loor den
Twee Bladen.
Zaterdag 13 Sept. 1924. No. 3050.
TWEEDE BLAD.
LEEKEPRAATJES.
Rechtzaken.
Land- en Tuinbouw.
Met de Nederlandsche Christelijke Reis-
vereeniging naar Centraal-Zwitser-
land, Lugano, Milaan en Venetië.
nroosfflrNowsEs
Dit nummer bestaat uit
HOSEA 8 s 5a.
»Uw kalf, o Samariaheeft
u verstooten.«
III.
(Slot).
Zoo hebben we dan ons hart van de
afgoden af te trekken, tot God terug te
keeren, Hem hart en hand te geven.
Hoe wij dat moeten doen Allereerst
met schuldbelijdenis, dat wij Hem ver
laten hebben, en met de bede, dat Hij
ons genadig zij om Jezus' wil.
En dat juist werd bij Israël gemist.
Er was geen schuldgevoel, geen veroot
moediging. Toen Israël in nood verkeer
de, toen het gerichtover het volk kwam,
toen de vijand naderde, riep't tot God.
Maar hoe bad 't In het 2de vers van
ons hoofdstuk wordt dat gezegd. Daar
lezen wij, wanneer het gericht komt
„Dan zullen zij tot Mij roepen Mijn
God wij, Israël kennen U". Ziet hier
des volkspleitgrond„wij, Israël, ken
nen U". Het beroept er zich opwij
zijn Israël, het volk Godshet pleit op
zijn kennen van den eenigen waren
God. Het is het verbondsvolkhet
draagt het teeken des verbonds in zijn
vleesch, het is gesproten uit Abraham,
in onderscheiding van de heidenen dient
't den waren God. En op grond van
Zijn naam en voorrechten meent 't op
verhooring des gebeds en redding uit
den nood aanspraak te kunnen maken.
Datzelfde meenden ook de Joden ten
tijde van den Heere Jezus. Als Jezus
hen bestraft en hun het gericht aankon
digt, dan werpen zij tegenwij zijn
Abraham's kinderen en zich verheffen
de op hun vleeschlijke afstamming van
den vader der geloovigen, meenen zij
recht te hebben op de zegeningen des
verbonds.
En hoevelen zijn dezen Joden niet
gelijk. Zij beroepen zich op den naam
van christenen, op hun rechtzinnige be
lijdenis. Daar bouwen zij hun zaligheid
op daarop leven en sterven zij gerust.
Daarop pleiten zij, als zij tot God na
deren. Dat moet hen beschermen tegen
het gericht Daarom zal Gods toorn
hen niet treffen en zullen zij een eere
plaats ontvangen in het Koninkrijk van
Christus. In den grooten dag, waarin
de eindbeslissing valt, zullen velen aan
de hemelpoort kloppen, en zeggen
Heere, Heere doe ons open, want wij
hébben in Uw naam geprofeteerd, en in
Uw naam duivelen uitgeworpen en vele
krachten gedaan. En anderen zullen
zeggen Heere, zijn wij niet in Uw naam
gedoopt en waren wij niet godsdienstig
en hebben wij niet behoord tot de
meest zuivere kerk en zijn wij niet uit
vrome ouders gesproten Maar dan zal
't blijken, hoevelen zich met een valsche
hoop gevleid hebben, als zij de poort
gesloten zullen vinden en 't hun open
lijk aangezegd wordtIk heb u nooit
gekendgaat weg van mij, gij die de
ongerechtigheid werkt.
't Was geen recht gebed, dat Israël
opzond daarom is 't niet verhoord en
gered geworden. De pleitgrond was
verkeerd. Zullen wij niet beschaamd
worden, zal ons gebed opklimmen t„t
God, dan moet onze pleitgrond Chris
tus en Zijn gerechtigheid zijn. Niet onze
christennaam, niet onze eigengerechtig
heid kunnen ons eenige verdienste ge
ven. Er is in ons niets, dat ons recht kan
geven op Gods hulp. Zullen wij gehoor
vinden bij God, dan moeten wij komen
met een schuldbelijdenis, met de erken
ning ik heb de verhooring van mijn
gebed verzondigd, en onze gebeden
neerleggen op de algenoegzame offeran
de van Jezus Christus. Zooals de verlo
ren zoon deed, die zich beriep op de
barmhartigheid van zijn vader. Alleen
hij, die zich op genade aan God over
geeft, zal niet bedrogen uitkomen.
