m
Twee Bladen.
pingen
No. 3048.
richten.
TWEEDE BLAD.
ïloor den Jnndag
t_
LEEKENPRAATJES.
RecIame-BVIededeelingen.
Ingezonden StuUicen
Keelontsteking
Abdijsiroop
Plaatselijk Nieuws.
oals Jules Verne de
an dit projectiel n,0
zoo hoog worden 0h
grens van de aantrek
bereikttegen
hniek nog niet op»,
gaat het met een vuf,,.
stel met kleine snelhej
splitst het uit zich ;ej
die met nieuwe ener
o vervolgens,
uwingen van Obert]
ns Verne, mogelijk zj;
n. De aanvangssnelhei(
kilometer per second,
ndstof wordt vloeibar
el van water en alcoh0
zelfs na, of de inzij
iel voldoende zuurst0
het op de atmosfeer
tijd uit te houden ei
paraat te bouwen on
ieten.
el nog te hoog om spoe
wachten. Een vuurpjj
personen weegt 400 ton
n 4 ton vloeibare zuu
600,000 gulden voo
g op Vrijdag 5 Septem
Vrijdag 12 Septembe
s des avonds 7 uur it
Middelhamis, van eer
n erf aan den Ring t,
d door den heer
REN.
t. 1924 nam. 6.30 ur
aan het tramstation vai
gd timmerhout als plan
n geschaafd, badding
schroten, enz.
er GROENENDIJK.
t. 1924 nam. 4.30 uri
ge aan het tramstatior
gezaagd' timmerhout als
gd en geschaafd, bad
atten, schroten, enz.
er GROENENDIJK.
ember 1924 te Achthui.
bij Veiling en op Dins
24 aldaar in café Buijs
des namiddags 3 uui
zoeke van den heer C
perceel 1. Een brood
met annex woonhui;
erf daar achter gelegen
klant, (omzet ongeveei
De zaak wordt %;*yn!
egenwoordigen eiM
n winkelhuis met woon:
erhuurd aan den heei
0 per week. Perceel 3
oonhuis en erf aldaar,
r Adr. Huijsmans e. a.
Perceel 4. Een tuin, ge»
schen dijk aldaar, grool
5. Een arbeiderswoning
e tuin, met daar achter
elte erf. Perceel 6. Een
r naast de vorige, met
fgepaald gedeelte erf.
erswoning aldaar naast
"hter gelegen afgepaald
Een tuin aldaar, naast
erhuurd aan den heer
10.— per jaar.
alingen 1 October 1924,
even bij biltet.
otaris AKKERMAN.
wmosmomsfö
Zaterdag 6 Sept. 1924.
HARNIS.
Goeree en Overflakkee,
sdag 3 Sept. 1924.
2,80 per 100 K.G.
t f 9,70 per 100 K.G.
0 tot f9,80 p. 100 K.G
,30 tot f 10,- p. 100 K.G.
tot f8,10 per 100 K.G
ot f 7,80 per 100 K.G,
er 100 K.G.
s f 6,70 tot f 7,60.
es f 2,80 tot f 5,50
ot f 10,— per 100 K.G.
f 5,20 per 100 K:G.
0 tot f8,70 p. 100 K.G.
t f 5,70 per 100 k.G.
er 100 K.G.
100 K.G.
f 8,- per 100 K.G.
t f8,- per 100 K.G
ot f 10,60 per 100 K.G
t f 20 per 100 K.G.
28,- per 100 K.G.
aer 100 K.G.
K40 per 100 K.G.
70 tot f 17,- p. 100 K.G.
30,10 per 100 K.G.
ot f 22,70 per 100 K.G.
f 21 per 100 K.G.
3,90 per 100 krop.
rop.
00 bos.
3,50 per 100 bos.
f 9,80 per 100 pond.
2 tot 34 per 100 pond
0 tot f 12,40 p. 100 stuks,
ot f6,10 per lOOstuks.
:r 100 stuks,
ot f 6,10 per lOOstuks.
per 100 stuks,
ot 12 per 100 stuks.
