I
1DML
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
EEM
No. 3039
WOENSDAG 6 AUGUSTUS 1924
39STE JAARGANG
ÜIWJ
►CHART
JRKUF
IN HOC SIGNO VINCES
Uit de Pers.
Binnenland.
[ACHINES
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stuklten voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zesaden aan de Uitgevers
Na Tien Jaren.
j: i
gffjÉiiaTTlwir'
AM
O O N 2261
3EN
E PROVISIE
un en Omi streken
rken Naaireiachines
ines --Ha
ROTTERDAM
>Jo. 34228
gelden aan leden
p te gen 4 's jaars.
men dagelijks wor»
een der leden van
joruren: Donder*
ond van 6—8 uur.
LEMA N, Dirksland
BANK.
t »Midd elharnis en
aatschap pij tot Nut
Bank nee'mt gelden
rente 's yaars. Ges
l' en teru gbetaling
aandag, Dinsdag,
rdag van 1 12, bes
id van 6—7 uur, ten
n-iersBoekh oudster
[elharnis. 16733
►TDIENsT
.v. via Viaardingen
LHARNKS"
GELIIWG
JUNI I 924.
INISs
nsdag V. Middels
Vlaardingen 7.00
8.00 v.m.
ons en Feestdagen)
v.m. A. Vlaardins
tterdam 10.00 v.m.
H:
sdag V. Rotterdam
ingen 3.10 n.m. j-
n.m.
>n* en Feestdagen)1
V. Vlaardingen
elharnis 6.30 n.m.
den trein van 7.10»
Vlaardingen.
op den trein van
ngen.
den trein van 2.50
Vlaardingen.
ap den trein van
;en
te beschouwen
lag, Hemelvaartsdag,
eide Kerstdagen.
I
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worde.. %erekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Vanzelf gaan n u de gedachten rug-
waai ts
't Laatst van Juli, 't begin van Augus
tus,
En peinzend geven we er ons reken
schap van, hoe in tien jaren tijds, de ge
daante des Sardrijks en de onderlinge
verhouding der volkeren veranderd is
door den gruwelijksten oorlog, waarvan
de historie gewaagt.
Wat was het toch een wreed, een ver
bijsterend opschrikken uit betrekkelijk
zoete rust
Neen, onbewolkt was de hemel
niet.
Er hingen zware, zwarte wolken.
En 't geslacht, dat nu groot'wordt,
als het leest wat aan het uitbreken van
den oorlog voorafging, zal zich verwon
derd afvragen, hoe het geslacht van tóén
in dien wonderschoonen zomer zoo
zorgeloos krn eter^en drinken en vroolijk
zijn, de een aan zee, de ander in de
bergen, en of ze dan niets hoorden
'an dat onheilspellend gerommel in de
ucht
Verbaas u niet al te zeer
Zij, die thans op middelbaren leeftijd
zijn kunnen 't mee getuigen, dat ze van
hun prille jeugd af reeds aan die „oorlo
gen en geruchten van oorlogen" waren
gewend geweest.
Wat had het niet vaak gedubd
Denk aan Fashode; aan den Boksers
opstand aan Agadiraan Merw
wie onder de ouderen zijn tijd heeft mee
geleefd, weet hoe elk dezer namen een
oogenblik beteekent, dat het zóó-zóó
stond of minstens twee groote mo
gendheden vlogen elkaar in de vacht.
Maar 't was altijd weer overgegaan.
Al die oorlogsgeruchten verwoeien
weer.
't Zij dat een der twee 't hoofd in den
schoot legde, 't zij dat een derde drei
gend zijn stem verhief, 't z ij soms
ook, dat leeuw en tijger zich op 't uiterst
oogenblik toen nog verbroederden en dat
het later bleek, hoe 't geweest was ten
koste van de reelammeren in het woud
de zwakkeren en kleineren onder de vol
keren der aarde.
