DERDE BLAD
Zaterdag 1 Dec. 192j.
Mo. 2968.
FEUILLETON
YA r i JT
4) De Weduwnaar
«HOOSHrWOMlfifSKs
Land- en Tuinbouw.
JFat elke maand te doen geeft.
(Ie helft December).
Nadruk verboden.
DecemberWintermaand. De laatste maand
van het jaar alweer. Het akkerwerk is nage»
noeg geëindigd, voor zoover het 't oogsten
betreft. In November is nog heel wat naar
huis gebracht, in de schuren, op den zolder,
in de kuilen. De boer kan te vree zijn, hij
gaat, wat den wfhtervoorraad aangaat, met
een 'licht hart den winter in. Hooi overvloe»
dig in menige streek, als in jaren niet het ge»
val was, en herfstzaden zijn er eveneens veel
gewonnen. Het verschijnsel van zaad», of stok»
bieten (schieters drukte de opbrengst nog
al. Zoo erg als nu komt het zelden voor. De
bieten in te kuilen, hebben we ontra»
den, men zou er geen pleizier van hebben.
Maar geheel waardeloos blijken ze nog niet
te zijn. Van verschillende zijden wordt gemeld
dat paarden ze wel lusten' als ze lenminste
voederbieten gewoon zijn. Dat stokkerige voer
eten ze met de weinige bladeren, naar het
schijnt, nog met smaak. Men voere dus eerst
die stokbieten op, en daarna de goe e bieten
November heet de Slachtmaand, maar daar»
om wordt er in deze en de volgende weken
nog menige krulstaart geslacht. Wij geven voor
hen. die de oude gewoonte om zelf te slach
ten (of te doen slachten), de volgende wen»
ken. Het komt n.l. eens voor, dat een koste»
lijk hammetje bederft, ofschoon men bij het
pekelen en rooken meent zorgvuldig te werk
te zijn gegaan. Het volgende dient men daar»
voor echter ook te weten. Hammen afk. v.
dieren die voor 't slachten boos gemaakt of
mishandeld zijn, en daardoor een of ander
been gebroken hebben, tengevolge waarvan
inwendige bloeding of spierverscheuring heeft
plaats gehad, zijn licht aan bederf onderhevig.
Voorts kunnen bederven: hammen en andere
deelen van varkens, die na een langdurig
transport onmiddelijk geslacht zijn. Deelen
van varkens, die in hoofdzaak met brouwerij»
afval en karnemelk, of afgeroomde melk on»
derhouden zijn. Hammen van varkens die na
den doodelijken steek lang geleefd hebben
van varkens die niet goed uitgebloed zijn
van varkens die te lang gehangen hebben vóór
zij afgehakt w rden, en van zulke, die te lang
met warm water gebroeid zijn Hammen, die
niet goed doorgepekeld zijn. Hammen die
vóór 't pekelen bevroren en niet ontdooid
zijn. Hammen, gepekeld in tonnen of vaten,
die te voren niet terdege gereinigd zijn, of in
reeds gebruikte pekel. Hammen, die te snel
of te spoedig gerookt worden.
Uit de pekel gehaaid, moeten de hammen
eerst in de lucht drogen. Hammen, gerookt
in den rook van ongeschikt of groen hout.
Men zieter valt nogal op een en ander te
letten, wil men gezonde, onbedorven hammen
verkrijgen.
In den tuin. Zijn de boomen bladerloos,
dan kan met het snoeien een begin worden
gemaakt. Als het vriest, snoei men nietvoor
vele vruchten is dat niet goed, bessen deert
het echter niet. Men snijde het jonge hout in
tot op een paar leden, de uiteinden der tak»
ken late men iets langer. Ontdoe de fram»
bozen van het dorre houtdat is het hout
waarvan ge dezeu zomer de vruchten hebt
geplukt. Afsnijden tot den grond 1 Om vroeg
in 't voorjaar jonge worteltjes te hebben, moet
ge nu uw bakken gereed maken halen en
vullen met nieuw blad en' daarop een dikke
laag verschen paardemestleg er dan de ra»
men op, dek bij vriezend weer, lucht den bak
een weinig als de inhoud begint te dampen.
Na een paar dagen brengt ge er een paar krui»
wagens aarde op, na enkele dagen opnieuw
js de laag een voet dik ongeveer, dan op elk
taam nog een kruiwagen verganen paarde» of
koemest. Een en ander goed door elkaar spit»
Hij ziet er nog ouëlijker uit dan anders,
de heer Jacobus Verlaten, nu hij zijn woon»
kamer binnentreedt.
