IK i Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden, ;J IN HOC SIGNO VINCES Ui No. 3014 ZATERDAG 10 MEI 1924 39STE JAARGANG EERSTE BLAD. Mede-Zeggenschap Op den Uitkijk. Uit de Pers. M !i fABRIEK 10RECHT .50 W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Reclame-Hededeeiingen. Gratis verkrijgbaar li iV Ir' |eve» an 25 Itjes «OT ÏAU indien iet of mo- [niken- prkrijg- tot de kourant DSE Iste. pede dit 1 J Jaco* «dat maken s 't in weet ristus, n, zal diep Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. (Slot) Men ga dus niet op den klank af. En als het woord „mede-zeggenschap" wordt gebruikt, dan houde men goed uit elkaar mede-zeggenschap in de gang de leiding enz. van het bedrijf, én me de-zeggenschap bij het vaststellen der arbeids-voorwaarden. Het laatste komt voor in allerlei vorm. In zijn allereenvoudigsten vorm komt het b.v. voor, wanneer een boer een knecht of arbeider huurt en zij mis schien lang en breed praten overf 25 jaarloon meer of minder, over 'n stukje gratis land, dat bebouwd of 'n paar *^eiten of schapen, die geweid mogen Vv vorden over vrij af en vacantie-tijd en zooal meer. Reeds het volksoordeel immers zou het afkeuren, als de knecht, wanneer er weinig werkhanden zijn, zeggen zou Zus en zoo en anders af, ik kan drie plaatsen- krijgen voor één, of wanneer de boer, in dagen van veel werkaan bod zeggen zou Dat zijn mijn voor waarden en wil je niet, drie anderen staan voor hïij 'klaar. In zijn eenvoudigsten voinr sluit die „mede-zeggenschap" aan bij 't rechts bewustzijn des volks. Nu kan de vorm heel anders worden. Het kan inplaats van zoo'n persoon lijk contract worden een gezamenlijk contract van al de arbeiders van een zelfden baas of patroons het kan zelfs worden een „collectief contract" tus- ^^chen al de patroons en al de arbeiders eenzelfde vak, misschien wel over 't gansche land tegelijk, maar altoos blijft de regel gelden dat er zij mede zeggenschap van beide partijen bij de vaststelling der arbeidsvoorwaarden in den minsten vorm. Nu kom ik aan die andere beteeke- nis. N.l. dat de arbeider "ook mede-zeg genschap hebbe in de leiding van het bedrijf. Bezien wij eerst het uitgangspunt. Dit kan zijn zéér revolutionair. En vaak is het dit ook. De revolutionair-gezinde arbeiders gaan dan van deze grondgedachte uit De bodem, de fabrieken en werkplaat sen, machinerieën, enz. kortom de voort- brengingsmiddelen, komen eigenlijk aan de gemeenschap toe. Die moest er het zeggenschap over hebben en niet de patroons, die zich maar onrechtmatig in het bezit hebben gesteld. Elk stukje mede-zeggenschap in de leiding van het bedrijf, dat wij dus weten te ver krijgen is een herovering van 't geen ons rechtmatig toekomt. Daarin gaan wij nimmer mee. Omdat dit „revolutie" is. En als dan ook een deel der arbei ders de politieke macht gebruiken wil, om degenen die als leiders en eigenaars aan 't hoofd der bedrijven staan, die vaak in den middelijken weg door hun energie zijn opgebouwd en grootge maakt, om hen te stooten uit hun macht en bezit en de arbeiders te geven óf het opper-zeggenschap óf het mede zeggenschap, dan doen wij daaraan nooit mee. We zwijgen van practische bezwaren. Ze zijn bij menigte te vinden. En ook de ervaring in het buiten land is waarlijk niet geschikt geweest om ons naar zulk een politiek ingrijpen te doen verlangen. Men kent 't aloude: „lk schipper op mijn schip". Zoo zij 't ook: „lk, baas in mijn be- bedrijf, 't zij het één persoon of een groote directie is aan wien de lei ding maar ook de verantwoordelijkheid staat. Kras uitgedrukt zegtmisschien iemand Jawel, doch dat moesten we wel doen en deden we met opzet,1 om ons „veilig te stellen" tegen verkeerde ge volgtrekkingen uit 't geen we thans gaan zeggen. Dit n.l. dat een vrijwillig toelaten van ■de arbeiders 't zij door middel vaneen „kern" of van organische-Ieiders, voor bepaalde doeleinden, tot de kamer der directie, volstrekt niet altijd onverstan dig heeten moet en dat