irloges hl voor de Zuidhollandsche én Zeeuwsche Eilanden. 1 :kes,s 1 t>N! Antirevolutionair Orgaan moestuinen :veld IN HOC SIGNO YINCES No. 3026 ZATERDAG 21 JUNS 1924 39STE JAARGANG ij oden lienst EERSTE BLAD. In de Engte. Op den Uitkijk. isatoren 48 (tra korting en ANDEL {AAT 73 i D AM j lecialiteit I van m a f 1.80, In vloeibaar 'ER Co. 0.25 W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Ad ver ten tiën en verdereAdministratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers. ING'S ing's Réclame-ëVIecSQdeeliingen. 1 \aria, Clivia's, Cineraria's, tanden, Appel, kmbozen, Roo- IARNIS g, ook van (kerlakken, door [rkrijgbaar ;abriek SRDAM isstraat 72 NEN oekhandel van EN f» Zn. - isseti en ïtbering. iITNER igebond vinden. te blad; r stellen gebruik aan het Ex. I hierbij Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 -b Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. bij Bloedar; use Spijsver; i, enz. Men NANNING >s en op de O. Den Haag Blijkbaar trekt hij de aandacht De toestand op het platteland. Tenminste, in onderscheidene bladen, die volstrekt niet speciaal met land- bouwkringen in verbinding staan, lazen we artikelen en gehouden redevoerin gen op vergaderingen, die den toestand op het platteland bespreken. Telkens draait het hier weer om Er moet komen flinke verruiming van arbeidsgelegenheid. Zoo voor de boerenzoons, als voor de landarbeiderser komt dan voor beide iets'minder concurrentie, waar oor vanzelf pachten wat dalen en "ïoonen wat stijgen gaan. Thans eetjnen veelal elkander op. Gaat men dan verder na, welke mid delen tot verruiming van arbeidsge legenheid worden genoemd, dan zag ik in hoofdzaak vierderle genoemd le. Ontginning van woeste gronden. 2e. Betere afwatering van tal van landen. 3e. Droogmaking van plassen--(Zui derzee). 4e. Afvloeiing van een deel der plat telandsbevolking naar de industrie. Zooals men ziet, zijn dit alle maat regelen, die binnenslands kunnen ge nomen v/orden. Daarnaast kan dan natuurlijk worden genoemd de emigra tie, maar men is 't er vrijwel over eens in de pers, dat zooals de zaken nu staan, deze maar betrekkelijk enkelen zou kunnen ten goede komen, zoodat er voor de andere maatregelen in elk geval reden van bespreking genoeg overblijft. Nu zijn wij allerminst „deskundig". Voor cijfers en feiten moeten we ons op de „deskundigen" verlaten. Dat doet men trouwens bij elk vraag stuk. Maar deze vier punten in 't alge meen kunnen ook zeer wel vóór 't „algemeen" bekeken worden, wat we wenschen te doen. Van ontginning moet men zich in dézen tijd weinig voorstellen. Er wordt zoo onbesuisd over gere deneerd. Daar liggen immers zoo heet het dan in ons goede vaderland nog zóó en zóóveel duizend hektaren woeste grondherschep die in vruchtbare velden, ontgin ze en ge zult eens zien hoeveel nijvere handen daar werk vin den. Nu is „woeste grond" een rekbaar begrip. Maar méést is dat toch schrale zand en heidegrond en zelfs wie nooit een spa in den grond stak, begrijpt dat ook ontginning de natuur niet ver anderen kan. Schrale grond blijft schrale grond. En wordt b.v. nooit vette klei. Zeer zeker kunnen de meeste woeste en schrale gronden ontgonnen worden en in cultuur gebracht, maar de groote vraag is deze, of men niet soms meer in den grond brengt, dan dat men er uit haalt. En dan staat het thans zoo, dat hierop veelal ja geantwoord moet wor den, al zijn de gevallen natuurlijk ver schillend. Vóór