Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
IN HOC SIGNO VINCES
No. 2978
ZATERDAG 5 JANUARI 1924
38STE JAARGANG
EERSTE BLAD»
Reclames Mededeeiingen.
Door de Kou de
DRAÏ^vanVAUCËRBURQ'S-
--.levertr;
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
AHe stukke» voor de Redactie kestemd, Advertetstië» eai verdere Administratie fraaaeo toe te zenden aan de Uitgevers
„!3©er" eas „Inflatie".
Land- en Tuinbouw.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTiEN 2U cent, RtCLAMEb 4U cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Dat vreemde woord ként men nu
De waarde-vermindering van het
geldhet „zakken" van de mark, de
franc of de gulden, tegenover het „rij
zen" van een andere munt, b.v. den
dollar.
Den „boer" kent men vanzelf ook.
We zouden nu ons opschrift zóó
kunnen omschrijven, dat we even willen
nagaan, wat invloed die „inflatie" heb
ben zou op 't bedrijf van den boer,
op den landbouw dus.
Nu moet men dit goed verstaan.
Wij willen daarmee stellig niet zeg
gen, dat we alleen maar met den boer
te rekenen hebben.
De landbouw is een gewichtige factor.
„Gaat het den boer goed zegt
het spreekwoord dan gaat het velen
goed". En zoo is het ook.
Maar de eenige factor is de landbouw
niet en net zoo goed als op den boer,
moet er ook op den burger, den koop
man, den reeder, den arbeider, ja zelfs
op den rentenier griet worden, want
ook die is er maar niet, om geplukt
te worden.
Wat is echter het geval
Dat „inflatie" op den duur nadeelig
is voor den arbeider, daarover is men
't nu wel eens.
Zie het in Duitschland maar.
Vraag maar eens aan de poli tie-agen
ten in Parijs, waarom zelfs zij onlangs
te hoop liepen vanwege hun loon.
g,; Zelfs de ambtenaren gaan 't nu aan
Duitschland zien, in wat afgrond inflatie
in 't eind ook hén brengt.
Maar nóg waren er menschen
Die zeiden en hielden maar vol
De boer, dfé had het er toch niet
zoo slecht van, zie het b.v. in
Duitschland maar.
Daarover eens een hartig woord
Er was onlangs een Engeischman.
Die reisde door Duitschland en, in
Berlijn gekomen zag hij daar wei de
groote armoede van velen, maar
zeide hij bij den boer is het toch
anders.
Die heeft overvloedig te eten.
Heeft zelfs schuren vól 1
Bouwt er nieuwe schuren bij, laat
zijn hoeve aan alle kanten opknappen,
koopt allerlei dure landbouwgereed
schappen, ja mooie meubelen, piano's,
gramofoons en allerlei luxe dingen.
„Zoo" vroeg iemand hem, die
daarginds de boerderij kent „hoe
wéét ge dat alles zoo precies Gij hebt
zeker een heelen tijd in dat boerenland
rondgekeken
Neen, dat nu juist niet.
Hij was er een paar keeren doorge-
spooid.
En in den trein had hij dan weieens
menschen gesproken die met den boer
in aanraking kwamen en wel wat af
wisten van zijn bedrijf
Och jazoo gaat het méér.
Met allerlei slag van menschen
Men is ergens eens „doorgespoord"
en dan weet men 'r alles van
En men vergeetschijn bedriegt
Dit is waarde groote-stads-arbei-
der gaat héél wat erger onder de ge
volgen der „inflatie" gebukt, dan de boer.
Hij weet wat „honger" is.
Bij honderden zijn ze dit jaar ge
storven in Berlijn, waarvan „honger"
alléén de doods-oorzaak was.
Zoo is 't bij den boer niet.
Zélfs is van dat andere wel iets waar
van die meubels en gereedschappen en
schuren en huizen
Méar, vraag dan ook hoe dit komt
Heel in 't begin was 't niet zoo erg.
De boer verkocht zijn waren en ont
ving daar marken voor.
Wel was ook weer de mark wel
erg gezakt, doch de boer rekende
daarmee en verkocht dan zooveel hooger.
Een tijd lang ging dat zoo'n gangetje^
Wel kreeg de boer andere koopers,
maar dat was zoo erg niet.