stellig geen directie, die daartoe vrijwillig over gaat, haar plicht verzaakt. Zie het b.v. aan 't Twentsch geschil. Stel eens, dat de arbeiders daar b.v. in 't begin des jaars tct de vaste over tuiging waren gekomen, dat een on wrikbaar handhaven van 't geen ,zij wenschen, zou leiden tot een onmoge lijke concurrentie. Die op den duur fabriek na fabriek zou doen vallen. Hun houding jware anders geweest. Maar juist die overtuiging ontbrak. En niemand kan hen kwalijk nemen, dat ze op 't woord der fabriekanten alleen niet afgingen. Dat doet men in „zaken" niet, als er ook „stukken" zijn. Al gelooft iemand, die een zaak over nemen wii, van „partij anderzijds" nog zoo vast. dat deze een. door en door eerlijk man is, hij zal toch wagen dat hij zich door een deskundige die boe ken nazien en schatten kan, van de waarheid mag verzekeren. Zoo ook met de arbeiders. Voor noodzaak bukken ze. Als er werkelijk noodzaak is. En om hen hiervan te overtuigen, is een zekere „mede-Wetenschap" van de zaken der directie, die lang niet alles heeft te omvatten, soms zeer profijtelijk. En zeker niet ongeoorloofd. En dan komt daar nog iets bij. Als er één was, die in zijn uitge breide zaken de leiding in eigen han den hield, dan was het zeker de on langs gestorven Stinnes wel. En toch was hij er tenzeerste van overtuigd dat men de arbeiders maar niet als „machines" in 't bedrijf gebrui ken kon dat het voor alle partijen zoo goed ware, wanneer de arbeiders niet slechts belang stelden, maar ook zelve belang hadden bij het bedrijf. En als de bekende arbeidersleider Legien met wien Stinnes zoo bevriend is ge weest, langer was blijven leven, wie weet wat zij samen tot stand hadden gebracht. Toch kwam 't zoo ver, dat Stinnes trachtte te bewerken, dat de arbeiders „aandeelen" hadden in de zaak, waar voor zij werkten. Het is zeker een gezond idee. Al zal over de praktische toepassing stellig het laatste woord nog niet ge schreven zijn. Maar in wat vorm zulk een idee ooit toepassing vond, men ontkomt dan nooit aan het zeker billijke verlangen, dat de arbeiders, natuurlijk niet[hoofd voor hoofd maar als eenheid genomen zekere mede-wetenschap van, en zeker ren invloed op den gang-van-zaken hebben. In dien zin kan er in „mede-zeggen schap" een zeer gezonde idee liggen, mits men ze maar scherp onderscheidt van elke revolutionaire greep-naar-de- macht 'Y'Grens. Er is, zei min. Colijn terecht in de E. Kamer, aan elke belasting een gréns «Dit heeft de Staat ondervonden bij den accijns op gedistilleerd. Daar is de grens overschreden en heeft de fiscus het moeten afleggen in den strijd met de »eerlijkheid« van het Nederlandsche volk. Spr. heeft den hoofddirecteur der directe belastingen ges vraagd naar de mogelijkheid om in plaats van deze salarisverminderingen een verhoos ging der directe belastingen toe te passen. Het antwoord luidde: U zult geen cent meer krijgen«. Inderdaad, de schroef zit vast. En in sommige gemeenten, waar de »stad« 't nog heel wat bonter maakt dan de »Staat« is 't zoover heen, dat de schroef geen geld meer perst, maar 't bloed onder de nagels weghaalt. We moéten naar lager lasten heen. Wat zonder salarissverlaging in elk geval onmogelijk is. V" Heerlijke optimisten Er zijn zegt de N. R. C. thans in ons land 48 Ópenb., 22 R. K. en 2 Christel. Ieess zalen «waarvan het jongste zusje op 25 April 1923 te Winterswijk geboren is, en daarmede zich als een heerlijke optimiste doet kennen®. Natuurlijk, want ze krijgt niets. Van Staat, Provincie noch Gemeente. Uit 't verband is niet op te maken van welke »kleur« dit zusje is, maar dat doet er niet toe: «heerlijk optimisme® zeggen ook wij. Laat dat optimisme, die aanpak en die durf, maar weer vaardig worden over ons volk en alom opbloeien het «particulier initiatief® en overnemen van alles en allerlei, dat de Over* heid te veel op haar vork genomen heeft. En 't zal 'n weldaad zijn voor 't land. 40 cent per regel. bij Heeren Aphothekers en Drogisten een