voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
MAK
Statera ts een arle!
van vertrouwen.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1923
38STE JAARGANG
Rotterdam
H
BOER
Reclames MededeeSingen.
Op den Uitkijk.
K
;aat
N. StmimritdB|f
elef. 9481
W.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
EERSTE BLAD.
Stoffelijk en Geestelijk
Gij zijt huisvader, huismoeder?
Een christelijke vader en moeder?
„Al is 't dan met veel gebrek, door
Gods genade „ja", moogt gij zeggen.
Ik geloof het en wensch u daarmede
geluk.
Maar ga nu uw leven eens na.
Daar komen in uw huiselijk leven
hoogtepunten. Eiken dag het lezen van
Gods Woord, 't gezamenlijk gebed, wel
licht het gemeenschappelijk gezang voor
't aangezicht des Heeren. Dèn eiken
Zondag het samen opgaan naar Gods
^huis, het gezellig bij elkander zijn en
jzen christelijke boeken en geschriften,
^orgelspel enz. En dan soms buitenge
wone dagen, vergaderingen, gedenkda
gen en zoo meer:
Tijden en stonden dus, dat het chris
telijk karakter van uw huisgezin zoo
duidelijk uitkomt, niet waar?
Edoch, gij weet ook wel:
Dat zijn maar „tijden en „stonden".
Maar een groot deel van het leven
gaat weg met precies aardsche bezig
heden.
Dat kin eenvoudig niet anders!
Vaders werken en prakkizeeren, zes
dagen lang, is er nu eenmaal op ge
richt om de vraag te beantwoorden
Hoe zal ik behoorlijk het brood gewinnen
voor mij en de mijnen; en moeders
peinzen en probeeren is Hoe zal ik een
voedzaam maal geven voor weinig geld
^hoe houd ik mijn huis knap, hoe maak
ij k van oud weer nieuw, hoe zorg ik
toch, dat we buiten de schuld blijven?
Dat is vaders dure roeping.
Zóó is nu eenmaal moeders plicht.
Maar wat zegt gij nu
Als gij, man en vrouw, aldus uwe
uiterste best doet, om uw huis en gezin
te verzorgenals gij druk bezig zijt met
de dingen, zuiver van dit aardsche leven
zegt gij dan somsNu ben ik géén
christelijk vader of moeder, want dat
ben ik alléén maar wanneer ik bezig
ben aan die meer „geestelijke" kant
van mijn leven
Maar immers, dat zijt ge niet.
En als een ander 't zei, zoudt ge
het tegenspreken.
Gij erkent die scheiding niet.
En terecht, gij hebt Gods Woord
aan uw zijde!
Als ge in uw „goddelijk beroep"
ijverig bezig zijt, al is 't dan uitsluitend
in de zaken van dit aardsche, stoffelijke
leven, en ge in dien weg uw gezin
verzorgt, naar Gods ordinantie, daar
over Gods zegen wacht en op Hem
uw stil vertrouwen stelt wel I al
strooit ge dan den ganschen dag de
bagger of de gier over 't veld, óf, vrouw
al staat ge dan den ganschen dag, tot
in den avond, aan de wasch,
Zoo zijt ge een christelijk huisvader
en huismoeder.
Er is ook niet zulk een scheiding
Het stoffelijk welwezen is bevorder
lijk aan den geestelijken bloei, als
n.l. de vreeze Gods in 't hart wonen
mag.
Bij nood, zorg, kommer en ellende,
We zijn nu eenmaal zwakke men
schen,
Dan houden die aardsche bekommer
nissen vaak den mensch zoo omklemd
z'in geest zich met God en geeste
lijke zaken haast niet bezighouden kan.
sch\ geestelijke arbeid in kerk en
einair en zending van allerlei vereeni-
U,nnenbloeien. dan moeten er nu
j i heel wat stoffelijke mid-
wpct die wederom alleen in den
vprfro noeste vlijt en ijverigen arbeid
S h?uWorden' zoodat ook hieruit
laar Zijn wil'zLf 9°ï WCg
indirect de geestelijke belangen bevor
dert van het Koninkrijk Gods.
Zóó staat het in het huisgezin.
Precies zoo is 't in den Staat.
Wil dódr nu nog even op letten.
Als daar in de politiek aan de orde
zijn: School, Zending enz. ja! dan
raakt dit in de eerste plaats het gees
telijk leven.
Maar nu komt de „bezuiniging".