De dag -was zoo heet en de zon zoo fel 1
't Was zoo stoffig en zwoel in den trein 1
Hij is anders 't reizen wel gewend vroeger
was hij veel uit voor zijn eigen zaak en nu
't laatste half jaar drie a vier dagen in de
week voor zijn betrekking, maar al 'n paar
dagen voelt hij zich loom en mat, at niet
zooals anders en op zulke kleinigheden rea»
geert het menschelijk lichaam fijn en zoo heeft
zich thans een gevoel van afmatting van hem
meester gemaakt, dat hem op 't gelaat te lezen
staat.
Gelukkig is hij nu in zijn eigen huis.
Die gedachte alléén reeds verkwikt den
mensch thuis zijn 1
Hendrik is opgesprongen en schoof vaders
armstoel bij de tafel en Mina, die aan zijn
arm hangend met hem binnen gekomen was,
kijkt wat bedeesd in de richting der oudste
zuster en vraagt dan
'k nu maar 'n kop koffie inschenken,
Nel
»JÜ hebt ze gezet ook, 't komt jou toe.®
zegt Nel. Laat vader maar weten, dat Mien
er aan gedacht en er de moeite voor gedaan
heeft dat is eerlijk
«Goed sterk, niet Vader vraagt Mien, die
eerst de filtreerkan nog eens vol kokend wa»
ter giet.
«Ja, kind 1 'k proef graag koffie. Wat ik
onderweg in den trein kreeg, leek wel 'n slap
attreksel van wilgeblaren®.
«Met weinig melk niet?«
«Heel wat minder dan 'n milliliter®, ant»
woordt Verlaten glimlachend; hij heeft schik
uc bedrijvigheid van zijn dochtertje,
eet wat vroolijker gezicht dan de lustelooze
is°AAlng Va"i zj>n oudste hoewel, dat
zal cen zware dagtaak ach»
jeugdigen leeftijd.1 'C dSenlijk °P Z°°
Nel.« zegt Mina weer beschroomd.
ten, den grond gelijk maken, dan, eindelijk,
zaaien 1 Hebt ge één of meer perken met
Rhododendrums misschien Let dan
eens dezen winter op, hoe het haar gaat I Als
zij niet eenigszins beschut staan, van den wind
te lijden hebben, dan zullen ze slecht groei»
en. Bij sneeuw moet ge deze van de bladeren
stooten, en vriest het aanhoudend, bescherm
ze dan door er iets, stroo of bladriet over te
spreiden, en beschut ze tegen den ijzigen
wind, door er rietmatten omheen te zetten.
Huismoeders, draagt zorg voor uw kamerplan»
tenzet ze zooveel mogelijk voor de ramen,
opdat zij van zon» en daglicht genieten ze
staan dan tevens, in den regel, niet te dicht
bij de kachel.
Tot weinig nut.
In het Groningsch Kerkblad lazen
we het volgende artikel van Ds. D. van Dijk
over dezen tekst uit 1 Timoth. 4. «Want de
lichamelijke oefening is tot weinig nut, maar
de godzaligheid is tot alle dingen nut heb»
bende de belofte des tegenwoordigen en des
toekomenden levens®
De Apostel spreekt in dezen tekst over
lichamelijke oefening. Wat bedoelt hij daar»
mee
Dikwijls is lichamelijke oefening hier op5
gevat in den zin van onthouding van
spijs en drank en slaap, en genot en huwelijk,
in 't algemeen van wat men noemt :»ascese«
Dat schijnt zoo oppervlakkig wel de juiste
verklaringimmers in vers 3 van ditzelfde
hoofdstuk heeft de apostel het juist over
sommige leugensprekers, dwaalleeraars, die
der gemeente op wouden leggen onthouding
van het huwelijk en van spijzen, die God
geschapen heeft tot nuttiging.
't Schijnt daarom voor de hand te liggen
dat de apostel hier in dezen tekst, sprekende
over lichamelijke oefening, aan dergelijke din»
gen denkt.
Toch is dit waarschijnlijk niet zoo. Om deze
redenen
De onthouding, zooals de dwaalleeraars die
voorstellen, had in 't geheel geen nut, was
verder schadelijk dan voordeelig, omdat zij
zaligheid zocht in dingen, waarin geen zalig»
heid te vinden is. En van deze »oefening«
kan de apostel dus niet zeggen, dat zij van
weinig nut is.