En als hij vandaag verkocht, dan
rekende hij er alvast mee, dat morgen
de mark al wéér zooveel lager zou staan.
Doch gedurig bedroog hij zich.
Gedurig weer zakte de mark sneller,
dan hij rekende.
En dan vischte hij achter 't net
Want „inflatie", of waarde-vermin
dering van 't geld is net als een sneeuw
bal, die van de bergen komttegen
houden gaat niet en 't wordt steeds
grooter en erger.
Als de boer vandaag 100.000 mark
ontving en ruim gerekend had, dan
was toch soms morgen die som maar
50.000 en overmorgen misschien 10.000
mark waard.
„Mark is geen mark meerzei de
boer.
Aan mark heb je alléén nog wat,
als je er denzèlf'den dag voor koopt
't ls 't eenige, wat er overblijft
En zoo begon hij maar te koopen.
Of hij 't noodig had of nietpiano's,
rijtuig, prachtmeubelen, landbouwge
reedschappen, van alles j
Maar geld in 't laadje kreeg hij niet.
En dat móét een boer toch krijgen.
Want hij moet op z'n tijd weer kunst
mest, vee, zaad, enz. kunnen koopen
En dat kon hij nu niet.
Hij at zijn eigen bedrijf op.
Tot tenslotte de mark op nul komma
nul stond en hij zijn waren wel in de
schuren opstapelen moest, er was
geen betaalgeld meer
Zeker, toen kon hij eten
Maar heel de landbouw voelt toch,
dat op die manier de boerenstand bij
volle schuren ten onder gaat.
Dat is de „inflatie" van den boer.
V Ten doode gedoemd.
't Kort Verslag® verdwijnt nu wel.
Er was 'n tijd dat 't een kóns had, toen
't feitelijk te gééf werd gesteld voor wie zijn
hand maar uitsteken en er een paar kwartjes
in leggen wou.
Maar jadSt heeft geen duur.
Wie 't breed heeft, laat 't breed hangen,
maar de Nederlandsche Maagd heeft 't erg
smalleties »rechtevoort«.
De hoefijzerman uit 't Hbld., die 't nooit
op dat K. V. had voorzien hoewel hij erkent,
dat 't op bekwame wijs wordt samengesteld,
luidt het alvast op de volgende grimmige
wijze uit
»Want de eigenlijke aanstichters van
het Kort Verslag zijn indertijd die Kas
merleden geweest, wier speeches wegens
hun onbeduidendheid door de dagblad5
verslaggevers uitermate kort werden bes
handeld.
Nu, zulke leden hebben we tegenwoors
dig natuurlijk niet meer in de Tweede
Kamer. En het voorstel tot afschaffing
zal dus zeker wel zonder hoofdelijke
stemming en zonder eenige bedenking
worden aangenomen®.
Hmdat weet ik nog niet. 'k Ben alleen
maar dankbaar, als ook déze schapost opges
ruime wordt.
Alle beetjes helpen
V School en Fiscus.
Als 't nu om ende bij 1 April was
Maar we zijn in de negatieve hondsdagen
en met Nieuwjaar worden nog geen Aprils
grollen verkocht:
Dus ik neem 't voor werkelijkheid.
Maar dan moet ik toch zeggen, dat die
voormalige Serviërs, die nu, geloof ikjoegos
Slaven heeten of zoo iets van dien klank,
rare Chineezen zijn.
Zij maken n.l. een nieuwe Schoolwet.
Nu, daar was wel behoefte aan, want die
knapen kunnen beter schieten dan lezen.
In die wet moet o.m. dit staan
Kinderenwier ouders met den aanvang van
't nieuwe schooljaar nog niet hun achterstallige
belasting hebben betaald kunnen niet tot
een hoogere klasse bevorderd worden
Dus als Milan senior 't jaar op jaar verpóft
om naar den ontvanger te gaan, dan blijft
Milan junior zes jaren lang zitten in de klas
van 't a»b»c.
Hier in 't Westen zegt men Zoo'n wetgever
is van lotje getikt.
