m Twee Bladen. pingen No. 3048. richten. TWEEDE BLAD. ïloor den Jnndag t_ LEEKENPRAATJES. RecIame-BVIededeelingen. Ingezonden StuUicen Keelontsteking Abdijsiroop Plaatselijk Nieuws. oals Jules Verne de an dit projectiel n,0 zoo hoog worden 0h grens van de aantrek bereikttegen hniek nog niet op», gaat het met een vuf,,. stel met kleine snelhej splitst het uit zich ;ej die met nieuwe ener o vervolgens, uwingen van Obert] ns Verne, mogelijk zj; n. De aanvangssnelhei( kilometer per second, ndstof wordt vloeibar el van water en alcoh0 zelfs na, of de inzij iel voldoende zuurst0 het op de atmosfeer tijd uit te houden ei paraat te bouwen on ieten. el nog te hoog om spoe wachten. Een vuurpjj personen weegt 400 ton n 4 ton vloeibare zuu 600,000 gulden voo g op Vrijdag 5 Septem Vrijdag 12 Septembe s des avonds 7 uur it Middelhamis, van eer n erf aan den Ring t, d door den heer REN. t. 1924 nam. 6.30 ur aan het tramstation vai gd timmerhout als plan n geschaafd, badding schroten, enz. er GROENENDIJK. t. 1924 nam. 4.30 uri ge aan het tramstatior gezaagd' timmerhout als gd en geschaafd, bad atten, schroten, enz. er GROENENDIJK. ember 1924 te Achthui. bij Veiling en op Dins 24 aldaar in café Buijs des namiddags 3 uui zoeke van den heer C perceel 1. Een brood met annex woonhui; erf daar achter gelegen klant, (omzet ongeveei De zaak wordt %;*yn! egenwoordigen eiM n winkelhuis met woon: erhuurd aan den heei 0 per week. Perceel 3 oonhuis en erf aldaar, r Adr. Huijsmans e. a. Perceel 4. Een tuin, ge» schen dijk aldaar, grool 5. Een arbeiderswoning e tuin, met daar achter elte erf. Perceel 6. Een r naast de vorige, met fgepaald gedeelte erf. erswoning aldaar naast "hter gelegen afgepaald Een tuin aldaar, naast erhuurd aan den heer 10.— per jaar. alingen 1 October 1924, even bij biltet. otaris AKKERMAN. wmosmomsfö Zaterdag 6 Sept. 1924. HARNIS. Goeree en Overflakkee, sdag 3 Sept. 1924. 2,80 per 100 K.G. t f 9,70 per 100 K.G. 0 tot f9,80 p. 100 K.G ,30 tot f 10,- p. 100 K.G. tot f8,10 per 100 K.G ot f 7,80 per 100 K.G, er 100 K.G. s f 6,70 tot f 7,60. es f 2,80 tot f 5,50 ot f 10,— per 100 K.G. f 5,20 per 100 K:G. 0 tot f8,70 p. 100 K.G. t f 5,70 per 100 k.G. er 100 K.G. 100 K.G. f 8,- per 100 K.G. t f8,- per 100 K.G ot f 10,60 per 100 K.G t f 20 per 100 K.G. 28,- per 100 K.G. aer 100 K.G. K40 per 100 K.G. 70 tot f 17,- p. 100 K.G. 30,10 per 100 K.G. ot f 22,70 per 100 K.G. f 21 per 100 K.G. 3,90 per 100 krop. rop. 00 bos. 3,50 per 100 bos. f 9,80 per 100 pond. 2 tot 34 per 100 pond 0 tot f 12,40 p. 100 stuks, ot f6,10 per lOOstuks. :r 100 stuks, ot f 6,10 per lOOstuks. per 100 stuks, ot 12 per 100 stuks. >er 100 stuks. 50 per 100 stuks, tot f 1,50.per 100stuks 29 per 100 stuks. 4DAM, 2 Sept 1924. s Veilingslokaal, Delf'' en Veiling, werden de ed 8.05 tot 9.90, tot tot 7.70 tot 8.10 -.- tot tot -.- tot tuks. LDAMSCHE VEILING Dit nummer bestaat uit tw, VJL« HOSEA 8 s 5a. »LJw kalf, o Samaria! heeft u verstooten." II. (Vervolg). Wij moeten evenwel bij Israel niet blijven staan. Wat God tot dat volk zegt, zegt Hij nog tot zoovelen. 't Staat daar ook tot onze waarschuwing geschreven „Uw kalf, o Samaria! heeft u verstoo- ten". De zonde van Israel kan ook onze zonde zijn; en 't is maar al te vaak. Neen, wij maken geen gesneden beeld, wij brengen geen eerbewijs aan een gouden kalf. Maar wij kunnen ook an dere afgoden hebben. ,Als wij op iets naast of boven God ons vertrouwen stellen, maken wij ons schuldig aan de zonde van Israel. De Heere moet voor ons God zijn. Hij eischt ons hart; Hij beeft recht op al onze genegenheden; Hij wil voor ons het hoogste zijn. Nie mand mag ons liever zijn. Niets mag ons boven Hem gaan. Daarom bevat dit woord des Heeren een waarschuwing voor ieder, die