De onthouding echter, zooals die ook door
den Apostel zelf beoefend werd, in zijn on»
gehuwd blijven b.v., vormt geen tegenstelling
met de oefening der godzaligheid, maar is
daar juist één mee; zoodat zij door den Apos»
tel niet tegen de godzaligheid overgesteld kan
worden, gelijk hij het in dezen tekst doet
met de lichamelijke oefening, waarvan hij
spreekt.
's Is daarom waarschijnlijk, dat de Apostel,
sprekende over lichamelijke oefening, het oog
heeft op een oefening des lichaams, maar die
zich alleen ten doel stelt de ontwikkeling van
de kracht des lichaamswat wij tegenwoor»
dig »sport« noemen.
Sport was een ding dat in de Grieksche
wereld, waarin Paulus en Timotheus leefden
zeer geliefd was.
Hoe bekend zijn niet de Olympische spelen
waarin de deelnemers met elkander wedijver»
den in snelheid en kracht, in behendigheid
en uithoudingsvermogen. En wat een machti»
ge eere was het niet, in zulk een strijd de
overwinning te behalen.
Hoe 'n groote plaats dergelijke wedstrijden
in het leven en denken der Grieksche wereld
uit d e dagen innamen, blijkt wel hieruit dat
Paulus telkens in zijn brieven hieraan een
beeld ontleent, om daardoor des Christens
levensloop uit te beelden.
Nu was Timoteus ten jonge man en
zijn neigingen waren ook al niet anders dan
die van ardere jonge menschen. Hij zal ook
wel gevoeld hebben voor kracht en vlugheid,
't Zou daarom geen wonder zijn geweest, wan»
neer Timotheus, ondanks zijn ambt van Evan»
gelist zich met de beoefening der sport min
of meer zou zijn gaan bezighouden.
»Nu«, vraagt deze, kortaf als gewoonlijk.
«Als je nu voor vader even wat water
klaarzette in de slaapkamervader wil zich
misschien eerst wat afwasscheu 't is
zoo stoffig overal
»Ja, zekerzegt Nel en rijst overeind.
»Och, zij houdt óók van vaderdat is 't
niet, maar ze heeft t e veel, waar ze aan den»
ken moet om alles in de huishouding goed te
laten marcheeren. Er komt zooveel kijken I
En ze voelt en merkt zelf wel, dat er nogal
wat hapert en dat maakt haar dan moedeloos
en lusteloos.
Mina zegt 't niet, om haar te bedillen.
Maar ach 1 zoo'n kind heeft de zorg niet,
die dénkt nog aan zulke dingen en ze is al»
tijd zoo op haar vader geweest
«Hou je gemak, Nel 1® wuift Verlaten.
Eerlijk gezegd ben ik op 't oogenblik te
moe, om ergens anders aan te denken, dan
om hier stil in m'n stoel te blijven zitten,
tot ik tenminste wat uitgerust ben. Straks,
voor we naar bed gaan, dan graag! want 't
is waar 't is of m'n ingewanden nog tegen el»
kaar knoersen van 't zanderige stof, dat er
tusschen gestoven i?
De koffie was 'n verkwikking 1
'n Weldaad voor den vermoeiden mensch.
Nu pas komt Verlaten wat op z'n verhaal.
Er komt wat meer leven op zijn gelaathij
kijkt es ron-d in de kamer; prijst Mien voor
haar heerlijk zetsel; informeert of de kuikens
al uitgekomen zijn: of tante Jet, van wie ze
'n bri.ef wachtten al geschreven heeft, dat ze
den Zondag óver blijftof de melk hier óók
opgeslagen is, hij hoorde er in den trein over
praten
Een tweede kop koffie montert de stemming
nóg meer op.
Ook Nel komt wat uit de plooi.
«En hoe is 't afgeloopen vandaag vader
Als de oudste, die in Moeders plaats getre»
nen is, heeft z ij 't recht, om dat te vragen
en 't is hier bij grooter wordende kinderen,
gewoonte, dat dergelijke vragen in den fami»
liekring besproken worden.
»Best. Ik heb het huis gehuurd«
»Dus we gaan weg?« vraagt Hendrik.
Hendrik was van 't begin af een tegenstan»
der geweest van 't verhuisplan. Voor vaders
motieven, die deze trouwens alleen tegen Nel
Daartegen nu waarschuwt hem Paulus in
onzen tekst. »Oefen«, zoo zegt hij in vers 7
«oefen uzelven in godzaligheid. En dan in
vers 8 Want de lichamelijk oefening is tot
weinig nut, maar de godzaligheid is tot alle
dingen nut, hebbende de belofte des tegen»
woordigen en des toekomenden levens«.
