l-'voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
BorcïiPep
Honig's
Maïzena
Antirevolutionair
Orgaan
iEiOEDEII
Een
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3006
ZATERDAG 12 APRIL 1924
39STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Revolutionair
in
Op den Uitkijk.
1
I
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers.
CfiKESFABRIEK
EN DORDRECHT
Co.
Reclames Mededelingen.
Lasfld- en Ttdnbo&iw.
ft
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDI JK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTA AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
leelig, indien
>fokt met
Ikelier of mo-
ira's kuiken-
iiet verkrijg-
;n zich tot de
prijscourant
Jop aanvraag
iekt
Koopt
99
l"
and met onze
>TTERDAM
Bij inleve.
ring van 25
Vogeltjes
[1 KNOT
CADEAU
I
We hebben dus nu weer zomertijd.
Misschien is dit voor 't laatst
Er is nu tenminste een commissie
benoemd, die advies aan de regeering
uitbrengen zal !en al zijn dit jaar de
neuzen niet geteld, toch weet iedereen
dat er in de Staten-Generaal een ster
ke strooming is, om terug te keeren
tot de oude, beproefde zeden.
Maar nu kwam een neven-kwestie op.
Eigenlijk van nog meer belang.
Omdat zij de geestelijke zijde van
ons leven raakt, die van grooterbetee-
,kenis is dan de stoffelijke, waartoe dan
i&<pok de tijdskwestie behoort.
Men weet, wat er geschiedde.
Vooral dit jaar, zijn er tal van plaat
sen, ja geheele streken, waar men be
sloten heeft, zich niet aan den zomer
tijd te houden, maar het leven gewoon
volgens zonnetijd te regelen, voorzoo
ver dit tenminste mogelijk is en dit
vindt dan zijn zichtbare uitdrukking in
't torenuurwerk, dat niet den nieuwen
doch den ouden tijd aanwijst.
Iets nieuws is dat niet.
In meer afgelegen streken heeft men
op het platteland al deze jaren dóór
den zomertijd stil gelaten voor wat hij
was en alleen de hoogst enkele kee
ren, dat men er naar stad of naar den
trein moest, rekende men er met dat
uur vóór. Nu echter ook in 't hartje
van Holland, in de tuinders- en bloem
bollenstreek dergelijke besluiten geno-
men werden, trok dit wat meer de aan-
W dacht.
Nu had „Het Volk", vorige jaren al
gezegdZie, dat zijn nu die „christe-
lijken", die altijd zoo scherpelijk predi
ken de onderwerping aan de Overheid
Als het in hun kraam te pas komt, dan
lappen zij de bevelen van die Over
heid gewoon aan hun laars.
Daaraan stoorden we ons niet.
We wisten, wie dat zei.
Thans echter is in ten onzer chris
telijke dagbladen een geacht, gerefor
meerd predikant gekomen en heeft in
vrij scherpe bewoordingen de christenen
die zich in hun dagelijksch leven niet
aan den zomertijd houden voor „revo
lutionair" uitgemaakt.
Neergeschreven, dat zij zich niet wil
len onderwerpen aan de bevelen der
wettige Overheid.
Dat zij dus in overtreding zijn.
Dat hun verzet „zonde" is.
En hen vermaand tot bekeering en
tot het verlaten van dezen, hun boozen
weg.
reden is, om deze zaak nogeens nauw
keurig te onderzoeken.
Daar zijn we „protestanten" voor.
Ook het oordeel van onze leiders en
voorgangers, predikanten en opzieners,
hoe hoog wij het achten, is niet het
einde van alle tegenspraken.
Ook zij zijn en blijven menschen.
Niets menschelijks is hun vreemd.
En vooral wijl we meenen, dat hier
misverstand en verwarring heerscht,
mee daardoor ontstaande, dat we wel
op de studeerkamer verkeert, weieens
een minder goede kijk op het leven
heeft, willen we deze kwestie nogeens
opnieuw nagaan.
Niet uit zucht tot rechthaberei.
