voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. Hoor öen .3 au i>n« Antirevolutionair Orgaan IN HOG SIGNO VINCES V No. 3054 ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1924 39STE JAARGANG Drie Bladen. 'i W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers Dit nummer bestaat uit TWEEDE BLAD. LEEKEPRAATJES. Reclame-IVIede deelingen £e venijnige steken van spit in den rug Klooster!* alsem verdrijft de pijn Dez^cöuranwërschynt^ïkëi^WOENSD^^^i^ZATER^AG^ ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent F'j vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. AMOS Stil, 12. «Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere Heere, dat Ik een honger in het land zal zenden; niet een honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te hooren de woorden des Heeren. En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tc t het oosten zij zullen omloopen om het Woord des Heeren te zoeken, maar zullen het niet vinden.» II. Wanneer de Heere zich ontrekt, wan neer Hij een honger in het land zendt, die niet te verzadigen is, dan moet dat als een oordeel aangemerkt worden. Dat oordeel zien we telkens weer en al de eeuwen door. De Heere neemt soms het woord weg. Dit oordeel dreigt^ Hij aan sommige gemeenten in de Open- p baring. En de historie leert dat het ook gekomen is. Waar het Christendom ge bloeid heeft, is nu van Christelijk leven niets meer te bespeuren Wanneer neemt de Heere Zijn woord weg? Als een volk zich verhardt en Zijn oor sluit voor Gods roepstemmen, als aan Gods dienaren geen gehoor wordt gegeven. ^£>an neemt de Heere de leeraars weg, lUi doet Hij 't aan de genade-middelen ontbreken. Zijn licht en troost houdt Hij in, waar men uitziet naar hulp van boven. Tevergeefs roept men Hem aan; men zoekt Hem, doch zonder Hem te vinden. Verschrikkelijk, als 't zoover komt met een volk of met een persoon. God be ware ons voor zulk een honger. Maar misschien zult gij vragen; is God dan niet barmhartig? laat hij zich dan niet vinden van een ieder die hem zoekt? hoort Hij dan niet het gebed dergenen die Hem aanroepen? is er dan bij Hem geen verzadiging voor de hongerende ziel O, gewis, maar dan moet 't een rechte honger en een waar zoeken zijn. Dat was niet het geval bij de Joden, die tevergeefs God zochten. Laat ons daarom eens onderzoeken, wat bij hen ontbrak en wat een rechte honger naar het woord des Heeren is. De honger, waarvan in ons tekstwoord gesproken wordt, is een verlangend uitzien naar een woord van licht in de duisternis, naar hulp uit de ellende. Israël was in groote benauwdheid. Het zuchtte om uitkomst. Maar 't was het volk alleen maar te doen om redding uit den nood. Het was geen hongeren naar God; het was geen besef van schuld. Het erkende niet, dat het gansche- lijk verbeurd had, dat de Heere naar zijn stem hoorde. Het achtte zich ver ongelijkt, waar het door de volken ver drukt werd. Het haatte de heidenen en was vervuld met gedachten van wraak. Het zag uit, of er nog geen einde kwam aan de ellende', of God nog niet te hulp kwam. In zijn dwazen hoogmoed meen de het als uitverkoren volk recht te hebben op den bijstand van Jehova, l.a.w. het zocht niet God, maar alleen Zijn hulp in de benauwdheid. De ware honger wordt gekenmerkt door iets anders. Die komt voort uit gevoel van zonde en onmacht. Omdat men gezondigd heeft tegen God, billijkt men Zijn oordeel. Men erkent Hem in Zijn heilig rechtmen zoekt met Hem verzoend te worden en haakt naar Zijn gemeenschap. Dit