Ja, Zuid-AfrikaWij hooren uw
stem
Oorlogen waren er soms óók
Japan met China, met Rusland later
Amerika tegen Spanjemaar altijd
weer werd het gevaar „gelocaliseerd";
wij wénden daar aan, nu jawe leef
den op de helling van een vulkaan, maar
we dronken er genoeglijk ons kommetje
kofie, en ons kopje thee.
Tot, ineens! de bliksem insloeg!
't Vuur van wolk tot wolk schaadde
niet.
Nogeens, dat was jaren zoo geweest.
Och ook nu zou men op 't laatst wel
de bezwerings-formule weten te vinden
om den „Ondergang van het Avondland"
te voorkomen. Desnoods den brand be
perken tot den Balkan, gelijk twee jaren
terug
En zoo waren we ook, hier in Neder
land, dien immer gedenkwaardigen Vrij
dag heengegaan, deze tot zijn akker,
gene tot zijn koopmanschap.
Of men lag aan 't strand.
Las in de hangmat zijn roman.
Genoot zijn siësta na moeizaam mor
genwerk.
Of ook, sloot een werkjaar af en zou
morgen, den eersten vacantie-Zaterdag,
gaan met verlof
Toen daar ineens al de klokken van
het Nederland begonnen te luiden met
onheildreigend gebeier en geborn; toen
van dorp tot dorp de plakketten werden
aangeplakt, met den haastigen last „in
naam der Koningin", dat allen op
komen zoudentoen men daar plotse
ling stond voor het schrikaanjagende
feit, dat het gansche Nederlandsche leger
werd gemobiliseerd.
Daar was geen tijd tot beraad.
Daar was een halve dag, nog niet eens
om orde op zijn zaken te stellen en af
scheid te nemen van vrouw en kind, van
verloofde en vriend, om vóór den Zondag
nog op de eerste plaats van oproeping
te zijn enGod weet het
misschien den daaropvolgenden rustdag
reeds in een soldatengraf ter eeuwige
ruste te zijn gelegd.
Wie dien Zaterdagmorgen bij eenig
min of meer belangrijk spoorstation een
uur rondwandelde, heeft een tooneel
aanschouwd, dat levenslang niet uit zijn
herinnering raaktUitgeschreide smart
naast weggebeten leed't strakke gelaat
van wie zich goedhouden wil naast de
bange klacht der vrouw, die haar droe
fenis uiten jjióét.
En dan die laatste handdruk hiér
Die verstolen kus daar ginds
Het schootekind, nog even op den arm
geheven, dat vader het, voor 't laatst
wellicht, omhelzen zal.
En 't mummelend oudje, die 't met
bevende lippen telkens maar weeriLt-
sprak, wat in veler hart verzwegen
leefde „Och Heere och, HeereOch,
Heere toch
Zóó hebben velen het gezien en mee
geleefd op dien bitter-bangen mobili
satie-Zaterdag in het jaar onzes Heeren
1914!
Nog gloorde er éénige hoop
Nederland had 't éérst gemobiliseerd.
Móést dat wel doen, als kleine mo
gendheid, die onmiddellijk midden in
den oorlogsbrand kwam te liggen. Voor
zorgsmaatregel die op 't laatste, aller
laatste oogenblik nog onnoodigblijkt?
De Zaterdag en de Zondag ontnamen
ons alle hoop.
't Waren geen afzonderlijke donder
slagen meer, 't was één dóórdonderend
onweer en toen de verbijsterde toeschou
wers zich éven rekenschap konden geven
van 't geen was geschied, toen stond
gansch Europa in brand,
Op zéér enkele, kleine vuurvrije plek
ken na
En daaronder óók Nederland.
We lagen onder „stokebranden".
De vlammen lekten aan grens en kust.
Geen „neutrale" van Europa lag er
zoo totaal middenin.
Het best uitgeruste leger, een half,
een héél millioen strijders sterk, ging
vlak langs onze Limburgsche grens
Maar geen paardepoot zelfs werd op
Nederlandsch grondgebied gezet.
