voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
Hoor öen .3 au i>n«
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOG SIGNO VINCES V
No. 3054
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1924
39STE JAARGANG
Drie Bladen.
'i
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
Dit nummer bestaat uit
TWEEDE BLAD.
LEEKEPRAATJES.
Reclame-IVIede deelingen
£e venijnige steken
van spit in den rug
Klooster!* alsem
verdrijft de pijn
Dez^cöuranwërschynt^ïkëi^WOENSD^^^i^ZATER^AG^
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent F'j vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
AMOS Stil, 12.
«Ziet, de dagen komen,
spreekt de Heere Heere,
dat Ik een honger in het
land zal zenden; niet een
honger naar brood, noch
dorst naar water, maar om
te hooren de woorden des
Heeren.
En zij zullen zwerven
van zee tot zee, en van het
noorden tc t het oosten
zij zullen omloopen om
het Woord des Heeren te
zoeken, maar zullen het
niet vinden.»
II.
Wanneer de Heere zich ontrekt, wan
neer Hij een honger in het land zendt,
die niet te verzadigen is, dan moet dat
als een oordeel aangemerkt worden.
Dat oordeel zien we telkens weer en
al de eeuwen door. De Heere neemt
soms het woord weg. Dit oordeel dreigt^
Hij aan sommige gemeenten in de Open- p
baring. En de historie leert dat het ook
gekomen is. Waar het Christendom ge
bloeid heeft, is nu van Christelijk leven
niets meer te bespeuren Wanneer neemt
de Heere Zijn woord weg? Als een
volk zich verhardt en Zijn oor sluit
voor Gods roepstemmen, als aan Gods
dienaren geen gehoor wordt gegeven.
^£>an neemt de Heere de leeraars weg,
lUi doet Hij 't aan de genade-middelen
ontbreken. Zijn licht en troost houdt
Hij in, waar men uitziet naar hulp van
boven. Tevergeefs roept men Hem aan;
men zoekt Hem, doch zonder Hem te
vinden.
Verschrikkelijk, als 't zoover komt met
een volk of met een persoon. God be
ware ons voor zulk een honger. Maar
misschien zult gij vragen; is God dan
niet barmhartig? laat hij zich dan niet
vinden van een ieder die hem zoekt?
hoort Hij dan niet het gebed dergenen
die Hem aanroepen? is er dan bij Hem
geen verzadiging voor de hongerende
ziel
O, gewis, maar dan moet 't een rechte
honger en een waar zoeken zijn. Dat
was niet het geval bij de Joden, die
tevergeefs God zochten. Laat ons daarom
eens onderzoeken, wat bij hen ontbrak
en wat een rechte honger naar het
woord des Heeren is.
De honger, waarvan in ons tekstwoord
gesproken wordt, is een verlangend
uitzien naar een woord van licht in de
duisternis, naar hulp uit de ellende.
Israël was in groote benauwdheid. Het
zuchtte om uitkomst. Maar 't was het
volk alleen maar te doen om redding
uit den nood. Het was geen hongeren
naar God; het was geen besef van
schuld. Het erkende niet, dat het gansche-
lijk verbeurd had, dat de Heere naar
zijn stem hoorde. Het achtte zich ver
ongelijkt, waar het door de volken ver
drukt werd. Het haatte de heidenen en
was vervuld met gedachten van wraak.
Het zag uit, of er nog geen einde kwam
aan de ellende', of God nog niet te hulp
kwam. In zijn dwazen hoogmoed meen
de het als uitverkoren volk recht te
hebben op den bijstand van Jehova,
l.a.w. het zocht niet God, maar alleen
Zijn hulp in de benauwdheid.
De ware honger wordt gekenmerkt
door iets anders. Die komt voort uit
gevoel van zonde en onmacht. Omdat
men gezondigd heeft tegen God, billijkt
men Zijn oordeel. Men erkent Hem in
Zijn heilig rechtmen zoekt met Hem
verzoend te worden en haakt naar Zijn
gemeenschap. Dit leidt tot een roepen
uit zijn onmacht tot God, dat Hij ge
nade bewijze. Zulk een honger gaat
gepaard met een ootmoedige belijdenis,
met een verbroken hart, een oprecht
berouw en een waarachtige bekeering.