Israël, dat wel uiterlijk de gestalte
van den bidder aannam, miste de ge
zindheid van den rechten bidder. Al
biddende, droeg het de wereld in het
hart en hield vast 't aan de zonde.
't Kwam niet tot een haten van en
breken met de zonde. Wat de lip
pen uitspraken, was niet de uiting
van een door schuldbesef gebroken en
verslagen hart. En daarom bleef het
oor van God gesloten voor zijn roepen.
Want de Heere hoort geen zondaar,
die met de lippen bidt, maar wiens
hart verre van Hem is. Dan verhoort
Hij ons, als de zonde ons van harte
leed is en wij ons bekeeren van onze
booze wegen. In dien weg mogen wij
ons van Zijft gunst verzekerd houden.
En keeren wij zoo tot God ierug,
dan zullen wij zeker ervaren, dat 't een
rijk loon is, hetwelk Hij schenkt aan
allen, die Hem vreezen. Hij verlost Zijn
dienaren niet, gelijk de wereld de hare.
Al zijn wij gering en diep schuldig,
toch rust Zijn oog in ontferming op
ons. Nooit stelt Hij teleur, maar altijd
is Hij gereed om ons te helpen, troos
ten en versterken in dit leven, te red
den uit den nood en aan het einde
neemt Hij Zijn volk op in heerlijkheid,
opdaT-'t met Christus triomfeere over
alle vijanden. Hij zal hen niet verstoo-
ten, als in het gericht Satan tegen hen
opstaat om hen aan te klagen. Wien
het leven Christus was, dien zal het
sterven gewin zijn. Al wat wij om Zijns
naams wil ten offer brachten, zal ons
honderdvoudig vergolden worden De
Heere is geen karig God. Hier schenkt
Hij reeds vrede, die alie verstand te
boven gaat, zoodat wij, met dien vrede
in het hart, mogen getuigen het is mij
goed nabij God te zijn. Dat God Zijn
dienaren zoo rijkelijk beloont, neen,
dat wordt niet alt'ijd gezien. De wereld
ziet en gelooft T niet. Zij beklaagt of
bespot den chriimn. Soms schijnt 't ook
niet zoo te zijn, maar is 't alsof God
Zijn volk heeft verstooten. Maar ook in
de bangste wegen en onder de moei
lijkste omstandigheden laat de hand
van onzen hemelschen Vader ons niet
los. Hoe donker ook Zijn weg mag
wezen, het einde zal 't leeren, dat vele
dingen medewerken ten goede degenen,
die Hem liefhebben.
«Volgende week Dinsdag is het de derde
Dinsdag van September**, zei ik tegen Piet.
«Wat zou dat vroeg hij.
«Wel dan krijgen we de Troonredeant*
woordde ik.
Piet trok zijn schouders op en mompelde:
«hm, hm«.
«Trek je jezelf daar niets van aan vroeg
ik hem.
«Och jong, praat me niet over de politiek,
daar zit zooveel vuilte in en hij hulde zich
in een paar dikke wolken tabaksrook, wat hij
wel meer deed, als hij zich hier of daar aan
ergerde.
«Ho, ho, nou draaf je weer door, Piet«, zei
ik, terwijl ik hem op den schouder klopte, «je
mag alles niet over één kam scheren. Er zit
ook wel iets goeds in de politiek.«
»'k Geloof er niks van, 't is allemaal rom*
mei,** bromde Piet.
«Jij bent in geen al te beste bui, Piet, je moet
niet zoo brommen«, zei ik. De ervaring had
me geleerd, dat Piet wel eens meer overdreef,
maar dat hij het zoo erg niet meende als hij
wel eens liet voorkomen.