En nu durf ik zeggenHet behoort
tot onze christelijke volksplicht, onze
staatszaken zoo te regelen dat inkomsten
en uitgaven elkander dekken. Dat er
geen schuld wordt gemaakt, en als er
schuld is, dat de schuldeischers in elk
opzicht aan hun geld komen.
Het geld moet gezond blijven.
Neen, dat is niet mammonistisch
Mammonistisch is, als we op dat geld
ons vertrouwen stellen, het van 'tgeld
en niet van God verwachten.
Maar dat doet de christen niet"
Noch in 't gezin, noch in den Staat.
Doch hij kent den weg der middelen.
De stoffelijke schatten, 't geld dus,
is een der middelen, waarmee de be
langen van Gods Koninkrijk bevorderd
worden.
Te zeggen: Och, laten we er maar
op los leven! Wat hindert het, of het
geld wat naar beneden rolt, dat zou
zijn God verzoeken. Voor het groote
huisgezin van den Staat moeten precies
dezelfde regelen van eerlijkheid gelden
en soliditeit als voor ons eigen kleine
gezin.
„Bezuiniging" is een christelijk belang
Omdat het is het eenige middel,
waardoor in de Staatshuishouding de
einden aan elkaar kunnen worden ge
knoopt; omdat we in den Staat net
zoo min als in 't Gezin meer mogen
uitgeven dan er inkomt èn omdat,
zie 't aan Duitschland met de waarde
daling van het geld, ook de bevorde
ring van Gods Koninkrijk aan alle kanten
in de knel komt.
„Rondom de Crisis".
Messen Scharen
bij Van DOORN
i
Bill^ke prezen
10728
:enige bekoring voor
e zijn in huis,
over, dat ze nu voor?
wel voor goed
genlijke begeerte in
us, dat zag ze
ïu zoo gegaan.
als die er ooit aan
or Nel allang af. De
or haar jonge krach?
juist 't werk dat haar
nds es wat moe zijn
:ondmet een nacht
veer in orde.
ar zwaar valt.
dat nog geen twintig
lat ze voor al de be?
>uding staan zalzoo
aan lééren daar moet
t wel* maar 'tging
Nel óók. Zij kon die
volbrengenDaarbij
nj 't altijd samen eens
te trekken, als bij af?
der was in den regel
hzelf gekeerd, was
10k norsch werd, bits
heel anders, dan ze
ig meisje was geweest
anders ook dan
n wel wilde wezen,
aar conversatie gehad
ook 'n reden tot bit?
als voor haar vader:
't sterkstde veran?
jt weinigen, sinds va?
;eleden zijn zaak had
loen en zij «arm* ge?
prake ging al was aat
ader verhuizen gaat
"e voordeur gestoken-
pt Mina blij en snelt
tegemoet.
(Wordt vervolgd)
Magazijnen van
20329
UITGEVERS
BOEKHOVEN ZONEN
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No.
ADVERTENT1ÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
[De brochure van minister C o 1 ij n
Kostelijk, krachtig, klaar.
«De Standaard* drukte haar in 'r geheel
afvoor luttelen prijs werd zij verkrijgbaar
gesteld.
Ons dunktdié wordt besteld.
Vist door al onze vrienden.
En als ze er dan zelf van genoten hebbben,
er door verkwikt zijn en helderder inzicht
gekregen hebben in de dingen?van?den?dag,
wel 1 dan maken ze van die brochure 'n
soort van politieken zendeling 1
Dan moeten de »halven« ze lezen.
De politieke «waggelmutsen*.
Al die menschen, dewelke zich door de
«roode* leugens hebben laten bedotten en
die toen niet voor rede vatbaar waren,
maar n u wat verder op hunne dagen ge»
komen en wat kalmer geworden zijn,
d i e moeten deze brochure lezen.
En daar moeten w ij voor zorgen 1
Voor dit keer stellen we ons gewone ar»
tikel 'n week uit, om nog eens enkele pas»
sages uit de rede»Colijn opzettelijk te on»
ders treepen.
Dat kan voor niemand onzer kwaad 1]
Vader der Vlootwet,
Daar ziet men min. C o 1 ij n op aan.
In den volksmond en in de volksverbeel»
ding is h ij de man met de sterke biceps, de
krachtmensch, de «vechtjas*, die 'n vloot in
Indië hebben wou, om daar eens flink aan
't bakkeleien te gaan en er op te kunnen
losbranden naar allen kant.
Bespottelijk, zegt wie iets van de zaken
weet
't I s zoo I Maar dat is juist 't ongeluk't
groote gros, wat weten d i e van Indië en de
vloot? En ze laten zich gerust al de baker»
praatjes van Links vertellen en sabbelen er
op of 't lekkere lolly's zijn
Colijn, de Vader der Vlootwet?