De ware honger zoekt verzadigd te
worden met de genieting van Gods ge
meenschap hij strekt zich uit naar het
woord Gods, dat men niet missen kan,
naar de gerechtigheid van Jezus Chris
tus. Men hunkert naar geestelijke ver
troostingen, naar het licht van Gods
vriendlijk aangezicht; er is een roepen
tot God, dat Hij zich ontferme en Zijn
toorn van ons afwende. Voor de waar
lijk hongerende is Gods woord de spijs,
waarbij' zijn ziel alleen leven kan. Meer
dan tijdelijke hulp begeert hij Gods
gunst, die alleen rijk maakt. Meer dan
de gave is hem de Gever. Zulk een
honger kan slechts verzadigd wordeu
door het hemelsche broodChristus.
In zijn bloed alleen vindt de heilbegeeri-
ge ziel rust. Wat God zegt zijn woor
den des eeuwigen levens. Geef aan
een waarlijk hongerende al de schatten
der aarde, hij zal zich daardoor onbe
vredigd gevoelen, Dat alles kan hem
niet troosten het kan het ledige daar
binnen niet vullen, het geeft zijn on
rustige ziel geen vrede. Hij wil Jezus
niet missen voor al het goud en zilver
der aarde. Hij is rijker in God dan over
allen rijkdom.
Zijt gij zulk een hongerige naar Chris
tus? Hebt gij reeds uw toevlucht tot
Gods genade genomen? Is het woord
Gods spijs voor uw ziel geworden?
Dan is er voor u verzadiging. Want
God slaat de nederigen gade over de
ootmoedigen doet Hij Zijn' lieflijk licht
opgaan. Zoolang als Israel zich niet
verootmoedigde, ontving het geen ant
woord. Er komt geen verandering in
het lot der Joden, tenzij zij zich be-
keeren. Zoolang een zondaar niet hon
gert naar genade, maar het br od des
levens, dat ons in Christus geschonken
is, verwerpt, blijft hij in de duisternis.
Tevergeefs bidt en zoekt hij. De Heere
hoort niet, als wij niet ootmoedig voor
Hem nederknielen, maar de zonde aan
de hand houden Zoeken we in onze
eigen kracht heil, zoo zullen wij 't niet
vinden. Ons hart komt niet tot rust,
wij worden ledig weggezonden en ko
men voor eeuwig om. Maar aan dege-
genen die den Heere ootmoedig zoeken,
zal Hij zekerlijk Zijn heil doen zien.
Slot volgt
'k Zag aan Piet, dat hij niet geheel op z'n
gemak was. Hij tobde ergens over. 't Gesprek
wilde maar niet vlotten. Waar ik ook maar
over begon niets scheen z'n belangstelling op
te wekken. Verstrooid gaf hij korte antwoor*
den of zei zelfs in 't geheel niets. En dat was
ik toch niet van hem gewoon. Meestal had
hij over allerlei wat te praten en te vragen.
Tenslotte gaf ik het maar op en keek hem
eens aandachtig aan. En toen kwam het los
«Wat denk jij van Ds. Kersten
«Over Ds. Kersten
«Ja, over z'n politiek
»0 was het niet heek erg afdoend ant*
woord, dat ik 't eerste crigenblik te geven
had. De vraag kwam zóó onverwacht, dat ik
me eerst eens in moest denken, hoe Piet tot
zulk een vraag kon komen.
»Dus praten we toch over politiek V« vroeg ik.
Nou ja, 'k vraag het zoo maar es,« zei Piet
wat verlegen, heen en weer schuivend op z'n
stoel.
«Wat denk jij van Ds. Kersten z'n politiek?»
vroeg ik verder.
«Ik geloof dat hij het bij het rechte eind
heeft,was het rondborstig antwoord. En
hij vervolgde«Als ik nog es wat aan polis
tiek ga doen, wat ik wel niet geloof, dat ooit
gebeuren zal, maar aïs het nog es gebeurt,
dan denk ik dait ik met de partij van Ds. Kers
ten mee zal gaan.«
«Zoo en waarom
«Ja, kijk, omdat Ds. Kersten zoo veel goeds
in z n politiek heeft. Daar heb je b.v. dat
samengaan met Rome van de andere Christes
lijke partijen daar moet ik toch'eigenlijk niks
van hebben en "k heb gehoord dat Ds. Kersten
er ook zoo over denkt. En dan al die sociale
wetten tegenwoordig, 't vrouwenkiesrecht, de
vaccinatie en weet ik wat al meer.