Handleiding over Pijnloos Scheren met behulp van Purol. Een uitkomst voor hen die last hebben van schrijnen en stukgaan der huid. Nadruk verbodeH, Eleenora Duse is overleden. Ik zag haar ergens genoemd een kunstena» res «bij de gratie Gods«, het was zonder eenige ironie of spot gezegd en in zekeren zin kan ik mij met zulk een uitdrukking ver* eenigeh. Men verstaat haar vaak verkeerd. Met name aan de overzijde. Het koningschap «bij de gratie Gods« wil b.v. allerminst aanduiden den a b s o 1 u t e n vorst, die maar alles mag doen wat hij wil en door geen wetten, charters of constitutiën zich in zijn macht beperkt ziet het lijkt er niet naar! Koning George van Engeland en koningin Wilhelmina van Nederland, die beide een zéér »constitutioneele« waardigheid bekleeden en wier macht door de Grondwet huns rijks ten zeerste is beperkt, regeeren net zoo goed «bij de gratie Gods«, als welk vorst ook uit vroe* ger tijd, die onbeperkt heerscher was. Het wil alleen d i4 zeggen, maar dat zegt voor ons ook alles, dat zij de macht, dien zij hebben, ontleenen aan Hem, Wien gegeven is alle macht in den hemel en op aarde en die met recht zeggen kan «Door Mij regee* ren de koningen en bij uitbreiding natuur* lijk ook alle overheden en machten, groot en kiein, die er onder de menschen zijn. Dat beteekent «bij de gratie Gods«. En voorzoover men met die uitdrukking nu bedoelt, dat de buitengewone kunstgave van Eleonora Duse niet door menschen in haar was gelegd, noch ook door studie haar eigen* dom was geworden, doch dat zij slechts kon ontwikkelen wat God haar bij de geboorte meegegeven had, de gave die in kiem en be* ginsel, ja maar dan tocli volkomen in haar verholen en verscholen lag, in zooverre kan men ook haar noemen Kunstenaresse «bij de gratie Gods«. Natuurlijk beslist dit nog niets over den aard van haar kunst, noch over de wijze, waar* op zij die heeft gebruikt. Als vrouw, voorzoover ik haar leven ken, en ik wil erkennen, dat ik daar slechts van verre de buitenkant van zag, met name door 't geen ik den laatsten lijd gelezen heb, was zij zeker in menig niet in elk opdicht sympathiek. Ze is letterlijk van niets opgeklommen »Men« zegt, dat ze in den trein ter wereld gekomen is het kan een legende zijn, doch een feit is dat haar ouders behoorden tot een rondreizenden komedianten*troep, zooals ze in Italië en elders de kermissen en andere volksvermaken afreizen. «Ik weet wat hongerlijden is«, placht ze later wel te zeggen. En d e wensch van haar leven was steeds om zooveel geld te verdienen, dat ze verder onbezorgd leven kon. Nu, Duse hééft schatten verdiend. Ze was in haar tijd Wereldberoemd en haar inkomsten waren daaraan geëvenredigd. Wel verdwenen ze vaak als in een bodem* loos vat. Niet, dat ze 't voor zichzelf uitgaf, In 't gewone leven ging ze eenvoudig, so* ber zelfs gekleed en verspilling was haar vreemd maar ze had nu eenmaal een onoverwinbare, haast ziekelijke neiging, om met prinsesselijke gulheid vorstelijke gaven en geschenken uit te reiken, om zich heen te strooien en daar werd dikwijls misbruik van gemaakt 1 't Was dan ook een geluk, vóór den Oor* log nog, dat een Duitsch financiër haar ver* worven fortuin zóó wist te beleggen en vast te zetten, dat zij in elk geval onbezorgd aan haar einde komen zou. «In elk geval Ja, zoo oordeelen wij, menschen! Met onze brand* en levens* en inbraak* en ouderdoms* en ziekteverzekeringen «In elk geval En we vergeten er een oud*vaderlandsch, kinderlijk*geloovig «Als 't God belieftaan toe te voegen De Oorlog kwam en hoe dat nu precies ging, weet ik niet, maar Duse verloor al haar fortuin en was, gelijk in haar jeugd arm En daar was meer zilver dan zwart in het kapsel der meer dan zestigjarige vrouw 1 Haar leven zélf is 'n tragedie geweest. Zij kwam er rond voor uitOm een beschei* den vermogen te verwerven voor den ouden dag, die met rasse schreden nader kwam, zocht ze 't andermaal in Plankenland en waar haar eigen land was verarmd en uitgeput, daar