de wereld dient, aan het aardsche zijn hart geeft, daarop zijn vertrouwen stelt, daarin zijn hoop en lust vindt. Voor ieder, die op grove wijze in de zonde leeft, naar het goed dunken van zijn hart, in het gestoelte des spotters zit, in den raad der godde- loozen wandelt, zijn lichaam en ziel aan den wellust ten offer brengt, of de we gen van leugen en bedrog bewandelt. Maar ook voor hen, die op fatsoenlijke wijze de wereld dienen, leven voor dit leven, opgaan in koopen en verkoopen, planten en bouwen, slechts denken aan wat zij eten en drinken en waarmede zij zich kleeden zullen, alleen gedachte heb ben voor hun werk, t.e.w. wier eenige en hoogste lust is in de dingen, die ver gaan. Hoevelen derzulken maken vooral in dezen tijd van het gouden kalf hun god. Niet als Israël, dat een gouden kalf oprichtte, om daarin de godheid te ver eeren. Maar zij hebben in hun hart een gouden kalf, dat al hun doen en laten beheerscht. Geld en goed is 't eenige, waarvoor zij leven. Zij kennen geen ander ideaal dan veel te verdienen en rijk te worden. Wat heeft eek mensch voor het aardsche goed niet overDaar voor zwoegt en slaapt hij van den mor gen tot den avond, daaraan brengt hij zijn rust en gemak gaarne ten offer. Voor God echter is er geen plaats in zijn hart. Ook al is 't, dat hij in zekeren zin nog godsdienstig wil zijn, het is geen recht- diener van God, want het geschiedt niet van harte. God moet wijken voor wereld- sche vrienden. Aardsche voordeelen worden hooger geschat dan het heil, dat Hij Zijn volk geeft. Rijk te worden is begeerlijker dan Jezus te bezitten. Het heil der ziel is een zaak van onderge schikt belang. O, laat ons daartegen waken. Zetten wij voor een handvol goud of zilver onze onsterfelijke ziel niet op het spel. Niets sluit het hart meer toe' voor God en Zijn dienst dan de begeerte om rijk te worden. 't'Gevaar is voor ons zoo groot medegesleept te worden, waar om ons heen de geest van stofvergoding heerschappij voert, en de taal vernomen wordtmen leeft maar éénmaal, en daarom moet een mensch zooveel hij kan, van het aardsche trach ten te verkrijgen en te genieten. Van zulk een heilloos begitjsel uitgaande, sluit men het oor voor Gods woord, dat zegt hoe 't ons gezet is te sterven en daarna het oordeel. Üf waar men voor een oogenblik ernstiger gedachten heeft, tracht men zich daarover heen te zetten. En wat is 't nu, waarvoor een mensch knielt als zijn God, dat hij zoekt als het hoogste goed? 't Is een god, die hem verstoot, in een poel van ellende doet neerstorten, 'f Is een armzalig loon, dat de wereld haar dienaar geeft. Het loon der zonde is altijd bitter, 't Schijnt vaak niet zoo ie zijn. De wereld lokt aan, ze belooft zooveel. Hoe begeerlijk schijnt 't te deelen in de gunst van menschen. Maar wee den mensch, die de wereld liefheeft. Hij vindt altijd teleurstelling. Zijn gouden kalf brengt geen hulp in den nood, het ontzinkt hem en maakt hem rampzalig. Het is een wreede god, die slecht beloontwiens loon is ver derving, wanhoop, jammer. Een volk, dat God verlaat, gaat te gronde. Ziet 't aan Israëlziet 't aan de volken om ons heen, die met God. en Zijn dienst ge broken hebben. Niemand meene, dat hij die de wereld dient, gelukkig is en waar achtig genot smaakt. De goddeloozen hebben geen vrede. Rampzalig is hun lot reeds in dit leven. En nog te meer aan het einde, want dat einde zal zijn een eeuwige dood. Dan zal 't gejuich verwisseld worden met gejammer; de lach zal in tranen eindigen, de vreugde plaatsmaken voor wanhoop. Want wij hebben te doen met een heilig God aan Hem zijn wij rekenschap schuldig van al onze daden. Wat wij gezaaid hebben, zullen wij maaien. Hebben wij zonder God geleefd, zoo zullen wij in der eeuwigheid geen gemeenschap