voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOG SIGNO YINCES C. QUISPEL Si No. 3050 ZATERDAG 131SEPTEMBER 1924 39ste JAARGANG Op den Uitkijk. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advert en tiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers EERSTE BLAD. „Vrijheid" of „Slavernij" Reclames Mededeelingen. PIANO'S EN ORGELS KUNSTSPEL-PIANO'S De Landarbeiderswet. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent'bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. 1 nterc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten wot dut berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. „Vrije mannen zijn wij, vrij Dulden wij geen slavernij Zoo denkt er de socialist over. Wij trouwens precies eender, al leen wij denken een beetje anders over dat woordje „vrij". Wij denken er zóó overHet kapitalisme kan slaven kwee ken, maar het socialisme net zoo goed. Hui, huiroept een socialist „Gij zult niet lasteren Neen, m'n waarde dat zuilen we net niet. En daarom zullen we geen praatjes maaken, maar eens precies vertellen, wat er kort geleden, wat er pas in En geland is gebeurd. We zullen namen en feiten noemen, 't Kan alles worden nagegaan. En als men dan goed beseft, hoe daar de roode arbeidersbeweging den vrijen arbeider van zijn vrijheid berooft en hem zoo" aan banden legt, dat hij geen vin veroeren kan, zoo moet men maar eens zeggen, of dit nu „vrijheid" is of „slavernij". 't Geldt de Britschevakvereenigingen. Er is een tijd geweest, dat die wer kelijk' wat „gemengd" waren, doch die tijd is voorbij en het „roode" element heeft thans in die vakvereenigingen zoo de overhand, dat de wil der socialis ten er uit is en dezen alleen last heb ben varr de communistische elementen, die echter nog -verder willen dan zij. s Labour" is hier ook wel bekend. En elk weet het welTelkens als „Labour" in Engeland een lauwerkrans krijgt, steekt „Het volk" er bij ons ook een takje van op den rooden hoed. Het zijn twee handen op één buik. Engeland is „het" land der vakver eenigingen, daar zijn ze het oudst en daar hebben ze de grootste uitbreiding gekregen, geen wonder dus, dat ze daar het eerst, in 't bezit kwamen der poli tieke macht. Maar dit baat nog niet veel. Er is al heel wat gemopper en gemor. 't Is wél waar, dat Mac Donald in de buitenlandsche politiek een eenigszins anderen geest geblazen heeftook in het binnenland heeft hij 't roer wel een weinig gewend, maar 'tis er verre af, dat hij in beslist socialistische wa teren varen zou. Nu hadden de vakvereenigingen Con gres. Groot landelijk, jaarlijksch Congres. En daar werd zeer goed ingezien, dat men langs den politieken weg alleen of zeer langzaam of nooit genoeg te zeggen zou krijgen en daarom moest er ook gestreden worden om de econo mische macht. Dat gaat niet langs de stembus heen. Deze weg is die van den stakings- strijct. En die „stakingsstrijd" nu werd op het congres zóó georganiseerd, tot in de uiterste puntjes op de spits gedre ven, dat naar men hoopt de „bour geoisie" er van rillen en beven en het kapitalisme op zijn grondvesten schud den zal. 't Kan zijn, zeggen wij. Maar dan wordt het betaald door de slavernij van den „vrijen" arbeider. ïe/ai De Engelscherarbeiders z\\n georga niseerd. Daar is niets tegen, veel vóór. Voorts geldt het „verplichte lidmaat schap". Daar is al wél wat tegen. 