Maar wijl de beschuldiging „revo
lutionair het beginsel raakt."
aelen,
loeken»
blementen
pnige prima''
overtrekken
12.50
de
Dat nu heeft onrust gewekt.
Daar zijn er gelukkig nog duizenden
onder ons, die beven woor Gods Woord
en dus ook voor het vijfde gebod van
Gods heilige Wet en die in hun gewe
ten geschokt worden, als een voorgan
ger des volks hen bestraft, omdat ze
tegen de overheid opstaan en „revolu
tionair zijn."
Het is waarlijk geen kleinigheid.
Almee 't ergste, wat ons kan verwe
ten worden, want wip belijden dat de
Overheid bij de gratie Gods regeert en
dat die zich tegen de macht stelt, zich
tegen God zelf kant.
En wij redeneeren terecht
Een leider en voorganger des volks
rooet toch wel heel zeker zijn van zijn
zaak, als hij in 't openbaar zulke be
schuldigingen uit tegen zijn kinderen.
Laten we dus onszelf zeer nauw onder
zoeken
Ik kan me voorstellen, dat menigeen
door deze bestraffing in tweestrijd is
geraakt en niet weet, wat hij er van
denken moet, waarom er dan ook alle
Over déze twee zijn we 't eens
Wij hebben de Overheid te gehoor
zamen in al hetgeen zij beveelt op het
terrein, waar zij zeggenschap heeft, in
zooverre het geweten 't ons ntet ver
biedt.
Ongehoorzaamheid kan plicht zijn.
Ook dat is goed „gereformeerd".
In 't midden der vorige eeuw, toen
er sprake was van een revolutionaire
Armenwet, zond de Chr. Afgesch.. Gem.
te Arnhem een adres aan de Tweede
Kamer, waarin zij de hoop uitsprak,
als die wet doorging, dat God haar
genade geven zou om deze Wet niet
op te volgen en te lijden wat over haar
komen mocht.
Maar behoudens de Schriftuurlijke
reserve.
Dan is gehoorzaamheid dure plicht.
En dat onze voorgangers juist in onzen
tijd daarop meer dan ooit de nadruk
leggen, dat is haar roepingdaar mogen
we hun dankbaar voor zijn.
Een tweede zaak, waar we 't over
eens zijn.
Bij zulk een jaarlijks terugkeerend
twistpunt als de Zomertijd, komt er, ook
bij ons, zoo vaak vreemd vuur op het
altaar. Wij willen ons niet laten „ringel-
ooren", we zullen dan es zien, wie
op den duur aan 't langste eindje trekt
Ze zullen in „stad" over ons op 't
„platteland" den baas niet spelen 1 Wij
doen onze eigen zin en de Overheid
maakt ons niets.
Zeker, dit is 'n revolutionaire stem
ming.
Al zouden we kunnen vragen of het
drijven van den Zomertijd die stemming
ook mee opwekt, wij veroordeelen haar
beslist.
Doch in 't eind is dit bijkomstig.
De hoofdvraag staat anders.
Uf iemand, of een groep, of een streek
die zich in 't huiselijk, kerkelijk, maat
schappelijk leven aan den gewonen tijd
houdt, daardoor „revolutionair wordt.
Die vraag in een slot-artikel.
Nadruk verbodea.
Hij was in de pruttelstemming,
Zelden heb ik 'm zóó gezien.
Af en toe komt hij bij me en ik mag 'm
wel. Hij is niet dom, 'k heb geloof ik web
eens méér z'n portret geteekend 'n man»uit»
het»volk, die 't weieens wat rauw en rauwe»
lings zeggen kan, maar iemand met een eer*
lijk en oprecht gemoed, die ook weer ongelijk
erkennen wil en soms wel een heel helderen
kijk op de dingen heeft.
Maar zooals nu had ik 'm nog nooit in de
contremine gezien en 't was van dien aard,
dat ik 'm tenslotte es flink de waarheid heb
gezegd of tenminste wat ik meen, dat de waars
heid is, maar zelfs toen hij heenging zat 't
hem nog dwars, dat zag ik wel.