met Hem hebben. En nu zijn dit voor ons geen onbe kende dingen, waarvan wij nooit ge hoord hebben. Wij weten 't zeer goed, dat de dienst der wereld rampzalig maakt, dat de zonde wrange vruchten afwerpt. Ten deele wordt 't hier reeds door den wereldling ervaren, dat zijn afgoden hem verstooten. Maar velen, die dat welen, nemen 't niet ter harte. Zij gelooven 't niet. Telkens worden zij weer tot de afgoden getrokken, hoe dikwijls ze er ook mede teleurgesteld zijn. Zij trekken hun hart niet van het aardsche af. Als wij de ver maning, die in onzen tekst ligt ter harte nemen, dan zullen wij breken met de wereld, ons hart er van aftrekken en God bidden om kracht ten einde haar te verzaken. En gevoelen wij ons telkens weer getrokken tot de wereld, zoo heb ben wij steeds weer met haar te breken. Daaraan ontbreekt 't bij zoovelen, die hinken op twee gedachten, niet wetende, wat zij kiezen zullen. Zij gevoelen, dat de wereld geen vrede geeft en dat God hen opeischt. .Maar zij zijn niet beslist zij hebben de wereld te lief om haar te verlaten. Wij kunnen niet God dienen en den Mammon. Wij hebben God ver laten en de afgoden der wereld boven Hem gekozen. En nu moeten wij weer tot God terugkeeren door den weg, dien Christus ontsloten heeft. Hem behooren hart en hand. Wij moeten Hem erkennen in Zijn recht, maar ook gevoelen, dat God te dienen een voorrecht is en daarin waarachtig geluk is te vinden. Slot volgt.) M'n vriend Piet uit het dorp is een aardige kerel. Vanaf de dagen dat hij hier kwam wonen komt hij bij me aan huis en is hij m'n beste vriend geworden. Niet dat we in alles eens geestes zijn. Integendeel, hoewel we uit één beginsel leven denken we over de meeste dingen van hek leven verschillend. Moe dat kan Omdat ons beginsel geen stukwei k uit men» schenhanden is, geen afgerond stelsel van bes grippen en dogma's, door het menschelijk brein makkelijk te omvatten, maar omdat dit beginsel is van Goddelijken oorsprong, dus niet tijdelijk maar eeuwig, dus niet menschelijk bekrompen maar alles en het al omvattend, absoluut en volmaakt. En wij menschjes, och we zijn zoo klein, zoo betrekkelijk, zoo korts zichtig, zoo nietig, zoo nietsswetend, zoo frags mentarisch. Hoe zouden wij dan dit beginsel omvatten Het omvat ons en we zien er elk maar een nietig stukje van Zooals de aardbol ons draagt en we er maar een nietig stukje tegelijk van kunnen zien, zoo draagt ons beginsel Ons en kunnen we er maar een klein, klein tipje van onderscheiden. Zegt de Heilige Schrift het ons niet Wij kennen ten deele, en we weten ten deele, we zien als door een spiegel (niet zoo n mooi prachtige, duidelijk weergevende spiegel van onzen tijd, maar zoo'n metalen doezelige slecht terug kaatsende spiegel uit den tijd van den Apostel) in een duistere rede. Zou er dan, al leven we uit één beginsel, geen plaats zijn voor verscheidenheid van begrippen Natuurlijk! 't Zou een wonder zijn indien het anders was 1 Wij kleine nietige menschjes met onzen bekrompen blik 1 En dan nog onze onderscheidene aanleg, ons verschillend ka» rakter, de uiteenloopende visie die we op de dingen hebben, wat alles nog verscherpt wordt, door verschillende opvoeding en het uiteen» loopend milieu waarin we worden groot ge» bracht. Als we 't maar over de hoofdzaak eens zijn Ons buigen voor het Woord van God, er» kennen onze doemwaardigheid, gelooven in de volmaakte offerande van den Heiland tot delging der zondeschuld en in de heiligmaking door den Heiligen Geest. Kijk, als m'n vriend Piet en ik daarover komen te praten dan valt alle verschil weg en voelen we onze eenheid, als een heerlijke band die ons bind aan het lieve volk van God Maar daar heb je b.v. zooveel andere dingen, als de politiek, de school, de zichtbare