Ziehier, hoe hij 't zelf recht zet:
Ik wijs het aandeel, dat ik in deze zaak
heb gehad, niet af. Ik aanvaard nu, zoowel
als 11 jaar geleden, de volle verantwoorde»
lijkheid voor wat ik voorstelde of mee hielp
verdedigenmaar wat ik wel afwijs is, dat
men mij heeft willen maken tot geestelijken
vader van de Vlootwet, tot den doordrijver
van deze wetwat ik wel afwijs, is de voor»
stelling alsof ik en met mij de Antirevo»
lutionaire Partij uit bloot militairisme in
een moeilijken tijd als dezen gekomen ben
om een groote uitgaaf op defensie»gebied
tot stand te brengen.
Die Vlootwet toch is ingediend in het
jaar 1912 en de handteekening van den
Minister van Financiën onder dit ontwerp
is niet de handteekening van Minister Colijn,
maar die van Minister de Geer.
Het Wetsontwerp was gereed voor be»
handeling in het voorjaar van 1922. Ik was
toen nog geen lid van de Kamer. Het besluit,
om dat ontwerp thans aan de orde te stellen,
in dezen zomer genomen, is genomen voor
dat ik in het Kabinet trad. In geenerlei
functie, noch toen ik buiten de Kamer was,
noch toen ik in de Kamer was, is door mij
eenigen invloed uitgeoefendnoch recht»
streeks, noch zijdelings, noch achter de
schermen, noch voor de schermen, noch
tusschen de schermenin geen enkelen
vorm. Wanneer men het dus wil doen voor»
40 cent per regeL
Koopt Uw 20
OPPERT 144 ROTTERDAM.
OUD VERTROUWD ADRES 1
komen, alsof de Antirevolutionaire Partij
in dit tijdsgewricht met deze wet het op
de spits heeft gedreven, dan wijs ik elk
verwijt af, want dat is onwaarachtig van
het begin tot het einde.
Niets blijft er over van de praat, alsof
Colijn de vader zou zijn der Vlootwet en
alsof speciaal de a.«r. partij haar zou hebben
ter wereld gebracht.
Hij heeft mee als arts, mét de anderen, bij
de sponde gestaan, toen die Vlootwet ter
wereld komen zou.
Maar dit is dan ook al.
En daarmee vervulde hij een dure plicht,
waarvoor al ons a.»r. volk hem dankbaar is.
Leger en Vloot.
«Niks waard 1* roept men van Links.
Goed om de musschen te verschrikken.
Niet, om tegen een vijand op te trekken
Welnu, voor den zooveelsten keer heeft
min. Colijn uiteengezet, dat wij met geen
mensch ter wereld aan 't vechten willen gaan,
doch dat wij alléénlijk, maar dan ook uit
alle machtonze neutraliteit willen handhaven
Dat wordt van ons verwacht en ge»
vraigd:
Zoo bleek het ook in den Russisch»Ja»
panschen oorlog toen een der twee oorlog»
voerenden aan Nederland mededeelde, dat
als wij onze neutraliteitsplichten niet konden
nakomen, de betrokken mogendheid zelf
in onze wateren zoodanige maatregelen ne
men zou als de omstandigheden zouden
vereischen. Ware dit toen geschied, dan zou
natuurlijk de andere mogendheid ons den
oorlog hebben verklaard en waren wij in
het conflict betrokken geworden, omdat wij
niet gezorgd hadden voor de handhaving
van de neutraliteits«plichten.
Zoo heeft ook in 1914 ons leger hier in
Europa ons buiten den oorlog gehouden,
maar nu de oorlog achter ons ligt, tracht
men de beteekenis van ons leger te ver»
kleinen. Althans in Nederland. Maar het
buitenland handhaaft die beteekenis in onze
plaats. Zoo pas, in de vorige week, is ver»
schenen het tweede deel van een belangrijk
werk van den gewezen minister Winston
Churchill over de World crisis. Hij bespreekt
daarin ook de overwegingen, die in het
Engelsche Kabinet in 1914 gegolden hadden
tot bepaling van Engelands houding. En
dan laat hij meer dan eens uitkomen en
zegt het eenmaal nadrukkelijk, dat met het
Nederlandsche leger als een substanti»
eele factor gerekend moest worden.
Zoo ziet men dus dat ook een klein
leger en een kleine vloot, mits voor hun
taak berekend, onder Gods zegen, ons land
buiten een oorlog houden kunnen, waarin
we anders haast zeker zouden verwikkeld
worden.