Enfin, moet hij maar es nadenken,
't Ligt tenslotte voor zijn rekening.
En, dit troost me, wat 't beginsel betreft,
is 't een man»van»goud en dan ben ik waar»
lijk niet zoo bang dat goud mag es tijdelijk
wat verdonkeren, de glans komt er wel weer
op't zou alleen kunnen zijn, dat het
dan eerst es wat in de verdrukking, ja mis»
schien wel in'de smeltkroes moest.
Hij kwam bij me en zat.
En als»ie dan zoo'n brombui heeft, dat is
't eigenaardige er van, dan richt»ie zich altijd
zeer persoonlijk tot mij, ook al betreft het
een kwestie van zeer algemeenen aard en de
somberste profetieën worden dan over mijn
hoofd uitgesproken.
Nu had=ie 't over de A.R. partij.
«Die gaat er aanvoorspelde hij.
»Dat zullen we dan afwachten 1«
»Die is wègdie gaat te gronde 1«
»Tja dan richten we een nieuwe op«.
»Je wilt me zeker niet begrijpen
»Ik doe er mijn uiterste best voor, maar
als jij met zulk grof geschut komt, dan moet
je mij niet kwalijk nemen, als ik met spek
begin te schieten«.
»Ja, steek er den gek maar mee
»Doe ik niet't Zal met een partij wel net
gaan als met alles hier op aarde «Niets be»
stendigs hier beneênEn zoo zal de tijd
voor de A.R. partij ook weieens komen, maar
ik ben nog niet van plan, om nu al 'n rouw»
advertentie voor haar op te stellen, of aan
een grafzerk te denken dat heeft nog even
den tijd 1«
»Maar ik méén hetzei hij weer.
»Ja, mijn waarde! ik meen het ook
«De A.R. partij, zeg ik, krijgt klappen;zul
je es zien, als 't weer verkiezing wordt
«O antwoordde ik je komt wat nader»
40 cent' per regel
is altijd een ge
zond voedsel voor
de kinderen en de
meeste zijn er erg
op gesteld.
Geeft hen dan
bij voorkeur pap
van de zuivere,
voedzame en toch
licht verteerbare
Let op de sluitregels
als kenmerk van
echtheid.
3
<5.fUc/.R
bij. Maar klappen krijgen is toch wat anders
dan doodgaan, niet? Of, bedoel je, dat de
klappen haar de ribben en de nek breken,
zoodat ze 't besterft
«Nu ja! jij bent ook zoo'n echte letter»
knecht, ik wil maar zeggen, dat de A.R.
partij er leelijk van lusten zal. 't Is me, ver»
draaid 1
»Ho, ho broeder, dat gaat mis!«
«Nou, verkrónkeld dan. enfin, ik wil
maar zeggen,, 't is of wij nu ook het mensch»
mogelijke moeten doen, om ons stinkende te
maken bij het volk. ja, je weet ik kan
nu eenmaal geen gladde woorden vinden.-.
't is, of wij 't er nu es op gezét hebben, om
zooveel mogelijk de kiezers tegen ons te krij»
gen. denk je, dat ze ons dit niet zullen
inpeperen, 't volgende jaar
»lk denk van wél, amice
»En je zegt dat zoo kalmpjes»weg
»Dat kon je weieens tegenvallenMaar
aan den anderen kant. hoor es 1 'n goed
calvinist is voor de klappen niet bang. En
nu staat de zaak zóó: Als de ar. partij zich
voor haar God stelt, dan moet zij zeggen
»Heerehet zou rechtvaardig zijn, zelfs al
ontnaamt Ge ons bij de stembus de helft van
ons Koninkrijkmaar als we ons tegenover
de menschen stellen, dan zeggen wij en daar
zullen onze zonen en kleinzonen in de ge»
schiedenis nog van stralen «De A.R. partij
met Colijn aan 't hoofd, heeft in 1923 en '24
en '25 niet gevraagd naar de gunst van men=
schen zij heeft zelfs mêe de leiding genomen
om als 't móést voor 't heil des vaderlands
dwars tegen de ongunst der massa in te gaan
en toen ze de gevolgen daarvan ondervond
en zelfs sommige harer vrienden haar den
rug toekeerden, heeft zij vrede gehad als
partij bij de Paulinische overwegingHierin
oefen ik mijzelve, altijd een onergerlijke cons»
ciëntie te hebben bij God en de menschen
Dat was een lange zin geweest.