kerk, het huisgezin, de opvoeding, de sociale ver» houdingen en honderd andere dingen meer. Och, dan kan vriend Piet soms zoo eigenaardig uit den hoek komen. Dan zeg ik wel es «Piet, Piet, wat draaf je weer door.En dan stoppen we onze lange Goudsche pijpen es en dan gaan we er over hoornen tot laat in den avond en dan gebeurt het niet zelden dat Piet eindelijk opstaat, es achter z'n ooren krabbelt en zegt «Ja jóng, wat zal 'k zeggen, 'k zal er nog wel es over denken, in ieder geval heb ik weer een hoop geleerd Wel terusten hoor 1« En dan laat Piet me alleen met m'n gedachten. Gelukkig mag ik dan vaak constateeren dat Piet in de loop der jaren over veel dingen wel anders is gaan denken en m'n werk niet vruchteloos was, maar och hij moet nog zoo veel onderzoeken en anders leeren zien Want al is er plaats voor verscheidenheid van zienswijze, dat neemt niet weg dat we tot dure roeping hebben elkander te onder» wijzen en te onderrichten. We moeten elkan» der opbouwen. Want al dat verschil in inzicht, en die verscheidenheid van begrippen en die gedeeldheid van opvatting over vele dingen, terwijl we in den grond der zaak op één wortel stoelen is wel te begrijpen zooals ik boven reeds zei, maar dat neemt niet weg, dat het toch feitelijk niet is zooals het wezen moet. Om nog eens een stuk uit den zelfden Corin» therbrief aan te halen de apostel zegttoen ik een kind was sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik teniet gedaan, hetgeen eens kinds was, m.a.w. we hebben tot dure roeping op te wassen, ook in kennis, ook in zuiverheid en breedheid van inzicht. We moeten worstelen om het juiste begrip van een zaak vast te krijgen, dat is eisch van Gods Woord. We moeten groot worden, man zijn. En och, ook dan, al hebben we het 't allerverst gebracht op dezen moeilijken weg van gestage ont» wikkeling, ook dan eindigen we met te be» lijden wat ben ik nog een kind, nog nietig en gering, en ook dan blijft er nog duizend dingen over waaromtrent we blijven verschillen van meening en inzicht, 't Volmaakte bereiken we dus niet, dat blijft bewaard tot de weder» komst des Heeren, wanneer de rechtvaardigen 40 cent per regel. ook maar iets gediend wordt en bij enkele lezers sommige dingen in iets zuiverder licht komen te staan, och dan is voor zijn moeite al dubbel en dwars beloond, Uw vriend PLAATDORP De Copie van Ingezonden Stukken die niet ge» plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buitan verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgcvea catarrh, bronchitis, schorheid. Gebruik AKKER's zullen zien aangezicht tot aangezicht en zij zullen kennen, gelijk ook zij gekend zijn Maar eisch is dat we moeten staan naar de volmaaktheid ook op dezen weg Waarbij komt dat we, als mannen met een groote mate van eenheid, een krachtig cordon vormen in deze wereld, we sterk staan tegen» over den vijand, die ook in o zooveel din» gen één isl Och die verdeeldheid, en gescheurdheid in onze kringen wat maakt ons dat zwak naar buiten. Wat konden we veel sterker staan als we meer één waren gelijk Christus voor ons gebeden heeft. Welnu dan, we moeten elkander onderrich» ten, opbouwen. Ook dat moet in Christelijkcn geest gebeuren! En nu is het wonderlijk dat mijn vriend Piet en ik nooit ruzie gehad hebben. De vriendschappelijke toon bleef altijd bewaard. Wanneer hij erg in 't nauw zat mocht hij es z'n pet van 't een oor op 't andere schuiven z'n hoofd es bedenkelijk schudden en met een wat wild gebaar de asch uit z'n pijp op het vloerkleed gooien, wat hij natuurlijk per ongeluk deed, maar daar bleef het bij. En als m'n vrouw dan weer eens een nieuw bakje koffie schonk was het steriotyp Jóng, daar mot ik nog es over denken. En als hij z'n pijp weer eens gestopt