voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan Honig's IN HOC SIGNO VINCES Verfrisschinj^ Puddingen No. 3048 ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1924 39STE JAARGANG Op den Uitkijk. Marnes IVIededeefmgen. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentin en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers EERSTE BLAD. Ontwapening*" Land- en Tuinbouw. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten woidtc berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Arz.uiNL'tiKLijKc. iNUMMtiKS 5 (JLNIt eter. tnrerc. iNo. zuz -T- foswus ivo. z aavertennen woraen ingewacnt tot uussuru- en vkijuaumc I'1 jilllIijmmmuimwjiiiijgiki.mijj.w i li'isww 't JiIIiiJJ II'IH'iMTI h»^!1 'lljijl bwhmegjmhtawiim-'rvgmnzgaaee—Hii 5* „Ontwapeningis veler leus. Wij hebben na te gaan, als antire volutionairen hoe wij ons tegenover die leus, dien èisch stellen zullen. Dat wij oorlogs-maniakken zouden zijn, is een brutale leugen. Dat wij dan sen van pret, als er weer voor zóóveel millioen aan geweren of kanonnen wordt besteld, eveneens. En nu onzer zijds in „De Standaard" de ernstige voorslag werd gedaan, om te geraken tot een bezuiniging van dertig millioen op Leger en Vloot, kan toch waarlijk niet meer gezegd worden, dat die anti's fÉif'lke onverbeterlijke militairisten zijn. Ook wij willen wel degelijk praten. Mits men óns vergunt, wat elke partij als haar recht opeischt, dat we de leus, den eisch, de kwestie der „ontwapening" stellen in het licht onzer beginselen. Daarvan laten we nooit af. Aan utiliteits- of nuttigheids-politiek eten we ons den dood niet. Al kan men ons voor zekere zaak, welke ook, honderd redenen voor één op een briefje geven, waarom zij hoogst wenschelijk zou zijn en zij is niet over een te brengen met onze beginselen, dan doen we er niet aan mee. Al zouden we alleen staan Dat is ons geen vreemde zaak. Vader Willem indertijd stond ook vrijwel alleen in Nederland en in geheel Europa, maar zijn beginsel verbood hem een accoord met Spanje te aanvaarden toch heeft Willem van Oranje ten- \flfciotte de overhand gehad. Laten we dus eens zien, wat er al zoo voor „ontwapening" wordt in 't midden gebracht. Het is meer en ook minder belangrijk. Het minst belangrijk, maar misschien het raakst voorkomend is een zekere gemoedsstemming, vaag en onbestemd en die toch krachtig werkt. Men heeft een afkeer van strijd, altijd nog gehad. Maar de wereldoorlog met haar vree- selijke gebeurtenissen heeft dien afkeer zeer vei strekt. Men wordt schier onpasselijk, als men 't wóórd „Oorlog" maar hoort. Men mag geen uniform zien. Een sabel of een geweer ziet men met groote schrikoogen aan. Met aL dat militaire gedoe, wil men niets rneer te maken hebben Er is met dezulken niets te praten. Zij willen niet eens redeneeren „Praat me niet over Oorlog Al zéggen ze 't niet, de gedachte leeft in hun hart. Als we maar nooit meer over oorlog praten, er geen cent voor uitgeven, er niets mee willen te maken hebben, er niet aan dénken, Dan zijn we er ook voor altoos af En men doet als de vogel-struis: De kop gaat diep in 't zand We zullen aan dat standpunt maar niet veel woorden verspillen. 't Is er net mee, als we den ouden heer Lohmann eens hoorden zeggen Al zegt gij honderdmaal „ik wil niets met de politiek te maken hebben daarom zal die politiek nog wel vinden Zoo is 't met den Oorlog ook. Als, wie dan ook, ons zoeken wil, dan zal hij ons wel vinden, al zeggen wij ook honderdmaal: Ik kan geen oorlog zién Ernstiger zeker is de meening van hen, die Ontwapening een eisch noemen van het Christendom. En dus van den Christus zelf. Nu merken we reeds dadelijk op, dat men hiermee voorzichtig moet zijn, want bet zou moeilijk vallen, met name in de laatste jaren, eenige nieuwe rich ting of meening te