V' Erger, niet beter
Lees vooral ook d i t korte stuksken
Maar, zoo werd ons gezegd, dat alles
mocht nu juist zijn voor het jaar 1914,
dat was nog in dien ouden tijd. Maar hebt
ge dan geheel over het hoofd gezien, dat
er na dien volkerenkrijg, die achter ons ligt
zoo ontzaglijk veel veranderd is? Ja, zoo
is gevraagd, hebt ge dan geen oog voor
dien nieuwen wereldgeest, die geboren is
Hebt ge dan alle geloof verloren in den
Volkerenbond te Genève En ziet ge dan
ten eenenmale over het hoofd, wat mach»
tigen invloed de arbeidersbeweging in onzen
tijd op internationaal terrein uitoefent
Mag ik dan vragen, hier in deze verga»
dering, hebt g ij dan iets bemerkt van dien
nieuwen wereldgeest na 1918? Het eenige
wat ik ervan bemerkt heb, is dat de wereld?
geest van na 1918 zoo mogelijk nog ver?
dorvener is dan de wereldgeest van voor
1914. Het eenige, wat ik ervan gemerkt heb,
is, dat de nijd en de haat tusschen de vol?
keren grooter is dan in de vroegere periode
het geval was.
Laat de socialisten dat nu eens tegenspreken
Zoo is de nuchtere waarheid.
Ondanks al de verschrikkingen van den
Oorlogondanks al dat praten en rede»
voeren eq schrijven en zingen van en over
een «nieuwe geest« van «verbroedering*, die
over de kinderen der menschen zou zijn vaar»
dig geworden
Is het 41 maar erger geworden.
Haat en nijd zooveel vreeselijker.
De volkeren»vijandschap zw4arder
Niets van een «nieuwen tijd» te zien
Zie toch de dingen, zooals ze zijn.
V' Cijfer°knoeiers.
Da4r waren de »rooden« bazen in
't Knoeiend goochelen met cijfers.
Driehonderd millioen, zèshonderd millioen
die de Regeering maar zoo in 't water wer»
pen wou 1
C o 1 ij n rekende dit sommeije zoo na
Wat zoudt ge zeggen in het volgende
geval Gesteld er moet hier een predikant
worden beroepen op een tractement van
6000 gulden per jaar. Gesteld verder, dat
deze predikant 20 jaar lang de gemeente
dienen zou. Wat zoudt ge dan antwoorden
wanneer een broeder kwam die zeidat is
veel te duur 1 Want bedenkt dat die predi»
kant ons f 120.000 kost, n.l. 20 jaar lang
f 6000.—. Zoudt ge hem dan niet onder het
oog brengen, dat dat er niets toe doet hoe
groot dat eindecijfer is, maar dat de vraag
iswat hij u jaarlijks kost
Zoo heeft men nu gewerkt inzake de
Vlootwet. Men sprak van f 300 millioen
maar men liet buiten beschouwing den tijd
waarover die f 300 millioen verdeeld moes»
ten worden. Men heeft zelfs genoemd een mil»
liard. Toen heb ik in de Kamer geantwoord
Waarom noemt men niet 2000 millioen of
3000 millioen en als ge begint bij Tromp
en de Ruyter, en telt alles bij elkaar op,
wat Nederland sinds den aanvang der 17e
eeuw aan de Vloot heeft uitgegeven, dan
krijgt ge een nog grooter cijfer.
En 't ergste was zeker -wel, dat wie zoo
het volk v o o r leugenden dit niet meer deden
te goeder trouw, doch tegen beter weten in.
Zoo is het volk vergiftigd.
Tot zelfs in zulk een mate, dat minister
Colijn allerlei dreigbrieven ontving, waarin
men 't op zijn leven toelegde en in de Haag»
sche tram rondweg werd verteld, en n a t u u r»
lijk 1 geloofd, dat hij deze 300 millioen stie»
kumpjes steken wilde in zijn zijn eigen zak
Vs Rechtmatige grief.
Min. Colijn heeft een grief.
Die ook sommigen der onzen geldt.
Na zijn bezuinigingsplannen te hebben uit»
eengezet vervolgde hjj
Nu heb ik in deze zaak één grief, die ik
ook hier uiten wil en dat is deze, dat men
niet het geduld heeft gehad om even te
wachten, totdat de Regeering de gelegen»
heid had om uitvoeriger haar denkbeeld
.uiteen te zetten. Dan zou men gezien heb»
ben, dat de Regeering bij de herziening van
de salarissen, die zij voornemens was met
1 Januari 1925 in te voeren, rekening hield
in veel sterkere mate dan tot heden, met
het element van behoefte, terwijl ook ove»
rigens de in menig opzicht uiterst zonder»
linge bestaande regeling verbetering zou
hebben ondergaan.