en de damp er in gejaagd had, was hij weer de goedmoedigheid zelve. Zoo is m'n vriend Piet. Hij weet het wel dat heete hoofden maar koude harten geeft, en dat een kalme, vriendschappelijke uitwis» seling van gedachten de waarheid aan het licht kan brengen. En daar alleen is het hem om te doen. Om de waarheidDe waarheid alleen. Per» soonlijke eerzucht is hem ten eenen male vreemd. Hij houdt er niet van/de eerste viool te spelen, zooals men dat wel eens noemt, en- dat komt omdat hij wel wat zelfkennis heeft opgedaan in zijn leven. Och dan wordt een mensch wel wat kleiner En kijk, als het zoo met een mensch ge» schapen staat, dan valt er wel wat met hem te praten, want dan is het niet om eigen eer te doen, maar om de eere der waarheid. Daarom krijgen Piet en ik nooit ruzie. En waarom ik dat nu allemaal zoo vertel Omdat het m'n voornemen is van de leeken» praatjes tusschen Piet en mij zoo nu en dan ook mededeeling te doen in een vast hoekje van de »Maas«. Misschien kan het zijn nut hebben en Piet) m'n vriend, vindt het best. En als door deze schrijverij de waarheid De prijs van ons dagelijksch brood. Nu overal in den lande door de reeds lang stijgende graan» en meelprijzen de brood» prijzen worden verhoogd, is het niet ondien» stig daarvan de oorzaken na te gaan. Naar de noteering der graanprijzen in New»York en Chicago regelt zich de meelprijs in gelijke verhouding. Was de noteering in Maart»April 101, langzamerhand is deze omhoog gegaan tot 135 a 140. De oorzaak van die zoozeer verhoogde no» teering is gelegen in het feit, dat Amerika dit jaar tengevolge van sterken regenval, wat de tarwe betreft, een misoogst te boeken heeft. Waar bovendien de maisoogst is mislukt, moet het eventueel tarwessurplus nog dienen om ten behoeve van de beestenvoedering het maistekort te dekken. Voorts is de graanoogst in Rusland totaal mislukt. Het Canadeesche meel is voor ons land te slap, omdat de Warenwet eischt 460 gram droge stof, en aan dien eisch kan het laatstgenoemde meel niet voldoen. Een broodprijs van 18 cent is volkomen verantwoord bij een meelprijs van f 16 a f 17, de prijs in Februari. In ApriLMei waren de prijzen reeds opge» loopen tot f 19 50 a f 22 voor inlandsch en patent. Vandaar dat vooral de prijs van het brood moet verhoogd. Ook andere ingrediënten zooals krenten enz. vertoonen stijgende prijs» noteeringen. Amsterdam verhoogde tot 20 ct., Hilver» sum 22, Rotterdam 21, Den Haag 23. Aangezien contractueele verkoopen, welke veel meer sporadisch voorkomen dan voor» heen, tegen de lagere prijzen algemeen zijn afgeloopen, is een broodprijsverhooging on» vermijdelijk. EEN BAKKER. Mijnheer de Redacteur Verzoeke beleefd onderstaande in uw blad te plaatsen, bij voorbaat mijn dank. Uit het verslag van de Gemeenteraad van Stellendam dato 28 Augustus is mij gebleken, dat Ileeren Raadsleden het niet ontzien, om iemands goeden naam te besmetten, door verschillende onwaarheden in openbare zittin» gen te gebruiken. Daar den heer Holleman beweerde uit de gemeenterekening te hebben gezien dat onder» geteekende voor het maken van een dorpel aan een raamkozijn $4 uren werkloon in reke» ning bracht, hetgeen een grove onwaarheid is, daar ondergeteekende niet een doch onder zeven ramen eiken onderdorpels aan Iichtko» zijnen heeft gemaakt, met de noodige répara» ties aan stijlen en ramen enz. waarvan in Ja» nuari een rekening is ingediend, en die zonder eenige aanmerkingen in Juni met nog andere rekeningen aan mij is voldaan. A. VAN OOSTENBRUGGE. Stellendam, 5 September 1924. SOMMELSDIJK. Tegenjeen zevental jon» gens uit deze gemeente is proces»verbaal op» gemaakt wegens het voetballen op het Markt» veld. Door de vele regens der laatste dagen is nog al wat schade aangericht aan