Piet nam zijn pijp uit den mond en zei met
veel gewiéht«Wil ik je es wat zeggen, er is
nog nooit één mensch zoo goed geweest of
als hij aan de politiek ging doen, is hij bes
dorven. Iemand heeft eens gezegd: in de pos
litiek geldt het als de hoogste weisheid, je
woorden zoo te gebruiken, dat niemand je
gedachten raden kan, of plat gezegd wie het
best comedie spelen kan heeft 't in de polis
tiek het verste gebrachtEn daarom bemoeit
een fatsoenlijk mensch zich met geen politiek**.
«Dank je wel«, zei ik.
«Nou ja, 'k bedoel jou niet**, zei Piet, die
de draagwijdte van zijn woorden blijkbaar
niet voorzien had.
«Ja, dat kan wel, maar ik doe toch ook op
bescheiden manier aan de politiek,al is het
dan maar als houthouwer en waterputter',
zei ik terwijl ik net deed of ik boos was.
«Ja, maar jij bent geen comedie speler,
antwoordde Piet vergoeilijkent.
«En er zijn er meer, nog wel honderden die
ook aan politiek doen, er midden in leven en
die toch ook geen comedie spelers zijn,** zei ik.
Piet draaide zich zelf half op zijn stoel om
en keek het raam uit.
«Laat het wezen zoo hef wil, maar ik bes
moei me niet met de politiek«, zei hij ten
slotte.
«Maar de politiek bemoeit zich wel met
jou zei ik.
Hoe zoo vroeg hij, mij verwonderd aans
ziende.
«Dat is gemakkelijk genoeg", zei ik. «Als
jij je belastingpapier thuis krijgt, als je zoon
Henk opgeroepen wordt om in dienst te tres
den, als er wetten gemaakt worden, waarbij
jou dit verboden en dat geboden wordt, wans
neer het rijk in zekere omstandigheden zelfs
het recht kan hebben jou op te roepen om
goed en bloed feil te hebben voor je land
als dit door revolutionaire woelingen of door
buitenlandsche vijanden bestookt wordt, dan
zijn dit allemaal bewijzen dat de politiek
zich wel met jou bemoeit, en dat jij Diks
tegen al die bemoeiingen in kan brengen is
een bewijs dat de politiek recht heeft zich
met jou te bemoeien. En nou geldt dit alles
nog maar je stoffelijk leven, doch weet, dat
de politiek zich ook met het geestelijk leven
van jou en van je gezin bemoeit. Denk er
maar eens over na wat er zooal in de vorige
eeuw gebeurd is, dan behoef je nog niet eens
verder terug te gaan. En moet jij dan zeggen
«ik bemoei me niet met de politiek
Piet schoof z'n pet op het linker oor en
gaf geen antwoord. Toen vervolgde ik
«Hoor es Piet, je moet nooit meer zegs
gen, dat je je niet met de politiek bemoeit,
want dat is het domste wat je zeggen kunt.
En dan moet je ook niet zoo op de politiek
af geven, zeker 'k weet wel dat er heel wat
in het politieke leven schuilt dat het daglicht
niet zien mag en dat zijn dan meestal van die
politieke speculanten die, zooals jij zegt niet
anders kunnen dan comedie spelen en die
hun politieke munt vooralslaan uit menschen
van jou slag die altijd maar zeggen ik bes
moei me niet met de politiek. Kwam het nog
eens zoo ver dat er geen enkel burger meer
was die zich niet met de politiek bemoeide,
dan zou er voor die politieke speculanten,
weinig te speculeeren overschieten en zou dat
soort vanzelf uitsterven en de politieke ats
mosfeer zuiver worden®.
«Dus volgens jouw redeneering ben ik er
mee aan schuldig dat de politiek zoo smerig is
«Voor een belangrijk deel wel Piet, neem
het me niet kwalijk dat ik het zeg«.
«Dan is het nou mijn beurt om te zeggen
dank je welI** lachte Piet.
«Zooals je wilt«, zei ik. «Maar zoolang als
er nog menschen zijn die politiek ongevoelig
zijn, zoolang zullen er individuen zijn die op
den gewilligen rug dezer dikhuidigen trachs
ten naar boven te klimmen. Maar dat geeft
jou het recht niet, beste vriend, om heel de pos
litiek vuil te noemen. De politiek zelf is niet
vuil, maar goed en nuttig en noodig. Weetje
wat het woord «politiek** beteekent, Piet?«
vroeg ik,
Piet schudde het hoofd.