't Komt in de practijk hierop neer, als de vakvereenigingen maar sterk en talrijk genoeg zijn, dat wie zich er niet bij aansluiten wil, geen werk krijgt en geen brood heeft. En als er dan gelijk in Engeland, geen „christelijke" orga- nisatie's zijn en de „rooden verre de overhand hebben, dan is er tenminste voor den christelijken arbeider al een heel stuk vrijheid weg. Zegt zijn bestuurstaak zoo mag hij geen slag werk meer doen, al acht hij zelf dat er volstrekt geen reden tot staken is. Maar we gaan verder. Evenals bij ons zijn al die vakbon den in Engeland in een „Centrale ver- eenigd, waarin over de gezamelijke be langen gehandeld wordt. En zoo kan het gebeuren, dat als b.v. vakbond A. (zéghavenarbeiders) in staking is, vakbond B. (zégspoorwegmannen) ook besluit in staking te gaan, niet om dat zij zelf op't oogenblik grieven heb ben, maar alleen om A. aan de over winning te helpen. Geen spoorman heeft daarzelf ietsin te zeggen. Zelf heeft hij geenerlei klacht. Maar omdat anderen, zijn „bazen" t bestuur van zijn vakkond B 'n ver bond gesloten heeft met vakbond A. móét hij staken. Net als de koningen der oudheid, die hun soldaten aan een bondgenoot leverden om voor dezen te vechten. Lijkt dat op slavernij of niet? Maar 't is nu nog erger geworden. Aan 't hoofd van die Bond-van-vak- bonden staat een raad van 36 man en die zal nu voortaan zoo absoluut mo gelijk over 't wel en wee van millioenen arbeiders beslissen. Die zélf niets meer te zeggen hebben. Lijdelijk moeten gehoorzamen, is één vakbond in staking, dan neemt de opperste raad de leiding. Al wat die zegt geèeurt. Wil die een anderen Vakbond in den strijd werpen 't ge beurt, tien anderen 't gebeurtWil die al de vakbonden met hun millioenen arbeiders in één vreeselijke algemeene werkstaking er aan wagen, 't ge schiedt Zoo is thans besloten. Vroeger, totnogtoe werd tenminste nog in een vakbond een ledenstemming ge houden, of men al dan niét stakenen medestaken zou. Ook dat is nu afgeschaft. Zoo de enkele leiders het wijzen, Zoo moeten de millioenen arbeiders het prijzen Al betreft het een geschil in een vak bond, waarmee zij niets hebben uit te staaneen geschil, waar zij niets voor voelen, een geschil, waar ze zelfs nooit iets van hebben gehoord, het doet er niet toe. Als de „Algemeene Raad beveelt, Moeten alle arbeiders gehoorzamen. Ze hebben geen eigen wil meer. Geen eigen oordeel zelfs Nogeens moderne slavernij of niet? Nadruk verbodea, Bas Vlijtig kijkt tersluiks naar de kolk. Met een haastige beweging van de hand naar den mond, bedwingt hij zich om niet overluid te geeuwen, wat tegenover de be- zoekster niet beleefd zou zijn, al zou het pre- cies de gezindheid zijns harten uitdrukken in dezen oogenblik. 't Gesprek kan zoo nog 'n poos duren. Dat weet hij bij ondervinding. En 't is voor zijn vrouw, die veel aan huis gebonden is, een aangename verkwikking, dat weet hij ook, en hij h o u d t van zijn vrouw Hij gunt haar dit geestelijk genot. Vaak kan ze zelfs niet één keer naar de kerk en hij kan 't begrijpen, dat ze dan graag met een doorgeleide christin eens van hart tot hart en uit het geestelijk leven over den weg naar den hemel spreken wil. Bas staat hier niet vijandig tegenover. Het lijkt er niet naarHij heeft ook zijn belijdenis gedaan en gaat getrouw ter kerk en komt ook aan des Heeren Avondmaal. Zijn vrouw, die zooveel missen moet, hij be- grijpt dat best, leest liefst een stichtelijk boek en heeft groot vermaak in een geestelijk gesprek. En nog eens, h ij is er niet afkeerig van Zelfs kan hij een »mooi stukje® waardeeren, als 't maar kort is en juffrouw Van'tGras, de bezoekster, kan uit haar eigen en uit anderer levenservaring soms heel aardige opmerkingen maken en die toetsen aan Gods Woord, Maar toch hoe zal hij 't zeggen Er is toch een groot verschil De oude juffrouw leeft »stil« van een lijf* rente, en is dicht bij den dood gekomen, het is geen wonder, het licht »op de lijn«, dat zij zich veel met de dingen van Gods Konin- krijk en met geestelijke zaken bezig houdt. Zijn vrouw is jaren sukkelend, kan haast nergens meer naar toe, is meest aan haar ka» mer gebonden, wel 1 dan raakt men uit het leven weg en komt er van zelf meer toe om zich in de andere zijde van ons bestaan te verdiepen Begrijp vooral Bas Vlijtig goed Hij ontkent die sandere zijde® niet Ik zeg u, hij is een christen in woord en wandelik wil zelfs gaarne aannemen, dat er genade aan zijn hart is geschied, en dat dit hart in beginsel recht staat voor God, want de