voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
ing:
117,81
199,-
IS
I
1
-ivw3
Antirevolutionair
Orgaan
zin
ZATERDAG 22 MAART 1924
39ste JAARGi
art
IN HOC SIGNO VINCES
rug
f
;2£" UY;n 646-ai'»
Ztewe-lkll>
il
11
28,
967
Co.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
Andere weg, die beter is
Op den Uitkijk.
Uit de Pers.
Land> en Tuinbouw.
jMSaa* Id"dt
r
1
'|?!N
Vr,
No. 3000.
e houden
week als
gemaakt
155,-
f 28,--
165,--
185,"
en, als
hiervan
ty'
99
Koopt
*9
id met onze
TTERDAM
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent hij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
■V
Als men 't goed bekijkt, zijn we in
de laatste jaren met reuzenschreden
achteruitgegaan. En mee tengevolge
daarvan zit het Land zoo ontzettend
onder de schuld.
We móéten op onzen weg terug.
Dat is de „voortgaande bezuiniging".
En dat is óók anti-revolutionair.
Maar dan zullen we andere leidslieden
moeten hebben dan minister De Visser,
want anders vervallen we, zoodra er
eenige verademing komt, weer precies
in hetzelfde kwaad.
Laat me uitleggen, wat dit is.
Ik geef graag elk de eer, die hem
toekomt.
tn zoo komt aan min. De Visser
déze eer toe, dat hij, eenmaal overtuigd
van de absolute noodzakelijkheid eener
krasse bezuiniging, omdat daar veel
méér dan het welwezen van zijn ééne
Departement, n.l. het welzijn des va
derlands aan hing, dat hij toen met
eigen, forsche hand, zij 't dan ook met
bloedend hart, het bezuinigingsmes in
zijn Begrooting heeft gezet en voor
zoover wij kunnen merken, min. Colijn
in de bezuiniging zonder aarzelen ter
zijde staat.
Nogeens, die eere komt hem toe,
onverlet.
Het valt hem niet gemakkelijk.
Hij had zich den opbouw van ons
Onderwijs in al zijn geledingen en ver
takkingen voorgesteld en hij was reeds
een aardig eind met de uitvoering bezig.
Zeker, wij hebben onze bezwaren.
De Visser's stelsel is ons veel te cen-
traliseerend en veel te duur en geeft
een veel te grooten invloed aan den
Staat boven de vrije krachten uit de
burger-maatschappij.
Doch dat blijve nu rusten.
Hij had zijn stelselhij was aan de
uitwerking en de uitvoering bezig en
nu moet hij plotseling alle verdere op
bouw stop zetten en veel afbreken van
't geen hij reeds had in kalk en cement.
Toch doet hij het, wijl 't móét.
Omdat hooger belang het eischt.
Dat prijzen we, ook in hem.
Maar ziehier nu 't verschil tusschen
hem en ons.
Minister De Visser zegtIk sta, nood
gedwongen stil op mijn weg, ja ik ga
een heel eind terug.
Ons inzicht echter is anders.
Naar we gelooven méér antirevolu
tionair.
Wij zeggen: Die weg moet verlaten
worden en andere, betere wegen moeten
worden gezocht.
Laten we voorbeelden bijbrengen.
Op allerlei beurzen, op leeszalen, op
volks-universileiten, op subsidie voor
allerlei vormen en takken van Weten
schap en Kunst, werd bezuinigd,
omdat het móést. Nogeens, de minister
aarzelde niet, maar wel greep hij elke
gelegenheid aan, om te kennen te geven,
hoezeer 't hem leed deed, dèt hij moest
laten glippen. En al werd het niet met
zooveel woorden er bijgevoegd en nog
minder belóófdhet bleek toch wel
"eel duidelijk, dat déze minister den
Q4l prijzen zal, wanneer hij weer zijn
ouden gang kan gaan.
De vraag komt zelfs niet bij hem öp,
ot we niet door den nood gedwongen
°P een beteren weg komen, ja ook zeer
positief werd door hem de stelling ver-
oedigd, dat de Overheid van een Chris-
telijken Staat met milde hand een ruimen
un heeft te bevorderen, wat men daar
noemt de „cultureele belangen" des
Daartei
gen nu komen wij op.