Laten zij, wien dit aangaat, hierover eens
goed nadenken.
D i e ambtenaren, onderwijzers enz. onder
ons, welke bezig waren de actie tegen Co»
lijn's bezuiniging mee te steunen en te orga»
niseeren, z ij vooral.
Hun »dag«, helaas I komt toch.
Daar ontkomen zij niet aan, net zoo
min als de honderdduizenden arbeiders, em»
ploye's enz. in 't "particuliere bedrijf, die hun
knauw al beet hebben, of dagelijks nog krij»
gen.
Maar a 1 s die »dag« komen moet op z'n
Troelstraasch, met «een klein beetje inflatie«,
door waarde vermindering dus van
het geld.... dan kon het zijn, dat ze
zich zullen afvragen of de plannen van Co»
lijn, die als antirevolutionair vooral ook met
de behoefte wilde rekenen, voor hen niet
véél beter waren geweest.
Nadruk verbodea.
Het trof me, wil ik weten, zéér.
Dat verhaal van dien remonstrantschen
dominee, die nooddoop deed bij't doodzieke
kind van dien socialist.
De man kwam in kerk noch kluis.
Wachtte al z'n heil hier van deze aarde.
Met God nóch godsdienst rekende hij 't
geluk moest hiér gezochtgeen «hemelvaart»?
neen I maar aan deze zijde van de groote
scheidingslijn moest men zijn deel verwerven,—
wat ginds was wist geen één.
Tot dan zijn klein kindeke doodziek werd.
't Zou sterven worden 't stond vast.
Voor dat kind was de kans dus verkeken;
dat zou de zaligheid hier op aarde zéker niet
verwervenvoor die kleine had dit leven
anders niet gebracht dan lijden en smart
En nu zou het henengaan
Waarheen, wist ook de vader niet.
Het onbekende beklemt en benauwt hem.
Hij voelt iets van den jammer, dien Frans
Netscher eens neerschreef, toen hij bewon»
derend opzag tot dien groote in 't Rijk der
Wetenschap, dr. A. Kuyper en hem óók zag
als held»dessgeloofs.
Van dat geloof was hij geheel los.
Tenminste, hij stond er totaal buiten.
Kuyper's ootmoedig christengeloof was een
schrijver als Netscher vreemd, en toch
benijdde hij 't hem.
Was jaloersch, dat hij zóó gelooven kón.
Dat een man als Kuyper zoo onwankelbaar
v4st stond in dat geloof.
En toen riep hij 't in mismoedigheid in zijn
woorden uitO, konden wij, kinderen der
twintigste eeuw eens even onwankelbaar vast
staan in ons ongeloof, als Kuyper en de zijnen
staan in hun geloof.
Maar dat kón hij niet.
Het geloof der voorgeslachten werkt altijd
nog weer na
Zóó tenminste voelde hij het.
Het is Gods gemeene gratie, zeggen wij,
waardoor zeker vaag bewustzijn van God en
goddelijke zaken altijd nog weer overgebleven
blijkt te zijn ook bij wie 't 't verst van de
Waarheid afdoolden.
En zoo was 't ook bij dezen socialist.
Vaag besefte hij zóó, zonder méér, mocht
dan toch zijn kind niet naar het »jenseits«
henen gaan
Méér wist hij er niet van.
En daarom handelde hij naar het weinigje
licht, dat hij hadAls er dan tenminste maar
een dominee bij zijn kind was geweest, die
wat water over dat voorhoofd sprenkelde, 't
welk de dood reeds geteekent had en die
daarbij een heilige formule uitsprak.
Zeker, dit w4s géén geloof, maar jammerlijk
bijgeloof.
Daar zijn we 't allen over eens.
Men schreit er bij van medelijden.
Maar toch bijgeloof is geen ongeloof.
Hierin komen ze overeen, dat ze geen van
beide iets wezenlijks gemeen hebben met he
«oprecht* christengeloof, dat ons den eenigen
troost geeft, beide in leven en sterven.
D4t geloof vertrouwt op Christus.
Het ongeloof doet dit niet.
En het bijgeloof evenmin.
Toch is er ook nog weer verschil.
Het bijgeloof is ón»christelijk; het ongeloof
antichristelijk.