Wij waren den eersten, feilen vuur
gloed veilig ontkomen
Maar niemand dan enkele ingewijden
zal weten en eerst de historie zal 't
openbaren hoe vaak en hoe dicht
we in die gruwelijke oorlogsjaren aan
den uitersten rand van den krater heb
ben gestaan.
Want och we wénden er aan.
Zoo i s een merfsch, een volk.
We achtten het gevaar haast niet meer
en voelden ons ook al gauw veel
losser van Hem tot Wien velen in den
eersten, bangsten nood geroepen hadden
uit de benauwdheid.
'n Enkele maal schrokken we op.
Als 't bericht kwam, dat de Duitschers
Qver de Schelde waren gegaan en velen
meenden, dat dit op óns gebied moest
zijn geschied als een gansche rist van
onze beste schepen door de duikboot
was weggepikt.
Maar ook daarmee ging 't eender,
Bij elk nieuw conflict of gerucht
bleven we méér gerust't was immers
telkens nog weer goed gegaan, 't
ergst was voor niet weinigen, dat ze
haast geen eenheidsworst konden be
machtigen en dat de bonnen-oogst
steeds schraler werd en de pijp tabak
zoo duur
Maar tenslotte, dat alles kwam later.
N u gedenken we vooral 't begin.
En in menige kerk is het door een tot
tranen toe bewogen schare opgezongen,
toen de eerste legerstuif langs ons heen
was gegaan, zonder ons te deren
„Hier dreigde ons 't water te over-
stroomen,
Daar werden wij gedreigd door 't vuur,
Maar Gij deedt ons 't gevaar ontkomen,
Verkwikkend' ons te goeder uur!"
Dit zullen wij onze kinderen, als't
goed is, en zij zullen het weer onze
kindskinderen inprenten„God red
de Nederland!"
De Almachtige Zelf beschutte ons.
Wij waren veilig in Zijn hutte.
En Zijn schild overdekte ons
Wij worden er weieens om aangeval
len, dat wij zulke groote dingen niet
zeggen mógen Als zouder^wij in Gods
Raad gezien hebben en weten, wat Hij
besloten had als zou Nederland in bi
zonderen zin een erfdeel des Heeren
zijn, dat Hij beschermtals zou ons
volk, gelijk Israël van ouds door Hem
boven andere worden gespaard
Wij werpen zulke gedachten verre
van ons.
Gods Raad is óns een geheimenis.
Maar Zijn^daden, als ze gekomen
zijn, dié zien we en dan blijft het een
wonder in onze oogen, dat temidden van
dien vreeselijken vuurpoel d i t pleks-
ken grond vuurvrij bleef en we heffen
eerbiedig de hand naar Boven en zeg
gen Dat heeft God gedaan
En dat niet om onzentwil
Hoe kan men ons dat toch verwij
ten
Als er één belijdenis is, die den
mensch klein maakt, dan is het
toch wel de gereformeerde confessie
„Niet ons, o HeerNiet ons, o Heer
Uw Naam alleen zij eeuwig d' eer
Zóó zullen we er tot onze kinderen
van spreken.
We zullen óók de schepselen geden
ken, die voorzoover w ij kunnen zien
middellijk tot deze uitkomst hebben
meegewerktHaar, onze geliefde Ko
ningin in de eerste plaats, die zich geen
rust gaf en door gedurig bezoek toonde
hoe zij meeleefde met Leger en Vloot,
die het in die jaren meermalen open
lijk uitsprak, dat we 't van God alléén
verwachten zullen.
En naast haar allen, die in hoogheid
gezeten waren en die zich, elk op z'n
post, nacht en dag weerden om 't
scheepken te voeren door de branding
heen.
En dan ook 't gemobiliseerde Leger.
Als we weerloos gestaan hadden,
dat staat toch wel vastzou de een den
ander niet vertrouwd hebben en ware 't
een wedloop geweest, wie der strijden
den dit hoekbolwerk van 't Europeesche
front bezetten zou.
Dit alles zullen we óók gedenken.
Maar dit is de „Staat der Middelen".