het te velde staande koren. Bij verscheidene land» bouwers is het graan uitgeloopen. Het nog ongesneden koren heeft nog meer van het water te lijden gehad dan het koren dat reeds aan hoopen stond. De werkman C. v. D. had hot ongeluk eenige weken geleden bij het afhakken van oude steenen een stukje kalk in zijn oog te krijgen. Dezer dagen begon zijn oog zoo pijn» lijk te worden, dat hij zich onder geneeskun» dige behandeling moest stellen. Alhier worden veel uien verscheept. De prijs is f 3,— per H.L. De Uitslag van de loting voor den dienst» plicht lichting 1925 is voor deze gemeente als Met de Nederlandsche Christelijke Reis- vereeniging naar Centraal-Zwitser- land, Lugano, Milaan en Venetië. i) Van 7 tot 19 Augustus 1.1. maakte de Neder landsche Christelijke reisvereeniging, Prinsegracht 75 te 's-Gravenhage bovengenoemde reis, van welke reis ook schrijver dezes deel uitmaakte. Van de Redactie van dit blad werd een uitnoodi- ging ontvangen tot het schrijven van een reeks artikelen over het verloop van deze reis, welke uitnoodiging werd aanvaard. liet was Donderdag 7 Augustus 1924. Hoewel de reis aanving in de Residentie stapten wij te Rotterdam in den trein. Het was 's morgens ongeveer 9 uur dat wij onze gereserveerde plaats tweede klas Station Delftsche poort innamen, en met toeristen-welbehagen installeerden wij ons in onzen geriefelijk ingerichten internationalen wagen. De sneltrein zette zich in beweging en onze groote reis had een aanvang genomen. Nadat wij met elkander hadden kennis gemaakt begonnen de gesprekken en het was door den geheelen trein zóó alsof wij elkander reeds jaren kenden. Ieder was vroolijk en hoe kan dat ook anders. Wie kijkt zuur als hij op reis gaat? Hoe meer wij elkander leerden kennen, des te beter ge voelden wij ons één en ten slotte geleek het precies één groot huisgezin. Spoedig reden we over den Moerdijk en met nationalen trots dachten wij aan onze Hollandsche ingenieurs. De trein spoedde voort tot we bij Essen op Belgischen bodem kwamen. De douane- en passencontröle leverde geen moeilijkheden op, ja beter gezegd de douanen lieten ons zoo goed als ongemoeid. Indien wij maar in het bezit zijn van een blauw boekje, het welk paspoort heet, dan is alles in orde. Wij rijden nu over Antwerpen, Namen enz. naar Luxemburg. Bij Antwerpen wierpen we even een blik op de machtige havenwerken van deze be langrijke koopstad. De forten die wij hier passeer den hebben grootendeels hun beteekenis verloren sinds ze kennis maakten met het moderne oorlogs- geschut. Over Mechelen bereiken we Brussel de mooie Belgische hoofdstad. Even vóór Mechelen zagen wij een kerkhof rijkelijk voorzien van schitterend beeldhouwwerk. Dé Ardennen worden zoo lang zamerhand op den achtergrond zichtbaar en toen we Namen gepasseerd waren reden we door het eerste tunneltje en kregen we een gevoel alsof het nu ernst begon te worden. Wij sporen door het. Ardennenland en langs Jemelle en Arlon kwa men we in het schoone Luxemburg. Op het station Luxemburg hebben we ons allen toen verfrischt met het heerlijke water hetwelk uit de fonteintjes stroomde en op dit station klonk voor het eerst op deze reis ons gezang. Ja van zingen gesproken. Wat hebben we uit volle borst onze Vaderlandsche en Christelijke liederen ge zongen en juist wanneer we ons in den vreemde bevinden doet het gezamenlijk zingen van het „Wilhelmus" zoo weldadig aan. Zoo ook op het station Luxemburg. Hoe heerlijk klonk ons volks lied onder de overkapping van dit station. Na een driewerf hoera op onze Koningin stapten wij in en als de trein in beweging was reden we Elzas-Lotharingen binnen, 't land, welks kostbare bodem langen tijd een twistappel was,tusschen het Germaansche en 't Romaansche ras. Het