den oorlog stond dit anders. Wij herinneren ons zeer wel, dat we toen meer dan één ontginning heb ben bezocht, waar we met de cijfers bewezen zagen, dat jaarlijks een ma tige winst werd behaald met het in den bodem verwerkte kapitaal. Maar dat is thans zoo heel anders. Ga het zelf maar na. Allereerst de kosten eener ontgin ning zelf. De werkloonen zijn gestegen machines enz. zooveel duurder gewor den en is de grond eenmaal in cultuur gebracht, wat moet er dan niet elk jaar in gebracht worden, om hem weer niet te laten verarmen. Kenners zeggen dan ook: 't komt niet. Behalve in zeer gunstige gevallen. Natuurlijk geldt dit vooral van de meer moderne wijze van ontginning waarbij een gansch complex van gron den tegelijk uit den „woesten" in den „cultuur"-staat wordt overgebracht. De ouderwetsche manier van den keuterboer, die met eigen gewonnen mest elk jaar wéér 'n akkertje méér bijtrekt, ontmoet minder bezwaar, maar wat haalt dit tenslotte uit Voor ont ginning in 't gróót, mogen we gerust zeggen, is het thans de tijd niet, bij de tegenwoordige prijzen der land bouwproducten kan zij in de meeste gevallen niet gedreven worden dan met aanmerkelijk verlies. We zagen wonderlijke cijfers. Of neen, die waren gewoon, maar wij stonden er toch van te kijken. We zagen in een onzer groote bladen een becijfering, hoeveer duizenden en dui zenden hektaren grond er in ons Ne derland liggen, die men niet precies „Woest" noemen kan, maar die toch 'een bitter beetje opbrengen. En die wel meer konden opbrengen. Als er maar betere afwatering was! In het Hollandsche' en Utrechtsche polderland kan men zich zulk een toe stand moeilijk indenken. Daar heeft men vrijwel eiken centimeter slootpeil „in de hand" en regelt men het water naar zijn wil. Maar in 't Oosten en Noorden van ons land worden zulke gronden bij duizenden hektaren gevonden, dat is waar, al wisten we niet, dat ze zulk een oppervlakte bedragen, als het cij fer dat we zagen genoemd en al kan er over het totaal-cijfer verschil van meening bestaan. En wat vooral de aandacht trekt Die gronden, waar behoorlijke af watering ontbreekt, staan wat hun sa menstelling, hun structuur betreft, in heel wat beter toestand, dan de meeste onzer schrale zandgronden. Of, anders gezegd Als de waterafvoer er beter geregeld ware als men er gelijk in 't Holland sche polderland, het water beter „in de macht" had, dan zou de grond zélf heel wat minder vragen, om toch meer te geven, dan bij ontginning van „woeste" grond het geval zou zijn. Zoo zagen we van deskundige zijde beweerd. Er behoeft hier „betrekkelijk" weinig kapitaal te worden gebruikt, om groote resultaten te krijgen en voor duizenden een nieuwe bestaansmogelijkheid te scheppen. Wij kunnen uiteraard hier geen de finitief oordeel vellen. Alleen durven we dit zeggen Wat we er van lazen gaf ons de overtuiging, dat een grondig onder zoek hier alle reden van bestaan heeft. Is wat men beweert waar, dan geldt het hier niet een locaai of,provinciaal, maar een /onds-beiang, n.l. een aan merkelijke verruiming van werkgele genheid voor ons Nederlandsche volk Nadruk verbode», «Lohman®, heette hij, 'n halve eeuw lang, met de trouwhartige gemeenzaamheid van ons in 't diepst zijner ziel, zelfs ondanks allerlei dogmatische afwijkingen calvinistisch gere; gisterd volk, »Lohman«, allerminst om hem daarmee neer te halen als huns gelijke, maar om met innigen dank aan God hem te