leidt tot een roepen uit zijn onmacht tot God, dat Hij ge nade bewijze. Zulk een honger gaat gepaard met een ootmoedige belijdenis, met een verbroken hart, een oprecht berouw en een waarachtige bekeering. De ware honger zoekt verzadigd te worden met de genieting van Gods ge meenschap hij strekt zich uit naar het woord Gods, dat men niet missen kan, naar de gerechtigheid van Jezus Chris tus. Men hunkert naar geestelijke ver troostingen, naar het licht van Gods vriendlijk aangezicht; er is een roepen tot God, dat Hij zich ontferme en Zijn toorn van ons afwende. Voor de waar lijk hongerende is Gods woord de spijs, waarbij' zijn ziel alleen leven kan. Meer dan tijdelijke hulp begeert hij Gods gunst, die alleen rijk maakt. Meer dan de gave is hem de Gever. Zulk een honger kan slechts verzadigd wordeu door het hemelsche broodChristus. In zijn bloed alleen vindt de heilbegeeri- ge ziel rust. Wat God zegt zijn woor den des eeuwigen levens. Geef aan een waarlijk hongerende al de schatten der aarde, hij zal zich daardoor onbe vredigd gevoelen, Dat alles kan hem niet troosten het kan het ledige daar binnen niet vullen, het geeft zijn on rustige ziel geen vrede. Hij wil Jezus niet missen voor al het goud en zilver der aarde. Hij is rijker in God dan over allen rijkdom. Zijt gij zulk een hongerige naar Chris tus? Hebt gij reeds uw toevlucht tot Gods genade genomen? Is het woord Gods spijs voor uw ziel geworden? Dan is er voor u verzadiging. Want God slaat de nederigen gade over de ootmoedigen doet Hij Zijn' lieflijk licht opgaan. Zoolang als Israel zich niet verootmoedigde, ontving het geen ant woord. Er komt geen verandering in het lot der Joden, tenzij zij zich be- keeren. Zoolang een zondaar niet hon gert naar genade, maar het br od des levens, dat ons in Christus geschonken is, verwerpt, blijft hij in de duisternis. Tevergeefs bidt en zoekt hij. De Heere hoort niet, als wij niet ootmoedig voor Hem nederknielen, maar de zonde aan de hand houden Zoeken we in onze eigen kracht heil, zoo zullen wij 't niet vinden. Ons hart komt niet tot rust, wij worden ledig weggezonden en ko men voor eeuwig om. Maar aan dege- genen die den Heere ootmoedig zoeken, zal Hij zekerlijk Zijn heil doen zien. Slot volgt 'k Zag aan Piet, dat hij niet geheel op z'n gemak was. Hij tobde ergens over. 't Gesprek wilde maar niet vlotten. Waar ik ook maar over begon niets scheen z'n belangstelling op te wekken. Verstrooid gaf hij korte antwoor* den of zei zelfs in 't geheel niets. En dat was ik toch niet van hem gewoon. Meestal had hij over allerlei wat te praten en te vragen. Tenslotte gaf ik het maar op en keek hem eens aandachtig aan. En toen kwam het los «Wat denk jij van Ds. Kersten «Over Ds. Kersten «Ja, over z'n politiek »0 was het niet heek erg afdoend ant* woord, dat ik 't eerste crigenblik te geven had. De vraag kwam zóó onverwacht, dat ik me eerst eens in moest denken, hoe Piet tot zulk een vraag kon komen. »Dus praten we toch over politiek V« vroeg ik. Nou ja, 'k vraag het zoo maar es,« zei Piet wat verlegen, heen en weer schuivend op z'n stoel. «Wat denk jij van Ds. Kersten z'n politiek?» vroeg ik verder. «Ik geloof dat hij het bij het rechte eind heeft,was het rondborstig antwoord. En hij vervolgde«Als ik nog es wat aan polis tiek ga doen, wat ik wel niet geloof, dat ooit gebeuren zal, maar aïs het nog es gebeurt, dan denk ik dait ik met de partij van Ds. Kers ten mee zal gaan.