Helper in den nood, was God.
H ij was het, die ons wilde sparen.
In Zijn ondoorgrondelijk welbehagen.
Och, als we dan in deze dagen zien
op het lot van zoo menig volk, dat
wél in den oorlog is geweest en hoe
de toestanden daar nu nóg zijn
laat er dan een weinig dankbaarheid
gevonden worden wat zeg ik
Laat ons hart en onze mond overvloeien
van dank jegens Hem, die nu tien jaren
terug zulke groote dingen deed aan
land en volk
Het Utrechtsch Prov. Weekblad driestart
De eerste klap.
»De eerste klap is een daalder waard«, zegt
de volksmond. Het Volk dit keer klopt
de naam van het blad een weinig op het ges
schrevene kent die waarheid.
Met verbeten woede schrijft het dan ook
over »Colijn in het bosch«, daarmee doelen*
de op het feit, dat de heer Colijn op onzen
landdag de eerste klap in den verkiezingsstrijd
heeft gegeven.
»Niet te vroeg« is het oordeel van Het
Volk. »Er blijkt alleen uit, dat ge bevreesd
zijt.«
Het laatste is inderdaad juist.
Wij zijn bevreesd.
Wie 1905 en 1923 beleefd heeft, weet, wat
een leugencampagne tegen een zittend kabinet
kan bewerken.
En nu reeds lag men gereed om te trach»
ten, de geschiedenis van die jaren te repetee»
ren.
Dat moet voorkomen worden.
Daarom gaf Colijn, nu reeds, den eersten
klap.
Dat hij een daalder waard is, wist hij.
En daarom gaf hij hem.
»Je bent te vroeg«, zegt Het Volk.
Maar het wacht met terugslaan geen oogen*
blik.
Want in hetzelfde nummer, waarin de heer
Schaper zijn bovenbedoeld artikel schrijft (dat
van Dinsdag 22 Juli) lezen we nog een artikel
waarin gesproken wordt over den vooruitgang
der sociaabdemocratie in verschillende landen
en waarvan de conclusie is
»Deze successen zullen elk rood gemoed
verheugen en het een aansporing zijn om er
toe mede te werken, dat de verkiezingen van
1925 in ons land een nieuw succes toevoegen
aan de reeks. Waar zooveel socialistische par*
tijen in het buitenland voorgingen, zullen wij
Hollandsche socialisten niet achterblijven».
En Schaper schrijft zelf nog
»Zij vreezen reeds de stem der democratie
van 1925, wij maken ons op, om hem zijn
politiek betaald te zetten.
Is dat geen verkiezingsactie
En is die dan niet voorbarig
De herdenking der mobilisatie.
Onder enorme belangstelling heeft Donder*
dagavond te Scheveningen de herdenking van
de afkondiging van de mobilisatie plaats ge*
had.
Te kwart voor acht zette de Kon. Mil. ka*
pel het »Wien Neerlands Bloed» in, terwijl
alle aanwezigen het hoofd ontblootten.
Nadat de kapel nog het »Wilhelmus« en
het koraal »Dankt, dankt nu allen God«, had
uitgevoerd, betrad min. Ruys de Beerenbrouck,
vergezeld van den voorzitter van het her*
denkingscomité, luitenant*geneiaal Van Ter*
wisga, het podium voor het monument
Na een korte inleiding van luitenant*gene*
raai van Terwisga verkreeg min. Ruys het
woord.
Deze begon zijn herinneringsrede, met te
verklaren, dat Nederland met het mobilisatie*
besluit op 31 Juli toonde, dat het zijn neu*
traliteit niet slechts met het woord wilde ver*
dedigen, maar dat het bereid was ook daden
te verrichten.
Daden Eene kleine Gideons*bende zou
overmachtige heerscharen bestrijden Vleide
men zich wellicht met den ijdelen waan dat wij,
gelijk het oude Israël, Gods uitverkoren Volk
waren Niets van dit alles zeide spr. Wij
waren, gelijk de toenmalige voorzitter van
het kabinet het even eenvoudig als treffend
uitdrukte, bereid ons zelfstandig volksbestaan
met de wapenen in de hand tegen iederen in*
dringer te verdedigen. Niets meer, niets minder.