>er 100 stuks.
50 per 100 stuks,
tot f 1,50.per 100stuks
29 per 100 stuks.
4DAM, 2 Sept 1924.
s Veilingslokaal, Delf''
en Veiling, werden de
ed
8.05 tot 9.90,
tot
tot
7.70 tot 8.10
-.- tot
tot
-.- tot
tuks.
LDAMSCHE VEILING
Dit nummer bestaat uit
tw, VJL«
HOSEA 8 s 5a.
»LJw kalf, o Samaria! heeft
u verstooten."
II.
(Vervolg).
Wij moeten evenwel bij Israel niet
blijven staan. Wat God tot dat volk zegt,
zegt Hij nog tot zoovelen. 't Staat daar
ook tot onze waarschuwing geschreven
„Uw kalf, o Samaria! heeft u verstoo-
ten". De zonde van Israel kan ook onze
zonde zijn; en 't is maar al te vaak.
Neen, wij maken geen gesneden beeld,
wij brengen geen eerbewijs aan een
gouden kalf. Maar wij kunnen ook an
dere afgoden hebben. ,Als wij op iets
naast of boven God ons vertrouwen
stellen, maken wij ons schuldig aan de
zonde van Israel. De Heere moet voor
ons God zijn. Hij eischt ons hart; Hij
beeft recht op al onze genegenheden;
Hij wil voor ons het hoogste zijn. Nie
mand mag ons liever zijn. Niets mag
ons boven Hem gaan. Daarom bevat dit
woord des Heeren een waarschuwing
voor ieder, die de wereld dient, aan
het aardsche zijn hart geeft, daarop zijn
vertrouwen stelt, daarin zijn hoop en
lust vindt. Voor ieder, die op grove
wijze in de zonde leeft, naar het goed
dunken van zijn hart, in het gestoelte
des spotters zit, in den raad der godde-
loozen wandelt, zijn lichaam en ziel aan
den wellust ten offer brengt, of de we
gen van leugen en bedrog bewandelt.
Maar ook voor hen, die op fatsoenlijke
wijze de wereld dienen, leven voor dit
leven, opgaan in koopen en verkoopen,
planten en bouwen, slechts denken aan
wat zij eten en drinken en waarmede zij
zich kleeden zullen, alleen gedachte heb
ben voor hun werk, t.e.w. wier eenige
en hoogste lust is in de dingen, die ver
gaan. Hoevelen derzulken maken vooral
in dezen tijd van het gouden kalf hun
god. Niet als Israël, dat een gouden kalf
oprichtte, om daarin de godheid te ver
eeren. Maar zij hebben in hun hart een
gouden kalf, dat al hun doen en laten
beheerscht. Geld en goed is 't eenige,
waarvoor zij leven. Zij kennen geen
ander ideaal dan veel te verdienen en
rijk te worden. Wat heeft eek mensch
voor het aardsche goed niet overDaar
voor zwoegt en slaapt hij van den mor
gen tot den avond, daaraan brengt hij
zijn rust en gemak gaarne ten offer. Voor
God echter is er geen plaats in zijn hart.
Ook al is 't, dat hij in zekeren zin nog
godsdienstig wil zijn, het is geen recht-
diener van God, want het geschiedt niet
van harte. God moet wijken voor wereld-
sche vrienden. Aardsche voordeelen
worden hooger geschat dan het heil, dat
Hij Zijn volk geeft. Rijk te worden is
begeerlijker dan Jezus te bezitten. Het
heil der ziel is een zaak van onderge
schikt belang. O, laat ons daartegen
waken. Zetten wij voor een handvol
goud of zilver onze onsterfelijke ziel niet
op het spel. Niets sluit het hart meer
toe' voor God en Zijn dienst dan de
begeerte om rijk te worden. 't'Gevaar
is voor ons zoo groot medegesleept te
worden, waar om ons heen de geest van
stofvergoding heerschappij voert, en de
taal vernomen wordtmen leeft maar
éénmaal, en daarom moet een mensch
zooveel hij kan, van het aardsche trach
ten te verkrijgen en te genieten. Van zulk
een heilloos begitjsel uitgaande, sluit
men het oor voor Gods woord, dat zegt
hoe 't ons gezet is te sterven en daarna
het oordeel. Üf waar men voor een
oogenblik ernstiger gedachten heeft,
tracht men zich daarover heen te zetten.
