voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden
Antirevolutionair
Orgaan
II NN6 BOOT OM HULP!
BLIJF! MET DOOF V08H 1EZE
SMEEKBEDE!
IN HOG SIGNO YINCES
No. 2964
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1923
38STE JAARGANG
e
IAkan-WLKEMBURC
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere
miïïsistratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
EERSTE BLAD.
Geestelijk en Stoffelijk
Belang.
Reclame-MededseSingen.
13M
Op dera Uitkijk.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS:
SOMMELSD1JK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Adverientiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Het is een eigenaardig geval.
Als men zoo eens rondkijkt in het
dagelijksch en maatschappelijk leven
en zijn oor eens te luisteren legt, ook
in onze christelijke kringen, dan be
hoeft men in den regel de menschen
niet aan te sporen om te bedenken de
dingen, die des Mammons zijn.
Ik bedoel dit nu in den goeden zin.
Er is veel Mammon-dienstafgoderij.
Dan maakt men van zijn geld z'n god.
Maar zoo bedoel ik het nu niet.
Ik bedoel het bezig-zijn met de vra
gen Hoe verdien ik het geld, dat ik
noodig heb voor mezelf en voor mijn
gezin, in dit tijdelijk bestaan Hoe
behéér ik het 't best Hoe geef ik het
't voorzichtigst uit? Hoe zal ik het
sparen of beleggen Hoe zal ik het op
een geoorloofde wijze vermeerderen?
Nietwaar, dat zijn alle vragen van
dit tijdelijke leven, waarmee we ons
op z'n tijd móéien bezighouden. De
Heere Jezus, die ons zoo voor de heer
schappij van den Mammon waarschuwt
en tegen het dienen van den Mammon
zulk een aangrijpend woord hooren
deed, heeft tegelijk erkend, dat wij hier
in dit aardsche leven gedurig met dien
Mammon in aanraking komen en dat
we dit niet ontvluchten kunnen, maar
dat we te bidden hebben om ook bij
Mammon ons pad zuiver te houden.
Doch nu wil ik dit maar zeggen
Slechts zelden komt het voor, dat
wij iemand moeten opmerken, om zich
in dezen goeden, gezonden zin toch
met den Mammon te moeien.
Heel enkel kómt het voor.
Het kan zijn, dat iemand dooróver-
geestelijkheid op een dwaalspoor ge
bracht, zijn aardsche roeping, taak en
kostwinning verzuimen gaat, om zich
geheel eenzijdig bezig te houden met
de dingen, die niet tot dit aardsche
leven behooren.
Soms is dit een eerlijke dwaling.
Soms is het ook een eigenaar
dige vorm van luiheid.
Maar wat de oorzaak ook zij, zoo
iemand moet strengelijk en scherpelijk
worden bestraft.
Nogeens echter, 't komt zelden voor.
Veel vaker gebeurt het, dat de waar
schuwing in tegenovergestelden zin
moet uitgaan.
Omdat het evenwicht verbroken wordt.
Neen, laat ik 't anders zeggen
Omdat de heilige rangorde wordt
verstoord.
De rangorde n.l., die Christus zelf
heeft ingesteld, zeggende „Zoekt eerst
het Koninkrijk Gods", wat natuurlijk
niet enkel een tijdsbepaling insluit, maar
veel meer n.l. een hóógerstelling; ja,
nóg veel méér het boven alles stellen
„en alle andere dingen zullen u toe
geworpen worden".
„Want wat baat het een mensch, of
hij de geheele wereld gewint en lijdt
de schade zijner ziele
Dat nu moet telkens herhaald.
In de eerste plaats tot onze eigene
ziel en daarna tot allen die recht hebben
door onze vermaning te worden onder
wezen.
En let nu wel, we handelen nu niet
ver hen, die in de wereld leven, doch
er degenen die door genade Gods
gekregen" getuigenissen hebben lief
Maar^!1 voet S'ipt telkens uit.
naar «mii ge dan gaat onderzoeken
uitPliirit kant die voet het vaakst
zaken v's Wor(ten in den regel de
tracht Pn de";Mammon het best be-
m°et steeds worden opgelet
of de zaken van Gods Koninkrijk niet
worden verzuimd.
Zoo is 't in het leven.
Als het onze beurs raakt, wordt de
loomste vlugde minst ontwikkelde
pienter.
En, dat is ook waarals maar de
„heilige rangorde" niet verbroken wordt,
dan is te prijzen de man die zich niet
slap aanstelt in zijn werk.
Want dit ziet ons volk goed in
Het stoffelijke en het geestelijke leven
zijn niet geheel van elkaar te scheiden.
Bij stoffelijke ellende b.v. zooals die
in Duitschland thans heerscht, is het
ook de Kerk des Heeren onmogelijk,
om haar geestelijke taak te vervullen.
Zoo is 't met de Kerk, zoo is 't ook
met 't Huisgezin.
Als dit tot armoede en nood vervalt,
dan is vaak de zorg voor het dage
lijksch brood zoo nijpend, dat die het
hart geheel vervult. Widan ook als
vader en moeder, door ijverigen arbeid
zorgt voor het welwezen van zijn huis
gezin, die bouwt zijdelings óók op den
geestelijken welstand van het gezin,
of laat ik het liever zoo zeggen, die
is bezig, onder Gods zegen, meê de
voorwaarden te scheppen waardoor ook
de geestelijke opbouw gemakkelijker
voortgaat.
Maar, zal men misschien zeggen
Deze dingen hebben toch volkomen
zekerheid onder ons?