stak ze den Oceaan over naar 't rijk van den Dol* lar En vond er, op vreemden grond, den dood. -Ze had de plek reeds uitgekozen in haar geliefd vaderland, dicht bij Venetië, waar ze 'n eenvoudig landhuisje hebben wilde, om daar verder haar jaren te slijten, in stille afzon* dermg,-~met--ha«--jïerismermg'r-- -• - En de dood velde haar op vreemden grond Gesméékt heeft ze haar geneesheeren, haar nog een korte spanne tijds terug te houden in dit leven, opdat ze tenminste in hiar e i g e n land zou kunnen sterven maar ook d i e staan machteloos, als de onvermurwbare Dood zeggen komtHet is tijd Óm ijdele eer was 't Duse niet te doen. Daar bleef ze merkwaardig koel bij. Ja, zegt haar snelsbiograaf, al overkwam het haar dat de toen machtigste vorst der aarde de tsaar aller Russen, haar eerbiedig den hand* kus gaf, Duse veranderde er niet van. Waar anderen zich gaarne laten vieren bij banket en festijn, daar onttrok zij zich zooveel zij kon aan al dat ijdele huldebetoon. Het was haar genoeg haar kunst te dienen en dat zij op d i e wijze zocht te komen tot een onhan* kelijk bestaan, is zeker iets dat op zichzelf be* schouwd niemand onzer haar kwalijk nemen kan. Ik treed nu niet diep in de verhouding, die er bestaan heeft tusschen haar en den be* kenden schrijver d'Annuncio. Al raakt deze verhouding ongetwijfeld ook beider kunst, ook hier werd weer bewaarheid, dat de m e n s c h uit geest èn vleesch bestaateen «intieme ver* houding« tusschen deze beide heeft ongetwij* feld bestaan en dat de schrijver oorzaak was, dat zij verbroken werd, is bekend en wat in beider verhouding verkeerd geweest mag zijn, zal zeker niemand onzer goed praten. Maar ook hier gaat onze sympathie 't meest naar de vrouw uit. AI heeft zij door hém eerst recht de klassieke oudheid Ieeren kennen, hij aan haar had toch verre 't meeste te dan* ken. Zij leerde hem kennen, toen hij feitelijk nog een beginner was en, eerlijk gezegd, het volk de producten zijner dramatische kunst maar zóó*zóó vond. Tót.... Duse ze las, en speelde. En het volk liet zien wat er i n zatmis* schién zelfs wel, wat zij er in had gebracht en hem bracht tot den roemwat hij be* loonde door later in zijn «II fuoco« hun ver* trouwelijk saamleven het volk als met zijn oogen te laten zien en niet te sparen de vrouw, die- zooveel voor hem was geweest. Waarom ik ietwat uitvoerig hierbij stilstond Omdat ik meermalen met ernst en klem heb gewaarschuwd tegen alle vermenging on* zerzijds met het «hedendaagsch tooneel« en ik door een sympathiek woord jegens een hoogstaande vrouw als Duse was, wil laten zien hoe 't hierbij niet tegen personen gaat, maar tegen dit tooneel op zichzelf. Ook in Duse's persoon zag ik mijn bezwa* ren vernieuwd. Juist, omdat zij zoo eenzaam hóóg stond in 't Rijk*der*Kunst en daarom met geen half werk kon tevreden zijn. 't Is d'Annuncio die 't vertelt «Hoe jong ook begonnen met het planken* leven, zij kon nooit aan de emoties er van wennen. Na de voorstelling, bleef de persoon* lijkheid, die ze doorleefd had,' haar vervolgen. De armoedige herberg, waar de familie (toen ze nog kind was) in den nacht eten ging, was vol van het irreëele bestaan, dat voor Eleonora werkelijker was, dan het sobere maal waarvan haar moeder haar een deel opdrong. «Laat mij nog wat wachten«, smeekte ze en als de tijd te lang werd, nam ze een stuk brood mee om het »morgen« op te eten. 