vinden, die zich niet ook op het christendom en den Christus beroepen heeft. Men weet, hoe dit dan gaat. Zoo oppervlakkig, als 't maar kan. Christus wordt genoemd „Vrede vorst". „Vrede" nu staat tegenover „Oorlog". Hij, die „Vredevorst" is, kan dus onmogelijk vóór den Oorlog zijn, Hij moet dien verfoeien, er een afkeer van hebben en al Zijn ware discipelen moe ten insgelijks den Oorlog haten en den Vrede zoeken. Dan worden enkele „teksten" ge zocht B.v. die van de linker- en de rechter wang die van rok en manteldie van de vreedzamen enz. Naar beteekenis of verband wordt niet gevraagd. Men plaatst ze op den klank af. „Die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaanheet het dan en daarmee is niet alleen elke strijd, maar zelfs elk verweer tot zelfverdediging of ter bescherming van vrouw en kin deren voor ongeoorloofd verklaard en men vergeet eenvoudig, dat diezelfde Christus tot Pilatus zegt„Indien mijn koninkrijk van déze wereld ware, zoo zouden mijn dienaars voor mij gestre den hebben, zonder dat Jezus er ook maar één letter ter afkeuring toe voegt, integendeel Hij zegt het als iets, dat vanzèlf spreekt onder de koninkrij ken hier op aarde en Hij wilde, dat voor Hém het zwaard niet getrokken zou worden, juist wijl Zijn Koninkrijk niet van deze aarde was. Dat is trouwens de doorgaande fout. Zeker, Jezus is de Vredevorst. Hij is de stichter van het Vrederijk. Maar dat Rijk is niet van deze aarde en hoe graag we t misschien anders zouden droomen, onze tegenstanders hebben ongelijk, als zij het hier op aarde meenen te kunnen verwezenlijken. Zij meenen hier, in déze bedeeling, het kwaad, de zonde te kunnen over winnen, dat is hun fout. Gods Woord zegt het anders. De Christus op wien zij zich beroepen, zegt het anders „De Zoon des menschen, als Hij we derkomt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde Het zal juist andersom gaan. Tegen 't eind dezer bedeeling zal de zonde haar grootste triomfen be halen en dan komt Jezus weder, om aan alles een eind te maken en het Vrederijk voor eeuwig op aarde te ves tigen. Het in eigen kracht hier op aarde te willen vestigen is een utopie, die op bittere teleurstelling uitloopen moet. Wél moeten wij in Christus' naam ar beiden, om den oorlog zooveel mogelijk te bedwingen en in te perken, dat doen we met ziekte en armoede en andere gevolgen der zonde ook, maar „weer loosheid" te stellen als eisch van het Christendom, is naar de leer van den Christus der Schriften niet. Nadruk ver'oodea. Moeder en Dochter. «De postzegt moeder, die bij t laatste daglicht nog tracht de kous, die ze stopt, héél te krijgen en ze wil opstaan om te zien, wat die op zoo n ongewone avond, hééft. Maar Wim, kwiek en willig, is haar al v o o r. Hij heeft z'n huiswerk al weggeschoven en is al bij de deur, voor moeder de stopnaald nog in de kous vastgezet heeft. »Van Fieroept hij juichend uit, als=ie weer binnenkomt en zwaait een brief boven zijn hoofd. Gretig grijpt moeder er naar. Tracht, den brief ivlak bij 't raam en met de oogen er haast op, te ontcijferen wat Fie schrijft, maar re schudt dra 't hoofd «Doe jij de luiken maar dicht, Wim 't Is te donker zoo Dan schuift ze haar stoel bij tafel. Houdt den brief onder den lichtkring der lamp. Maar weer schudt ze 't hoofd 't Is of de »petrolie« al slechter wordt. Dominee onlangs lachte daarmee. »'t Zijn de oogen, vrouw Wijtebrand 1 d i e worden slechter met den ouden dag en niet de «pétrolie». Maar wacht maar, 't duurt niet lang meer of we krijgen de electriciteit in 't dorp en dan kun je 's avonds weer zien«. Zij had de schouders es opgetrokken. Die «oude dag« beviel haar niet Liet de Heere haar niet sterk en gezond? Stijfjes antwoordde ze: «Als 't moet doom's nee 1 melk ik nog tegen een manskerel op en twee uur loopen, met plezier «Dat weet ik, vrouw Wijtebrand! maar daarom kunnen de oogen wel minder worden, het jongvolk loopt tegenwoordig al wel. met 'n brilen Fie, niet waar maakt het goed«. De slimme pastor kende haar zwak 1 Hij had alles weer goed gemaakt Over Fie raakte ze niet spoedig uitgerede* neerd en tenslotte stond dominee maar op »'t Doet me beslist genoegen, vrouw Wijte* brand! dat 't met Fie zoo goed gaatik mocht haar graag 'k had altijd een beste catechisante aan haar Vrouw Wijtebrand knikte tevreden. Eén heimelijke vrees had ze wel Ze wou er gedurig al met dominee es over spreken, wat die er van dacht, maar nu ook weer ze durfde niet, bang dat er 'n donkere vlek komen zou op Fie's beeltenis. i^Ze sprak er over met haar God. En ze bad veel voor haar kind. 40 cent per rcgoi. is het eerste waarnaar men in den zomer vraagt, ook bij 't eten. Als slot van den maaltijd wordt een verfris- schende en koele pudding immer gewaardeerd. Door smaak en bereiding munten Honig's Puddingen uit. Vraagt daarom altijd naar Gefabriceerd met Honig's Maïzena. 'En de Heere was immers een hoorder van het gebed' «Lees jij maar, Wim zegt ze en schuift hem den brief over tafel toe. «Hardop voegt ze er wat ongeduldig aan toe, als Wim tracht met één vliegenden blik al het nieuws tegelijk te veroveren. Plotseling een juichkreet »Fie komt acht dagen thuis, moeder Zater* dag al Haastig zocht hij naar nog meer. «Wim léés je nou zegt moeder streng. »Ja, moederis 't gedweeë antwoord. Hij voelt nu zelf wel, dat het niet recht is, eerst aan eigen nieuwsgierigheid te willen voldoen. 't Was een kort, eenvoudig schrijven. De familie, waar F'ie in Amsterdam dient, zag onverwacht haar vacantie vervroegd, ging een goede acht dagen uit en Fie kreeg zoolang verlof, om naar haar moeder te gaan. Zaterdagavond kon ze hier zijn »Komt net mooi«, zegt moeder. «Kan ik Zaterdag eerst alles nogeens 'n goede beurt geven »Ga ik maar visschen«, zegt Wim droog. «Dat is best, jongen En loop dan morgen even bij Wijbrands aan en vraag of ik er op rekenen kan, dat het stoeltje, dat*ie nu al zoo lang in de maak heeft, beslist Zaterdagmorgen klaar is, daar zit Fie altijd zoo graag in, dat weet je we1«, »Ook nog iets extra's bij den slager bestel len vorscht Wim, die als elke gezonde jon* gen, bij feestelijke gelegenheden allereerst denkt aan zijn maag «Zal ik zelf wel voor zorgen«, beslist moeder. 'n Klein jaar is Fie nu niet thuis geweest. En voor dien tijd was ze nog nooit drie dagen van huis Niemand zou 't ooit hebben geloofd. 't Moest dan ook wel een geweldige gebeur* tenis zijn geweest, die deze plant hier uit den voo r*ouderlijken dorpsgrond ontwortelde en in 's Lands hoofdstad had overgeplant. Tegen verwachting ging alles best. Fie was bij «christelijke menschen», wel niet «van de kerk«, Fie kon er eigenlijk niet goed achter komen wat ze waren of liever »het z ij n christenen schreef ze aan haar moeder dat kun je aan alles merken, ook aan hun leven, maar van hun »kerk« kon ze geen hoogte krijgen. 't Werk was Fie niet te veel. Ze had een goede vriendin gevonden, die ook »van buiten» kwam. Ze gingen op een zang* en meisjesvereeni* ging het »volk« waar ze diende had overvloed van boeken, die ze in haar vrijen tijd lezen mochtdaarbij de duizend afwisselingen, die 's Lands hoofdstad oor en oog bood hielpen haar mee om 't leed, dat God reeds.had ver* zacht, verder te verzetten, het ging Fie in Amsterdam bést. En toen moeder haar schreef, dat Martien, met wien ze een jaar geleden nog «liep», hals* over*kop metjannigje van boer Peters getrouwd was, had het haar, ja nogwel éven geschokt, maar ze had toch God kunnen danken, schreef ze aan haar moeder, dat 't zoo geloopen was, want ze wist nu wel héél zeker, dat ze met Martien ongelukkig geweest zou zijn, hoe* veel ze bok van hern