Timotheus, zoo wil Paulus zeggen, Timo»
theus de lichamelijke oefening heeft eenig nut
ik weet het wel. Het lichaam wordt er door
gesterkt. Het uithoudingsvermogen wordt er
door verhoogd het kan in den kampstrijd de
eerekroon doen verwerven. In tijden van ge»
vaar kan het u ten goede komen, dat gij sterk
en veerkrachtig zijt. Maar welbeschouwd is
het toch maar een weinig nut.
't Nut strekt zich toch alleen maar uit over
dit leven en dan nog maar over enkele korte
oógenblikken daarvan. Verre den meesten tijd
van dit leven zelfs zal u niet gelukkiger ma»
ken, dat gij u ter dege geoefend hebt in deze
dingen.
Maar neem nu eens de godzaligheid. Die
is tot alle dingen nut, wijl zij de belofte heeft
voor dit en het toekomende leven. De god»
zaligheid, dat is het leven in 's Heeren
dienst en vreezein 's Heeren gemeenschap
en nabijheid.
Die godzaligheid heeft de belofte voor dit
leven De godzaligen hebben de belofte dat
hun bröod zeker en hun water gewis zal zijn
de godzaligen zullen in blijdschap heilig kunt
nen zijn, en in tegenspoed zuilen zij krach»
hebben te dragen. Zoo brengt de godzaligheid
voor dit leven met zich een vrede die alle
verstand te boven gaat, die heel het leven
vervult.
En voor het toekomende leven waarborgt
de godzaligheid ons de eeuwige heerlijkheid
het onmetelijk geluk.
De oefening in de godzaligheid heeft dus
heel wat meer nuttigheid dan de lichamelijke
oefening.
Daarom zoo wil Paulus zegen, daarom ge»
bruik den korten tijd des levens liever voor
de oefening in de godzaligheid, door heton»
derzoek des Woords, door gebed, door over»
peinzing, dan dat gij de kostbare oogenblik»
ken besteden zoudt voor de oefening van het
lichaam.
Deze waarschuwing van den Apostel heeft
dat zal ieder terstond gevoelen, zeer groote
beteekenis voor onze dagen.
De lichamelijke oefening staat bij zeervelen,
vooral van onze jonge menschen, in het eens
trum der belangstelling. Gymnastiek en voet»
balspel heerschen, zoo goed als oppermachtig,
over hoofd en hart van duizenden. ïn onze
kringen moge dat nog zoo erg niet zijn als
in de kringen der wereld, het begint onder
ons toch al aardig te komen, 't Is alsof we
allen door een onweerstaanbre kracht gezo»
gen worden binnen die spheer der sport.
Trouwens alles werkt daartoe mee. De
pers, die al maar weer in breede uitvoerig»
heid de »sportverslagen« in haar kolommen
opneemt en ons presenteert.
Het onderwijs, dat de gymnastiek voor
de leerlingen van onderscheidene inrichtingen
verplichtend stelt, uitgezonderd dan het geval
waarin een dokter verklaart, dat de oefenin»
gen den armen leerling misschien den dood
zouden kunnen aandoen. De publieke opinie,
die, nu de waardeering der geestelijke dingen
allengs wegsterft, iemand nauwelijks meer voor
vol aanziet, als hij niet »der zake kundig«
over allerlei onderdeden van de lichamelijke
oefening mee kan spreken.
Al die dingen werken er toe mede, dat ook
in onze kringen de belangstelling in en het
deelnemen aan de sport hand over hand toe»
nemen.
En daarin schuilt eèn groot gevaar.
Het is immers ook nu nog waar: »De li»
chamelijke oefening is tot weinig nut, maar
de godzaligheid is tot alle dingen nut«.
En zie nu. Het leven in onzen tijd is zoo
ontzettend bezet voor onze jonge menschen.
Men moet maar eens catechisatie's moeten
houden om dat te bespeuren. Er is voor de
dingen van Gods Koninkrijk bijna geen tijd
beschikbaar. Daar is bijna ge-n uui in heel
de week te vinden, waarin alle jongelui op
de catechisatie kunnen komen. Het is een wir»
war van cursussen voor alles en nog wat De
jongelui loopen van de werkplaats of het kan»
toor weer naar school en van school naar
huis om op een bovenkamertje hun »werk«
af te maken. En zoo ze nog tijd hebben om
op catechisatie te komen, dan is er toch heele»
maal geen tijd om iets vooi de catechisatie te
doen. Wat tijd blijft er dan nog over voor
de oefening der godzaligheid, die toch ook voor
de jonge menschen der twintigste eeuw het
allervoornaamste is.