er; kennen als «hunner één«. Met hen eenzelfde dierbaar geloof deel; achtig. Strijdende denzelfden zwaren strijd, waarbij het zoo langen tijd niet om de »overwinning« gingwie durfde dit woord ook maar dénken, maar om niet gehéél onder den voet geloopen te worden, zoo dat voor altijd alle hoop was uitgebluscht. «Onze Lohman« is het jaren lang geweest. Met hem droegen w,e ook denzelfden smaad. «Kuyper en Lohman® werden in éénen adem genoemd, aan onze zijde der scheidings; lijn met hartelijke en eerbiedige erkentelijk; heidaan géne zijde mét kleinachting, ja soms met hartstochtelijken haat, die géén poli; tieken straatjongen, maai niemand minder dan een Groningsch hoogleeraar het bekende rijmpje loozen deed van «dweepzieke Alexan; ders en Brammen vol venijn«, die zelfs den naam van »NederIander« niet waardig waren. Ons volk geeft zijn liefeje niet spoedig weg. Maar het blijft er ook standvastig in. En jaren lang, na de breuk van '94, velen kunnen het getuigen 1 ook al meenden we op allerlei terrein ons tegen Lohman's politiek te moeten verzetten, is onder ons eenvoudige antirevolutionaire volk de iiefde'voor Lobman blijven voortleven, een liefde, die als meer; malen bleek, wederkeerig was. We meenen mocht, dat in en na 1894 ons antirevolutionaire volk 'Lohman zoo gemak; kelijk en zonder smartelijkcn spijt »losgelaten« heeft, vergist zich zeerWie deze dagen meer maakte en lééfde met en onder ons volk, weet het anders en beter. 40 cent per regel. veroorzaakt door branden, snijden of stoo- ten, moeten dadelijk met Akker's Klooster balsem behandeld worden. Deze voortreffe lijke balsem is niet alleen bloedstelpend en pijnstillend, maar zijn, zuiverende en antiseptische werking voorkomt zweren, terwijl zijn geneeskracht verrassend is. Zorg steeds Akker's Kloosterbalsem in huis te hebben, het kan U dagelijks te pas komen. Van een eenvoudigen broeder herinner ik 't mij Zijn naam werd nooit genoemd hij was gewoon »soldaat« in onze gelederen, maar hij leefde mee als weinigen, hij was een bidder en worstelaar voor den Troon der Genade hoe 't hem vele moeilijke en zware nachten kostte, vaak z mder slaap, toen de tweedracht tusschen Kuyper en Lohman niet langer te verheimelijken viel en van dag tot dag erger werd, vreugd verwekkende in het kamp der vijanden en verslagenheid onder het antire; volutionaire volk. In de zaak, die toen vooral in 't geding was, koos dit als groép Kuyper's zijde 't is maar eén smalle zoom geweest, dié als «vrij; antirevolutionairen® met Lohman uit het vlaggeschip »in de bootjes« ging, de Cbr.; Historische partij is later hoofdzakelijk ont; staan en gegroeid uit groepen, die o f nooit tot de a.r. partij hadden behoord of deze reeds lang voor '94 den schcidsbrief hadden gegeven. Ons a.r. volk ging niet met Lohman mee het eischte evenmin, dat Lohman met hén zou gaan prof. Rutgers' raad op de Depu; tatenvergadering van '94, dat hij zich tijdelijk uit het politieke leven terugtrekken zou, was velen uit het hart gegrepen maar 't kon zich allerrm i n s t wennen aan de gedachte, dat bij voorgoed van hen zoude gaan. Zoo ook de broeder, dien ik mij herinner. En 't liep zelfs zoo ver, dat zijn vrouw zich ernstig over hem bezorgd ging maken, wijl zijn zenuwgestel zichtbaar onder deze dingen leed, toen hij plotseling, 't was zoo zijn karakter, op een morgen opstond »God had hem van deze dingen losgemaakt en hij gaf het nu alles in Gods hand over!