Onze meening staat hier anders.
Met verontwaardiging wijzen wij hier
af de gedachte als zouden wij voor
ontwikkeling, voor „cultuur", vooron
derwijs, voor kunst en wetenschap,
minder voelen dan andere groepen.
Och, wij mogen misschien in de
gladde omgangstaal, in „vormen en ma
nieren", die we trouwens allerminst
minachten, ja waardoor in den letter
lijken zin, bij verwaarloozing, kan ge
zondigd worden, eens wat achterstaan,
in „ware beschaving" en „christe
lijke cultuur" durven we onze groep
gerust met elke andere, die op 't zelfde
maatschappelijke niveau staat, verge
lijken.
Men moet vooral dit niet vergeten.
't Ging met onze groep als met ons
volk.
Toen dat volk, in de eerste helft van
den 80-jarigen strijd vocht om zijn leven,
moesten op dat ééne doel alle krachten,
gaven en vermogens worden saamge
trokken. Ons volk had toen in den
vollen zin des woords geen tijd om
veel te arbeiden aan de verheffing der
cultuur. En toch, als er maar éven
verademing kwam denk aan de stich
ting van Leiden's hoogeschooldan
deed dat volk onder 't oorlogsgedruisch
dóór nog wat het kon.
En toen er meer dan verademing,
toen er uitkomst kwam, toen was in onze
„gouden eeuw" ónze cultuur die der
naburen een halve, een heele eeuw
vooruit
Pas dat ook toe op onze groep.
Dan willen we in een slot-artikel
nog zien, hoe naar onze meening de
Staat zich tegenover die Cultuur ge
dragen moet.
Nadruk verboden»
't Was werkelijk 'n pakkende schets.
Zóó naar en uit het leven geteekend.
En ik geloof dan ook vast dat ze niet was
«opgemaakt®, maar dat ze was volkomen «naar
de natuur.«
Ik vond haar in de a.r. »Rott.«
En 't spijt me bepaald, dat ik ze niet heb
»geknipt«, dan liet ik er m'n lezers ook es
van genieten.
't Was uit 't leven van 'n predikant.
Nu is in 't heele verhaal en ook in hetgeen
ik er over wensch in 't midden te brengen
dit «predikant® zijn iets bijkomstigs, want het
het heeft verder niets te maken met het ambt
en 't had net zoo goed kunnen zijn een on*
derwijzer, of een dokter, of een notaris, of
eenig ander plattelands*»intellectueel«.
Want het gebeurde op een dorp.
En 't betreft iemand, die niet met handen*
arbeid zijn brood verdient; dat is met elkaar
de algemeene trek in 't geval.
Geschetst wordt nu een vrij vroeg ontbijt.
Moeder rept zich om allen te voeden.
Want 't is 'n heel »stelletje« aan tafel.
En vader zit er als 't hoofd van 't gezin.
Achter huis, in 'n soort schuur of stal staan
zes fietsen gereed voor evenzooveel kinders,
die straks zullen afzwerven «naar stad«naar
de mulo, naar de H. B. S., naar het Gymna*
sium enz. enz.
En nu komen de »aanvragen«.
«Vader, mijn band isop!« «Ik moet noodig
'n lantaarn hebben, ben al tweemaal gewaar*
schuwd 1® «Mijn kettingkast moet gerepareerd
«Die fiets van mij naar is niet meer op te
rijden, zoo'n oude kar«Vader, hebt u
melkgeld «Moeder, ik kan met dat dunne
manteltje niet op de fiets, de windt snijdt je
door alles heen«Kan ik niet een warme
jekker krijgen «Ik moet noodig 'n altas
hebben«. «En ik een nieuwe, Fransche die*
tionnaire 1«
Enzoovoort, enzoovoort
En als dan 't «stel® eindelijk op weg is naar
stad, dan zit Vader met 't hoofd in de handen,
want al hééft*ié--een vrij goed tractement, hij
mag niet klagen aan al die behoeften is op
den langen duur niet te voldoen
En wat moet dat straks worden, als er wer*
kelijk eens 'n paar «op studie liggen« Dan
heeft hij aan 'n dubbel tractement nog niet
genoeg
Tot zoover in 't kort deze schets.