Heere God heeft vele kinderen die op groote afstanden van elkaar den weg des levens bewandelen. Maar 'n f e i t is Bas Vlijtig keek op de klok, Wat een bewijs was, dat h ij den Zondags 40 ceat per rtgeL Eventueel Bijzondere Aankoop-Voorwaarden Pianofabrikant Goudsche Singel 3 ROTTERDAM avond graag beëindigen wou, want het gei schiedde op den Dag des Heeren. Maar hij keek tersluiks op de klok Omdat hij zijn vrouw niet kwetsen wilde. Een feit is ook, dat hij een schier onover winnelijke neiging tot geeuwen kreeg Niet wijl 't gesprek hem verveelde, maar wijl hij slapen wou, 't was 10 uur door en hij wou morgen vroeg op dan is de dag der ruste weer achter den rug en kan Bas weer a a n 't werk! Want Bas Vlijtig is een werkezel van een man 1 Des morgens, lang voor een der knechts of employé's in de zaak komt, is hij aanwezig en heeft soms al een heele correspondentie afgedaan, voor iemand anders dan hij en de schoonmaakster de groote poort binnen ging. Vooral morgen wil hij vroeg aan den slag. Net Zaterdagavond met de laatste post die Zaterdags soms pas over tienen aankomt ontving hij een paar belangrijke brieven, die hem eerlijk gezegd, vandaag voortdurend door 't hoofd speelden, en waarop hij 't ant woord bij zichzelf reeds heeft vastgesteld, hij zal blij zijn, als-ie morgenochtend vroeg voor de schrijfmachine zit en dat antwoord te schrift tikken kan. Hij is nu eenmaal man-van-zaken. En in de kracht van zijn leven. Die zaken breiden zich uit en vragen steeds meer van zijn kracht. Er moet voortdurend op die zaken gelet, want groote zaken kunnen groote winsten opleveren, maar als men niet nacht en dag op zijn hoede is, kan men er ook groote klap pen van krijgen. Zijn zaken z ij n nu eenmaal al maar ge groeid En nu houdt hij 'f maar vol, zoo lang als 't kan; 't is trouwens ook een prettig, soms opwindend leven, dat zaken-doen 't heeft hem geheel in zijn macht; hij leeft er daags in en droomt er 's nachts van, en ja 1 als hij 't dan opbiechten moet, 't is soms een heele moeite en 't lukt lang niet altijd, om op den rustdag zijn hart van die-zaken af te trekken en dien dag den EI e e e te heiligen, d.w.z. af te zonderen en de zaken te houden buiten zijn deur en buiten zijn hart. Als hij zoo onder de preek zit, Ja, als dominee eens 'n tekst heeft, die trekt of er blijkbaar buitengewoon »in is en door natuurlijke welsprekendheid boeit dan kan Bas weieens »intens« zitten luisteren, ja't kan zelfs een enkele keer dieper gaan en dan komt er een zucht uit zijn diep-binnenste »ik«, dat zulke tijden en oogenblikken toch een heer- Aj verkwikking waren .van dien op den duur vel vermoeienden arbeid, waarvan men in 't eind toch ook met den Prediker zeggen kon »IJdelheid der ijdelheden, 't is al ijdelheid Maar zulke tijden waren zeer zeldzaam. En vaker gebeurde het, dat hij niet graag, uit de preek gekomen de merkwaardige »krom= me« zou uitgeteekend zien, die zijn gedachten tijdens de godsdienstoefening zooal hadden gemaakt. Thu s was 't vaak niet veel beter. Bas las goed en kende Gods Woord van der jeugd af. En zoo zou men 't niet aan zijn lezen zeg gen, dat zijn hoofd er maar half bij was, tot plotseling zijn eigen lezen beslag legde op zijn ziel en dan schrok hij en Gods Woord had klem en dan was hij wel een poos onder den indruk en vroeg hij zich af, of zijn leven toch wel harmonisch was ingericht en of wat 't zwaarste was ook wel waarlijk 't zwaarste woog Maar slechts zelden was 't zoo bij hem. Het is nu half elf dóór Bas Vlijtig, werkelijk 't gebeurde in een on bewaakt oogenblik en in 't daarop volgende had hij er reeds spijt van, Bas geeuwde nu hoorbaar. Verschrikt keek de bezoeker naar de klok. »Kom 1 de baas krijgt slaapmag ze zoo zeggen, zonder eenige stekeligheid, glimlachend weg, ze zijn al oude kennissen, »'t wordt ook mijn tijd Bas maakt er nu ook 'n grapje van. »Ja ik hoef morgen niet om acht uur op »Dat zou je mee vallenzegt Van 't Gras nu kittig, »om acht uur heb ik mijn kamer al gedaan en zit ik al bij 't ontbijt«. Even later zijn de Vlijtigs samen. Zijn vrouw legt den Bijbel voor Bas neer; verstrooid bladert hij voorin. »Mattheus, niet vraagt zijn vrouw. »Och, .'t ds. waar ook k< 's Avonds lezen ze immers uit 't Nieuwe TestamentBas zoekt even «Mattheus zes zegt hij. In 't begin zwerft hij weer ver weg. Maar in 't eind, hij zou nooit kunnen zeg gen hóé, want de gangen van den Geest Gods zijn nu eenmaal onnaspeurlijk, daar wordt'hij plotseling »met zijn ziel vlak voor de Waar heid® gelegd. 