«Noem er de verzekering ook maar bij,«
zei ik.
«Nee dat niet,« antwoorddePiet eerlijk, «tegen
verzekering heb ik geep bezwaar, 'k ben zelf
in de brandassurantie en m'n vee is ook vers
zekerd, daar zie 'k niks geen kwaad in. Maar
daar heb je nog zoo veel andere'dingen.
Piet zweeg en schudde z'n hoofd
«Nou stort je hart maar es uit kameraad»
bemoedigde ik hem.»
«Ja wat zal 'k nog meer zeggen 'k Geloof
dat de politiek van Ds. Kersten niet alleen
met woorden, maar ook met daden christel ijk
is.»
«Zoo zei ik, dat ken je zeker van de anti's niet
zeggen
«Dat wil ik nou niet zeggen,» zei Piet, «maar
toch, 'k geloof dat Ds. Kersten het geestelijke
meer voorop stelt. Wat ijvert hij om maar één
ding te noemen niet voor de Zondagsheiliging,
nou weer b.v. met die extra=treinen op Zons
dag.«
«En stelt de A.sR. partij het geestelijke niet
voorop
«Och dat weet ik niet,« kwam er aarzelend
uit.
40 cent per regel
overvalkn LI onverwachts. Grijp
dadelijk naar Akkers Kloosterbalsem,
weike tot diep in de weefsels doordringt,
de pijn stilt, ophoopende ziektestoffen
doet verdwijnen, snel en grondig geneest.
«Wat heb jij tegen de Anti'svroeg ik
hem toen op den man af.
Piet blies een zware rookwolk voor zich
uit, wees toen met de steel van z'n pijp naar
m'n borst en zei«Laat ik het je dan maar
eens eerlijk zeggen. Al die dingen welke ik
jé daarstraks genoemd heb van Ds. Kersten,
vind ik niet zoo bij de A.sR. partij, 't Is net
of daar de geestelijke dingen niet zoo voorop
staan. Bij de A.sR. partij hoor je maar over
de financien, over het leger, over de bewapes
ning en al die stoffelijke dingen meer. 't Is
net of die dingen bij de A sR. partij vóór,de
geestelijk dingen gaan. En dat mag toch niet
als je een Christelijke partij wil wezen
Piet had z'n hart gelucht, schoof z'n stoel
achteruit en nam een afwachtende houding
aan, benieuwd wat ik daar nu wel op zeggen
zou.
«Laat ik bij je laatste bezwaar beginnen
Piet«, zei ik, «over 't vrouwenkiesrecht, de
sociale wetten, te samen gaan met Rome en
al die bezwaren meer praten we later wel
eens. Eerst zullen we 't es hebben over het
vooropstellen van de geestelijke dingen in de
partij van Ds. Kersten en 't vooropschuiven
van de stoffelijke zaken bij de A.R. partij,
zooals jij zegt dat gebeurt.
«Weet je wat een oppositiespartij is Piet?
vroeg ik.
»'k Kan het niet zoo onder woorden brens
gen, maar 'k weet 't toch wel,« antwoordde
Piet.
«Een oppositiepartij, is een partij welke in
de minderheid is en niets anders heeft te doen
dan kritiek uitte oefenen op de daden der regees
ring, zelf heeft zoo n partij niets tot stand te
brengen. Erg gemakkelijk hè
«Ja, dat is het«, gaf Piet toe.