«In het woord «politiek** zit het woord
«polis® wat »stad« beteekent. Politiek wil dus
eigenlijk zeggen stadsregeering. Nou voel je
weL hoe onschuldig het woord politiek eigens
lijk is. Politiek op zich zelf is dus niet slecht
en maakt niet slecht ook. En gelukkig zijn
daar talrijke bewijzen van. Talrijke staatslies
den zijn er, die hun levenlang al hun krachs
ten en gaven aan de politiek besteed hebben
en wier blazoen onbesmet bewaard gebleven
is en tot in hoogen ouderdom algemeene achs
ting bezaten van vriend en vijand. En nou
kom ik op het uitgangspunt van ons gesprek
terug, Piet. Volgende week Dinsdag zal de
troonrede uitgesproken en de millioenensnos
ta aangeboden worden. Daar wacht nu alles
in spanning op. En let er nu eens op wat
daarna gebeuren zal. De komende periode zal
staan in het teeken der verkiezingen en alles
wijst er op dat het een echte ouderwetsche
strijd zal worden. Alleen de daden onzer res
geering, die in het brandpunt der belangstel*
ling staan, zullen aanleiding genoeg zijn,
om de oppositiepartijen tot felle critiek aan
te jagen. Er zit politieke munt in
En nou beklaag ik menschen zooals jij ben
Piet!
«Waarom
«Omdat jij en je geestverwanten die- zich
niet met de politiek bemoeien, het slachtoffer
worden van de politieke vrijbuiters, wie het
nergens anders om te doen is, dan om met
geoorloofde of ongeoorloofde middelen «po*
litieke winst« te behalen. Zij zullen jou en
je kornuiten zand in de oogen strooien, jullie
met valsche voorstellingen bedotten en op*
hitsen tot ontevredenheid wat heel gemakke*
lijk gaan zal omdat je je niet met de politiek
bemoeit en dus zoo groen als gras bent in
de politiek. Daarom zullen de politieke vrijs
buiters zich wel met jullie bemoeien net zoo
lang tot ze jullie tot stemvee verlaagd hebben.
En daarom heb ik maar één raad Piet. Houd
je oogen nou es open en bemoei je nou es
wel met de politiek, je zult er wel bij varen
en tenslotte je plicht leeren verstaan om pos
litiek mee te leven, een plicht tegenover je
land, je volk en ook tegenover je eigen huis*
gezin. Maar daar praten we wellicht later nog
eens over. Denk er es over na
Piet schoof zijn pet es recht, stond op en
zei«Hm, hm«. Hij ging weg om zijn varkens
te voeren.
Maar ik had de zekerheid dat het onder*
werp zijn aandacht getrokken heeft.
Je vriend PLAATDORP.
RECHTBANK TE ROTTERDAM.
Portefeuille met geld gerold.
Voor de rechtbank te Rotterdam heeft zich
te verantwoorden gehad de 25*jarige H. v. d.
M. te Melissant, gedetineerd, beklaagd van
diefstal van een portefeuille met geld ten na*
deele van C. Buys.
Beklaagde was 's avonds van den 24en Juli
met een gezelschap dorpelingen in het dorp
uitgeweest en in de verhoogde stemming was
een auto gehuurd, waarmede een reis naar
Herkingen was gemaakt. Beklaagde, die eerst
op de tiets de auto was gevolgd, werd later
in het vehikel genomen. Op de thuisreis,
nadat nog eenige drank was gebruikt, was
men uitgestapt en was het heele gezelschap
van den dijk afgerold. Die rolpartij had Buys
zijn portefeuille met geld gekost.
Beklaagde ontkende iets met de rollerij van
het geld bij de rolpartij te maken te hebben.
Daar was hij volkomen vrij van.
De rijksveldwachter A. Voogt verklaarde,
dat v. d. M. zeer ongunstig bekend staat. De
dorpelingen zijn bang voor beklaagde.
De president tot beklaagde Dat zijn mooie
dingen, die ik daar van je hoor 1
Beklaagde: «Je kunt alle dingen op twee
manieren bekijken. Er zullen twee mannen
een sigaar uit een kistje rooken en dan zegt
de een Ze is goed, en de ander Ze is slecht.