Ik was dan ook wat warm geloopen.
Doch hij had weinig indruk gemaakt
Mijn man liet al 't andere slippen en vroeg
alleen, op den toon van «Heb ik het niet
gezegd
«Dus jij bent toch ook van meening, dat
onze partij 't het volgende jaar zal kunnen*
merken
»Och, dat zou zoo'n wonder niet zijn Maar
ik voor mij, wel ik zal, met name als het
tegen dien tijd loopt met des te meer liefde
en ijver vóór de partij arbeiden en schrijven
Ik zal niet behooren tot hen, die omdat de
partij en de mannen, die in hoogheid zitten,
hun plicht doen jegens het vaderland, haar
in den steek laten. En tenslotte, och wil ik
't je nu es eerlijk zeggen Bang, needat
ben ik allerminst. Dat is, jij weet het toch
immers ook! voor ons, christenmenschen, zoo
makkelijk. Als 't straks stembus wordt, zullen
we weer het vuur uit de sloffen loopen. Wil»
len anderen dan stokstijf op 't matje blijven
staan en geen laars in beweging brengen, zij
zullen 't zelf moeten weten. Willen nog an»
deren die laars oplichten en de partij trappen,
God zal het oordeelen. En als wij dan gedaan
hebben al wat we konden, weldan geeft
God ons, wat goed voor ons is
»Nou réken maar 1
»Mijn waarde'n Mensch kan ook al te
véél rekenen vooral ook vooruit rekenen
Ik moet altijd denken aan den tijd toen dr.
Kuyper in de Kamer terugkwam. Met ons
hoevelen zaten we er toen Met een half
dozijn plus één dat was de heele antirevo»
lutionaire partij. We moeten toch wel veel
harde klappen krijgen als 't zóó ver komen
moest En tien jaar later, amice Toen
vulden diezelfde antirevolutionairen weer bijna
één vierde der Kamer. En dit wil ik je wel
zeggen, vrind als God, Hij verhoede het
als Hij het noodig keurde om de macht in
Nederland weer tijdelijk te stellen in handen
van degenen, die naar Hem en Zijn geboden
in 's Lands politiek niet vragen en die Zijn
Kerk en Volk gram zijn, dan zullen al die
morders en mopperaars van nu zich diep scha»
men over het onrecht, dat zij ons christelijk
kabinet hebben aangedaan, omdat het
ja, waaróm omdat het ernst maakt met
wat voor elk christen, wat zeg ik voor elk
fatsoenlijk mensch eisch is, omdat heta's
Lands tering naar de nering zetten wil 1 om»
dat het zegt, dat nu eindelijk de schuldenlast
zwaar genoeg is en omdat het begrijpt, dat
we maar niet in Amerika de eene Dollarslee»
ning op de andere stapelen mogen Daarom
wordt dit Kabinet zoo hittiglijk vervolgd
»Nee, daarom niét!« zegt mijn man heftig.
«Om de manier, waarop de Regeering dit
doet
Ik voelde, dat er van binnen bij mij bewe»
ging kwam
Maar ik wou kalm blijven.
»Weet jij een betere vroeg ik.