't Is of 't Woord haakt in zijn hart. 't Gaat er door als een tweesnijdend zwaard. Dat begint, als Christus spreekt van die twee heeren, die elkaar onherroepelijk uitsluiten die geen enkele plek grondsgebied geméén hebben en 't als regel zónder uitzondering vaststelt»Gij kunt niet God dienen en den Mammon Tot het daar aan 't eind uitloopt op dien anderen regel des Koninkrijks »Zoekt eerst het Koninkrijk Gods Zou het leven van Gods kinderen door alle tijden heen, maar vooral in dézen tijd niet lijden aan deze krankheid, dat ze ja! nog wèl zoeken »het koninkrijk Gods«, maar dat ze het zoo weinig »eerst« zoeken Wat wil dat »eerst« zeggen Er zou een boek over te schrijven zijn. Misschien dat het eenig nut tot aanwijzing en bestiering hebben zou. Maar veel méér nut heeft het, als elk Chris ten, die er gelijk Bas Vlijtig door getroffen en tot schuldbesef geprikkeld mocht worden, er mee inkeert tot zichzelf en tot zijn God en Hem vraagt, dat Hij door Zijn Geest leidein de grazige weiden des Woords en ook d i t woord recht doe verstaan. Och, dat »eerst« wil niet zeggen, dat we den meesten t ij d moeten besteden aan het zoeken van de dingen des Koninkrijks. 't Leven zelf belet dit reeds. Een huismoeder met een druk gezin een vader met een drukken werkkring, ja schier iedereen móét nu eenmaal den meesten tijd besteden aan de behartiging van de dingen- de'zer-wereld wie anders wil, zou in een kloos ter moeten gaan en daarmee naar Gerefor meerde belijdenis nog veel sterker tegen Gods wil ingaan. Dat »eerst« raakt de vraag, wat in ons leven in elk opzicht den voorrang heeft, het Koninkrijk Gods of de dingen der wereld, die zich dan vooral, naar Jezus' eigen woord om den Mammon concentreeren, want heel de passage, die met de aansporing eindigt, om eerst te zoeken het Koninkrijk Gods, wordt ingeleid, we wezen er reeds op, door de uit spraak Gij kunt niet God dienen en den Mammon 1 Laat ik eenige voorbeelden mogen grijpen uit het leven. Ge brengt, dat neem ik gaarne aan, geen dag door, zonder gebed en Gods Woord. Maar welke plaats hebben ze in uw dag- verdeeling - Wat rang kent ge ze toe Gaat het gebed op, als ge nu ja 1 tóch er even voor zit en voor den maaltijd immers tóch even een zegen gevraagd moet worden als het dus vergeef me de-uitdrukking »in één moeite doorgaat« óf hebt ge uw vaste gewoonte, voor uzelf alléén, al kan het dan maar zeer enkele minuten zijn, om u af te zonderen, misschien zoo maar in de stilte van uw eigen denken en gemeenschap te oe fenen met uw God |g- Zoekt ge de dingen van Gods Koninkrijk eerst? En gaat ge, aldus gesterkt, met uw God den nieuwen dag weer in En Gods Woord Is het ook soms, terwijl de een nog kauwt en de ander slokt»Geef me den bijbel es aan, dan kan ik terwijl gauw eventjes lezen o f is het lezen van Gods Woord« psalm 119 hoeft niet in één keer uit, 't zit 'm zoo min als bij 't gebed in de lengte der lectuur 1 is het een eigen stuk van uw dagelijksch leven, dat een eere plaats heeft Gij zijt druk bezig in uw zaken. Ge kunt een mooien slag slaan als ge uw geweten een weinig uitzetten wilt, er 'n béétje overheen werken wiltneen, o neen 't Is absoluut geen schurkerij, 't is slechts wat erg op 't kantje af, zoekt ge éérst het Ko ninkrijk Gods, handelende naar de oud-latijn- sche spreuk In twijfel, onthoud u U w inkomsten moeten verstandelijk verdeeld. Gijzelf