En wat is 't nu, waarvoor een mensch
knielt als zijn God, dat hij zoekt als het
hoogste goed? 't Is een god, die hem
verstoot, in een poel van ellende doet
neerstorten, 'f Is een armzalig loon, dat
de wereld haar dienaar geeft. Het loon
der zonde is altijd bitter, 't Schijnt vaak
niet zoo ie zijn. De wereld lokt aan, ze
belooft zooveel. Hoe begeerlijk schijnt
't te deelen in de gunst van menschen.
Maar wee den mensch, die de wereld
liefheeft. Hij vindt altijd teleurstelling.
Zijn gouden kalf brengt geen hulp in
den nood, het ontzinkt hem en maakt
hem rampzalig. Het is een wreede god,
die slecht beloontwiens loon is ver
derving, wanhoop, jammer. Een volk,
dat God verlaat, gaat te gronde. Ziet 't
aan Israëlziet 't aan de volken om ons
heen, die met God. en Zijn dienst ge
broken hebben. Niemand meene, dat hij
die de wereld dient, gelukkig is en waar
achtig genot smaakt. De goddeloozen
hebben geen vrede. Rampzalig is hun
lot reeds in dit leven. En nog te meer
aan het einde, want dat einde zal zijn
een eeuwige dood. Dan zal 't gejuich
verwisseld worden met gejammer; de
lach zal in tranen eindigen, de vreugde
plaatsmaken voor wanhoop. Want wij
hebben te doen met een heilig God
aan Hem zijn wij rekenschap schuldig
van al onze daden. Wat wij gezaaid
hebben, zullen wij maaien. Hebben wij
zonder God geleefd, zoo zullen wij in
der eeuwigheid geen gemeenschap met
Hem hebben.
En nu zijn dit voor ons geen onbe
kende dingen, waarvan wij nooit ge
hoord hebben. Wij weten 't zeer goed,
dat de dienst der wereld rampzalig
maakt, dat de zonde wrange vruchten
afwerpt. Ten deele wordt 't hier reeds
door den wereldling ervaren, dat zijn
afgoden hem verstooten.
Maar velen, die dat welen, nemen 't
niet ter harte. Zij gelooven 't niet.
Telkens worden zij weer tot de afgoden
getrokken, hoe dikwijls ze er ook mede
teleurgesteld zijn. Zij trekken hun hart
niet van het aardsche af. Als wij de ver
maning, die in onzen tekst ligt ter harte
nemen, dan zullen wij breken met de
wereld, ons hart er van aftrekken en
God bidden om kracht ten einde haar
te verzaken. En gevoelen wij ons telkens
weer getrokken tot de wereld, zoo heb
ben wij steeds weer met haar te breken.
Daaraan ontbreekt 't bij zoovelen, die
hinken op twee gedachten, niet wetende,
wat zij kiezen zullen. Zij gevoelen, dat
de wereld geen vrede geeft en dat God
hen opeischt. .Maar zij zijn niet beslist
zij hebben de wereld te lief om haar te
verlaten. Wij kunnen niet God dienen
en den Mammon. Wij hebben God ver
laten en de afgoden der wereld boven
Hem gekozen. En nu moeten wij weer
tot God terugkeeren door den weg, dien
Christus ontsloten heeft. Hem behooren
hart en hand. Wij moeten Hem erkennen
in Zijn recht, maar ook gevoelen, dat
God te dienen een voorrecht is en daarin
waarachtig geluk is te vinden.
Slot volgt.)
M'n vriend Piet uit het dorp is een aardige
kerel.
Vanaf de dagen dat hij hier kwam wonen
komt hij bij me aan huis en is hij m'n beste
vriend geworden.
Niet dat we in alles eens geestes zijn.
