voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. PUROL I I i Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES lukken en Feiten. lo. 2994 ZATERDAG 1 MAART 1924 39ste JAARGANG EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. Reclames Mededeelingen, \NG ekhoïen tj/é» W. BOEKHOVEN ZONEN 11e stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Land' en Tuinbouw. ivers ÉliÉT'ï - ,3 iiW, ze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. S0NNEMENTSPR1JS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling. J1TENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. ZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. De Christus en de Openbare School. Wij willen dit onderwerp teeder en fct eerbied voor den persoon van on- n Heiland, behandelen. Maar wij mogen het niet laten rusten. Ook wenschen wij niet de Openbare hoól eenigszins een lak op te leggen, schenden of eenig kwaad aan te jven. Wij erkennen gaarne, dat zij t maatschappelijk onderwijs betreft, goeds heeft gedaan in den loop der en voor dat deel van ons volk, dat n haar heeft gebruik gemaakt. Ook op dit punt hebben we bezwaren. Haar onderwijs was en is te intellec- ilistisch richt en richtte zich te wei- op het gemoed en al te eenzijdig het verstand legde onevenredig rk den nadruk op het kennen, ten ste van het kunnen, doch dit neemt waardeering bovengenoemd niet wèg. Zoodra men echter komt en de stel- g verdedigt, dat er voor den Christus ijen toegang zoude zijn op de Open- 'e School, dan vindt men ons*altijd post, om dit met de stukken en de /en te weerspreken 'et, omdat wij graag de Openbare ïool „zoo slecht mogelijk" hebben, ar omdat het hier geldtWaarheid venal. >e eenige steungrond, die onze tegen- ders, gelijk bekend is, meenen te Dben, is te vinden in de bekende paling der wet, dat het onderwijs op Openbare School o. m. moet wor- a dienstbaar gemaakt ter aankweking n christelijke en maatschappelijke jgden. Nu zal, om te beginnen, zelfs de aller- avoudigste wel begrijpen, dat het ord „christelijk" in de Wet nog niet teekent, dat de Christus een plaats eft in de school. Als een volk de „Christelijke" jaar- ling aanneemt, wil dit op zichzelf 'g niet zeggen, dat daarom nu ook Christus een plaats der eere heeft het leven des volks. Waar dan nog dit bijkomt; De onmiddellijk volgende bepaling, in welbekend, van wat de onder- jzer ten opzichte van de godsdien- ge begrippen van „andersdenkenden" of niet toelaten mocht en zelf dóén, akt onafwijsbaar de vraag naar de teekenis der „christelijke deugden". Die vraag kan en mag niet „in 't 1de weg" beantwoord worden. Zij eischt een historisch onderzoek. Zij eischt „stukken en feiten" Aan dat onderzoek wenschen we ons t te onttrekkendie „stukken en ten" willen we nu ter tafel brengen. Zóó staan we op stevigen grond. De „christelijke deugden" kwamen t eerst voor in de bekende School- et van '57 en daarna zijn ze door de eenvolgende Schoolwetgevers telkens eer overgenomen. Eerst vonden ze onder ons sterken genstand. Groen sprak en schreef er tegen bij ke gelegenheid, want, zeide hij, teen- 'Mge volk wordt er door in den waan bracht dat het met een christelijke" hooi te doen heeft en het vindt zich "drogen". Joch dit duurde niet héél lang. Openbare School ontwikkelde zoo zienderoogen, in geheel an- ichting dan de „School met den 1 el", dat nu dertig jaar geleden Dr. /per reeds schreef: „Och. laat om dat „christelijk" maar staan, want onder ons ook maar een weinig meeleeft, die laat zich door dat woord niet van de wijs brengen!" Zoo had zich tóén reeds de „pu blieke meening" gevormd. Dat men tóch hiér en daar nog wel eens probeert, deze héél oude, óver- jarige koe uit de sloot te halen, kan dan ook alleen worden toegeschreven aan een ziekelijke zucht naar anti quiteiten, die sommige menschen tot de zonderlingste daden brengt. Maar dat was en is de hooge uit zondering. Door het overgroote deel van ons volk is dat woord „christelijk" al zóó lang in zijn ware gedaante en betee- kenis herkend, dat zelfs als „Rechts" de meerderheid had en er een „Rechts" Kabinet het roer in handen hield en men het dus wel had kunnen schrappen, er geen vinger naar dat woord „chris telijk" uitgestoken is. Eenvoudig, omdat het niet noodig was. leder wist, hoe ver dit woord ging. Bijna niemand meer was er dupe van. Maar in 1857 stond het anders. Toen dit woord pas ingevoerd werd. 