Maar is het dan niet onverantwoordelijk,
dat wij onze jongens en meisjes den vrijen
tijd, die er nog overschiet, iaten besteden aan
voetbal en gymnastiek, in stee van aan de
had uitgesproken, de anderen alleen zeggen»
de dat 't voor zijn zaken beter was, ergens
anders te gaan wonen, voelt hij niets.
Hijzelf is hier geheei op zijn gemak.
Hij heeft zijn vriendenkring en is in dien
kring 'n gezochte jongen, ginder komt hij
er geheel vreemd in en zooals dat gaat met
jongelui op zijn leeftijdhij staat nu reeds
in de vaste overtuiging dat het daarginds on»
verdragelijke knullen zijn lammelingen met
wie hij geen vriendschap zal kunnen, ja willen
sluiten.
Nel wil hier wel weg; ook zij heeft al
iets van de bitterheid geproefd, die de men»
schen elkaar kunnen aandoen vaders sociale
achteruitgang, die wat erger gemaakt werd
dan ze was, 's voor enkele kennissen blijkbaar
aanleiding geweest, om ook jegens haar 'n
meer gereserveerde houding aan te nemen
en 'n meisje, dat tegen de twintig
gaat voelt zoo iets fijn
Mien is 't alles goed waar Vader gaat, daar
hoort zij 1
»En tegen wanneer vraagt Nel.
»Nu ik er toch toe besloten ben, liefst zoo
gauw mogelijk, dan hebben we daar ook nog
wat aan den zomer 1 Ik kan hier met de maand
opzeggen toch maar goed dat ik 't huis
indertijd niet heb gekocht, dan hadden we nu
nog meer soesah reken er maar op, dat we
met 'n week of zes verhuizen.®
«Net in de vacantie«, pruttelt Henk,
Vader kijkt hem ietwat ontevreden aan.
Zulke jongens kijken ook precies alléén
naar zichzelf en hun eigen klein kringetje en
denken niet anders dan aan hun eigen ge»
noegens 1
Henk heeft toch al zooveel vóór.
't Zou vader, in zijn tegenwoordige omstan»
digheden, beter passen als de jongen op een
kantoor was en óók wat verdiende, al was
't maar dat zijn kleeren er voor konden wor»
den gekocht. Maar met. 't oog op zijn toe»
komst heeft vader hem op 't gymnasium ge»
laten, al weet hij werkelijk niet op wat ma»
nier hij hem na 't eindexamen verder zal la»
ten studeeren.
Als de jongen dat nu ook es waardeerde.
»Hcndrik 1« bestraft vader hem, «je begrijpt
toch ook wel dat ik zonder noodzaak hier,
waar we zooveel jaren hebben gewoond, niet
zorg voor hun ziel, voor de godzaligheid?
«Ja maar«, zegt ge, »de gezondheid«. Ik ant»
woordt: »Ja, maar hnn zaligheid®. Mag dat,
dat wij onze kinderen drijven, jagen naai de
curssussen en de scholen en ze dan, a 1 s er
voor hen een oogenblikje overschiet om er
over te denken, dat er behalve dit leven ook
nog een ander leven is, laten gaan naar het
gymnastieklokaal en 't voetbal» of tennisveld,
om ook daar nog eens geheel en al op te gaan
in wat hier beneden is Hebben wij als
ouders het dan niet op onze consciëntie als
onze jonge menschen straks alleen oog heb»
ben voor deze aarde
Daar komt nog iets bij. Niet alléén dat in
onzen drukken tijd de sportoefening, zoo ver»
slindt het weinigtje tijd, dat er nog is geble»
ven voor de oefening der godzaligheid, maar
ook die lichamelijke oefening als zoodanig is
niet nuttig, eer schadelijk voor de plant der
godzaligheid.