Integendeel, hoewel we uit één beginsel
leven denken we over de meeste dingen van
hek leven verschillend.
Moe dat kan
Omdat ons beginsel geen stukwei k uit men»
schenhanden is, geen afgerond stelsel van bes
grippen en dogma's, door het menschelijk
brein makkelijk te omvatten, maar omdat dit
beginsel is van Goddelijken oorsprong, dus
niet tijdelijk maar eeuwig, dus niet menschelijk
bekrompen maar alles en het al omvattend,
absoluut en volmaakt. En wij menschjes, och
we zijn zoo klein, zoo betrekkelijk, zoo korts
zichtig, zoo nietig, zoo nietsswetend, zoo frags
mentarisch. Hoe zouden wij dan dit beginsel
omvatten Het omvat ons en we zien er elk
maar een nietig stukje van Zooals de aardbol
ons draagt en we er maar een nietig stukje
tegelijk van kunnen zien, zoo draagt ons
beginsel Ons en kunnen we er maar een klein,
klein tipje van onderscheiden.
Zegt de Heilige Schrift het ons niet Wij
kennen ten deele, en we weten ten deele,
we zien als door een spiegel (niet zoo n mooi
prachtige, duidelijk weergevende spiegel van
onzen tijd, maar zoo'n metalen doezelige slecht
terug kaatsende spiegel uit den tijd van den
Apostel) in een duistere rede.
Zou er dan, al leven we uit één beginsel,
geen plaats zijn voor verscheidenheid van
begrippen
Natuurlijk! 't Zou een wonder zijn indien
het anders was 1 Wij kleine nietige menschjes
met onzen bekrompen blik 1 En dan nog onze
onderscheidene aanleg, ons verschillend ka»
rakter, de uiteenloopende visie die we op de
dingen hebben, wat alles nog verscherpt wordt,
door verschillende opvoeding en het uiteen»
loopend milieu waarin we worden groot ge»
bracht.
Als we 't maar over de hoofdzaak eens zijn
Ons buigen voor het Woord van God, er»
kennen onze doemwaardigheid, gelooven in
de volmaakte offerande van den Heiland tot
delging der zondeschuld en in de heiligmaking
door den Heiligen Geest.
Kijk, als m'n vriend Piet en ik daarover
komen te praten dan valt alle verschil weg
en voelen we onze eenheid, als een heerlijke
band die ons bind aan het lieve volk van God
Maar daar heb je b.v. zooveel andere dingen,
als de politiek, de school, de zichtbare kerk,
het huisgezin, de opvoeding, de sociale ver»
houdingen en honderd andere dingen meer.
Och, dan kan vriend Piet soms zoo eigenaardig
uit den hoek komen. Dan zeg ik wel es «Piet,
Piet, wat draaf je weer door.En dan stoppen
we onze lange Goudsche pijpen es en dan gaan
we er over hoornen tot laat in den avond en
dan gebeurt het niet zelden dat Piet eindelijk
opstaat, es achter z'n ooren krabbelt en zegt
«Ja jóng, wat zal 'k zeggen, 'k zal er nog wel
es over denken, in ieder geval heb ik weer
een hoop geleerd Wel terusten hoor 1« En
dan laat Piet me alleen met m'n gedachten.
Gelukkig mag ik dan vaak constateeren dat
Piet in de loop der jaren over veel dingen
wel anders is gaan denken en m'n werk niet
vruchteloos was, maar och hij moet nog zoo
veel onderzoeken en anders leeren zien
Want al is er plaats voor verscheidenheid
van zienswijze, dat neemt niet weg dat we
tot dure roeping hebben elkander te onder»
wijzen en te onderrichten. We moeten elkan»
der opbouwen. Want al dat verschil in inzicht,
en die verscheidenheid van begrippen en die
gedeeldheid van opvatting over vele dingen,
terwijl we in den grond der zaak op één
wortel stoelen is wel te begrijpen zooals ik
boven reeds zei, maar dat neemt niet weg,
dat het toch feitelijk niet is zooals het wezen
moet.