« «Zoo en waarom «Ja, kijk, omdat Ds. Kersten zoo veel goeds in z n politiek heeft. Daar heb je b.v. dat samengaan met Rome van de andere Christes lijke partijen daar moet ik toch'eigenlijk niks van hebben en "k heb gehoord dat Ds. Kersten er ook zoo over denkt. En dan al die sociale wetten tegenwoordig, 't vrouwenkiesrecht, de vaccinatie en weet ik wat al meer. «Noem er de verzekering ook maar bij,« zei ik. «Nee dat niet,« antwoorddePiet eerlijk, «tegen verzekering heb ik geep bezwaar, 'k ben zelf in de brandassurantie en m'n vee is ook vers zekerd, daar zie 'k niks geen kwaad in. Maar daar heb je nog zoo veel andere'dingen. Piet zweeg en schudde z'n hoofd «Nou stort je hart maar es uit kameraad» bemoedigde ik hem.» «Ja wat zal 'k nog meer zeggen 'k Geloof dat de politiek van Ds. Kersten niet alleen met woorden, maar ook met daden christel ijk is.» «Zoo zei ik, dat ken je zeker van de anti's niet zeggen «Dat wil ik nou niet zeggen,» zei Piet, «maar toch, 'k geloof dat Ds. Kersten het geestelijke meer voorop stelt. Wat ijvert hij om maar één ding te noemen niet voor de Zondagsheiliging, nou weer b.v. met die extra=treinen op Zons dag.« «En stelt de A.sR. partij het geestelijke niet voorop «Och dat weet ik niet,« kwam er aarzelend uit. 40 cent per regel overvalkn LI onverwachts. Grijp dadelijk naar Akkers Kloosterbalsem, weike tot diep in de weefsels doordringt, de pijn stilt, ophoopende ziektestoffen doet verdwijnen, snel en grondig geneest. «Wat heb jij tegen de Anti'svroeg ik hem toen op den man af. Piet blies een zware rookwolk voor zich uit, wees toen met de steel van z'n pijp naar m'n borst en zei«Laat ik het je dan maar eens eerlijk zeggen. Al die dingen welke ik jé daarstraks genoemd heb van Ds. Kersten, vind ik niet zoo bij de A.sR. partij, 't Is net of daar de geestelijke dingen niet zoo voorop staan. Bij de A.sR. partij hoor je maar over de financien, over het leger, over de bewapes ning en al die stoffelijke dingen meer. 't Is net of die dingen bij de A sR. partij vóór,de geestelijk dingen gaan. En dat mag toch niet als je een Christelijke partij wil wezen Piet had z'n hart gelucht, schoof z'n stoel achteruit en nam een afwachtende houding aan, benieuwd wat ik daar nu wel op zeggen zou. «Laat ik bij je laatste bezwaar beginnen Piet«, zei ik, «over 't vrouwenkiesrecht, de sociale wetten, te samen gaan met Rome en al die bezwaren meer praten we later wel eens. Eerst zullen we 't es hebben over het vooropstellen van de geestelijke dingen in de partij van Ds. Kersten en 't vooropschuiven van de stoffelijke zaken bij de A.R. partij, zooals jij zegt dat gebeurt. «Weet je wat een oppositiespartij is Piet? vroeg ik. »'k Kan het niet zoo onder woorden brens gen, maar 'k weet 't toch wel,« antwoordde Piet. «Een oppositiepartij, is een partij welke in de minderheid is en niets anders heeft te doen dan kritiek uitte oefenen op de daden der regees ring, zelf heeft zoo n partij niets tot stand te brengen. Erg gemakkelijk hè «Ja, dat is het«, gaf Piet toe. «Welnu, Ds. Kersten heeft zich losgemaakt van de partijen welke aan de regeering zijn en is daardoor oppositieman geworden. Hij kan de regeering steunen als hij wil, maar wil hij dat niet dan kan hij het laten, hij staat van allen en alles los. Hij kan precies zeggen hoe hij het hébben wil, hij kan zoo principieel zijn als hij maar wenscht, het geess telijke kan hij overal bovenop leggen en zijn kiezers op allerlei gebied in het gevlij komen, zonder dat zijn positie gevaar loopt, integens deel, hoe méér geestelijk hij in de'Kamer ops