«Welnu, Ds. Kersten heeft zich losgemaakt
van de partijen welke aan de regeering zijn
en is daardoor oppositieman geworden. Hij
kan de regeering steunen als hij wil, maar
wil hij dat niet dan kan hij het laten, hij
staat van allen en alles los. Hij kan precies
zeggen hoe hij het hébben wil, hij kan zoo
principieel zijn als hij maar wenscht, het geess
telijke kan hij overal bovenop leggen en zijn
kiezers op allerlei gebied in het gevlij komen,
zonder dat zijn positie gevaar loopt, integens
deel, hoe méér geestelijk hij in de'Kamer ops
treedt, hoe vaster hij menschelijker wijze ges
sproken in het zadel komt te zitten. Zie, dat
is het groote voordeel wanneer je los staat
van de regeeringspartijen En nou de A *R.
partij. Deze A.sR. partij is een daagje ouder
dan die van Ds. Kersten. De A.sR. partij weet
nog mee te praten van een tijd van Groen
en van een feilen schoolstrijd en van een ops
permachtig liberalisme. En door al dien strijd
en druk heen is deze partij gegroeid en groot
geworden, zoodat zij van oppositiespartij meers
malen regeeringspartij geworden is. En dat is
de laatste jaren, hoewel in geheel ander vers
band dan in den tijd van het Ministerie Kuys
per en Heemskerk, ook het geval geworden.
In plaats van kritiek uit te oefenen moet de
A.sR. partij nu daden verrichten. F.n gelukkig
is de A.sR. partij nooit zoo laf geweest om
als zij tot daden geroepen werd, terug te deins
zen. Zij weet dat met praten ons volk niet
geholpen is. En nu mag je zoolang als je
praat zoo geestelijk zijn als je wilt, wanneer-
je tot daden en vooral tot regeeringsdaden
geroepen wordt, dan krijg je ook met het
stoffelijke leven te doem
Maar behalve dat, als je regeeringspartij
wordt dan krijg je met andere richtingen te
doen. Zoolang onze antisrevolutionaire partij
geen 51 mannen in de Kamer brengen kan
en daar is niet veel kans op, vooral niet als
er menschen opstaan die er stukjes afbrok*
kelen, ik zeg zoolang de A.sR. partij geen 51
mannen in de Kamer brengt, zoolang zal deze
partij nooit kunnen regeeren zonder het res
geergestoelte te deelen met mannen van andere
richtingen. En je begrijpt, als dit zoo is, dan
kun je maar niet praten wat jé wil en maar
niet doen wat je wil, maar heb je rekening te
houden met de meening van die andersdens
kenden. En om dan niet heelemaal een leegen
dop te behouden moet je wel eens een half
ei afstaan. Je bent toch zeker wel met mij
eens, datje als regeeringspartij niet kunt zeggen
tegen je medesregeeringspartijen Kijk jullie
eens hier, hier heb je ons program van bes
ginselen, dat en dat en dat willen wij bereiken,
ga je er mee accoord, best, zoo niet dan zie
je voor ons maar een ander te krijgen. Ge
voelt wel dat dat niet gaat. Want achter de
ministertafel staat een volk van ruim 6 millioen
zielen, dat geregeerd moet worden, en ten
prooi is aan allerlei volsmennefs en verkeerde
leidslieden. Dat volk móét nu eenmaal geres
geerd worden, da'Sr helpt niets aan. En als
de A sR. partij nu dat ziende, liever een half
ei heeft dan een leegen dop, doet zij dat niet
om zichzelf, maar omdat zij beseft dat ons volk
nu eenmaal inoet geregeerd worden.
't Gaat er bij de A.sR. partij wanneer zij
zoo handelt dus niet om, om maar iets voor
zich te winnen, integendeel zij brengt een offer
op het altaar des Vaderlands en zij trotseert
het gevaar van verradelijke dolkstooten in
den rug, omdat zij zich geroepen weet te doen
wat zij kan om het arme volk met al zijn
nooden toch maar iets te geven van wat zij
in haar schoon program omschrijft en om dat
volk te bewaren voor de gevaarlijke fheorien
van ongeloofsmannen die op zouden staan
indien zij zich terugtrok in haar zoogenaamd
«principieel hoekje«. Regeeren is nu eenmaal
wat anders dan zwaar boomen op een kiesvers
eeniging. Dat geloof je toch zeker ook wel,
Piet
«Ja, ja als je 't zoo beschouwd dan zeg ik
't is zoo, maar maar
«Wat wil je zeggen Piet
»'k Wou zeggen, geloof je toch niet, dit
de A.sR. partij tegenwoordig minder pricipieel
is dan b.v. in den tijd van Dr. Kuypei Je
hoort tegenwoordig nergens anders van, dan
over financien, legeren vloot, am btenaarssala*
rissen en weet ik het al.«
«Juist Piet daar wou ik net wat van gaan
zeggen. Weetje wel, dat de ontzettende werelds
oorlog ons land nog iets anders gebracht heeft
dan hooge prijzen van landbouwproducten
en rijke winsten. Weet je wel dat het ons volk
stoffelijk aan den rand van den afgrond ges
bracht heeft^ De geweldige financieele offers
welke ons land in de oorlogsjaren brengen
moest hebben ons diep in de schuld gebracht
en de geweldige depressie in handel en induss
trie, de werkloosheid en de verarming na den
oorlogstijd heeft er het hare toe gedaan om
ons volk op den weg te zr tten die Duitschland
gegaan is met zijn geldswaarde.