Om nog eens een stuk uit den zelfden Corin»
therbrief aan te halen de apostel zegttoen
ik een kind was sprak ik als een kind, was
ik gezind als een kind, overlegde ik als een
kind, maar nu ik een man geworden ben, heb
ik teniet gedaan, hetgeen eens kinds was,
m.a.w. we hebben tot dure roeping op te
wassen, ook in kennis, ook in zuiverheid en
breedheid van inzicht. We moeten worstelen
om het juiste begrip van een zaak vast te
krijgen, dat is eisch van Gods Woord. We
moeten groot worden, man zijn. En och, ook
dan, al hebben we het 't allerverst gebracht
op dezen moeilijken weg van gestage ont»
wikkeling, ook dan eindigen we met te be»
lijden wat ben ik nog een kind, nog nietig
en gering, en ook dan blijft er nog duizend
dingen over waaromtrent we blijven verschillen
van meening en inzicht, 't Volmaakte bereiken
we dus niet, dat blijft bewaard tot de weder»
komst des Heeren, wanneer de rechtvaardigen
40 cent per regel.
ook maar iets gediend wordt en bij enkele
lezers sommige dingen in iets zuiverder
licht komen te staan, och dan is voor zijn
moeite al dubbel en dwars beloond,
Uw vriend
PLAATDORP
De Copie van Ingezonden Stukken die niet ge»
plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buitan
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgcvea
catarrh, bronchitis, schorheid.
Gebruik AKKER's
zullen zien aangezicht tot aangezicht en zij
zullen kennen, gelijk ook zij gekend zijn
Maar eisch is dat we moeten staan naar de
volmaaktheid ook op dezen weg
Waarbij komt dat we, als mannen met een
groote mate van eenheid, een krachtig cordon
vormen in deze wereld, we sterk staan tegen»
over den vijand, die ook in o zooveel din»
gen één isl
Och die verdeeldheid, en gescheurdheid in
onze kringen wat maakt ons dat zwak naar
buiten. Wat konden we veel sterker staan als
we meer één waren gelijk Christus voor ons
gebeden heeft.
Welnu dan, we moeten elkander onderrich»
ten, opbouwen.
Ook dat moet in Christelijkcn geest gebeuren!
En nu is het wonderlijk dat mijn vriend
Piet en ik nooit ruzie gehad hebben. De
vriendschappelijke toon bleef altijd bewaard.
Wanneer hij erg in 't nauw zat mocht hij es
z'n pet van 't een oor op 't andere schuiven
z'n hoofd es bedenkelijk schudden en met
een wat wild gebaar de asch uit z'n pijp op
het vloerkleed gooien, wat hij natuurlijk per
ongeluk deed, maar daar bleef het bij. En als
m'n vrouw dan weer eens een nieuw bakje
koffie schonk was het steriotyp Jóng, daar
mot ik nog es over denken. En als hij z'n
pijp weer eens gestopt en de damp er in
gejaagd had, was hij weer de goedmoedigheid
zelve.
Zoo is m'n vriend Piet. Hij weet het wel
dat heete hoofden maar koude harten geeft,
en dat een kalme, vriendschappelijke uitwis»
seling van gedachten de waarheid aan het
licht kan brengen. En daar alleen is het hem
om te doen.
Om de waarheidDe waarheid alleen. Per»
soonlijke eerzucht is hem ten eenen male
vreemd. Hij houdt er niet van/de eerste viool
te spelen, zooals men dat wel eens noemt,
en- dat komt omdat hij wel wat zelfkennis
heeft opgedaan in zijn leven. Och dan wordt
een mensch wel wat kleiner
En kijk, als het zoo met een mensch ge»
schapen staat, dan valt er wel wat met hem
te praten, want dan is het niet om eigen eer
te doen, maar om de eere der waarheid.
Daarom krijgen Piet en ik nooit ruzie.
En waarom ik dat nu allemaal zoo vertel
Omdat het m'n voornemen is van de leeken»
praatjes tusschen Piet en mij zoo nu en dan
ook mededeeling te doen in een vast hoekje
van de »Maas«. Misschien kan het zijn nut
hebben en Piet) m'n vriend, vindt het best.