« Neen, 't geslacht uit die dagen vergat niet zoo gauw, wat twintig jaar lang Lohman voor de school met den Bijbel, voor de antirevol. partij, voor de Vrije Universiteit, voor en in héél onzen veelzijdigen strijd had gedaan. Ik méén, het was op den Deputatendag in 1897. Voor den aanvang ging onder een deel der aanwezigen 't gerucht rond, dat er een schrijven was ingekomen, waarvan straks voor; lezing zou worden gedaan en waardoor weer aanraking werd gezocht door Lohman en zijn vrienden met de officiëele a.r. partij, of ten; minste een schrijven, dat éénige hoop gaf, dat er een weg tot hereeniging zou kunnen ge; vonden worden Het moet een loos gerucht geweest zijn, want de wensch is vaak niet alleen de vader der gedachte, doch ook van haar v e r w o o r= ding, maar ik weet nog heel goed, wat blijde glans de gedachte alléén reeds gaf op veler gelaat Sinds gingen hier vele jaren overheen Maar nog in het jaar zijns doods en bij zijn baar en groeve wordt, althans door de ouderen, jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman als in ruimer zin nog steeds «onzer één« herdacht. Aan »Lohman« blijft te allen tijde gewaar; borgd een eereplaats, ook in de geschiedenis der antirevolutionaire partij. En dat wel om twee redenen. Ten eerste om 't geen hij deed in de twin; t i g jaar, dat hij niet slechts 1 i d was der georganiseerde partij, maar ook een harer meest gewaardeerde volksvertegenwoordigers, verdedigers en woordvoerders. En ten tweede, zij 't natuurlijk in mindere mate, om 't geen hij deed in de dertig jaar, dat hij buiten de partij stond, doch desondanks door de macht zijner persoonlijkheid mede grooten invloed oefende op den gang van 's Lands zaken en daarmee ook op de historie onzer partij. Na zijn dood, zoo min als bij zijn leven, zullen wij ontkennen, dat deze invloed zich, naar onze bescheiden mcening, soms in voor onze beginselen, wenschen en aspira; tiën o n gunstigen zin deed gevoelen. Doch dat zij thans slechts even aangestipt. Feit is toch ook, dat Lohman nooit of te nimmer naar de «tegenpartijs overliep of haar in 't gevlei kwam, gelijk, helaas! Groen van Prinsteref 't van meer dan één antirevolu; tionair staatsman ondervönden had. Zijn weg mocht hij na '94 anders nemen zijn richting bleef dezelfde In den ruimeren, niet partijskenmer; kenden, maar in 't groot de geestesrichting teekenenden zin des woords, was hij voor '94 en blééf hij daarna«antirevolutionair en christelijk;historisch« en zelfs bij den felsten broederstrijd knapte toch aan z ij n zijde nimmer af de broederband met allen, die gelijk hij, de verschijning van onzen Heere Jezus Christus hebben liefgehad. Het werd bij Lohman's eerste deelname aan den politieken strijd zoo bewaarheid, wat de Schrift zegt: «Het hart des menschen overs denkt zijnen weg, maar de Heere stiert zijnen gang Voor de politiek «gestudeerds, had hij wel allerminst. Ilij was jurist en een heel knap jurist, die al naam had, toen hij van de academie kwam en naar 't algemeen gevoelen zeker niet ergers aan een kantongerecht zou blijven »hangen«, ja op een leeftijd, wanneer anderen nog met moeite de promotiesladder beklimmen, had hij als raadsheer in het Hof te 'ssFIertogens bosch, reeds een plaats bereikt, vanwaar hém de stap naar 's Lands hoogste rechtscollege zeker niet moeilijk vallen zou. Daaf in Den Bosch kwam hij met het leven in aanraking. Drieërlej leerde hij daar kennen en met zijn