moet uw kantoor laten vernieuwen, uw vrouw moet nieuw wintergoed hebben, uw kinders vragen om 'n fiets enz. enz., het is alles zéér goed, als God u er de middelen voor geeft maar hóé gaat het met uw bijdragen voor het Koninkrijk Gods worden die eerst vastgesteld naar de behoeften van dat Koninkrijk en naardat g ij welvaren ver kregen hebt, óf gaat eerst het andere, als noodzakelijk er allemaal af en ziet ge dan wat er overblijft voor de zaak des Heeren Is dat eerst zoeken het Koninkrijk Gods Ge leert een meisken kennen, dat och 1 om u plezier te doen en uw ouders wel eens 'n keer wil meegaan naar de kerk, maar dat overigens de wereld heeft in oog en hart, hoe aantrekkelijk ze ook is en hoeveel geld ze u aanbrengen kan Zoekt ge eerst het Koninkrijk Gods Wat zelfverloochening daaraan ook verbon den mocht zijn Och, noem me géén lastig vrager, ik schrééf voor 't gemak overal wel »g ij«, maar geloof me 1 'k sluit mezelf mee i n Want we blijven allen met elkaar, helaas 1 zoo ver van de volmaaktheid af. UITKIJK. Onder de meest gunstige socialen wetten rekenen wij de landarbeiderswet van 1918, de wet tot verkrijging door landarbeiders van land met woning in eigendom of van los land in pacht. Deze wet voorziet in een dringende be hoefte en al zal eerst na ettelijke jaren ge wezen kunnen worden op de vruchten welke deze wet aan ons volk afwerpt, de populari teit welke deze wet bij de bevolking, die zij in bescherming nam, reeds nu verkreeg, wijst er op, dat deze wet geen stokje maar een stekje was. Gelijk bekend is dankt deze wet haar ont staan aan het werk van een Staatscommissie van den Landbouw, bij Kon. Besluit van 20 Juni 1906 in het leven geroepen. Deze commissie heeft een onderzoek inge steld naar den economischen toestand der landarbeiders in Nederland, wat betreft het gebruik van onroerend goed door deze tal rijke categorie (400.000) van personen. Terecht werd bij de behandeling dezer mate rie opgemerkt, dat het van groot algemeen belang is dat een land een krachtige, aan den bodem gehechte en stabiele landarbeidersbe volking heeft. En wat ten deze helaas ten huidige dage nog geconstateerd moet worden is veelal uiterst treurig. Tot de sociaal en economisch misdeelden moeten zonder eenigen twijfel de landarbei ders wel gerekend worden. De gehouden enquête toonde duidelijke aan, hoe bedroe vend de landarbeiders en inzonderheid zij, die uitsluitend op loonarbeid zijn aangewezen hun somber bestaan van de wieg tot het graf voortsleepen. Bij de algemeene beschouwingen over deze wet wordt er op gewezen, dat men het leven der landarbeiders, die nagenoeg uitsluitend in loondienst leefden, in vier perioden kan onderscheiden. In de eerste plaats zijn er die personen tot voor het tijdstip, dat zij een huwelijk aangaan. In deze periode kunnen zij ruimschoot in hun behoeften voorzien. Doch wanneer zij hun tweede periode ingaan, met het sluiten van een huwelijk, houden zij zich slechts met met groote moeite en groote zorg in den strijd om het bestaan staande en is hun posi tie bizonderlijk in den langen winter erbar melijk. In de derde periode gaat het weer iets beter. De kinderen worden grooter en ver dienen ook mee zoolang zij bij hun ouders inwonen. Maar dan volgt de vierde periode en wel de donkerste. In hun levensavond, wanneer het licht behoorde te wezen komt de bange nood weer nijpen. De kinderen heb ben het ouderlijk huis verlaten, bevinden zich meestal zelf in de tweede bange periode van den armen landardeider en kunnen dus geen ondersteuning verleenen. De arbeids waarde van den landarbeider wordt minder en het droevig slot is, dat hij zich ziet aan wezig op de liefdadigheid. Men denke zich dezen toestand, die toch feitelijk algemeen is, al is het op de eene plaats erger dan op de andere,|eens goed in. Wat een somber, ellendig bestaan heeft een belangrijk deel van ons volk. '■M

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 1