Ver achter ons liggen de tijden, dat ieder
man slechts op zijn oorlogsbruikbaarheid werd
getoetst, dat heldenmoed de eenige mannelij*
ke deugd werd geheeten. Wij achten het schoo*
ner voor het Vaderland te leven dan te ster*
ven. Maar wie voor zijn land wil leven, moet
ook bereid zijn er voor te sterven. De mensch*
heid is nu eenmaal nog niet genaderd tot het
hooge ideaal, dat recht boven macht gaat.
Zoo iets ons deze droeve waarheid kan in*
scherpen, dan is het wel, de dag dien wij he*
den herdenken. Ieder volk, dat ten oorlog
trok, was van zijn goed recht innig overtuigd.
Maar in stede van een onpartijdige uitspraak
uit te lokken, in stede van te trachten zich
over de gerezen zwarigheden te verstaan, ver»
trouwde ieder slechts op de kracht zijner wa»
penön. Voor men recht wist wat er gebeurde,
stond gansch Europa in vuur en vlam.
Hoe zou men geoordeeld hebben vroeg
spreker dver een volk, dat, uit welke verhe»
ven motieven ook, zich toen van wapentoe*
rusting onthield Zou men het niet beschouwd
hebben als een land, dat geen zelfstandig
volksbestaan meer waard, hoe eer hoe liever
aan het groote doel moest worden geofferd
Spreker wees er dan vervolgens op, dat de
koene houding van de duizenden jonge man»
nen die met geestdrift aan de roepstem van
het vaderland gehoor gaven, die, gedurende
de lange jaren van den oorlog, vastberaden
hun post hebben vervuld, niet kan hebben
nagelaten den indruk te vestigen, dat Neder»
land niet minder dan zijn buren, bereid was
zich elk offer te getroosten.
Het zou van grenzenlooze lichtzinnigheid
getuigen, zeide spreker, indien men meende,
dat het einde van den oorlog ook voorgoed
het tijdperk van geweld had afgesloten. Wij
zijn nog ver en ver verwijderd van het stel»
len van de moreele macht van het recht in
de plaats van de materieele macht der wape»
nen«, gelijk een beroemd geworden poging
tot vredesstichting zich uitdrukt. Maar juist
daarom kunnen we onmogelijk bij de pakken
neerzitten. Hoezeer wij ook zouden wenschen,
dat het oogenblik aangebroken was om den
laatsten soldaat af te danken, wij moeten ons
rekenschap geven van de nuchtere werkelijk*
heid. Ieder oogenblik kan Nederland, kunnen
de overzeesche gewesten zich weder bevinden
in het midden van een wereldbrand. Wij ver*
mogen ons van de harde noodzaak der zelf*
verdediging niet te onttrekken.
Is het onmogelijk het oor te leenen aan
hen, die reeds thans aansporen de rusting uit
te trekken, zelfs al komt de drang van^eene
zijde, wier verleden een gansch anderefi raad
zou doen vermoeden. Als gij den vrede wenscht,
bereid u ten oorlog, moge een oud woord
zijn, verouderd is het niet.
Laat ons, ging spr. dan voort, God vurig
bidden, den wereldvrede te schenken. De dag,
waarop alle volkeren gelijktijdig enwederkee*
rig, dat is dus internationaal, tot eene ande»
re gedragslijn inzake bewapening besluite, zal
een gezegende zijn als weinige.
Maar al zijn niet gelijk eens een al te zwart»
gallig staatsman verklaarde, alle menschen
gemelijk en boosaardig, de menschelijke na»
tuur is nu eenmaal zwak en zwakte leidt al*
licht tot machtsmisbruik. Zoolang dan ook
onze naaste buren zich Lde machtsmiddelen
blijven verschaffen, om hun wil met den ster*
ken arm door te drijven, zijn wij aan ons
roemruchtig vorstenhuis, aan ons vaderland,
aan onze kinderen, verplicht hun, zoo noo*
dig, een »tot hiertoe en niet verder« toe te
roepen.