't Stond toen zóó, dat in 't ontwerp van '56, dat géén Wet werd, de chris telijke" deugden niet stonden en in dat van v. d. Brugghen, van '57, dat wél Wet werd, nieuw werden opgenomen. Tóén was dus het oogenblik daar om te onderzoeken en vast te stellen, wat er met die „Christelijke deugden" werd bedoeld. Gelijk toen ook is geschied. En gelijk we zullen laten hooren. Men lette er dus op, dat we alleen komen met officieele stukken en feiten uit het geboortejaar der „christelijke deugden" die te allen tijde kunnen worden nageslagen. Feitelijk ging het in twee stadiën. Voor de eerste maal bij art. 16. Op dat artikel had de heer Elout van Soeterwoude een amendement voor gesteld, dat de mogelijkheid opende, om voor de kinderen van Israëlieten afzonderlijke scholen te openen waarbij men bedenke, dat er destijds ook op het platteland heel wat meer joden woonden dan tegenwoordig. Elout verdedigde dit zoo Ais die „christelijke deugden" iets zullen beteekenen en er dus op de openbare school een zekere plaats voor den Christus zal zijn, dan kan de op rechte jood zich daarin niet vinden, omdat in zijn oogen uie Christus nog steeds een bedrieger is. Regeering noch meerderheid moesten er iets van hebben. Met 51 tegen 6 stemmen werd het amendement verworpen. Artisel 16 werd aangenomen. Daarna was eens voor goed in onze Wetgeving vastgelegd, dat op de open bare school' geen zin, geen woord, geen letter mag worden toegelaten, die den jood eenige aanstoot of ergernis geeft. De Israëliet heeft hier de beslissing. Zooüra zijn „godsdienstige gevoe lens" in 'tspel zijn. En, wat meent gij nu dat die ware, echte jood, die den Christus geen plaats gunde in de synugoge, geen plaats in den tempel geen plaats op den berg of aan de zee, nérgens plaats dan op Golgotha. da diezelfde jood den Christus plaats gunnen zal dag aan dag op de school van zijn kind De gedachte alleen is reeds absurd Nadruk verbode*, Wetten zijn in een bepaald opzicht net als muizen. Deze dieren immers zijn bekend vanwege hun buitengewone vruchtbaarheid, waardoor ze kunnen worden tot een ware muizenplaag. Zoo is 't met de wetten ook. Zij zijn zeer intens vruchtbaar. En elke nieuwe wet brengt in zeer korten tijd weer nieuwe wetsartikelen voort, of an5 ders koninklijke en ministrieele besluiten die op 't laatst een warwinkel vormen, waar de wetgeleerde zelf soms den weg niet meer in weet te vinden. En dan krijgt men de wettenplaag. Onder die plaag lijdt ons volk en 't wordt waarlijk wel tijd, dat de oogen daar eens voor open gaan. Ik kijk er de Wet»van»Mozes wel eens op aan en na. Dat zijn zoo bij elkaar in Exodus en de beide volgende bijbelboeken heel wat hoofd» stukken en verzen, dat is waar, en ook daar worden sommige zaken zeer tot in bizonder» heden geregeld door den Heere, die deze wetten aan Zijn volk gaf. Maar leg din d i t bundeltje eens naast den dikken stapel der Staatswetten van het Koninkrijk der Nederlanden, en 't verschil is toch zéér groot. En toch was het zóó, eeuwen lang, als Israel zich maar aan de Wet» van»Mozes hield en haar liet handhaven door zijn oudsten en later door zijn koningen, dan leefde het in rust en vrede onder zijn wijn» stok en onder zijn vijgeboom en ook de recht» sprekende lichamen, de oudsten in de poort en straks de koning in zijn paleis, hadden in die wetten richtsnoer genoeg, om te kunnen recht spreken tusschen den man en zijn naaste. Want de Wet zelf is bést. De wet is een zegen voor het volk. Wij