weer wat des morgens mooi was, was intusschen minder geworden en even nabij MetZy toen de trein sterk steeg, gutste het water van boven vergezeld van zwaar onweer. Wij zaten evenwel hoog en droog. Toen wij den pas van Zabern over waren liep de lijn weer naar omlaag en omstreeks 9 uur waren we te Straatsburg. Wij liadden nu juist 12 uren gereden. Langs den voet der Vogezen langs Kalmar en Miihlhausen bereikten wij ongeveer half twaalf des nachts Bazel. De eerste dag was zoo goed als ten einde en wij waren op Zwitser- schen bodem. Allen waren in een genoegelijke stemming en na de Zwitsersche douanen gepasseerd te zijn volgden wij onzen leider naar ons hotel. Er waren ouden en jongen, menschen die bijna de zeventig tellen, echtparen en ongehuwden van beiderlei kunne. Allen weten uit de deelnemerslijst dat ze tot een bepaalde groep behooren. Iedere groep heeft zijn vlag van onderscheiden kleur. De vlag ging omhoog zoodat wij onze eigen wel bekende kleur maar hebben te volgen om behouden in ons hotel te komen. Wat de bagage betreft? Dat is schitterend. Zoodra we den trein verlaten hadden plaatsen we onze bagage bestaande uit koffers, mandjes, tas- schen enz., in één woord een bazaar van embal lage-artikelen, op advies, van onzen leider op een daartoe door hem aangewezen plaats en vóór we zelfs in ons hotel waren was onze bagage reeds aanwezig. Wij logeerden dien nacht in hotel Basler-Hof en spoedig had ieder van ons zijn eigen kamer betrokken. Toen wij des Vrijdagsmorgen 7 uur aan het ontbijt zaten was er maar één vraag die ging van mond tot mond „En heeft U goed geslapen en bij de meeste was het antwoordWel heerlijk maar kort. En dat was waar. 's Nachts 12 uur naar bed en des morgens half zeven weer present, dan is de nacht niet lang. Doch wij waren allen frisch en zeer belangstellend naar hetgeen we dezen dag zouden te zien krijgen, want wij waren na het ontbijt op weg naar de bergen. Het beloofde dus wat dezen dag. En nu we achteraf kunnen spreken, kunnen we ook niet anders zeggen, het was één van de schitterendste dagen, deze tweede dag. Ongeveer 8 uur stonden we weer op het station Bazel, alwaar een paar wagons, plaats biedende voor een paar honderd personen, voor ons gereserveerd waren. Toen wij in den trein hadden plaats genomen en wij .voortrolden, drong het eerst recht tot ons door, dat wij in Zwitserland waren, dat wij Zwit serland binnenreden, 't land van belofte voor eiken toerist. Wij spoorden langs liefelijke heuvels en lage bergruggen, welvarende dorpen en toch, hoe schoon dit alles reeds is, ons oog zocht, zocht voortdurend in Zuidelijke richting. Daar moeten ze liggen, de machtige Alpenreuzen. En ja, eindelijk, daar ontrolt zich voor onze verwonderde oogen het prachtige Alpenland in climax van schoonheid. Wat een schittering en pracht. Welk een enthou siasme bij hen, die voor het eerst deze grootsche natuur aanschouwdenen de anderen met vreugde begroeten ze weer de steeds opnieuw ontroerende schoonheid van dit wonderland. Wat een schitterend gezicht ook die wolken tusschen die bergen. Wij naderen Luzern. Daar gleden we „schokloos" onder de overkapping van het station. Daar de meeste spoorwegen in Zwitserland geëlectrificeerd zijn, gaat 't er op de stations heel wat rustiger naar toe dan wij dat gewoon zijn. Geen gefluit en geraasrustig glijden de beugelen der groote electrische locomotieven langs de draden. Spoedig had onze bagage een plaats en maakten wij een wandeling door Luzern. Luzern ligt, even als het meer van dien naam, 440 meter boven den zeespiegel en telt ongeveer 45000 inwoners. Het is een centraal punt voor het vreemdelingenverkeer en heeft vele groote hotels en mooie parken. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 3