Waarover ik me in alle bescheidenheid eenige
opmerkingen veroorlooven wil.
Vooreerst trof mij hierin een m.i. toch iet*
wat ongezonde en on=calvinistische verheffing
van het »intellectueele« leven boven dat van
den «handenarbeid®.
Zes kinderen heeft dominee, naar 't schijnt.
Nogeenshet »dominee«*zijn is hier iets
bijkomstigs, zie boven!
Misschien heeft hij er nog meer, daar
kunnen er ook nog wel een paar op de gewonr
lagere school ter plaatse gaan.
Maar alle zes moeten zij «leeren®.
Zoo zelfs, dat als ik me goed herinner aan
't eind der schets de verzuchting geslaakt
wordtMoet ik er dan maar eenige van bij
den schilder of timmerman in de leer doen
Of in een winkel trachten te plaatsen
Ik zou de eenvoudige vraag willen doen
Waarom niet
Is het een soort natuurwet, dat de kinderen
van hem die een »intellectueele« betrekking
of ambt bekleedt, per sé ook dien weg op moe*
ten En is het een degradatie voor hen, als
ze in den letterlijken zin des woords hun han*
den aan den ploeg, aan de schaaf of aan de
troffel moeten slaan Maar heeft dan onze
Heere Jezus Christus, die tot zijn dertigste
jaar in den timmerwinkel te Nazareth mee
de planken heeft geschaafd en latten in elkaar
getimmerd heeft, zoodat het volk Hem in de
wandeling niet slechts den «zoon des timmer*
mans«, maar «Jezus, den timmerman« noemt,
heeft Hij niet voor eens en voor goed het
ambacht en den handenarbeid geheiligd
En is het als goede calvinisten niet altijd
onze eere geweest, dat wij geen mensch ook
maar iets minder achtten om zijn stand, rang,
staat of beroep en dat wij maar één werke*
lijken edelstand erkennen, n.l. dien des ge*
roepenen des Vaders tot het Koninkrijk van
den Zoon
Wij moeten de dingen nemen zoo ze zijn
of liever, zooals God ze Komen laat en al
mogen wij nooit trachten te blikken in Zijn
Raadhetwelk immers toch onmogelijk zou
zijn, wij moeten des te meer letten op de lei°
dingen Gods.
En daarvan de konsekwenties aanvaarden.
Zonder morren, ook als ze nu voor 't vleesch
minder aangenaam zijn. En ons hiermee troos=
ten, neen hierin eindigen, dat de Heere God
tenslotte alle ding voor ons doet medewerken
ten goede.
Om op die kinderen terug te komen.
Stel eens, daar wonen op één en 't zelfde
dorp 'n klassesonderwijzer met één kind, 'n
zoon die bést leeren kan èn een «intellectueel®
van hooger rang, met academischen graad, die
zes of acht of tien kinders heeft, die ook goed
kunnen leeren.
Dan kan dit allicht gebeuren
Dat die »gewone« onderwijzer zijn éénen
zoon tot het eind zijner academische studiën
weet te brengen, zoodat hij «cum laude« pro*
moveert en dat de ander, noodgedrongen,
voor de meeste zijner kinders een uitweg zoe*
ken moet, zoodat ze al vrij spoedig iets «in*
brengen«, om de gezinslasten te verlichten,
maar waarbij van jarenlange studiën geen
sprake kan zijn.
Zal nu de eerste zich verhoovaardigen
Zal de tweede bitter zich beklagen over
zijn lot?
Geen van beide, als ze recht staan voor
God. Want dit alles is van den Heere. Hij
geeft dén een slechts één, den ander tien kin*
deren èn Hij geeft elk precies, wat hem of
haar noodig is. Hij deelt ook de talenten uit,
schept of onthoudt de gelegenheden. En wij
hebben niets anders te doen dan de konse*
kwenties te aanvaarden van wat Hij op de
levensreis over ons brengt. We mogen, ook
in stoffelijk en tijdelijk opzicht geen gelegen*
heid verzuimen, die Hij ons schenkt èn we
mogen anderzijds nooit verder willen springen
dan onze stok lang is. JEn in alles hebben we
geloovig te aanvaarden Gods bestel over ons.