De veldwachter van Melissant zal niets dat
niet van me zeggen.®
Getuige A. Voogt vertelde verder, hoe de
situatie is op de plaats, waar de vroolijke
Melissanters naar beneden zijn gerold. Buys
had bij de aangifte dadelijk v. d. M. als den
zakkenroller aangewezen.
Getuige L. Goedegebuur heeft wel gezien,
dat v. d. M. en een tweede uit het gezelschap,
Buys, die het beheer over zijn beenen kwijt
was, uit de auto hadden geholpen. Maar dat
beklaagde Buys onder aan den dijk nog vast
had, heeft getuige 't was «hardstikkendons
ker« niet gezien. Buys miste aan het hek
bij zijn woning zijn portefeuille. Naar getuige
verder verklaarde was de fuivende beroofde
heel dikwijls dronken en zelfs in één week
van de zeven avonden er zes in beschonken
toestand thuisgebracht.
De president en het O. M. vroegen dezen
getuige naar de bijzonderheden, die hij, vol*
gens de geruchten in Melissant, nog zou weten,
doch getuige ontkende iets naders te kunnen
mededeelen.
Getuige J. Snijder weet, dat er in de porte*
feuille eenig geld heeft gezeten. Hij heeft ge*
holpen aan het opsjorren van den beschonken
Buys, en heeft dezen bij het hek van zijn
woning hooren vragen om zijn portefeuille.
Er is den beklaagde meermalen om gevraagd,
maar deze ontkende van iets te weten.
Getuige A. Snijder heeft beklaagde hooren
vragen aan Buys of hij mocht mede rijden
in den auto. Hij heeft ook Buys samen met
v. d. M. den dijk zien afrollen. Beneden aan
den dijk hebben getuige met den vorigen
getuige en beklaagde den dronken man op*
gesjord.
Getuige W. C. Waling had een bedrag van
v. d. M. te vorderen, waarom hij langen tijd
heeft moeten manen. Op 25 Juli, den dag na
de berooving, heeft v. d. M. hem zijn schuld
afgedaan.
De veldwachter A. Voogt uit Dirksland
vertelde, dat er in beklaagde's kruideniers*
winkeltje niets omgaat. De menschen hebben
niet te eten. En wat ej- in den winkel is, eten
ze zelf op.
Getuige C. Buys, landbouwer te Melissant,
herkende de later leeg teruggevonden porte*
feuille als de zijne. Beklaagde heeft onder
aan den dijk de portefeuille uit zijn zak ge*
haald. Er zat een f 160 a f 170 waarde in.
De auto is snel weggereden, hoewel getuige
herhaaldelijk om zijn portefeuille heeft ge*
roepen.
Het O. M. achtte het stelen van de porte*
feuille wettig en overtuigend bewezen door
de verklaringen van getuigen Buys, A. en J.
Snijders. De portefeuille is teruggevonden op
de plaats waar beklaagde zijn fiets op den
auto heeft geladen Verder is er tegenspraak
tusschen beklaagde's beweringen en de getui*
genverklaringen. Een aanwijzing is ten slotte
het betalen van een oude schuld door v. d. M.
op den dag na den diefstal. Spreker noemt
het zeer aannemelijk, dat één of meer getuigen
debet aan dit zaakje zijn. Eisch 9 maanden
gevangenisstraf.
De verdediger, mr. A. v. Namen, hechtte
aan de verklaringen van getuige Buys, die 's
avonds zeer dronken was, weinig waarde. De
aanwijzing, dat beklaagde een oude schuld
van even f 8 betaalde, is eveneens van weinig
beteekenis. Merkwaardig is, dat v. d. M. al
meermalen, en dan alleen, Buys heeft thuis*
gebracht en dan er was dan toch beter ge*
legenheid Buys nooit beroofd is.
De portefeuille is door een 15*jarigen jon*
gen gevonden, die haar eenige uren in zijn
bezit heeft gehad. Er rijzen tal van vragen,
er zijn allerlei mogelijkheden. Pleiter conclu*
deert tot ontslag van rechtsvervolging en on*
middelijke invrijheidstelling. Dit verzoek werd
geweigerd en de uitspraak bepaald op 16
September.