En als door deze schrijverij de waarheid
De prijs van ons dagelijksch brood.
Nu overal in den lande door de reeds lang
stijgende graan» en meelprijzen de brood»
prijzen worden verhoogd, is het niet ondien»
stig daarvan de oorzaken na te gaan. Naar
de noteering der graanprijzen in New»York
en Chicago regelt zich de meelprijs in gelijke
verhouding.
Was de noteering in Maart»April 101,
langzamerhand is deze omhoog gegaan tot
135 a 140.
De oorzaak van die zoozeer verhoogde no»
teering is gelegen in het feit, dat Amerika
dit jaar tengevolge van sterken regenval, wat
de tarwe betreft, een misoogst te boeken heeft.
Waar bovendien de maisoogst is mislukt,
moet het eventueel tarwessurplus nog dienen
om ten behoeve van de beestenvoedering
het maistekort te dekken.
Voorts is de graanoogst in Rusland totaal
mislukt. Het Canadeesche meel is voor ons
land te slap, omdat de Warenwet eischt 460
gram droge stof, en aan dien eisch kan het
laatstgenoemde meel niet voldoen.
Een broodprijs van 18 cent is volkomen
verantwoord bij een meelprijs van f 16 a
f 17, de prijs in Februari.
In ApriLMei waren de prijzen reeds opge»
loopen tot f 19 50 a f 22 voor inlandsch en
patent.
Vandaar dat vooral de prijs van het brood
moet verhoogd. Ook andere ingrediënten
zooals krenten enz. vertoonen stijgende prijs»
noteeringen.
Amsterdam verhoogde tot 20 ct., Hilver»
sum 22, Rotterdam 21, Den Haag 23.
Aangezien contractueele verkoopen, welke
veel meer sporadisch voorkomen dan voor»
heen, tegen de lagere prijzen algemeen zijn
afgeloopen, is een broodprijsverhooging on»
vermijdelijk.
EEN BAKKER.
Mijnheer de Redacteur
Verzoeke beleefd onderstaande in uw blad
te plaatsen, bij voorbaat mijn dank.
Uit het verslag van de Gemeenteraad van
Stellendam dato 28 Augustus is mij gebleken,
dat Ileeren Raadsleden het niet ontzien, om
iemands goeden naam te besmetten, door
verschillende onwaarheden in openbare zittin»
gen te gebruiken.
Daar den heer Holleman beweerde uit de
gemeenterekening te hebben gezien dat onder»
geteekende voor het maken van een dorpel
aan een raamkozijn $4 uren werkloon in reke»
ning bracht, hetgeen een grove onwaarheid is,
daar ondergeteekende niet een doch onder
zeven ramen eiken onderdorpels aan Iichtko»
zijnen heeft gemaakt, met de noodige répara»
ties aan stijlen en ramen enz. waarvan in Ja»
nuari een rekening is ingediend, en die zonder
eenige aanmerkingen in Juni met nog andere
rekeningen aan mij is voldaan.
A. VAN OOSTENBRUGGE.
Stellendam, 5 September 1924.
SOMMELSDIJK. Tegenjeen zevental jon»
gens uit deze gemeente is proces»verbaal op»
gemaakt wegens het voetballen op het Markt»
veld.
Door de vele regens der laatste dagen
is nog al wat schade aangericht aan het te
velde staande koren. Bij verscheidene land»
bouwers is het graan uitgeloopen. Het nog
ongesneden koren heeft nog meer van het
water te lijden gehad dan het koren dat reeds
aan hoopen stond.
De werkman C. v. D. had hot ongeluk
eenige weken geleden bij het afhakken van
oude steenen een stukje kalk in zijn oog te
krijgen. Dezer dagen begon zijn oog zoo pijn»
lijk te worden, dat hij zich onder geneeskun»
dige behandeling moest stellen.
Alhier worden veel uien verscheept. De
prijs is f 3,— per H.L.