scherpen geest doorgrons den de wassende macht van Rome, dat drooms de van de toekomstige zege op het verscheur de en verdeelde protestantismede onmacht en het onvermogen, zoo der kerkelijke als politieke vrijzinnigheid, om tegen Rome eener; zijds en de Revolutie anderzijds krachtigen wederstand te bieden en in de derde plaats, hoe er in die «kleine luyden,« in het «ver; achte hoopken«, in de »nachtschool«, welke hij in Den Bosch leerde kennen zoo in een kleine groep zijner eigen, Hervormde kerk, als in de «Afgescheidenen®, die er destijds een kleine, maar bloeiende gemeente hadden, hoe in hén een wondere kracht school, onmiddellijk borrelend uit d e Levensbron Zelf, die tot onberekenbaren zegen zijn kon voor volk en vaderland. Lohman was en bleef daar in de Hervormde Kerk. Maar als daar de prediking en het sacra ment gehéél ontaardden, zocht hij wel te hospiteeren bij de «kleine kerk« en als hij met deze eenvoudigen in den lande aanzat aan de Tafel des Heeren, zat hij onder de «broederen® Dit volk was z ij n volk, omdat hun God de zijne was. Plaatselijk streed hij in Den Bosch een zwaren schoolstrijd. Dat was voor iemand als Lohman de aan; leiding, niet te rusten voor hij dien strijd ook landelijk en historisch had onderzocht en aan de beginselen getoetst. Hij kwam in aanraking met Groen van Prinsterer, die tot op zijn sterfbed om de School geworsteld heefthij greep de pen en nam het in scherpgestelde brochures, die hem al dadelijk deden kennen als een publicist van den eersten rang, o p voor 't- verdrukte christenvolk hij sloot zich aan bij «Christelijk Nationaal« hij bond zich nauw aan Kuyper en diens medestanders toen de hoofdredac; teur van «De Standaard® in 't buitenland machteloos maandenlang neerlag, nam h ij zooveel mogelijk diens persarbeid overin het veelbewogen jaar 1878 streed hij in de voorste gelederen mee In 't jaar '79 werd hij eerste>jaars;Kamerlid. En reeds spoedig mocht het hem gelukken, als «De Standaard« destijds zei, de Schoolwet de eerste veder uit den staart te trekken, en tien jaar lang bleef hij in de Kamer de anti; revolutionair, tegenover wiens blinkend, breed, bliksemschitterend slagzwaard, gansche drom; men van tegenstanders zich verzamelden, wijl ze wisten dat één alléén Kappeyne's maaksel niet tegen dezen Geweldige verdedigen kon En toen God eindelijk zege gaf; Toen Aeneas, baron Mackay aan Assche; poefs, de verschoveling, tenminste 'n zetel bij tafel gaf, al was 't nog niet de plaats, die haar toekwam, toen was het Lohman, die haar veilig ter plaatse bracht Om dit alles blijft de nagedachtenis van Lohman bij den antirevolutionair in dank; bare herinnering. In de tweede periode, nu dertig jaar lang, stond Lohman meestal naast, soms tegenover de antirevolutionaire partij. Dat laatste, ongetwijfeld, minderde, brak soms kracht. Een calvinistisch;protestantsch «eenheidsfront® zou niet zelden sterker heb; ben gestaan tegenover den «gemeenen vijand« en meer relief gegeven hebben in de Coalitie aan haar protestantsch cfeel, terwijl het n u, nadat het persoonlijke overwicht, eerst van Kuyper, later van Lohman, wegviel een van; zelfsheid was, dat de roomsche getalsmeerder; heid binnen haar zich ook in een verlegging van het accent openbaren moest. Toch, zelfs wanneer Lohman in deze periode tegenover ons stond, had zijn woord en argument déze uitwerking ten goede, dat wij wel genoodzaakt waren onze eigen opvat; ting