half
of verkeerd. De ouderdom heeft in die «vorige
tijden« mee gelééfd, of stond er dichter bij,
óf heeft zelfs aan wat die werden meegewerkt,
van den ouderdom is zulk een klacht te
verwachten en kan ik die ook verdragen, al
moet ik bij mijn waarschuwing blijven.
Maar, en ik blijf nu maar speciaal op
het terrein der politiek men hoort haar te*
genwoordig ook uit den mond der jongeren.
Men onderscheide echter wel, daar is
tweeërlei soort.
Daar z ij n er onder deze jongeren, wien
de gedachte om te strijden voor de eere Gods
ook in 't politieke leven eigenlijk nooit ge*
grepen heeft. Dat is niet van vandaag of gister.
Toen we nog districtsverkiezingen hadden en
's avonds per telegram de uitslag kwam, ben
ik ze al tegen 't lijf geloopen, jongelui van
wie ik 't anders verwachten zou, die er absoluut
geen stap voor verzetten, om te weten te ko*
men, wie gekozen waren.
Let weljongelui «van ons«.
De politiek, christelijk of niet, kon hun ge*
stolen worden.
En als ze dan naderhand van een Rechts'
goevernement niet alles kregen wat ze hadden
gemeend te mogen verwachten, óf erger nog,
in hun persoonlijke belangen min' of meer
werden gekrenkt jadan kon die politiek
hen gesloten worden, met een cadeautje toe.
En dan heb ik 't óók wel beleefd, dat hun
cliché*verontschuldiging werd Ja, als 't nu
nog was als in de dagen der vaderen dan
En zij gingen heen en wijdden zich de een
aan de Litteratuur, de ander aan de Muziek,
'n derde aan 't Tooneel en niet weinigen aan
de Pijp Tabak.
Met dezulken redeneer ik maar niet. 1
Maar er zijn ook andere »jongeren«.
Die inderdaad de beginselen van harte lief*
hebben en er ook op politiek terrein gaarne
voor willen arbeiden, doch wier groote moei*
lijklieid is, dat ze gedurig worstelen tusschen
den zwaren eisch der Beginselen eenerzijds
en de onverbiddelijke eischen der praktische
Politiek anderzijds.
Dan raken ze soms tijdelijk zelfs in conflict
met zichzelf en met de partij, willen zich
terugtrekken doen dit soms ook.
Doch daar hebben ze ook weer geen vrede
mee.
En dan gaan £e zoeken, waar het toch in
zit, dat de «vorige dagen« in menig opzicht
beter ware dan die van nu.
De een zoekt het dan in sommige leidende
personen.
De ander in eenig stelsel. Een derde in zekere
nabootsing van voorheen enzoovoort.
Voor zulke jongeren heb ik respect.
Er is bij hen zekere drang tot reformatie.
.En zonder die kan een partij niet bestaan.
Maar er is ook groot gevaar, dat zij 't op
onjuiste wegen zoeken
Toen 't met de liberale partij in 't begin
dezer eeuw m i s ging, schreef een Leidsch
hoogleeraar een veelbesproken brochure
«Kunnen wij niet anders worden Verre
zij 't van mij te beweren, dat 't met de a. r.
partij in dien zin m i s gaat, God schenkt nog
zooveel goedsmaar toch dient d i t ook voor
ons een ernstige vraag te worden
Daarop wensch ik bij een der volgende
gelegenheden nog nader in te gaan.
UITKIJK.
Elke tijd heeft zijn eigen problemen, pro*
blemen, die uit bizondere omstandigheden
geboren worden, of die gemaakt worden in
de studeercel van den geleerde.
Dit zijn dan problemen die een stempel
drukken op den tijd waarin zij voorkomen
en beslag leggen op hoofd en hart van den
mensch.
Aan deze problemen, die het leven van het
menschdom een tijdlang beheerschen is de
twintigste eeuw zeer rijk.
Reeds bij den aanvang van deze eeuw kreeg
zij een eigen stempel. Ze heette«de eeuw
van het kind«. Het kind met zijn wondere
en moeilijke psyche stond in het centrum der
algemeene belangstelling.
Maar reeds in het tweede tiental jarèn moest
dit probleem plaats maken voor een andere.
De twintigste eeuw werd«de eeuw van
de Vrouw«. De vraag, welke plaats de vrouw
behoorde in te nemen in het maatschappelijke
leven trok ieders aandacht.
Later nog rees weer een ander probleem,
het vraagstuk van »de|rijpende jeuga« ook wel
genoemd «de rijpere jeugd«. Welke van deze
twee namen de meest juiste omschrijving geeft
van het vraagstuk is een zaak waar de geleer*
den het nog niet over eens zijn
Nu is het waar dat het vraagstuk van «de
vrouw en haar positie in het publieke leven®
de aantrekkelijkheid van het nieuwe bezit.
De omstandigheden waarin het moderne leven
ons gebracht heeft, hebben als van zelf dit
vraagstuk naar voren geschoven.
Zoo is het echter niet met de andere pro*
blemen welke door ons genoemd zijn.
Het opgroeiend geslacht is in iedere eeuw
het voorwerp van studie en belangstelling
geweest.
Wie kent niet het beroemde werk van Jean
Jacques Rousseau «Emile® waarin deze schrij*
ver van de achttiende eeuw «gedachten over
opvoeding« publiceert, van welk werk door
een geschiedschrijver van de opvoeding en
het onderwijs, werd gezegd «In geen boek
vóór of na de »Emile« van Rousseau, vindt
men ten aanzien der opvoeding zóóveel kunst
gespaard aan zóóveel wetenschap.«
Ook in de zeventiende eeuw trok de op*
voeding en het onderwijs van het kind de
aandacht. In 1654 stelde de Staten van Utrecht
een «schoolordening ten platten lande binnen
Utrecht« vast en in 1681 vaardigen de Staten
van Gelderland een «Ordonnantie op de scho
len ten platten lande« uit.
In de aanvang van 1500 maakte Desiderius
Erasmus zich verdienstelijk door de versprei*
ding van godsdienstige grondstellingen aan*
gaande de opvoeding der jeugd, waaronder
zijn «christelijke onderwijzing® een eerste
plaats innam.
Gaan- we nog verder terug dan kunnen we