Laten wij op een dag als deze de innige
hoop uitspreken, besluit spreker, dat God ons
de verschrikkingen van een nieuwen oorlog
moge besparen, maar dat zoo ons een ander
lot beschoren wordt, het dan levend geslacht
zich moge gedragen als de mannen van 19141
Na de rede van minister Ruys, die zeer toe»
gejuicht werd speelde de Kon. Militaire Kapel
nogmaals het »Wilhelmus«, waarmede de plech*
tigheid geëindigd was.
Van een vertooning van de mobilisatiefilm
op den rand van het terras kon helaas niets
komen. De wind was zoo sterk, dat het on*
mogelijk was het doek overeind te krijgen.
De autoriteiten begaven zich toen naar de
groote zaal van het Kurhaus, waar de vertoo*
ning plaats vond. Er heerschte tijdens de voor»
stelling een enthousiaste stemming,
De rede werd draadloos=telefonisch over
Nederland ^verspreid, via het radiotelefonie*
station Scheveningen»haven.
Indische Comptabiliteitswet.
Ingediend is een wetsontwerp tot nadere
wijziging van de Indische Comptabiliteitswet.
Blijkens de considerans heeft dit wetsontwerp
een tweeledige strekking, n.l. om de mogelijk»
heid te openen om het aantal leden van de
Algemeene Rekenkamer in Ned. Indië te ver»
minderen en de openbaarmaking van de jaar*
verslagen van genoemd college aldus te be*
spoedigen.
In de Memorie van Toelichting wordt op*
gemerkt, dat het eerste lid van artikel 50 der
Indische Comptabiliteitswet bepaalt, dat de
Algemeene Rekenkamer in Nederlandsch»Indië
bestaat uit »eenen voorzitter en zes leden.«
Ofschoon een uit bezuinigingsoverwegingen
genomen proef met het tijdelijk onvervuld
laten van één plaats in het college voorshands
niet aan de verwachtingen heeft beantwoord,
acht de gouverneur*generaal toch wijziging van
de betrokken bepaling der Comptabiliteitswet
niet overbodig. Daargelaten, dat, naar zijn
meening de proef nog te kort heeft geduurd
om tot een definitief oordeel in staat te stellen
en het minder gunstige resultaat zeer goed
door bijkomstige omstandigheden kan zijn
veroorzaakt, acht de landvoogd het in elk
geval noodig, dat aan de regeering de vrijheid
wordt geschonken om ten aanzien van de
bezetting van de Rekenkamer met inachtneming
van omstandigheden te beslissen. De minister
sluit zich bij dit gevoelen aan.
Voorts bevat het wetsontwerp een voorzie»
ning om het mogelijk te maken, dat de jaar»
verslagen der Algemeene Rekenkamer in Ned.
Indië op zoodanig tijdstip ter kennis van den
Volksraad worden gebracht, dat zij nog een
onderwerp van gedachtenwisseling kunnen
uitmaken in de eerste gewone zitting van het
jaar, volgende op dat, waarover het verslag
handelt. Daartoe wordt voorgesteld om den
eisch van gezamenlijke mededeeling dier ver»
slagen in Indië en Nederland uit art. 79 der
Comptabiliteitswet te doen vervallen.
Wieringen geen eiland meer.
Donderdagavond te acht uur, aldus het
»Hbld.«, had het historisch feit plaats dat het
Amsteldiep door den nieuwen dijk geheel
werd afgesloten. Het kwam spoediger dan men
had vejrwacht en slechts weinige ingewijden,
ijlings per telefoon opgeroepen, konden het
schouwspel gadeslaan. Het water borrelde en
kookte en vocht als het ware tegen de twee
groote grijpkranen, die van weerzijden elkan»
Sr
ifl
JU
li