In 't Oosten schijnt 't hoogste wijsheid te zijn 1
"V"' Geld komt er wel.« 7
Déze leer maakt »zorgelooze menschen«
»Het géld, ochdat kómt er wel
Enkele jaren lang is deze leer nu toegepast
op de zaken van den Staat, men kent de
uitkomstwe kunnen om zoo te zeggen den
neus niet meer buiten de deur steken, of we
loopen tegen onze schuldeischers aan,
We zijn niet slechts aan de bezuiniging, aan
't herstel van het evenwicht toe, erger het
is de allerhoogste tijd; de Nederlandsche
Bank kon onlangs, toen de^dollar zelfs bóven
f 2.70 steigerde slechts met de allergrootste
moeite dat koppige ding weer wat in de macht
krijgen
Coiijn staat met 't horloge in de hand.
Hij kan er verder ook niets aan doen
«Heerenzegt hij »elke dag komt er
vierhonderd duizend gulden schuld b ij
Niemand kan het tegenspreken 1
Honderdveertig millioen gedeeld door dries
honderd vijf en zestig, reken het zelf maar
na
En tóch zijn er bladen, nee niet van »ons«,
maar tóch van »Rechts«, die spottend jouwen
«Hoor hem! Net of het welzijn en de toes
komst van 't vaderland van een deelsommetje
afhangen zou
»Leve de Schuld 1« denkt men daar.
Welja! we worden er beter en rijker van!
Die ouërwetsche theorie, bah"! Laat de beren
maar brommen, ja voorttelen en in menigte
uitbreken, haal de dekens over 't hoofd
dan hóór je ze niet en kroel maar es lekker
onder de wol
Dat is veler wijsheid voor 't jaar viersens
twintig
40 cent per regel.
worden Uw handen ruw en gesprongenUw
gezicht en lippen pijnlijk schraal. IPurol maakt
ze spoedig beter. In doozen van 30, 60 en 90 ets.
Bij apothekers en drogisten.
Merkwaardig woord.
Van bangmakerij houden we niet.
Ook kan er snorkerij achter schuilen,
maar toch mag niet geheel onopgemerkt voors
bijgaan, wat de communist Sneevliet, naar
velen zeggen de door Moskou in Wijnkoop's
plaats aangewezen woordvoerder der partij,
onlangs op een «geheim® congres van commus
nisten zou hebben gezegd.
«Het Volk« bracht het aan 't licht.
En we laten het dan ook voor rekening
van dat blad.
Sneevliet had het ook over de bekens
de toestanden in de Drentsche venen en
maakte er Wijnkoop een verwijt van, dat
hij daar de gunstige revolutionaire situatie
niet had uitgebuit.
Hij dan zeide
«En zoo handelde de partijleiding, ter
wijl zij wist, dat groote groepen Duitsche
communisten aan de grens gereed stom
den, gewapend en wel, om op het eerste tee
ken hun Hollandsche kameraden ter hulp
te snellens.
Totzoover dan de communist Sneevliet,
In óns land maken deze lieden weinig kans.
Maar zooals meermalen is gezegd het gevaar
dreigt van buiten.
In 1921 stonden, duizenden communisten
aan de GelderschOverijsselsche grenzen tot
een inval gereed. Zoolang Duitschland blijft
als 't is, dreigt altijd voor ons eenig gevaar
uit 't Oosten. Temeer omdat, naar zijn eigen
woord, de leider der S.D.A.P. de revolutie
met vreugde tegemoet gaat, als ze zich aan
de grenzen vertoont,
Nogeens, we maken niemand bang.
Maar doen, of er geen revolutionair vuiltje
aan de lucht is, neen daarvoor is 't nog steeds
allerminst de tijd.
Nadruk verboden.
[Toen en Thans.]
Het lijkt ons nu zoo wonderlijk
En 'k begrijp ten volle, hoe moeilijk het
ons tegenwoordig, jong geslacht moet vallen,
om zich recht voor te stel'en, dat men zich
in 't midden der vorige eeuw zoo druk kon
maken om dat ééne woord »christelijk«.
Die strijd is nu zoo totaal uitgestreden.
Ja, 'n heel enkelen keer, op een achteraf*
plaatsje, waar de stroom van ons nationale
leven tot een slootje, tot een greppel is ver*
zand, wil het nogeens gebeuren dat er iemand
opstaat, die met dit woord »christelijk« de
neutrale school verdedigen durft.