gehouden had. Om die geschiedenis met Martien was ze ook weg gegaan. ITij was een leuke jongen en, nogeens ze schaamt er zich niét voor er was een tijd geweest, dat ze zielsveel van hem gehouden had. Maar hij was zwak en zocht geen kracht, waar die te vinden was. Verkeerde kameraden brachten hem telkens tot daden, waarover hij dan bij Fie wel weer berouw toonde, maar met den verderfelijken omgang brak hij niet. Langzamerhand begon hij ook Fie te ver* waarloozen. De booze tong lispelde aan zijn oor, dat een jongen als hij wel béter kondaar waren boerenmeisjes genoeg, die hem graag zouden willen en Fie, dat wist hij immers nu ja, ,t was een knap gezicht, daar niet van, maar dan was ook alles gezegd ze had niet veel. Een* en andermaal, 't mocht dan heeten uit scherts en »zoo maar», liep hij en fuifde hij met andere meisjes, wat dan eer wederom de zon onderging Fie wel tienmaal werd aan* gezegd, Fie liet niet met zich spelen. Haar meisjeseer, al was ze dan arm, zat haar hoog en toen 't duidelijk bleek, dat Martien zich van zijn loszinnigheid niet be* keeren wilde, was z ij 't geweest die het met één slag en voor goed, had u i t gemaakt. Toen was «de praat« door 't dorp gegaan Ze voelde het, als ze menschen zag. En die »praat«, dat deed haar 't meeste zeer, had ook haar niet ongerept gelaten had voor Martien tal van verontschuldigingen ge* had, en dat hinderde haar niet, haar eigen hart pleitte immers nog voor hem, al had ze geen oogenblik berouw van haar daad, maar de »praat« had ook haar niet gespaard en haar soms 't bloed naar de wangen gejaagd. Toen was ze met 'n kort besluit gegaan. Vér van 't dorp harer jeugd. Een gansch nieuw leven tegemoet, waarin al dat oude zou zijn vootbijgegaan en haar moeder die onder al deze dingen geleden had als zij zelf keurde het goed. Vrouw Wijtebrand z^Jf had ook in haar jeugd eenige jaren in Amsterdam gediend en had er aan Fie's vader kennis gekregen, die geregeld met aardappelen op de hoofdstad voer. Ze waren getrouwd en zij was haar man naar hier gevolgd. Fie had er al op aangedrongen, ze zou met Wim ook naar Amsterdam komen Wim kon daar van alles leeren en z ij vond er werk* huizen bij de vleet, maar ze heeft hier nu t eenmaal haar eigen huisje, met wat land er om en ze vindt werk bij de boeren genoeg bovendien de dorpsrust is haar lief geworden, zij blijft maar hier. Als 't Fie in de stad maar goed mag gaan. En nu was ze onlangs wat geschokt. Fie had 'r portret overgestuurd. Wim was opgetogen 'n Fxhte dame riep zijn jongensmond. »Is dat Fie had moeder gevraagd. Fie was eenvoudig gekleed, stemmig en eerbaar, daar niet van maar ze had blijkbaar radicaal met de dorpskleedij gebroken en 't steedsche kleed stond haar fijn, dat was waar. Maar moeder ként de gevaren der stad Zulk een meisje, zoo gekleed, moet in 't oog vallen. En, ze heeft haar gebed verdubbeld sinds dien dag en nu Fie komt, is 't haar groote T»Va. T>ïef o t l-1 r» o r J li -ri?»-. m o'*» haar ziel er uit zal zien wèl heeft ze goede hope, maar ochde wereld, de booze, ons eigen vleesch, die begeerlijkheid der oogen en die grootschheid des levens En nu i s Fie er, dezelfde trouwe Fie Lang nog, 's avonds, als Wim ter ruste is, zitten de beide vrouwen bijeen. «Mijn kleeding, moeder Vindt u ze op* zichtig «Nee, kind! dat niet. Maar ik was zoo bang, je weet nu ook wel zoo'n beetje wat er in een groote stad te koop is.ik dacht zoo. Vrouw Wijtebrand lacht verlegen «Ik dacht zoo, was maar in je boerejakje gebleven in plaats van met zoo'n damesjapon, dan nemen ze zoo geen notitie van je. vinden je een boerentrien en laten je met rust. Fie kijkt stil voor zich heen 't Is moeder net of dat kind in een jaar tijds een vrouw geworden is, met evenveel ervaring als zij. «Amsterdam, moeder zegt ze zacht, is 'n booze stad en