De opleiding der toekomstige Boerin.
't Is niet alleen de opleiding van den Boeren*
zoon, maar ook die van de toekomstige boerin,
welke in de laatste jaren in landbouwkringen
de aandacht heeft. Op het Landhuishoud*
kundig Congres, dat in 1911 te Venlo werd
gehouden, was een der vraagpunten, hoe aan
5)
Om op korten afstand een stijging van 132 meter
te kunnen overwinnen, heeft men hier enkele
tunnels als een kurketrekker in de bergen uitge
boord. Eén onzer had een kompas in de hand en
daarop konden wij na<|San, dat wij rondreden.
Even later waren wij te Göschenen, alwaar wij
uitstapten. Wij waren nu op 1109 meter hoogte
gekomen. Per tandrad zetten wij onze reis voort
naar Andermatt en dringen zoodoende door in het
hart van het gebergte. Met ontelbare bochten en
kronkeling gaat onze tocht steeds hooger, tot we
in Andermatt op 1500 meter hoogte zijn gekomen.
Daar zagen we de reuze-gebergten met sneeuw
overdekt en onder ons zweefde de wolkenmassa,
zich een weg banend door en rondom de bergen.
Daar boven vroor het 8 graden, zoodat wij daar
een dankbaar gebruik konden maken van de uit
Holland meegenomen jassen.
Te voet keerden we van Andermatt naar Gös
chenen terug. Eerst kwamen we aan de Duivels
brug, die in 1888 is ingestort. Met donderend
geraas stort de Reuss hier naar beneden 't grijs
groen schuimende gletscherwater tuimelt van rots
op rots. O wat een schitterend panorama is dat
hier. Het snel bruischende water en de wolken
zoo diep beneden ons. Wij wandelden voort tot
we ongeveer 12 uur weder te Göschenen aan
kwamen en de wolkenmassa weer boven ons was.
Van daar zetten wij onze reis voort per Gotthard-
express. Wij stapten in en weldra snorden wij
den beroemden Gotthard-tunnel binnen. Deze tun
nel heeft dubbel spoor en is 14998 meter lang.
Een voortreffelijke ventilatie-inrichting zorgt voor
frissche lucht. Van 1872 tot 1880 hebben dagelijks
2500 arbeiders aan dezen tunnelbouw gewerkt.
In 16 minuten bracht de sneltrein ons door dezen
tunnel heen en toen o schitterend pano
rama aan de eene zijde van den tunnel de
jas aan wegens de koude aan de andere zijde
daarentegen was het warm en scheen de zon, de
warme Zuiderzon, in volle pracht op dit in alle
opzichten zoo keurig landschap. Het was in één
woord verrassend. De Alpen vormen een zeer
scherpe klimaatscheiding en aan geene zijde van
den tunnel ademde alles vroolijkheid en liefelijkheid.
In razende vaart -gingen we verder door tal van
andere tunnels en het werd aanmerkelijk warmer.
Bij Bellinzona was het goed waar te nemen, dat
we in een zonnig klimaat waren. Naast ons zagen
we maisvelden, tegen de bergen tierde welig de
wijnstok en rijpten de druiven en boven op de
bergensneeuw, in volle schittering beschenen
door de zon.
Hoe stemde het geheel tot lof en stille aan
bidding van Gods majesteit.
Na een onvergetelijke tocht kwamen we Za
terdagsmiddags om 3 uur te Lugano aan. De
hotel-auto's stonden bij het station gereed en na
enkele minuten hadden wij onzen intrek genomen
in een paar schoon gelegen hotels. Een drietal
dagen hebben wij te Lugano doorgebracht. Lugano,
een keurige stad, wel genoemd de parel van
Zwitserland. Het is een Zwitsersche stad, doch
vertoont met zijn bewoners een italiaansch karakter.
In den namiddag maakten wij een wandeling
langs het meer met zijn groote hotels en wuivende
palmen. In de binnenstad waren de straten nauw.
Hier speelt zich evenwel't bedrijvige leven af van de
winkeliers en wordt de koöpwaar buiten geëtaleerd.