treedt, hoe vaster hij menschelijker wijze ges sproken in het zadel komt te zitten. Zie, dat is het groote voordeel wanneer je los staat van de regeeringspartijen En nou de A *R. partij. Deze A.sR. partij is een daagje ouder dan die van Ds. Kersten. De A.sR. partij weet nog mee te praten van een tijd van Groen en van een feilen schoolstrijd en van een ops permachtig liberalisme. En door al dien strijd en druk heen is deze partij gegroeid en groot geworden, zoodat zij van oppositiespartij meers malen regeeringspartij geworden is. En dat is de laatste jaren, hoewel in geheel ander vers band dan in den tijd van het Ministerie Kuys per en Heemskerk, ook het geval geworden. In plaats van kritiek uit te oefenen moet de A.sR. partij nu daden verrichten. F.n gelukkig is de A.sR. partij nooit zoo laf geweest om als zij tot daden geroepen werd, terug te deins zen. Zij weet dat met praten ons volk niet geholpen is. En nu mag je zoolang als je praat zoo geestelijk zijn als je wilt, wanneer- je tot daden en vooral tot regeeringsdaden geroepen wordt, dan krijg je ook met het stoffelijke leven te doem Maar behalve dat, als je regeeringspartij wordt dan krijg je met andere richtingen te doen. Zoolang onze antisrevolutionaire partij geen 51 mannen in de Kamer brengen kan en daar is niet veel kans op, vooral niet als er menschen opstaan die er stukjes afbrok* kelen, ik zeg zoolang de A.sR. partij geen 51 mannen in de Kamer brengt, zoolang zal deze partij nooit kunnen regeeren zonder het res geergestoelte te deelen met mannen van andere richtingen. En je begrijpt, als dit zoo is, dan kun je maar niet praten wat jé wil en maar niet doen wat je wil, maar heb je rekening te houden met de meening van die andersdens kenden. En om dan niet heelemaal een leegen dop te behouden moet je wel eens een half ei afstaan. Je bent toch zeker wel met mij eens, datje als regeeringspartij niet kunt zeggen tegen je medesregeeringspartijen Kijk jullie eens hier, hier heb je ons program van bes ginselen, dat en dat en dat willen wij bereiken, ga je er mee accoord, best, zoo niet dan zie je voor ons maar een ander te krijgen. Ge voelt wel dat dat niet gaat. Want achter de ministertafel staat een volk van ruim 6 millioen zielen, dat geregeerd moet worden, en ten prooi is aan allerlei volsmennefs en verkeerde leidslieden. Dat volk móét nu eenmaal geres geerd worden, da'Sr helpt niets aan. En als de A sR. partij nu dat ziende, liever een half ei heeft dan een leegen dop, doet zij dat niet om zichzelf, maar omdat zij beseft dat ons volk nu eenmaal inoet geregeerd worden. 't Gaat er bij de A.sR. partij wanneer zij zoo handelt dus niet om, om maar iets voor zich te winnen, integendeel zij brengt een offer op het altaar des Vaderlands en zij trotseert het gevaar van verradelijke dolkstooten in den rug, omdat zij zich geroepen weet te doen wat zij kan om het arme volk met al zijn nooden toch maar iets te geven van wat zij in haar schoon program omschrijft en om dat volk te bewaren voor de gevaarlijke fheorien van ongeloofsmannen die op zouden staan indien zij zich terugtrok in haar zoogenaamd «principieel hoekje«. Regeeren is nu eenmaal wat anders dan zwaar boomen op een kiesvers eeniging. Dat geloof je toch zeker ook wel, Piet «Ja, ja als je 't zoo beschouwd dan zeg ik 't is zoo, maar maar «Wat wil je zeggen Piet »'k Wou zeggen, geloof je toch niet, dit de A.sR. partij tegenwoordig minder pricipieel is dan b.v. in den tijd van Dr. Kuypei Je hoort tegenwoordig nergens anders van, dan over financien, legeren vloot, am btenaarssala* rissen en weet ik het al.