ik denk weieens, dat de booze zelf er ergens zijn paleis hebben moet. Maar God is Koning, ook in Amsterdam 1 en die God. moeder. laat ik 'f nu eens mogen zeggen. is ook Koning geworden van mijn hart.voor d i t en het volgend leven moeder, voor altijdkunt u nu gerust zijn «Volkomen, kind zegt moeder met blijde, dankbare stem. «En de Heere zal Zijn kinderen bewaren aan alle plaatsen Zijner heerschappij »Amen« zegt Fie ontroerd. En onze Heere Jezus Christus, dien avond, naar Zijn belofte, was bij hen en twee vrou* wen verheugden zich in Hem, met groote vreugde. UITKIJK. Wat elke maand te doen geeft. (Ie helft September) Nadruk verboden. De oogst wordt in deze maand nog voort* gezetvan erwten en boonen, van boekweit enz. Laat uw erwten niet geheel rijp worden, maar zicht ze, als de peulen gaan rimpelen en de naden harder worden. De schoven hoe* ven niet gebonden te worden, men legt ze los op het land, gedurende enkele dagen daarna keert men ze om en zet ze vervolgens op ruitershiervan heeft men per Hectare, voor een zwaar gewas, een 50 stuks noodig. Op erwtenland kan men als geschikt nagawas verbouwen karwij, wintergerst, haver, tarwe, aardappelen enz. Paardenen duivenboonen worden gesneden of gezicht, zoodra de peulen en de toppen van de stengels zwart zijn. Men bindt de schoven met haverstroobanden, en zet ze daar* na aan hopen ter droging vooral goed droog laten worden, anders gaat het gewas schimme» len Boonenteelt tusschen twee graangewassen, dus na boonen weer groen, is een zeer goede vruchtwisseling evenwel kan men ook aard* appelelen of bieten laten voorafgaan of volgen. Boekweit is een gewas dat zeer ongelijk rijpt. Einde Augustus, maar ook nog in 't begin dezer maand wordt ze gezicht of gemaaid. Dit doet men, als de eerste vruchtjes rijp zijn. Een paar dagen laat men de schoven los op het land liggen, dan worden ze met strooban* den gebonden, in gasten van 8 of 10 garven ter droging overeind gezethet drogen gaat langzaam. Voor groenvoeder kan men thans zandwikken zaaien, welke volkomen winterhard zijn. Men doet dit in combinatie met rogge men krijgt dan een mengsel, dat eerder oogst* baar is dan roode klaver. Hoeveelheid zaai* zaad 80 kg. winterrogge en 40—80 kg. zand* wikken. Wikkenzaad is vrij duurvoor 't vervolg kan men het daarom zelf telen, dit kan heel goejldun zaaien en om rotting te voorkomen, rijshout er bij zetten! Ook voor groenbemesting kan men zandwikken zaaien, met wat rogge er door. Wij herinneren nog* maals, dat de akkers voor het wintergroen be* hoorlijk moeten worden voorbereid. In den tuin Over het sla*zaaien, hoe en waar, schreven we reeds. Nu iets over het in den bak zetten. Verwijder de oude aarde en vervang ze door nieuwe, zuivere bladaarde. Zet een plantje onder het midden van elke ruit, er mag niet over gegoten worden. Men noemt deze kropsla ook wel koude, omdat ze koud behandeld wordt, d.w.z. gedurende den winter vorstvrij gehouden tegen vorst moet de sla goed gedekt worden. Wie veel ramen bezit en in den winter veel kropsla wil telen, plan te niet alles tegelijk, maar b.v. 2 of 4 ramen elke week zaaie men opnieuw om telkens weer jonge plantjes te hebben. Zaai nu bloemkool, als ge a.s. voorjaar planten wilt hebben, 't zij voor den bak of voor den kouden grond. Neem een soort laag bij den grond, b.v. korf* beendeze is vooral voor den bak aan te bevelen. Niet te vroeg, b.v. vóór 8 September zaaien 't zou dan kunnen gebeuren, dat er- te vroeg kooltjes in kwamen, waaraan men dan niets heeft. Buiten, volstrekt niet onder glas, zaait men thans, op een warm plekje, b.v. vóór den bak. Vooral niet te dik zaaien Van de in Augustus gezaaide spinazie kunt ge straks proiitecren gaat het vriezen, dan is T> nt rrr»/-I TA f -- -- 1 -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 1