Hier hadden we den tijd tot het doen van in-
koopen, waarvan dan ook een gretig gebruik werd
gemaakt. De één besteedde zijn franken aan an
sichten om daarmede de familie in Holland eenigs-
zins een indruk te geven van het schoone Lugano,
de ander daarentegen besteedde zijn geld tot het
koopen van souvenirs. Dit hoort toch ook bij een
Zwitsersche reis
Ons verblijf in Lugano vormde een heerlijk
rustpunt op onze reis.
Na een verkwikkende nachtrust ontwaakten wij
te Lugano. Het was Zondagmorgen. En juist op
dien dag heeft de Christelijke reisvereeniging haar
goed recht van bestaan bewezen door een heerlijke
Sabbatsviering. Wij vierden den dag des Heeren
en het eenige wat dan ook voor dezen dag op
het programma stond was 's Morgens kerkbezoek
en 's middags gelegenheid voor vrije wandeling.
Ja, die Zondag te Lugano, die zullen wij nooit
vergeten. Dank zij het kerkbestuur, hadden we de
beschikking gekregen over een lief Protestantsch
kerkje. De kerk was laat begonnen, het was 's mor
gens 11 uur, want eerst moesten de Fransche en
Duitsche diensten, die ook in dit gebouw plaats
vinden, geëindigd zijn.
Wat zaten we daar met ons vijftigen op dien
heerlijken Zondagmorgen in dat rustige kerkje en
wat stemden wij in met den eersten psalm die
Ds. Ubbens van Roodeschool ons opgaf te zingen*:
„Het rufme hemelrond
Vertelt met blijden mond
Gods eer en heerlijkheid".
De voorganger van de Duitsche Pfarrer Gsell,
heette ons, broeders en zusters uit Holland,
welkom in het land van de hooge bergen. Met
dankbaarheid gewaagde hij er van dat wij niet alleen
Zondag wilden vieren met het boek der natuur,
maar bovenal met het Woord Gods.
Na het lezen van de Wet des Heeren en Psalm
89 vers 119, sprak Ds. Ubbens over de tekst
woorden van Psalm 89 van vers 12 tot 16.
Hebben we ooit beter verstaan de woorden uit
dien tekst: „Tabor en Hermon juichen in Uwen
Naam". Wat hebben we daar van het begin tot
het einde aandachtig geluisterd naar -onzen pre
dikant uit Roodeschool en met welk -<;en jubel in
het hart hieven wij daar aan
„Komt, laat ons samen Isrels Heer,
Den Rotssteen van ons heil, met eer,
Met Godgewijden zang ontmoeten".
De Nederlandsche Consul, Baron van Wassenaer
was ook in ons midden, en toonde door zijn aan
wezigheid hoezeer hij met ons meeleefde.
Na een woord van dank aan het kerkbestuur
voor de beschikbaarstelling van het kerkgebouw
en het zingen van Psalm 89 vers 6 en 7 eindigde
Ds. Ubbens met dankzegging.
Na den dienst sprak de Nederlandsche Consul
nog eenige woorden en gezamenlijk hieven wij
nog aan: „Een vaste Burght is onze God" en het
„Wilhelmus".
Eene ten bate van de armen aldaar gehouden
collecte bracht ruim f 45,op.
Toen wij in ons Hotel terugkeerden, stond de
koffie gereed en hebben we rustig een poosje in
ons hotel doorgebracht. Des middags maakten
wij met onzen leider een wandeling van een paar
uren door het mooi Lugano.
Wat schitterende parken, wat liefelijke uitzich
ten in, de groene dalen en wat schilderachtige
meer-p'anorama's genoten wij dien Zondagmiddag
te Lugano.
De Maandag was de Lugano-dag. En bij het
ontwaken keken wij natuurlijk naar de lucht en
na onzen morgengroet was het eerst wat we
zeiden: „Weer prachtig weer hé". De week zette
keurig in en de Lugano-dag is één van de mooiste
dagen geweest, 's Morgens 8 uur bevonden wij
ons allën vóór ons hotel waar van het geheele
gezelschap een foto werd gemaakt. Daarna wan
delden wij naar het meer, waar een tweetal
motorbooten gereed lagen om ons te voeren
naar Gandria.
{Wordt" vervolgd.)