Indien de sport bestond in rustige lichaams»
beweging in de natuur, dan zou ze dienstig
kunnen zijn voor het opheffen der harten tot
Hem, »Die het al heeft geschapen«. Maar dat
is het niet. Daar is in de eerste plaats de
de gymnastiek en hierbij denk ik weer voor»
al aan onze meisjes. Dat rekken en springen
en zwaaien onzer meisjes in de gymnastieklo»
kalen, meent ge, dat dat de teerheid van haar
ziel ten goede komt en een godvruchtigen zin
kweekt? Ik geloof het nietdat vergroft onze
meisjes en haalt ze eer naar beneden dan dat
het haar opheft. En wat voor de meisjes zeer
sterk geldt, dat geldt voor de jongens, al is
het in mindere mate, ook. En vooral als dan
die gymnastiek ook nog buiten gedragen wordt
in demonstraties. Als net een wedijveren wordt
om in het bewegen van zijn lichaam toch
maar op het voordeeligst uit te komen ten
aanschouwe van velen zie, ik geloof wie zulks
bevordert, geestelijken roof pleegt aan onze
jonge menschen en ze tegenhoudt op den weg
der godzaligheid.
Maar meer nog dan van de gymnastiek geldt
dat van het voetbalspel, dat toch ook onder
ons al vrij inheemsch wordt..
Hoe ontzaglijk hartstochtelijk werk dat is,
behoef ik niet meer te zeggen. Dat weet ieder
die wel eens een jongen spreekt, die voetbalt. In
dat voetbalspel komt het zoo in de eerste plaats
aan op het »lichaam«, dat het menschelijke
in den mensch daarbij weinig voor den dag
komt. Brute kracht, vlugheid, die beheerschen
daar voor een goed deel alles.
Bovendien is het element van den »wed»
ijver« hier zoo groot. Bij een match maar
ook bij een gewoon spel, waar het toch altijd
»tegen elkaar« gaat. En wedijver wekt harts»
tocht, dikwijls niet in den edelsten zin. Neen,
voetbal en godzaligheid mogen elkander ai
niet uitsluiten, ze liggen toch een heel eind
van elkaar en 't hartstochtelijk spelen op 't
veld dringt de godzalige gedachten toch wel
heel ver naar achteren.
Daarom laat ons toezien.
Wat onze jonge menschen vöör alle dingen
noodig hebben is de godzaligheid voor dit
leven en voor de toekomst.
O, dat wij dan niet meedoen aan een op»
voeding, die geen tijd laat voor de oefening
der godzaligheid, waarin zelfs de vrije tijd,
de weinige vrije tijd nog opgeeischt wordt
voor lichamelijke oefening.
Dat wij in dezen ons zelf durven zijn, en
niet door de »mode« ons mee laten voeren.
Dat wij de oogen niet sluiten voor een ge»
vaar dat wij, als wij nuchteren de dingen be»
oordeelen, wel zien zouden.
En de jonge menschen zelf, laten zij toch
ook zich eens rustig rekening geven van wat
ze doen.
Laten ze zich toch niet met een oppervlak»
kig en vaak eigenwijs «Wat zou dat nu
van de dingen afmaken.
Jonge menschen, gij hebt ook vóór alle
dingen noodig: »Godzaligheid«. Zonder god»
zaligheid komt ge het leven niet gelukkig
door en kunt ge de eeuwigheid niet rustig
verwachten.
En zegt nu eens eerlijk, bekommert gij u
wel om die godzaligheid, oefent ge u wei in
godzaligheid Wat komt daar van bij u
Wees eens eerlijk, ook voor uw God.
Maar zou het dan niet het beste wezen
dat ge in stee van in gymnastieklokaal en op
voetbalveld uw zinnen af te trekken van den
hemel en den Heere, eens wat rustig tijd
naamt om het hart ten hemel op te heffen.
Ga 't veld maar in, de mooie natuur Zie daar
naar Gods wondere werken, luister daar naar
Zijn stem, komt maar tot u zelf en dat zal u
dichter bij den Heere brengendat zal den
hemelzin bij u versterken, dat zal uw godza»
ligheid ten goede komen.
Maar o, hoedt u voor dat afgodisch ver»
eeren van lichamelijke oefening, die u aftrekt
van God en Zijn dienst u tegenhoudt op den
weg der zaligheid«.
vandaan zou gaan, je moest niet dadelijk
een ontevreden gezicht zetten als 't niet heele»
maal naar je zin gaat.®
«We hadden net zulke mooie plannen ge»
maakt voor de vacantieverontschuldigt
Henk zich.
Hij voelt wel, dat vader gelijk heeft
Maar 't blijft alevel een harde zaak!
De heele klas zou drie dagen lang, 'n fiets»
tocht gaan maken.