's Morgens ging ze dan alleen naar buiten en liet zich meesleepen door de verbeelding, dacht zich mooie gebaren, nieuwe houdingen uit En ook onlangs trof het me, in de levens* beschrijving van een ónzer tooneelspeelsters, hoe zij bekende vaak na speel*avond nog last te hebben van haar »rol« haar eigen »ik« moeilijk te kunnen wedervinden, zoodat ze er soms zelfs lichamelijk onwel en onpasse* lijk van werd. Stond het nu zóó, dat dit algemeen als een ontaarding, voor 't minst als een overdrijving werd gebrandmerkt, zoo mocht ik het niet in zulk een sterke mate laten gelden, hoewel het ook dan nog zeer opmerkelijk blijft, dat juist de grootste kunstenaars (ressen) in deze »fout« indien 't algemeen als een fout werd erkend vervallen zijn. Doch zoo staat het juist niet. Al is er eenig verschil van opinie, toch wordt over 't algemeen diegene als de beste speler of speelster genoemd, die 't meest «na* tuurlijk« speelt en h o e ver nu al het «na* doen« misschien mag gaan, waar het »ik« buiten blijft, toch en met name wanneer de hartstochten in allerlei uiting zich doen gelden, gelijk op het tooneel zoo vaak gebeurt, wint het op den duur wie niet na=aapt, maar werkelijk «uit de zaak« speelt, gelijk uit het voorbeeld van zulke groote kunstenaressen ook wel blijkt. En dan de vraag Mag dat Gij zult niet benauwenóók niet uw eigen »ik«, daarvoor heeft God het u n i e t gegeven. E!n toch wordt zulk spelen door het «heden* daagsch tooneel® geëischt. De getrainde, mo* derne tooneelpers, voorzoover zij zich over de Amsterdamsche vertooning van «Saul en David« uitliet, prees dan ook slechts matigjes, deed uitkomen hoe het toch niet »dat« was, hoe slechts »dilettanten« aan 't spel waren geweest en allicht is dit dan natuurlijn weer -een prikkel, om nu óók eens te gaan zien, als eens een «troep® het zoover brengt, dat hij van een dergelijk stuk geheel »echt« spel over 't voetlicht brengt. s Men spreekt van Calvijn te Genève. Men vertelt me hiermee niets nieuws. Maar ik weiger beslist, om dat zoo zonder meer, klakkeloos weg op den klank af van 't woord «tooneel® over te brengen op ónzen tijd, óns publiek, ónze omstandigheid, óns spel en dan triomfantelijk uit te roepen «Ziet ge nu wel Men kan van prof. Buyten* dijk nalezen hoe zulk oppervlakkig gedoe een goed calvinist moet tegenstaan Ja, maar zegt ge wij moeten réfor* meerend inwerken ook op het tooneel en het calvinisme moet trachten door zijn levens* adem heel «Plankenland® kleurrijk en seig* neuraal« te doen herleven Wat zal ik daarvan zeggen Dit ééne Ware 't bij onze kleine, zwakke kracht die na 't wegvallen onzer «grooten® eer schijnt in te schrompelen dan te wassen, niet beter dat we in beperkig sterkte zochten, trachtten te behouden en te stevigen wat ons dreigt te ontgaanen dan later a 1 s werkelijk, ondanks het feit dat historie zich niet herhaaltde 17e eeuw weder* keerde, een op nieuwe veroveringen uit te gaan, niet slechts van personen, maar ook van terrein UITKIJK. 't «Friesch Dagblad« schrijft «Fijnenhaat.n Dacht gij, dat die dood was Maar lees dan eens wat er in-de «Fabrieks* arbeider® gezegd wordt over de «fijnen® en de »pokken«. 't Is een blad van de «moderne® vakvereeniging, die als men weet in belangen* gemeenschap leeft met de S. D. A. P. De schrijver spuwt zijn haat dus uit: Men wil in Nederland de pokken weer gaan invoeren door hen, die gewetensbe* zwaren hebben tegen inenting, van vacci* natie vrij te stellen. Van verschillende zijden maakt men daar ernstig bezwaar tegen. Ik begrijp dat niet goed. Wij leven in een vrij Nederland en het is onze trots, dat ieder zoo krankzinnig kan zijn, als hij zelf wil. Aan dat recht mag vooral niet getornd worden. Ik heb een consekwent christen gekend, die principieel tegenstander was van een parapluie, omdat, als onze Lieve Heer het laat regenen, een zondig mensch niet zoo eigenwijs mag zijn, zich aan dezen zegen te onttrekken door een onnatuurlijk ding als een regenscherm. De man liet zich op een kouden herfstdag tot op de natuurlijke huid nat regenen, kreeg een longontsteking en ging dood. Zooiets moet men den liefhebbers gunnen. Voor zulke gevallen geldt maar één pa* rooi«Niks aan te doen, stiekum laten sterven«. Precies zoo staat het met de vaccinatie. Als een stelletje ouderlingen, zachtmoe* dige dominè's en psalmzingende rechtzin* nigen hun nakomelingen willen zegenen met pokken, laat ze hun gang gaan. Misschien raken we op deze manier van het femelend deel der natie af. Opgeruimd staat netjes®. u "i

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 1