opnieuw ter toetse te brengen aan onze beginselen en tegen anderer meening kracht bij te zetten. Megst echter stond Lohman naast ons. Nooit verloor hij uit het oog, dat van den Val tot de Voleinding doorgaat de «Wereld; historische religiekrijg« en al streed hij op eigen <Vijze, naar eigen plan, in eigen wapen; rusting al zocht hij nooit den strijd o m den strijd en minde hij het »pact«, den wapen; stilstand, de »pacificatie«, wijl op het veld waar aldoor gestreden wordt, nooit iets groeien wil aan den «eeuwigen vrede« op dit ter; rein geloofde hij nooit en daarom was «alge; heele ontwapening«, ook inzake de politieke worsteling voor hem uit den booze. En zoo heeft hij, ook na '94, met behoud van eigen zelfstandigheid, naast onze mannen en vaak met hen en de katholieken in bond, in 't veld gestaan. Eerst, na '94 en na Seinpost, bleek de mid; delpunt vliedende kracht het grootst, 't zou onnatuurlijkézijn geweest, ware 't anders ver; toond. Het jaar 1894 bespreken we in dit verband niet. Na dertig jaren, nu dit alles h i s t o r i e ge; worden is, kunnen we niet beter doen dan- door al deze droeve dingen heen nog de lei; ding Gods op te merken, die door mensche; lijke dwaas; en dwarsheden heen, toch steeds de bevordering van Zijn zaak in 't oog houdt Reeds in de periode '97—1901 werd de ver; houding milder en beter, wat o.m. bleek in den gezamelijken strijd tegen de «Leerplicht; wet«, «magere, oude knol«, als Lohman'baar teekende en uit de motie door Kuyper. Loh; man en De Visser c.s. ter tafel gebracht, waar; op later Kuiper's wetsherziening in 1905 is gebaseerd. Het kabinet;Kuyper heeft Lohman trouw, vaak met kracht gesteund en in dien bitter; boozen verkiezingsstrijd van 't jaar '05 zou men waarlijk niet hebben gezegd, dat «Ne; derlander« en »Standaard« dagbladen waren, die nog geen decennium terug zoo tegen elkaar, zeg maar gevochten hadden Dat door zijn machtige invloed vooral want De Visser heeft vaak slechts uitgewerkt in zijn Wet, wat Lohman in het Staatscom; missie;rapport leeds had neergelegd de «Pa; cificatie« wat haar uitwerking betreft zoo ver van onze idealen afgebleven is, smart ons nog eiken dag, maar, laten we billijk zijn, ook onze partij gaat zelve niet schuldeloos uit. Daarmee doel ik niet op 't jaar '20. Rutgers' moedige pogingen om, gesteund door bijna de gansche club de lijn nog zoo; veel m o g e I ij k naar onzen kant om te bui; gen, zijn niet^uit de herinnering weg. Maar de grondfout ligt vroeger. Toen onze partij 't was in den tijd der »leidings«;brochiy-es niet spontaan al haar kracht concentreerde op een protest tegen de benoemingen in de Staatscommissie, waarbij juist onze leider werd gepasseerd. Genoeg hiervan, Lohman stond soms tegenover ons. Maar het kon van hém zoo gedragen wor; den omdat een vlekkeloos, staatkundig verle; den van een halve eeuw lang eiken Neder; lander overtuigde, dat deze man nooit iets anders voorstond dan wat voor studie en overtuiging en geloof zijn geestelijk eigendom geworden was. Zelfs zijn naaste geestverwanten weerstond hij in het aangezicht, als zijn overtuiging hem dreef, getuige de pas enkele weken geleden verschenen brochure, waarin hij krachtig aan; tast datgene wat in de Chr. Hist. Unie op 't stuk van Kerk;enStaat steeds meer de over heerschende meening wordt en, hoewel een geheel eigen en zelfstandig standpunt mne -fc' V V I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 1