kunnen God niet genoeg danken, dat we onder een bewind leven, dat door deug» 40 cent per rcgaL Ruwe enSchraleHuid DOOS 30, 60,90 Cent. Bij Apoth. en Drogisten. Pharm.Föbr. A.Miinhardt W Zeist delijke wetten recht en gerechtigheid weet te handhaven. Een land zonder wet, dat is de anarchie. En de anarchie is een voorsmaak van de hel op aarde. Het volk, dat zijn bijbel kent, zal dan ook nooit tegen de Wet alszoodanig in verzet komen of ook maar daarover klagen. Alleen maar, door overdrijving kan de Wet, die goed is, tot een plaag worden, waarover zich de mensch beklaagt. De geschiedenis van oud»Israel leert dit al. Over de Wet»van»Mozes heeft 't volk zich nooit te beklagen gehad. Juist het tegendeel is waarWanneer b.v. èn te Samaria, na Achab, én te Jeruzalem, tijdens de laatste koningen, ja reeds na Achaz, allerlei sociale misstanden en ongerechtigheden, die soms veel doen den» ken aan den huidigen dag lees er siechts de profeten op na de overhand krijgen, dan is dit juist, wijl de overheden, de grooten, de machthebbers Mozes' wetten niet handha» ven, ja deze zelfs zoo in vergetelheid raken, dat de vrome koning Josia er versteld van staat, als hij met die oorspronkelijke wetge» ving weer kennis maakt. Die Wet was dus 'n zegen voor het volk. Maar toen die Wet over 't geheel gehand» haafd werd als de Zondagswet bij óns, toen raakte het volk in de verdrukking. Maar zie nu, hoe het later ging. Onder Ezra werd de Wet in eere hersteld. Maar na Ezra, toen de profetie zweeg, toen kwamen langzamerhand de Wet» en Schrift» geleerden op en toen werd het tenslotte een warwinkel, waarin zelfs Hillel Sjammaï met al hun discipelen niet altijd den weg wisten te vinden. Toen kwam de »uitbreiding« der wet. «Gedenk den sabbatdag«, zei de Heere. En toen kwamen de rabbi's en zij maakten een oneindig aantal van «rabbinale besluiten«, wat w e 1 en wat niet mocht op den dag des sabbats, vermakelijk soms om na zooveel eeuwen eens na te lezen, b.v.mocht het ei gegeten worden door de kip op den Sabbat gelegd? maar alles behalve vermakelijk voor het vrome volk, dat graag de Wet hield, maar dat schier wanhopig nauwelijks een voet op den Sabbat durfde verzetten, uit vrees, in overtreding te zullen geraken. Totdat de Christus kwam en het noodig oordeelde dat spinrag van menschelijke be» palingen en eindelooze uitbreidingen met één forschen zwaai te verscheuren, zeggende«De Sabbat is gemaakt om den mensch en niet de mensch om den sabbat En zoo maakte H ij weer van de plaag een zégen. Ik kom nu op ons eigen vaderland. Niemand zal kunnen ontkennen, dat het aantal wetten, wettelijke regelingen, bepalingen enz. in de laatste kwart» en halve eeuw, schrik» barend is vermeerderd. Het werd soms 'n waar muizen»proces. Als degenen, die met de uitvoering der wetten belast zijn, niet over 't algemee n waren bezadigde lieden, die tusschen onwille» keurige en opzettelijke of herhaalde overtre» ding goed weten te onderscheiden, dan zag 't er nog véél rekker uit en ik maak me sterk, dat een talrijk korps beambten en politie»man» nen, die 't er eens om gingen doen, in staat zouden zijn om in één week 25 procent van de bevolking eener wat dicht opeen gebouwde plaats een processverbaal aan te smeren. Nogeens, gelukkig i s zoo de toestand niet. We zijn nog steeds een gemoedelijk volk. En in den regel zijn de uitvoerders en handhavers onzer wetten ook wel wat geschikt en gemoedelijk. Maarer zijn menschen in soorten. En als dan b.v,, net als nu dezer dagen wel 't geval scheen met de maréchaussée in 't Westland, de dienaren der gerechtigheid 't eens in hun hoofd halen om de Schriksder» Wet er diep in te jagen, jadan kan men rare dingen beleven 'k Wil daar niet over oordeelen. Maar de klacht is, dat deze menschen in overdreven ambtsijver zich nu eens schijnen voorgenomen te hebben, om op Alle slekskens zout te leggen en als men dan zelfs de kleinste niet spaart, dan wordt er heel wat zout ver» bruikt en zoo'n gansche landstreek wordt on» gemakkelijk ingezouten. Nogeens, ik schrijf wat ik las. Ik kan geen onderzoek instellen. Ook kan 't best zijn, dat door al te slappe handhaving der bestaande wetten in zoo'n streek ieder zoo'n beetje ging doen, wat hij wilde, en dat nu, uit reactie de schaal weer te veel naar de andere zijde doorgeslagen is. Maar één staaltje wil ik geven. 