De Uitslag van de loting voor den dienst»
plicht lichting 1925 is voor deze gemeente als
Met de Nederlandsche Christelijke Reis-
vereeniging naar Centraal-Zwitser-
land, Lugano, Milaan en Venetië.
i)
Van 7 tot 19 Augustus 1.1. maakte de Neder
landsche Christelijke reisvereeniging, Prinsegracht
75 te 's-Gravenhage bovengenoemde reis, van
welke reis ook schrijver dezes deel uitmaakte.
Van de Redactie van dit blad werd een uitnoodi-
ging ontvangen tot het schrijven van een reeks
artikelen over het verloop van deze reis, welke
uitnoodiging werd aanvaard.
liet was Donderdag 7 Augustus 1924.
Hoewel de reis aanving in de Residentie stapten
wij te Rotterdam in den trein. Het was 's morgens
ongeveer 9 uur dat wij onze gereserveerde plaats
tweede klas Station Delftsche poort innamen, en
met toeristen-welbehagen installeerden wij ons in
onzen geriefelijk ingerichten internationalen wagen.
De sneltrein zette zich in beweging en onze groote
reis had een aanvang genomen.
Nadat wij met elkander hadden kennis gemaakt
begonnen de gesprekken en het was door den
geheelen trein zóó alsof wij elkander reeds jaren
kenden. Ieder was vroolijk en hoe kan dat ook
anders. Wie kijkt zuur als hij op reis gaat? Hoe
meer wij elkander leerden kennen, des te beter ge
voelden wij ons één en ten slotte geleek het precies
één groot huisgezin. Spoedig reden we over den
Moerdijk en met nationalen trots dachten wij aan
onze Hollandsche ingenieurs. De trein spoedde
voort tot we bij Essen op Belgischen bodem
kwamen. De douane- en passencontröle leverde
geen moeilijkheden op, ja beter gezegd de douanen
lieten ons zoo goed als ongemoeid. Indien wij
maar in het bezit zijn van een blauw boekje, het
welk paspoort heet, dan is alles in orde.
Wij rijden nu over Antwerpen, Namen enz. naar
Luxemburg. Bij Antwerpen wierpen we even een
blik op de machtige havenwerken van deze be
langrijke koopstad. De forten die wij hier passeer
den hebben grootendeels hun beteekenis verloren
sinds ze kennis maakten met het moderne oorlogs-
geschut.
Over Mechelen bereiken we Brussel de mooie
Belgische hoofdstad. Even vóór Mechelen zagen
wij een kerkhof rijkelijk voorzien van schitterend
beeldhouwwerk. Dé Ardennen worden zoo lang
zamerhand op den achtergrond zichtbaar en toen
we Namen gepasseerd waren reden we door het
eerste tunneltje en kregen we een gevoel alsof
het nu ernst begon te worden. Wij sporen door
het. Ardennenland en langs Jemelle en Arlon kwa
men we in het schoone Luxemburg.
Op het station Luxemburg hebben we ons allen
toen verfrischt met het heerlijke water hetwelk uit
de fonteintjes stroomde en op dit station klonk
voor het eerst op deze reis ons gezang. Ja van
zingen gesproken. Wat hebben we uit volle borst
onze Vaderlandsche en Christelijke liederen ge
zongen en juist wanneer we ons in den vreemde
bevinden doet het gezamenlijk zingen van het
„Wilhelmus" zoo weldadig aan. Zoo ook op het
station Luxemburg. Hoe heerlijk klonk ons volks
lied onder de overkapping van dit station.
Na een driewerf hoera op onze Koningin stapten
wij in en als de trein in beweging was reden we
Elzas-Lotharingen binnen, 't land, welks kostbare
bodem langen tijd een twistappel was,tusschen
het Germaansche en 't Romaansche ras. Het weer
wat des morgens mooi was, was intusschen minder
geworden en even nabij MetZy toen de trein sterk
steeg, gutste het water van boven vergezeld van
zwaar onweer. Wij zaten evenwel hoog en droog.