Ze hadden alles al voor elkaar. De jongens
konden twee nachten in 'n leeg schoollokaal
slapen; de meisjes zouden bij particulieren wor»
den ondergebracht. De maaltijden zouden ze
onder elkaar klaarmaken en in de open lucht
gebruiken ze namen compleete kookstellen
mee en verder gereiprachtige routes waren
al vastgesteitden tweeden dag zouden ze
goeddeels kampeeren en wedstrijden houden,
waarvoor al mooie prijzen waren bijeenge»
bracht
Nu kwam daar't verhuisplan tusschen
Wie weet, of 't niet alles moet overgaan.
Hij kan 't niet helpen, al is»ie dan zestien
jaar en al zit 'm de baard reeds in de keel;
hij is nog neelemaal 'n «jongen® er blinkt iets,
dat veel op een traan gelijkt in zijn oog.
»Kom, Henk 1 zegt vader, die wei meevoe»
len kan met zijn eenigen zoon, »'k zou me
nu niet dadelijk het ergste in 't hoofd halen
Met 't verhuizen zélf, stel ik me zoo voor,
zul^ jij weinig kunnen helpen; hoe meer je
uit den weg bent, hoe beter het is
voor jou èn voor 't huisraad Als 't
nu zóó geschikt kon worden, dat je 'n paar
weken hier bij kennissen logeert, dan konden
de plannen allicht toch doorgaan
Henk's oogen worden helderder.
Ja, daar was misschien kans op.
Vooral wanneer vader er zelf werk van
maken wil
't Zal een heele drukte geven,® zegt nu
Nel.
»Ja, kind daar wou 'k morgen es
op ons gemak over praten, 't Kost wel wat
meer, maar 'k wou liefst dë heele zaak maar
uit handen geven, Jij hebt alevel druk je be»
zigheden. Kee zal, als ze hoort dat we weg»
gaan, wel gauw 'n goed heenkomen zoeken;
tante Jet zal wel aanbieden, om hier een week
of wat de leiding op zich te komen nemen
Hoe een aanval op de beurs een hart
openbaar maakte.
Een predikant verhaalt uit de ervaringen
in zijn ambt het volgende «In vereeniging
met broeder H. had ik eens de leiding op
mij genomen van een wekelijksche samen»
komst tot het gebed, die zeer druk bezocht
werd, en bij allen die er aan deelnamen, de
belangstelling in den godsdienst in hooge mate
scheen op te wekken en te verlevendigen.
Een oudman muntte gedurende de bidston»
den uit door opgeruimdheid en geestdrift, en
gaf zijn vreugde en opgewondenheid door
luide vreugdekreten lucht. Men hoorde het
en droeg het met geduld.
Toen echter het gejuich van den ouden
man de aandacht der verzamelden stoorde,
zeide ik tot broeder H.»Ga toch, en zorg,
dat die oude man ophoudt zulk een stoornis
te verwekken
H ging heen, fluisterde den ouden eenige
woorden in het oor en als door den blik»
sem getroffen, zeeg de oude man op zijn plaats
neer, en roerde noch bewoog zich meer.
Verwonderd over die plotselinge verande»
rin'g van den ouden man, vroeg ik later aan
broeder H.«Welk tooverwoord hebt gij den
oude in het oor gefluisterd, dat hij op eens
doodstil werd
Weemoedig lachende, antwoordde H.
«Geen tooverwoord, lieve broederik vroeg
hem slechts, om een dollar voor de heiden»
zending te geven®.
Het Christendom van dien man ging tot
aan de beurs, maar daar hield het op.
Een historische pantoffelheld.
Abraham Lincoln, die in den Amerikaan»
schen burgeroorlog president van de noorde»
lijke staten was, zat bizonder erg onder de
pantoffel en had in hevige mate te lijden
onder de slechte luimen van zijn vrouw. Op
zekeren avond kwam hij over elf uur thuis
van een congres. Den volgenden morgen kreeg
hij er ongenadig van langs.
«Ik vertrap het langer zei zijn vrouw
om eiken avond met de kinderen alleen thuis
te zitten. Ik heb genoeg van Jouw politiek.
Vanavond ga ik om 10 uur naar bed, en wee
je gebeente, als je om over tienen durft aan»
bellen. Je komt er niet meer in.«
Zoo gezegd, zoo gedaan. Precies tien uur
flapte het licht uit, en de deur ging op het
nachtslot. Elf uur klopte Pincoln op de deur.
Maar tevergeeis. Eindelijk ging op de eerste
verdieping een raam open, en een scherpe
vrouwenstem informeerde wie daar was.