De gedachten» en woordenwisseling is dan
zóó
De school, die zich «christelijk®: nóémt, is
dit in werkelijkheid niétzij is een »secte«=
school, die haar opvatting van al wat chris*
telijk is als de eenig ware stempelt en al het
andere verkettert. Maar juist de «Openbare®
school is werkelijk »christelijk«. Vooreerst
staat het in de Wetzij leidt op tot alle
christelijke deugden en als het in de Wet
staat, is 't natuurlijk zoo ook. Dan daarbij
zij brengt een «algemeen christendom«, een
christendom boven geloofsverdeeldheidde
eigenlijke essence, het pit en merg van den
christelijken godsdienstzij 'verkettert niet,
maar verbroedert
Zij brengt het ware Christendom.
Maar als we zeidenZoo iets is in onze
dagen alleen nog bestaanbaar in een Drentsch
heidegehucht of in een Zeeuwsche kleibuuit,
waar men deze oude koe nog es weer uit
de sloot halen durft.
Als regel hoort men 't zoo niet meer.
Och, het publiek kent nu ook wel den
overheerschenden geest in de openbare school
het hoort wel hoe vele openbare onderwijzers
zich in hun kranten, op hun meetings, in 't
publieke leven, in de politieke sfeer openba*
ren en onwillekeurig zegt dit publiekNu,
voor 't maatschappelijk leven kan de jeugd
van hen nog wel wat leeren, maar als die
mannen en vrouwen haar het christendom
moeten inprenten, zal er ook niet veel van
terechtkomen.
Trouwens, die onderwijzers daar staan zelf
vaak niet zoo heel vriendschappelijk tegen»
over het »christendom«, in welken vorm dan
ook en zij komen er rond voor uitIn de
opvoeding géén godsdienst mengen, noch
christelijk, noch wat dan ook.
«Geef het kind, wat des kinds is
Zoo luid een hunner dogma's.
En daar wordt dan uit afgeleidVoed het
kind op, zonder het in aanraking te brengen
met eenige religie, die immers voor die arme
kinderhersentjes veel te zwaar is en waarmee
ze eerst op 19» 20*jarigen leeftijd in kennis
moeten geraken.
Als ze er dan behoefte aan hebben
Zoo niet, dan doen ze 't zónder een
mensch behoeft daarom nog niet minder ge»
lukkig te zijn. En zoo wèlzoekt iemand
religie, gelijk een ander muziek en een derde
de schoone natuur zoekt en mint, welnu
dan kan hij of zij met een volwassen verstand
gaan onderzoeken en keus doen.
Maar houd een kind verre hier af
Zóó is thans vaak de »ligging«.
En dat weet het groote publiek ook wel.
En daar zijn thans tal van openbare onder»
wijzers, die heusch niet staan op die «christe»
lijke deugden® in de Wet, omdat zij zeer
wel weten dat hieronder door het schooltoe»
zicht en de autoriteiten vaak eigenschappen
worden verstaan, die zij uit politiek, maat»
schappelijk of sociaal oogpunt verderfelijk
achten, om bij de kinderen aan te kweeken.
Die «christelijke deugden® in de Wet:
Zijn al lang een lam handje.
'n Doode tak aan den boom.
Een verwelpt blad aan den tak.
Niemand in Nederland, die zich nu nog
laat bedotten, door dien term «christelijke
deugdena in de Wet, alsof daardoor de open»
bare school de echfcchristelijke zou zijn.
En dat is al jaren zoo.
De meesten onzer hebben 't niet anders
gekend.
Reeds vijfentwintig en dertig jaren geleden
zei dr. Kuyper, dat hij tegen dat wóórd «chris»
telijk« in de Wet niet meer vocht. Het was
gelijk geworden aan een verlaten fort, waar
nog één dooie soldaat, die tegen deborstwe»
ring stond en daarom niet vallen kon, in
overeind gebleven was.
Tegen zulk een fort vecht men niet meer.
Schiet geen veldheer kanonnen af
't Is zoo volkomen onschadelijk geworden,
dat het niet eens de kosten van het dynamiet
waard is, om 't in de lucht te laten springen.
Men laat het stil, verlaten, staan.
Tot het van ouderdom in puin valt.
Zóó oordeelde dr. Kuyper reeds in 't laatst
van de vorige eeuw over die «christelijke
deugden« in de Wet en zoo komt het, dat
het toen en daarna opgroeiend geslacht van
den strijd om dit woord »christelijk« niets
heeft meegemaakt.