'k Las van een vader, 'n rijwielhandelaar, 't Was 's middags, na twaalven. Z'n jongen van 'n jaar of tien was uit school gekomen, stond in de winkebwerkplaats wat te kijken naar Vader, die 'n fiets had gerepareerd en nu de banden nog oppompen zou. Inmiddels komt een klant binnen. \ader gaat achter de toonbanker is wat haastmoeder van achteren riep al, dat 't eten op tafel stond «Toe, jó I« zegt vader, «pomp jij terwijl die band es op Men weet, hoe zulke jongens zijn, Dat was 'n pretje voor den knaap en hij pompt of 't om 't leven ging. Met treedt binnen 'n man»der»wet: «Procesverbaal, omdat X zijn zoontje van tien jaren in zijn werkplaats arbeid had laten verrichten Nogeens, ik geef het zoo ik 't vond. Maar dit staat wel vast: als er hier of daar een wetshandhaver is, die de duizend» en»een bepalingen o.nzer Nederlansche Staats» wetten en dito Besluiten op z'n aller»strafst w i 1 gaan toepassen, hij eiken dag met opge» propte weitasch uit 't jachtveld wederkeert. En als hier nu nog bijkomt Dat degenen, die daardoor getroffen worden, de bepalingen voelen als een ondraaglijke druk, die hen opgelegd wordt, ja! dat niet alleen, maar als een beletsel en een belem» mering soms om in hun bedrijf, ten gunste van hun gezin, te woekeren met de gaven en de krachten, die Gód hun geschonken heeft, dan wordt het kwaad. Ik denk nu speciaal aan de bakkers. Omdat hier reden voor is. Onlangs kwam in «De Stand.een stuk voor van een onzer broederen, die niet liever doet dan dat hij den keizer geeft wat des keizers en Gode wat Gods isdie als een «stille in den lande« doet wat hij kan, om zijn huis te verzorgen en over te houden om den godsdienst in stand te houden en den arme christelijke handreiking te doen. Hij hadbij de boeven in de gevan» genis gezeten. Omdat hij, naar zijn schrijven, in zijn kleinbedrijf de bepalingen der Arbeidswet een» voudig niet ten volle opvolgen kón, wilde hij het behoorlijk uitoefenen. En de »Rott.« had dezer dagen een merk» waardig stuksken van «De bakker in het ge» vangenhuis«, waarin van de bakkers gezegd wordt: mige gevallen te forsch aanpakkende m?at» regel wezen, al laat zich wel verdedigen dat na twee keer opleggen van geldboeten krachtiger optreden noodig is. Toch zouden, naar ons oordeel, onze bakkers verkeerd doen hun actie te richten tegen te harde strafbepaling. De wet moet worden gehandhaafd en leidt de wet tot onoverkomelijke moeilijkheden, dan moet de wet gewijzigd worden. Hoe die verandering moet plaats vinden door eene speciale regeling voor de bakkers, door aparte bepalingen voor het kleinbe» drijf of door een algemeene opschuiving van den maximum»arbeidsdag kan hier niet worden beslist. Maar dit staat vastde eerbare bakker hoort niet in het gevangenhuis. En nu geviel het zoo, dat we zelf ook de» zer dagen een schrijven kregen van een geest» verwant, plattelands»bakker, die het had over een protestvergadering en optocht, te houden in Den Haag, om te trachten uit den benar» den toestand verlost te worden en uit de gevangenis te blijven. Daaraan meende hij niet te kunnen mee» doen. Maar de reden tot klacht beaamde hij ten volle. Hij schrijft er o.m. van 't Geldt hier mijns inziens toch een pro» test waaraan wij toch wel mee zouden wil» len doen. Daar 't hier geldt het onderhoud van 't huisgezin en om niet na enkele be» keurings te worden geboeid en in de cel - te worden opgesloten. En welke roeping hebben wij nu van God ontvangen Ten eerste op te komen voor ons huis» gezin, en ten tweede de wetten van de regeering door