«Ons land kwam in groote stoftelijken nood
zoo dat als niet met alle macht ware ingegre*
pen verreweg het grootste deel van ons volk
aan de diepste ellende was prijs gegeven. Denk
het je maar eens in als de gulden eens op
een kwartje of drie stuivers was gekomen of
erger, want eenmaal op dat hellend vlak dan
is er geen houden meer aan. Inplaats dat we
de kindertjes van onze naasten in het buiten*
land wat versterken konden hadden we het
dan moeten beleven, dat onze eigen kinderen
voor onze oogen wegteerden, terwijl wij mach*
teloos waren ook maar iets er aan te doen
Wijl de leugenachtige volksmenners onzen Co*
lijn thans aanwrijven dat hij de borsten der
moeders doet uitdrogen, dat zou ware Colijn
niet opgetreden zooals hij gedaan heeft, wer*
kelijkheid geworden zijn. En nu vraag ikjou
Piet,wanneer een huisgezinin den diepsten nood
verkeert, en het aan alles gebrek heeft, wat
doe je dan, ga je er dan met een Bijbel heen
en houdt het hoofd van dat gezin bezig
met een stichtelijk praatje of verzorg je voor
alles de stoffelijke behoeften van dat gezin
Nog ujat, wanneer je het eerst uit den stoffe*
lijken'nood helpt, zal-dan dat gezin niet veel
meer bereid zijn om de geestelijke weldaden
te ontvangen, dan dat je andersom doet?En
als dit zoo is dan zeg ik dat, wanneer onze partij
zich in deze dagen van grooten nood voor alles
zich er op geworpen heeft om ons volk te
behoeden voor het groote gevaar van den
stoffelijken ondergang dan heeft onze partij veel
beter het woord Gods verstaan dan zij die
het willen omkeeren. Hoe denk jij hierover
Piet
«Je hebt me zóóveel gezegd, ik moet over
al die dingen eerst eens nadenken, maar ik
wil je wel zeggen dat ik het van dien kant
nog niet bezien heb«, bekende hij eerlijk.
«Welnu, Piet, ga dan nou naar huis en denk
er eens over. Een volgende keer praten we
wel over je andere bezwaren».
Zoo scheidden we.
Je vriend PLAATDORP.
ONDERWIJZERSGEZELSCHAP
»GOEREE EN OVERFLAKKEE«.
Hedenmorgen kwam bovengenoemde ver*
eeniging in hotel Meijer in vergadering bijeen.
De regen had velen van buiten verhinderd
te komen. Niettemin had de huishoudelijke
vergadering een gezellig verloop.
Als bestuursleden werden herkozen de hee*
ren H. J. Meijer van Oude Tonge en J. P.
Hoek van S'dijk en in de vacature, ontstaan
door het bedanken van dhr. A. van Eek,
werd gekozen dhr. J. Winters van Dlrksland.
De verslagen van Secr. en Penn. werden
onder dankzegging goedgekeurd.
Daarna werd pauze gehouden tot 1 nur.
Middagvergadering.
De Middagvergadering werd geopend door
den Heer Buitenhuis.
Van den Heer 't' Hart, Inspecteur van het
L. O. in de Inspectie Dordrecht, was per draad*
bericht de tijding ontvangen dat hij niet aan*
wezig kan zijn.