Ook wanneer dit nu eens niet precies vleesch
en bloed streelt. Ook wanneer Hij 't eens
goedkeurt een ander, die eigenlijk ietwat be*
neden ons op de ladder stond, nu eens wat
boven ons uit te doen gaan
Dit wil ik er maar mee zeggen
Den laatsten tijd las ik meermalen 'n stuk
of een bericht, dat ongezègd toch uitging van
de meening Een intellectueel heeft recht op
een zoodanig tractement, dat hij op zijn beurt
zijn kinderen ook weer in denzelfden intel*
lectueelen »stand« kan laten opvoeden.
Hiertegenover stel ik, dat zeer zekerook
de opvoeding der kinderen één der elementen
is, waarmee bij 't vaststellen van het tracte*
ment gerekend worden moet, doch dat deze
stelling, bovengenoemd, niet te aanvaarden is,
net zoo min als b.v. een boer met wat kin*
deren in staat is om elk hunner op zijn beurt
ook maar weer in een boerderij te zetten, of
een winkelier die er zoo enkele heeft, elk der
zijnen maar weer in een zaak plaatsen kan.
En, eerlijk gezegd een toestand, waarbij
men onwillekeurig een zekere »kaste« van
»intellectueelen« krijgen zou, is niet bevorder*
lijk voor 't welzijn des volks.
Door.éénmenging is hier tegelijk verfris*
sching.
Ik vind 't niets erg, als b.v. de zoon van
een predikant bij 'n horlogemaker in de leer
gaat en die van een onderwijzer, wit jasje
aan, achter de winkelbank komt, terwijl de
zoon' van den horloger in de theologie gaat
studeeren en die van den winkelman op de
»kweek« komt.
Prenten wij vooral onze kinderen vróég in
Elke eerlijke arbeid is «goddelijk beroep«.
En in dat beroep is tenslotte aan 's Heeren
zegen alles gelegen.
't Kan dan soms weieens tegen onze wensch
en verwachting in gaanGod kan ons ook
ten opzichte van 't geen onze kinderen wor*
den weieens in een moeilijken, voor ons on*
begrijpelijken, weg Hden, nftear dan moe*4'
ten we ook in dit opzicht leeren, Hem te volgen
óók langs ongebaande wegen.
We moeten onzen weg Hem overgeven.
Niet al morrend en mopperend
Maar wijl het zoo goed voor ons is al
rukken op dien weg momenteel de doornen
ons soms de lappen huid van 't been.
Laat me eens een paar voorbeelden geven
van wat ik in 't leven heb gezién, ze zijn
van jaren her, de betrokken personen zijn
lang dood en hun kinderen zullen dit wel
niet lezen of herkennenweten soms maar
half, wat hun ouders voor hen aftobben.
Hij was een flinke, eigengeërfde boer. Rijk
was hij niet, maar toch in vrij goeden doen.
'k Heb 't echter zelden zóó gezien,—jaren
lang liep hém alles tegen 't was of nu letter*
lijk alle rampen, die een boer kunnen treffen
gezamenlijk over hem werden u tgestort
mijn vel^ boerenlezers kunnen 't zich beter
voorstellen, dan ik 't verhalen kan.
'k Was nogal »eigen« met hem en soms
klaagde hij z'n nood.
»Ik houd 't misschien nogwel uit«, meende
hij, «maar wat straks met mijn kinderen
't Werd hem echter al moeilijker. En tenslotte
'k gaf hem mée dien raad man en vrouw
waren kerngezond en in 't midden der jaren
verkocht hij al wat hij had, betaalde zijn
schulden en kocht, wat tóén nog weieens
»toekomst« gaf, in Utrecht een melkstand.
Een moeilijke weg voor dat echtpaar.
Zij, de flinke »boerin« van vroeger, moest
boter en kaas over de toonbank verkoopen
en elk dorstig mensch, die binnenviel met een
glas melk naloopen. Hij moest straat in straat
uit met melk en zuivel, want alleen een groot
debiet kon een bestaan opleveren.
Nu moet men zich dit goed voorstellen.