«Ik ben het, lieveling«, antwoordde Lincoln,
«en ik heb je wat nieuws te vertellen.«
«Je weet wat ik je gezegd heb«, was het
wederantwoord, «je bent en blijft er uit.®
«Maar ik heb hier een telegram, waarin ik
tot president van de Vereenigde Staten ben
benoemd.«
«Nu wordt het toch te bar. Ik heb altijd
wel vermoed, dat je stiekum dronk, maar dat
je het zou durven wagen smoordronken thuis
te komen, is meer dan ik verwachtte. Begin
maar eerst ergens je roes uit te slapen.« En
dicht klapte het ra'Sm.
Eerst den volgenden dag las deze feeks,
dat haar man inderdaad president geworden
was.
Houd op met bidden.
Een zendeling in China verhaalt de vol»
gende gebedsverhooring
Ik was op reis gegaan om te prediken,
en ik had vijf Chineezen met mij, die mijn
boeken en tractaten droegen. Ze waren nog
heidenen, doch ik meende, dat ze allen be»
trouwbaar waren.
Op zekeren avond predikte ik in een klein
dorpje. Toen ik uitgesproken had, bemerkte
ik, dat mijn schoenen, die ik naar landsge»
woonte uitgetrokken had, verdwenen waren.
Dat was een leelijk ding, want ik zou hier
geen nieuwe kunnen krijgen, en ik wenschte
den volgenden morgen verder te gaan.
Bovendien speet het mij zeer, dat een van
mijn dienaren oneerlijk gebleken was. Ik
knielde dien avond in de herberg neer bij
mijn metgezellen, en ik bad, dat God den
dief mocht bewegen, en ik zei in mijn gebed
dat ik zou blijven bidden tot de schoenen
terug waren.
't Was intusschen laat geworden, en ik ging
naar bed. Vroeg in den volgenden morgen
schoof een hand de schoenen door de deur
naar binnen en een stem zei«Hier zijn de
schoenen terug houd op met bidden, ik ben
bang voor uw God 1"
Eenige dagen later kwam de dief, een van
mijn vijf dragers, eerlijk zijn kwaad opbiech»
ten en thans is de man mijn mede»arbeider.
Wat is het toch heerlijk, lezer, dat wij een
God hebben, wien we alles kunnen mede»
deelen die ook zelfs de haren van ons hoofd
geteld heeft.
maSr ik heb nu liever niet dat zij overal haar
neus in steektzij praat me te graag en te
veel. 't Beste is, dat ik met de een of andere
firma 'n goed accoord sluit maar kijk
me die Mien es aan 1
't Was inderdaad 'n potsierlijk gezicht.
De warme dag, 't voordurend bezigzijn,
de dampende koffie, de jonge jaren alles
had saamgewerkt, om ineens den slaap't kind
te doen overmeesteren.
Zoo als ze zat op 'r stoeleen arm over
de leuning, de beenen over elkaar, de andere
hand op tafel, waar ze 't kopje nog vasthoudt,
is ze plotseling door de slaap overrompeld
en 't hoofd, dat geen steun heeft, knikkebolt
zoo vermakelijk, dat de anderen het tegelijk
uitproesten van wege de gekke grimassen.
Mien schrikt op: begrijpt niet
«We gaan naar bed zegt vader. «Mien geeft
ons allen een wijze les. Ik open de rij
Nel, denk je aan 't gas?®
«Ja, vader! Wel te rusten!®
Op zijn slaapkamer zit de heer Verlaten
nog 'n heelen tijd in een gemakkelijken stoel
en peinst na over al de gebeurtenissen van
den dag.
Wéér is 'n tijdperk van zijn leven afge»
sloten.
Hoe geheel anders verloopt dat toch dan
men aan 't begin staande, zich soms wel
voorstelt 1
Wat brengt het een «moeite en ver»
driet«
O, ja wie zei dat ook weer
Hij weet 't niet 't moet ergens in
den Bijbel staan enfin, w i e het dan
ook zei, hij kende het léven en den
mensch ieder krijgt zijn deel
maar hij, Verlaten, heeft dan wel een extra»
portie gehad, besluit hij bitter.
Hij is nu al over de helft.
Veel verwacht hij niet meer't leven zelf
heeft 't hem wel afgeleerd Als 't hem maar
wat rust en vergetelheid brengt tot
het einde komt
Het einde Verlaten haalt de schouders
opkleedt zich uit en gaat ter ruste.
(Wordt vervolgd.)