Na een kort openingswoord van den heer
Buitenhuis, geeft deze het presidium der ver*
gadering aan den Heer Inspecteur van het
L. O. in de Inspectie Brielle, A. van-Ooy.
Deze geeft na een paar inleidende woorden
het woord aan den WelEerw. Zeer Gel. Heer
Dr. S. O. Los, Geref. predikant te 's Gra*
venhage, die refereerde over het onderwerp
Waarom gehoorzamen de kinderen aan hun
onderwijzers.
Spr. splitste zijn stof in twee deelen. In de
eerste plaats het vraagstuk der gehoorzaam*
heid van het kind, bezien in het licht der ge*
schiedenisi en in de tweede plaats de gehoor*
zaamheid van het kind, bezien in het licht
der beginselen.
In den ouden tijd, den tijd van de plak*
meesters en de domineerende persoonlijkheden
was er in de opvoeding en de tucht van het
kind geen vast systeem aanwezig. Ieder volgde
zijn eigen zienswijze en deed wat goed was
in eigen oogen.
Als de vader der Paedagogiek kan be*
schouwd wordenComenius. Deze onder*
scheidde zes typen van kinderen en had voor
elk type een aparten vorm van gehoorzaamheid.
Locke baseerde de gehoorzaamheid op de
gewoonte, de zelfverloochening en de ver*
standelijke ontwikkeling.
Rouseau had een bizondere beschouwing
over de gehoorzaamheid van het kind. Hij
was tegen gehoorzamen op bevel. Volgens
hem regeert de leerling in schijn zich zelf en
doet de paedagoog de natuur spreken tot het
hart van den leerling.
Pestalozzi, is de vader van de sociale op*
voeding, dié door liefde aan te kweeken get
hoorzaamheid bevordert.
Troebel nam het standpunt in, dat de zelf*
aktiviteit van het kind bevordert moet wor*
den. Het spel was z.i. daartoe het middel,
omdat dit gehoorzaamheid kweekt en de zelf*
controle en de sympathie aanwakkert.
Herbart onderscheidde twee perioden, die
der regeering en der karaktervorming. In de
eerste periode hangt de gehoorzaamheid af
van goede gewoonte en in de tweede van de
veelzijdige belangstelling.
Spencer bouwde de gehoorzaamheid op de
kennis van oorzaak en gevolg. Een kind dat
zich eenmaal gebrand heeft is bang voor het
vuur. De z.g.n. vrije opvoeding kweekt niet
ongehoorzaamheid.
In een Montessorischool zijn de leerlingen
vrij om te werken of niet en, om te kiezen
wat men wil, maar de leerlingen zijn niet vrij
om heen te gaan, om andere te hinderen of
met de leermiddelen te spelen. In een Dalton
school bestaat alleen vrijheid in de uitwerking
van de opgegeven taak, maar de leeraar houdt
contact met de leerlingen en zet de luiaards
terug om tijdtafelwerk te doen. In de Gary=
school volgt men het Universiteitssysteem na,
zoodat de leerling zelf verantwoordelijk is
voor de orde. De Emancipationisten laten de
leerlingen hun eigen leiders kiezen, maar he*
houden het recht van veto en van interventie
voor de onderwijzers.
Ten slotte stelt spr. tegenover al deze be*
schouwingen de Calvinistische beschouwing
der gehoorzaamheid van het kind.
De Calvinistische paedagogiek stelt het le*
ven in het teeken van den dienst van God.
Gehoorzaamheid in huis en school is roeping,
omdat God het eischt in Zijn Woord. En het
geloof in Christus brengt de dankbare liefde
voort, waardoor deze roeping tot gehoorzaam*
heid 't hoogste genot wordt voor den mensch
die zijn ziel in het geloof Gode heeft opge*
dragen.
Komend aan het tweede gedeelte van zijn
referaatDe beginselen, waaruit de gehoor*
zaamheid moet voortvloeien, zegt spreker dat
men de gehoorzaamheid niet bouwen kan op
het recht van den sterkste. Immers dwang-en
leiding sluiten elkander uit. Evenmin kan men
de gehoorzaamheid aanmerken als vrucht van
l