« «Juist Piet daar wou ik net wat van gaan zeggen. Weetje wel, dat de ontzettende werelds oorlog ons land nog iets anders gebracht heeft dan hooge prijzen van landbouwproducten en rijke winsten. Weet je wel dat het ons volk stoffelijk aan den rand van den afgrond ges bracht heeft^ De geweldige financieele offers welke ons land in de oorlogsjaren brengen moest hebben ons diep in de schuld gebracht en de geweldige depressie in handel en induss trie, de werkloosheid en de verarming na den oorlogstijd heeft er het hare toe gedaan om ons volk op den weg te zr tten die Duitschland gegaan is met zijn geldswaarde. «Ons land kwam in groote stoftelijken nood zoo dat als niet met alle macht ware ingegre* pen verreweg het grootste deel van ons volk aan de diepste ellende was prijs gegeven. Denk het je maar eens in als de gulden eens op een kwartje of drie stuivers was gekomen of erger, want eenmaal op dat hellend vlak dan is er geen houden meer aan. Inplaats dat we de kindertjes van onze naasten in het buiten* land wat versterken konden hadden we het dan moeten beleven, dat onze eigen kinderen voor onze oogen wegteerden, terwijl wij mach* teloos waren ook maar iets er aan te doen Wijl de leugenachtige volksmenners onzen Co* lijn thans aanwrijven dat hij de borsten der moeders doet uitdrogen, dat zou ware Colijn niet opgetreden zooals hij gedaan heeft, wer* kelijkheid geworden zijn. En nu vraag ikjou Piet,wanneer een huisgezinin den diepsten nood verkeert, en het aan alles gebrek heeft, wat doe je dan, ga je er dan met een Bijbel heen en houdt het hoofd van dat gezin bezig met een stichtelijk praatje of verzorg je voor alles de stoffelijke behoeften van dat gezin Nog ujat, wanneer je het eerst uit den stoffe* lijken'nood helpt, zal-dan dat gezin niet veel meer bereid zijn om de geestelijke weldaden te ontvangen, dan dat je andersom doet?En als dit zoo is dan zeg ik dat, wanneer onze partij zich in deze dagen van grooten nood voor alles zich er op geworpen heeft om ons volk te behoeden voor het groote gevaar van den stoffelijken ondergang dan heeft onze partij veel beter het woord Gods verstaan dan zij die het willen omkeeren. Hoe denk jij hierover Piet «Je hebt me zóóveel gezegd, ik moet over al die dingen eerst eens nadenken, maar ik wil je wel zeggen dat ik het van dien kant nog niet bezien heb«, bekende hij eerlijk. «Welnu, Piet, ga dan nou naar huis en denk er eens over. Een volgende keer praten we wel over je andere bezwaren». Zoo scheidden we. Je vriend PLAATDORP. ONDERWIJZERSGEZELSCHAP »GOEREE EN OVERFLAKKEE«. Hedenmorgen kwam bovengenoemde ver* eeniging in hotel Meijer in vergadering bijeen. De regen had velen van buiten verhinderd te komen. Niettemin had de huishoudelijke vergadering een gezellig verloop. Als bestuursleden werden herkozen de hee* ren H. J. Meijer van Oude Tonge en J. P. Hoek van S'dijk en in de vacature, ontstaan door het bedanken van dhr. A. van Eek, werd gekozen dhr. J. Winters van Dlrksland. De verslagen van Secr. en Penn. werden onder dankzegging goedgekeurd. Daarna werd pauze gehouden tot 1 nur. Middagvergadering. De Middagvergadering werd geopend door den Heer Buitenhuis. Van den Heer 't' Hart, Inspecteur van het L. O. in de Inspectie Dordrecht, was per draad* bericht de tijding ontvangen dat hij niet aan* wezig kan zijn. Na een kort openingswoord van den heer Buitenhuis, geeft deze het presidium der