«Dat is mijn zaak nietik ben maar 'n
eenvoudig burgerman dat moeten de heeren
uitzoeken, die er verstand van hebben. Maar
dit zit me dwarsWaarom konden ze van
den kleinen man niet afblijven Waarom moet
er nu weer aan 't kopje thee en straks mis»
schien de koffie geraakt worden waarom moet
de ééne Zondagsche sigaar van den arbeider
nu weer duurder gemaaktik drink geen
bier, dat weet je, maar in Brabant en Limburg,
waarom moet daar 't gléske bier nu weer ver»
hoogd laten ze die enkele millioenen op
de inkomstenbelasting leggen en dan liefst op
de hóógen die kunnen 't missen, maar de
kleine man niét!«
»Lees jij de kranten niet?«
»0, je bedoeld zeker wat Colijn gezegd heeft
over de nieuwe kapitaalvorming, en dat bij
nóg hoogere lasten de groote inkomens een»
voudig over de grens schuiven gaan Nou,
van die kapitaalvorming, daar begrijp ik
geen steek van
»Dat is toch makkelijk genoeg 1 Zie, jij
hebt een groote boerderij
«Ik Wat mankeert je nou
«Niets, ik gééf er je een. Stél, dat je er
een hebt; 't is maar om te begrijpen. Je hebt
vier kinderen, en je houdt gelukkig 't hoofd
boven water, maar je blijft precies wie je bent
je vergróót je bezittingen niet, noch in land,
noch in geld. Straks sterf je en je kinders
deelen. Ieder kan net koopen 'n keuter»
boerderijtje. Jij had altijd flink volk- aan 't
werk, maar je kinderen zoo af en toe één ar»
beider. Ook zij blijven elk, die ze zijn. Ver»
minderen niet, maar vergrooten hun kapitaal
evenmin. Ook zij hebben elk drie of vier
kinders. Die kunnen niet eens meer elk een
keutergedoe koopen en zoo gaat geslacht na
geslacht achteruit. Omdat het volk wel en het
kapitaal niet toeneemt. Daarom is kapitaalver»
meerdering noodzakelijk. En als men nu de
menschen met groote inkomens zoo gaat knij»
pen, dat ze niet slechts veertig en vijftig, maar
zelfs zestig en zeventig procent belasting moe»
ten betalen dan begrijp je toch zelf wel, dat
het kapitaal eer inteert, dan dat het toeneemt
en al hebben jij en ik nu geen kapitaal, we
maken toch deel uit van het geheele volk en
als dat volk verarmt, m'n waarde dan lijdt
elk daaronder 1«
«Och, wat! die grooten zullen er geen
boterham minder om eten
«Nee, dat niet. Maar wel hun zaken inkrim»
pen of van de hand doen, want ze zeggen
Werken en minder worden, daar heb ik ook
geen aardigheid aan I En ze zullen te gelde
maken wat mogelijk is en een land opzoeken,
waar men hun wat minder scheert
«Dan maken we een wet, dat ze in 't land
moeten blijven 1 Wat is daar voor belache»
lijks aan Kan dat niet
»Wel ja, man! Je kunt wel 'n wet maken,
dat niemand zonder verlof 's morgens uit z'n
slaapkamer komen mag, maar daarom gebeurt
het nog niet! Je mag dan tegelijk wel alle
menschen, die je in 't land houden wilt dag
en nacht ondier politietoezicht stellen en alle
treinen en booten en vliegtuigen streng laten
bewaken, je moest toch begrijpen, dat je
geen ijzer met handen breken kunt! Als nu
al de »kopstukken« zeggen, dat de directe
belastingen niet verder künnen opgevoerd
als je nu toch eiken dag hóórt hoe vele amb»
tenaren over een matige salarisvermindering
denken als je dan toch weet dat er zoo'n
honderddertig millioen moeten gevonden wor»
den, vóél je dan niet, dat ieder daar z'n
deel van dragen moet? Denk je dat een man
als Colijn 't zoo prettig vindt, om zoo'n zaakje
op te knappen en zooveel menschen zeer te
moeten doen
»Nou, waarom dóét hij het dan?«
Toen werd ik werkelijk kwaad.