God over ons gesteld te eerbiedigen. Wat moeten wij nu doen Alle twee kan niet of 't eene of 't andere verzaken Mij dunkt eerstgenoemde zullen we in de eerste plaats wel moeten doen. Hieruit vloeit echter voort dat wij mee moeten doen aan een protestvergadering, daar de regeering zulk een wet uitvaardigt, welke in de praktijk onuitvoerbaar is. En de wetten te eerbiedigen en het huisgezin te verwaarloozen zal toch ook niet gaan. Deze bakker vraagtWat moeten wij En wil daarover »stemmen« hooren. Nu, ik heb daarover ook wel wat op het hart, maar zeg er n u alleen d i t van, dat ik het volkomen met de Rott. eens ben, dat de bakker uit het gevangenhuis blijven moet. Maar voor ik er later méér van zeg, zou ik weieens willen dat de een of andere platte» landsbakker eens in een kort en krachtig stuksken precies voor alle lezers uiteenzette wat nu hier de eigenlijke breuke is. Daar zal er wel es een zijn, die wat vaardig is met de pen. UITKIJK. In het Wat elke maand te doen geeft. (Ie helft Maart) Nadruk verboden. deze maand kan, bij gunstig weer, met zaaien van haver een aanvang worden gemaakt. In vele streken zaait men nog te laat. Dus vroegtijdig zaaien, en voorts op rijen zaaien, is aan té bevelen. Met een rijenzaaimachine zaait men op afstanden van plm. 20 cM. en op een diepte van 3tot5cM. Wie zijn haverakker goed bewerkt, heeft het in November, desnoods in December, reeds omgeploegdflink diep met minstens twee paarden. Tot de voorjaarswerkzaamheden blijft dan de akker op de ruwe voor liggen. Ook van zomerrogge kan in deze maand het zaad aan den akker '*£nlen toevertrouwd. Von Luchow's Petljgs.^ jjierrcjgge verdient verre de voorJ»e«i.- Men zaait vr Naast A hSWrassen. al,d -v'")FZoiv'T v e> nlj -.onnen, partij S'e 'f' Ln, vedfm/ChviJfCai, Een ;ri. beid' tot 130 K.C jaar Wp atóiL8eige ge^nedroeI •ofj Ieder oogenblik struikelen zij over wette» lijke belemmeringen en schier ondoenlijk is het voor hen staande te blijven. Wanneer door de opsporingsambtenai£ö0pf Ifié ïfen- bijzonderen ijver aan den dag wordt geld* jiKel'''rif loopen de plattelandsbakkers, ook die p' on" iveei van willen, groot gevaar al te dikwijls m^jj een Jf chipper S. strafrechter in aanraking te komen/?, Brieven werden voorgelezen van" ,01, Dti(' 2 per 60 naam en faam bekend staande per/.F X j^p. hechtenisstraf reeds moesten ondiscTr" S ,n 64<kf.. straks naar 't huis van bewaring c 1CW;0 zeg. te worden overgebracht. Een onzer kiesvereenigingen trok lot der bakkers reeds aan en zette op, die verzachting der strafbepalingen oogt. Men zoekt het verkeerde daarin, bij de eerste of tweede overtreding "der Ar» beidswet geldboete kan worden opgelegd, terwijl bij tweede herhaling binnen twee jaren slechts de straf van hechtenis moge» lijk is. Dit wordt een onduldbare hardheid ge» acht. Inderdaad kan vrij heidsberooVing in som» >er regel. i an. ot heden nten uit» len juin :n wordt roden. i Bakker g rijden, struikel» g buitel» e. K.Ta» rerleend. muziek» loek een ;n kunst» lauwzeer heefteen i een om» in een ei. tad Dins» rgplaats» rdwenen geeft a.s. Ie «Oude 'trekking enoemd. et geno» ter zee. r het De» ranger is welke nu s namens ld zilve» ereikt. agavond kt. Door nen den schoor» nenkoor de zaal e brand» 'leek dat :aak ver» ok, waar» l bleken, oor een» een par» waarvan i het ge» de er in naar bui» roog op» werd het n van de Ie Noor» e niet te «k- en Byouterftiïboz n de af» In de nds Wa» srmelden als straf» sbonder, teem toe en proef ei maat» te doen gd is en j:el mo» ik nog Duys 3eKciQral ize stffcs V/v k leveL ?ok g<V<0 _,{üit hét sben vïem WA' ij voorhanden handel in den van spuitingen toejgi| ting. Tegen carbolineum X» neum tegenJen gaten en sch->0s verkurkte vlekk^ men 7'/2 pet. aan. witte donzige pl igen digcjjfiiiten"? 1 L!,i en A. Sn8- 4. e' "con« doS. 4l» n om <.Een nauwe Oh. J. A. tl us. v.'.-tyrem?** 'V.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1924 | | pagina 1