ver* gadering aan den Heer Inspecteur van het L. O. in de Inspectie Brielle, A. van-Ooy. Deze geeft na een paar inleidende woorden het woord aan den WelEerw. Zeer Gel. Heer Dr. S. O. Los, Geref. predikant te 's Gra* venhage, die refereerde over het onderwerp Waarom gehoorzamen de kinderen aan hun onderwijzers. Spr. splitste zijn stof in twee deelen. In de eerste plaats het vraagstuk der gehoorzaam* heid van het kind, bezien in het licht der ge* schiedenisi en in de tweede plaats de gehoor* zaamheid van het kind, bezien in het licht der beginselen. In den ouden tijd, den tijd van de plak* meesters en de domineerende persoonlijkheden was er in de opvoeding en de tucht van het kind geen vast systeem aanwezig. Ieder volgde zijn eigen zienswijze en deed wat goed was in eigen oogen. Als de vader der Paedagogiek kan be* schouwd wordenComenius. Deze onder* scheidde zes typen van kinderen en had voor elk type een aparten vorm van gehoorzaamheid. Locke baseerde de gehoorzaamheid op de gewoonte, de zelfverloochening en de ver* standelijke ontwikkeling. Rouseau had een bizondere beschouwing over de gehoorzaamheid van het kind. Hij was tegen gehoorzamen op bevel. Volgens hem regeert de leerling in schijn zich zelf en doet de paedagoog de natuur spreken tot het hart van den leerling. Pestalozzi, is de vader van de sociale op* voeding, dié door liefde aan te kweeken get hoorzaamheid bevordert. Troebel nam het standpunt in, dat de zelf* aktiviteit van het kind bevordert moet wor* den. Het spel was z.i. daartoe het middel, omdat dit gehoorzaamheid kweekt en de zelf* controle en de sympathie aanwakkert. Herbart onderscheidde twee perioden, die der regeering en der karaktervorming. In de eerste periode hangt de gehoorzaamheid af van goede gewoonte en in de tweede van de veelzijdige belangstelling. Spencer bouwde de gehoorzaamheid op de kennis van oorzaak en gevolg. Een kind dat zich eenmaal gebrand heeft is bang voor het vuur. De z.g.n. vrije opvoeding kweekt niet ongehoorzaamheid. In een Montessorischool zijn de leerlingen vrij om te werken of niet en, om te kiezen wat men wil, maar de leerlingen zijn niet vrij om heen te gaan, om andere te hinderen of met de leermiddelen te spelen. In een Dalton school bestaat alleen vrijheid in de uitwerking van de opgegeven taak, maar de leeraar houdt contact met de leerlingen en zet de luiaards terug om tijdtafelwerk te doen. In de Gary= school volgt men het Universiteitssysteem na, zoodat de leerling zelf verantwoordelijk is voor de orde. De Emancipationisten laten de leerlingen hun eigen leiders kiezen, maar he* houden het recht van veto en van interventie voor de onderwijzers. Ten slotte stelt spr. tegenover al deze be* schouwingen de Calvinistische beschouwing der gehoorzaamheid van het kind. De Calvinistische paedagogiek stelt het le* ven in het teeken van den dienst van God. Gehoorzaamheid in huis en school is roeping, omdat God het eischt in Zijn Woord. En het geloof in Christus brengt de dankbare liefde voort, waardoor deze roeping tot gehoorzaam* heid 't hoogste genot wordt voor den mensch die zijn ziel in het geloof Gode heeft opge* dragen. Komend aan het tweede gedeelte van zijn referaatDe beginselen, waaruit de gehoor* zaamheid moet voortvloeien, zegt spreker dat men de gehoorzaamheid niet bouwen kan op het recht van den sterkste. Immers dwang-en leiding sluiten elkander uit. Evenmin kan men de gehoorzaamheid aanmerken als vrucht van l

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 3