Eerst jaren lang zélf 'n »spul« gehad heb*
ben, met hart en ziel boer en boerin zijn,
gewerkt, gezwóégd te hebben en tóch gansch
buiten eigen schuld om de «erve der vaderen«
te moeten verkoopen en nu bij eiken mopper*
klant toch maar te zwijgen om 'n liter melk,
en 'n half pond boter,
Den geboren winkelier is 't makkelijk.
Maar hem was 't een zwaar kruis.
Gelukkig, dat het in Gods kracht gedragen
worden mocht, al kwam de vraag «Waar*
toe, Heere weieens op de lippen
'k Zal kort zijn met m'n verhaal.
Bij 't opgroeien bleek, dat van de zes kin*
ders er vier door God met buitengewone intel*
lectueele gaven waren bedeeld. Wat op 't stille
dorp allicht niet had gekund of door den
boer als »boer« zou zijn onderdrukt, kon in
stad, toen de »melkstand« wat bloeien ging,
tot heerlijke ontplooiing komen alle vier kre*
gen na volbrachte studie een flinke plaats als
intellectyeel.
'n Zoon en 'n dochter bleven over
Vaders steun, moeders rechterhand, tot
den dood toe.
Ze hébben 't nog beschaamd gezegd«De
Heere heeft alles wel gemaakt«.
Een der lievelingspsalmen daar in huis was
«Perst eens de bit're tegenspoed
Want dit was daar zelf doorgemaakt.
Mijn tweede verhaal?.... Bij gelegenheid
als ik zoo weer eens van alles door elkander
neem.
UITKIJK.
toegevoegd, dat het militaire luchtvlootpro*
gramma der vorige regeering werd' overgeno*
men en voorts werden allerlei bijzonderheden
gegeven over de luchtvloot*plannen.
Wat deed nu «Het Volk«?
Het blad volstond met de mededeeling, dat
het Engelsche Kabinet geen wedstrijd inzake
de bewapening met andere landen zou aan*
gaan. Uit het desbetreffend telegram werd
echter geschrapt alles wat op de militaire voor*
nemers van het Labourkabinet betrekking had.
Dat mochten de bewuste proletariërs vooral
niet weten.
Toen dit verdonkeremanen door anderen
werd opgemerkt, trachtte «Het Volk« zich er
uit te redden. Men kan niet alles opnemen
wat in dit geval zeggen wilde dan laat men
het belangrijkste weg.
Meer dan een uitvlucht is dit natuurlijk niet.
De kwestie is eenvoudig, dat het verschil
tusschen de houding der Nederlandsche soci*
aahdeifiocraten met hun «geen man en geen
cent«»leus, wat al te scherp afsteekt tegen de
daden der Engelsche ministers, die zij als hun
directe geestverwanten beschouwen.
Die Labourministers zijn nog meer redac*
tionair en militairistisch dan onze defensie*
ministers, wier uitgaven reeds daalden beneden
het peil van 1914,
Intusschen willen wij naar het Westen blij*
ven kijken.
Er valt veel te leeren.
«Het Volk« moge een oogje sluiten voor
de feiten en ze aan zijn lezers pogen te ont*
houden, wij zijn opjectief genoeg om ons van
dergelijke partijdigheid te onthouden.
Zie naar het Westen.
U
De Nieuwe Haagsche Crt.«^N~g'e£r3$^
cf.
Men kent de bekende invit
tischen kring: zie naar het -
We zien welwillend A ||j
zonder uitzondering, n.ifK «1 ggjSSf
Beide oogen open. 4 HU mlÏ3B het jaar
En 't moet gezegd*. „e™' Dit
Verrassende ontdeken bestei>mJ afdeelingen
daan en aan onze le: z 'Le r ®e_'!£^roe,.| J
Slechts één teleurs Koopr BV.
ken. Het is deze: 'en ond1^ *n
Ook «Het Volk« T"1 uCe' Vacn
7Awil een 1 chipper S.
i"
Wat elke maand te doen geeft.
(2e helft Maart)
Nadruk verboden.