Maar onze vaderen zooveel te meer
In 't midden der negentiende eeuw.
Toen de bizondere school nog geen centiem
subsidie ontving; toen zij nog maar nèthaar
vrijheid»van»oprichting verkregen had 1 Toen
zij lees er «Van Strijd en Zegen® op na
op alle denkbare en ondenkbare wijzen
werd tegengewerkt
Toen was 't zwaarste struikelblok op haar
pad:
Dat woord «christelijk® in de Schoolwet!
Gij moet u den toestand récht voorstellen.
Het v/ks in 't midden der vorige eeuw niet
zoo, dat ons christenvolk wakker was, neen
het moest wakker worden geschud.
En dat was een zwaar corvée.
Groen van Prinsterer en zijn weinige mede»
standers stonden er soms moedeloos bij. De
slaper leek soms wel te zullen blijven door»
slapen tot den jongsten dag. Of men hem al
om en om wierp of de noodklok al boven
zijn hoofd werd geluidof er al een kanon*
schot naast hem werd afgevuurd, het baatte
weinig.
En als de slaper dan soms opkeek
Als hij onthutst om zich heen zag;
Als er een kans was, dat hij opstaan zou
en zich eindelijk bekommeren om de waar»
achtige belangen van zijn kroost, dAn was de
tegenstander er haastig bij en zeiSst I ont»
rust u niet; slaap maar gerust door; ik zorg
er immers voor, dat uw kind wordt opgeleid
in alle christelijke deugd, wat begeert gij meer?®
En dan, vaakdacht de slaperAlles gaat
goed.
In die school is dus ongetwijfeld Christus
in eere, anders kan men toch niet opleiden
tot «christelijke® deugden
En als hij toch nog twijfelde
Werd er wel ooit de naam van den Chris»
tus gemoemd
Weldan werd hem ingefluisterd't Hangt
immers niet aan 't roepen: «Heere, Heerel®
maar aan het doen van den wil des Vaders
die in de hemelen is en dkt leeren we uw
kind op school
Daartegen richtte zich toen de strijd.
Tegen de leugen in de Wet.
En hoever deze dingen nu feitelijk reeds
achter ons zijn, het ligt op onzen weg, om
onze vaderen te gedenken, ook in dien feilen
kamp. UITKIJK.
Wat elke maand te doen geeft.
(Ie helft Januari).
Nadruk verboden.
1924. Nieuwjaarsdag! Deze dag is als een
oud»vaderlijk posthuis, waar de paarden van
het lot verwisseld worden. Welk lot, welke
toekomst wacht ons gaan onze land en tuin»
bouw tegemoet? Wij kunnen niet meer dan
een vraagteeken plaatsen er begint een nieuw
hoofdstuk in onze geschiedenis, maar de in»
houd»opgave ontbreekt nog. Donkere wolken
trekken over ons heener is slapte en ge»
druktheidook voor den landbouw dreigt
concurrentie van verschillende zijden, welke
reden tot bezorgdheid geven. Hoe het ga, een
zware tijd wacht ons. Dat zij echter allerminst
een reden om te treuren en bij de pakken
neer te zitten. Wij moeten paraat zijn 1 Bereid
om, als het handelsverkeer zich geleidelijk
herstelt, omdat in den algemeenen toestand
langzaam verbetering intreedt, de concurrentie
op de wereldmarkt met moed en alle kans op
succes te aanvaarden. Niet moedeloos zijn,
ons niet laten verschrikkenDe herleving
komt, vast en zeker, al weten we niet precies
wanneer; dus hebben we te zorgen, dat we
alsdan geen gevaar loopen om te worden
verdrongen. Al onze zorg en aandacht hebben
we derhalve te wijden aan onze productie
en aan de w ij z e, waarop we onze producten
afleveren. Wat het eerste betreftde produc»
ten moeten zijn van le kwaliteit, mogen
in dit opzicht niet achter staan bij die uit
andere landen. En in de tweede plaatswe
moeten die producten verzenden en afleveren,
die den handelaar en consument het best kan
behagen. Deze beide zaken zijn noodig, zal
de Nederlandsche export zich kunnen hand5