Misschien héb ik toen wel wat te veel ge»
zegdj maar 'n mensch is zichzelf niet altijd
volkomen meester. Ik liet me in dezer voege
gaan
»Weh! in de eerste plaats om zichzelf te
verrijken, man 1 Daarvoor brak hij alle betrek»
kingen met die Wereld»01ie»Maatschappij af,
waar»ie toch maar 'n hongerloontje kreeg als
Directeur en aasde hij op 't vette kluifje van
een Nederlandsch ministerschap. En om den
schijn te redden, laat hij net als allé ministers
nu óók nog tien procent van zijn traktement
vallen, zoo'n farizeër 1 Nee, dan doen de
»rooien« beterdie houden stijf vast aan hun
5000 pop als Kamerlid en noemen het royaal»
weg 'n «armzalige vergoeding«, waar geen
cent af kan. En verder, doet Colijn 't om de
eer, hij heeft feitelijk in z'n leven nog niks
voor 't vaderland gedaan, als alleen, nu ja!
die legerhervorming in 1912, waardoor we in
'14, toen 't Oorlog werd, behoorlijk voor den
dag konden komen, maar dat zegt niets. Wijn»
koop heeft z'n plaats in de historie vanwege
z'n glaasje water en Troelstra vanwege z'n
vergissingen, maar Colijn heeft nog niets en
daarom zoekt hij 't nu in de thee en tabak.
En dan zal ik je nog wat zeggen en dan zet
ik m'n muts even af. Colijn is, zie je, 'n ge»
lóóvig man, net als wij. Maar hij is in een
groote dwaling. Hij meent, als God iemand
voor zekere zaak speciale gaven geeft en God
'leidt dan alles zoo, dat die man niet zichzelf
opdringt, maar-dringend geróépen wordt, om
die zaak, waarvan naar den mensch gesproken
't wel en wee des vaderlands afhangt uit te
voeren, en God brengt dien man op de plaats,
waar hij die zaak uitvoeren kan, zie dan
meent Colijn, dat een mensch op zulke dingen
letten moet en niet zeggen mag »Ik wil niet,
Heeremaar in de kracht zijns Gods, de
taak die hem op de schouders gelegd en op
de handen gezet wordt, aanvaarden moet en
dat hij dan op den steun en 't gebed van wie
met hem staan in dat geloof rekenen mag
Zie, ik zou dit tegen de overkant niet zeggen,
maar onder ons begrijpen we die dingen niet
En voelen we, wat 'n dwaling
Ik keek op, mijn man was wèg.
UITKIJK.
De beteekenis van land» en tuinbouw
voor de samenleving.
De beteekenis van land» en tuinbouw voor
de samenleving wordt door zeer velen, ja,
men mag gerust zeggen door honderdduizen»
den, die buiten de landbouwbeweging staan,
niet voldoende begrepen, ten zeerste onder»
schat. Men merkt dit telkens en telkens weer
uit hetgeen sommige z.g. groote bladen te
lezen geven, maar ook uit de Volksvertegen»
woordiging en in de kringen der verschillende
overheden, die geroepen zijn om de belangen
van heel het volk te dienen. De heer Croesen,
Voorzitter van het Kon. Ned. Landbouw»
Comité, heeft daarom in de laatste jaarver»
gadering van dat Kon. Comité nog eens op
die beteekenis gewezen. Terecht stelde hij in
het licht, dat de mogelijkheid;van and- re zoo»
wel direct als indirect afhank' Jv* -
voldoende voortbrengingt do»TióhfcwjZiok Afc
en boschbouwbedrijf ep 'v^in hri^ i
werkelijken toestand sciV^^ -n qj rj*
is vóór alles een bepaalcA^^o i*. ov'^g
brengselen van het land, so:]
en de veehouderij noodig! temr»
maatschappij kunnen blijven oestaan r.'l
bepaalde hoeveelheid stijgt naarmate de be»
volking der aarde grooter wordt- c. land,
tuin en boschbouw en veehouderij zijn in
hun voortbrengend vermogen dier goederen
beperkt door invloeden, die piet aan den,
macht van den mensch onderworpen zijn.
ril
II
li
!l
j