Als de vorst uit den grond is, dan brengen
de vólgende dagen heel wat werk. De voor*
jaarsbemesting dient nu te geschieden. Als
phosphorzuurbemesting gebruike men nu su*
perfosfaat, men geeft dan in den regel per
Hectare een paar baal minder dan van Tho*
masmeel. Voor kalibemesting kan patentkali
dienen hoewel dit oplosbaar is in water, is
toch een vroegtijdige uitstrooiïng thans aan
te bevelen. Patentkali bevat 25% kali. kainiet
12.4%, zoodat men van de eerste meststof
met half zooveel kan volstaan als men ge*
woon is van kainiet te geven. Aan aardappel
len, voor de keuken bestemd, moet men nóóit
kainiet geven, maar patentkalidit met het
oog op de kwaliteit, Mangelwortels daaren*
tegen bemest men het best met kainiet, welke
meststof men evenwel niet kort vóór het
zaaien mag uitstrooienmen doe dit onge*
veer een paar maanden daarvoor. Aanwen*
ding van kalk en kalkmergel moet steeds zoo
vroegtijdig mogelijk geschieden. In den
tuin Bij gunstig weer komt nu het tuinieren
in vollen gang. Al wat men in den zomer
hoopt te oogsten, wordt nu gezaaid of ge*
plant, dus schorseneeren en wortelen, dop*
erwten, peulen en tuinboonen de verschillen*
de koolsoorten, sla, spinazie en raapstelen,
enz. Schorseneeren zaait men einde dezer maand
of begin April, op rijen, die 30 c.M. zegt tilff
kaar zijn. Men kan dezeken isyflat wel terdege
ren met kropsla of ,efd van 12 K.M. in de
b.v. de soort Araan worden. De kosten voor
Vroege deuvik niet hooger dan f 250 zijn,
aan te bevelen „<-5 jL±rden kan volstaan
later- uit o - stuur de» dempen als >t
De Ontvanger der Rt,
meinen te Sommelsdük zaïderzoeken.
dag T April 1 v vepalingen
vervloed.
!!.i en ander nadP-^tVI
l alcoholisme en Wijst
e5pv z.g. gronden van zuiverfit,
.el, onsafkeeren van dezen strijd, de
"X of het ofw.-bboreert aan overvloed.
Naast 'ser de belofte. Onze sflH
al.d ^i'jsj 0hr ^f'dus' stuk leve*
Y e' md' ^onen, partij V jn nok ge,
Xe i? gfVSMBOAiVevLpU hèl
en Jem
•t*
1 .ulteeren
24261
10
vir'
Dii.c 2 per 60
Westen, 't Was aanvaY
tigste van allen. Eep
schappij*orde, althje
zou ons van over -
heette het in de St. Nicüy
Nu zijn we drie maander.
Onze belangstelling
Westen is nog onverzwakt.
Dat is stiekempjes begonnen
te doen. Er scheen zoo iets te zijn, dat het bi„>.,
maar liever niet zag en daarom aan zijn lezers
verzweeg. Dat is natuurlijk niet zooals het
behoort.
We bedoelen dit.
Uit Engeland werd gemeld, dat het Labour*
kabinet voor 1925 voor de luchtvloot 14'/2
millioen pond sterling noodig had. Dat is
I2V2 millioen of 30 millioen gulden meer dan
voor dit jaar. Daaraan werd de verklaring
,n, ved* <n
Eén sn.
mneer
ïvolm
*coro
hf
ScivljrcachëtftKJT^b
sk- en Byouteikectoo*
voorhanden in den
handel van
hi™- f
.-rX t.
f Ee
Lbeid
Si
j&iVy -1-j ■AK.'-Weïn
I
in die 1-:'ntin,2 j1' g
takt Maar «Het•Jöj w %i. Q' 'l U'-wiooff »rjj
onnen een oogjea{
iets te zijn, dat het SametLg^ S-Uf'/l
nauze.
r yOlltVu VOK i
hyi»
Q-fV,
voe fgevaardigd/enten"? r JrX1
vroegte afgfult en leP^; V-'- 1-
schuttint -t„jt. Een gng J JÉ
rlr^ 1
JuTdt. ten gn„ v er
voor den handel deom<' do™"*fc
ï?ov. d,eTJeP en °,m -sEen nau we Sh
bloeiend* Witblijvend, v<
zagan. Laat het weer het tcor
men de bladbedekking van de
!r