Toen wij den pas van Zabern over waren liep
de lijn weer naar omlaag en omstreeks 9 uur
waren we te Straatsburg. Wij liadden nu juist 12
uren gereden. Langs den voet der Vogezen langs
Kalmar en Miihlhausen bereikten wij ongeveer
half twaalf des nachts Bazel. De eerste dag was
zoo goed als ten einde en wij waren op Zwitser-
schen bodem.
Allen waren in een genoegelijke stemming en
na de Zwitsersche douanen gepasseerd te zijn
volgden wij onzen leider naar ons hotel. Er waren
ouden en jongen, menschen die bijna de zeventig
tellen, echtparen en ongehuwden van beiderlei
kunne. Allen weten uit de deelnemerslijst dat ze
tot een bepaalde groep behooren. Iedere groep
heeft zijn vlag van onderscheiden kleur. De vlag
ging omhoog zoodat wij onze eigen wel bekende
kleur maar hebben te volgen om behouden in ons
hotel te komen.
Wat de bagage betreft? Dat is schitterend.
Zoodra we den trein verlaten hadden plaatsen we
onze bagage bestaande uit koffers, mandjes, tas-
schen enz., in één woord een bazaar van embal
lage-artikelen, op advies, van onzen leider op een
daartoe door hem aangewezen plaats en vóór we
zelfs in ons hotel waren was onze bagage reeds
aanwezig.
Wij logeerden dien nacht in hotel Basler-Hof
en spoedig had ieder van ons zijn eigen kamer
betrokken.
Toen wij des Vrijdagsmorgen 7 uur aan het
ontbijt zaten was er maar één vraag die ging van
mond tot mond „En heeft U goed geslapen
en bij de meeste was het antwoordWel heerlijk
maar kort. En dat was waar. 's Nachts 12 uur
naar bed en des morgens half zeven weer present,
dan is de nacht niet lang. Doch wij waren allen
frisch en zeer belangstellend naar hetgeen we dezen
dag zouden te zien krijgen, want wij waren na
het ontbijt op weg naar de bergen. Het beloofde
dus wat dezen dag. En nu we achteraf kunnen
spreken, kunnen we ook niet anders zeggen, het
was één van de schitterendste dagen, deze tweede
dag. Ongeveer 8 uur stonden we weer op het
station Bazel, alwaar een paar wagons, plaats
biedende voor een paar honderd personen, voor
ons gereserveerd waren.
Toen wij in den trein hadden plaats genomen
en wij .voortrolden, drong het eerst recht tot ons
door, dat wij in Zwitserland waren, dat wij Zwit
serland binnenreden, 't land van belofte voor eiken
toerist. Wij spoorden langs liefelijke heuvels en
lage bergruggen, welvarende dorpen en toch, hoe
schoon dit alles reeds is, ons oog zocht, zocht
voortdurend in Zuidelijke richting. Daar moeten
ze liggen, de machtige Alpenreuzen. En ja, eindelijk,
daar ontrolt zich voor onze verwonderde oogen
het prachtige Alpenland in climax van schoonheid.
Wat een schittering en pracht. Welk een enthou
siasme bij hen, die voor het eerst deze grootsche
natuur aanschouwdenen de anderen met
vreugde begroeten ze weer de steeds opnieuw
ontroerende schoonheid van dit wonderland. Wat
een schitterend gezicht ook die wolken tusschen
die bergen.
Wij naderen Luzern. Daar gleden we „schokloos"
onder de overkapping van het station. Daar de
meeste spoorwegen in Zwitserland geëlectrificeerd
zijn, gaat 't er op de stations heel wat rustiger
naar toe dan wij dat gewoon zijn. Geen gefluit
en geraasrustig glijden de beugelen der groote
electrische locomotieven langs de draden.
Spoedig had onze bagage een plaats en maakten
wij een wandeling door Luzern. Luzern ligt, even
als het meer van dien naam, 440 meter boven den
zeespiegel en telt ongeveer 45000 inwoners. Het
is een centraal punt voor het vreemdelingenverkeer
en heeft vele groote hotels en mooie parken.
Wordt vervolgd.)