De man en de vrouw, die hun gezin
verwaarloozenniet werken uit al hun
machtsnoepen en verkwisten zoodat
zij schuld makende tering niet naar
de nering zetten, die zullen door
de opzieners der gemeente bij het huis
bezoek woiden gewaarschuwd en be
straft. Want behalve, dat zij Gods gebod
ongehoorzaam zijn, worden zij ook o r-
zaak van geestelijken achteruitgang en
verwaarloozing in hun gezin.
Nogeens, dit is alles duidelijk
Doch daarom kom ik nu op het
begin van dit stuk terug, op hetgeen
daar genoemd wordt een „eigenaardig
geval".
Daarmee wordt dit n.l. bedoeld
Onze zelfde menschen, die het ver
band tus^chen 't natuurlijk en geestelijk
bestaan in hun eigen leven helder door
zien, toonen soms heel weinig te
begrijpen van dit verband in het leven
van het Volk.
In de huishouding van den Staat.
En als het machtig probleem der
Bezuiniging aan de orde komt, dan
vinden ze dit zoo héél erg „wereldsch".
Dan zien ze 't beginsel er niet door.
Dédrover een volgende keer.
Géén ^volkswil,* maar parlementair overleg.
Mannenbroedershet hoofd kóél.
En 't hirt warm en de hand vaardig tot
den strijd, zóó moet het zijn thans, meer dan
ooit, want we beleven een zeer ernstigen tijd
Maar, als ik zei, 't hoofd koel.
Een der grootste weldaden Gods in onze
historie verkregen, is onze constitutioneele
regeeringsvorm onder 't erfelijk bewind van
het Huis van Oranje en die moeten we in
allen deele handhaven.
En dat doet niet die enkele onder ons, die
al is 't dan ook met de beste bedoelingen,
over het Parlement heen grijpen wil naar wat
men dan noemt den volkswil, waarbij men dan
gaat zeggen«Ons volk® wil dit of dat niet
dezen of dien wel 1
Dit is een zeer gevaarlijk spel.
't Zelfde spel, dat b.v. door de patriotten
aan 't eind der 18e eeuw is vertoond.
Zeker, de »volkswil« is er en mag blijken
behoort ook invloed te hebben op de regeering
des lands. Maar die volkswil spreke en
openbare zich nimmer anders dan langs den
wettigen, constitutioneelen weg, dus in en door
het Parlement, de Staten»Generaal, gelijk ze
bij wettige stemming worden samengesteld en
zich bij «gemeen overleg* met de regeering
openbaren.
Elk ander beroep op den «volkswil® zij en
blijve afgewezen.
Het zou zijn een scherp, tweesnijdend zwaard
dat zich vist vroeg of laat tegen ons keeren zou.
Zijn en blijven we: antisrevolutionair:
x>Het calvinisme, oorsprong en waarborg
onzer constitutioneele vrijheden
y>Lastig geval.v
Kunst, wat is nu «goede Kunst«
't Is een ding, om dat te zeggen
Wat een goed voedsel is, 't zij voor mensch,
dier of plant, kan men precies uitmaken
bekend is wat het lichaam behóéft, om gezond
voort te bestaan, men heeft dus, zoo noodig
in het chemisch laboratorium maar na te gaan,
of eenig voedsel de noodige bestanddeelen
bevit.
Maar zoo staat het met «Kunst® niet.
Die is niet scheikundig ontleedbaar.
En nu kin men zeggenOm te weten of
iets «goede Kunst® is, moet ge zijn bij de
deskundigen, bij de kunstkènnersdie er ver»
stand van hebben, om er over te oordeelen.
Doch dit verplaatst en verschuift slechts de
moeilijkheid.
Nu toch duikt de vraag op
Wie is deskundig Waaraan herkent men
den waren kunstkenner?
En zoo draait men in een cirkeltje rond.
Dat nu geeft een «lastig geval.«
Immers met name ter Linkerzijde zegt men
«Goede kunst moet door de Overheid worden
gesteund, om haar staande te houden in
haar moeilijken levensstrijd en ter veredeling
en ontwikkeling des volks
Wij zeggen uit beginselNeen I
Maar de overzijde komt nu eerst voor de
moeilijke vraagWat is «goede kunst« en
daarmee voor de dito vraag Wie is nu rechter
inzake «goede kunst*
'n Lastig geval, 't bleek in Den Haag.
40 cent per regel.
Slaat acht op de eerste symptomen van een
maag die in de war is geraaktanders zal zij
zich wreken, even zeker als zij U jaren lang
trouw heeft gediend. Het drukkend gevoel,
de opris ingen die zoo dikwijls de oorzaak
van zenuwshoofdpijn zijn, de pijnlijke en te
lang durende spijsvertering, de zure smaak in
den mond en beslagen tong, zijn slechts de
allereerste teekens van maagzwakte of maag»
ontsteking, welke aandoeningen, indien zij
chronisch worden, U w leven in een voortdurend
martelaarschap kunnen veranderen. De zure
oprispingen, de opzwelling dat gapen en gevoel
van slaperigheid na de maaltijden zijn het
gevolg van overmatig zuur, hetwelk, indien
men het verwaarloosd, de oorzaak kan zijn
van pijnlijke zweren die moeilijk te genezen
zijn. En wat nog erger is, deze zweren kunnen
ontaarden tot gevaarlijke ziekten, waarvan het
einde niet te voorzien is.
Men behoort ongesteldheden der maag te
bestrijden vanaf het eerste begin door eene
kleine hoeveelheid Gebismureerd Magnesium
te gebruiken na eiken maaltijd, zoodra
de eerste symptomen worden opgemerkt.
Gebismureerd Magnesium is zoo merkwaardig
weldadig voor het tot bedaren brengen van
pijnen in de maag, dat de folterendste smarten,
hartbranding, zuur, enz. binnen een paar
minuten verdwijnen. Gebismureerd Magnesium
is beslist onschadelijk en nietslaxatief. Boven»
dien is het een geneesmiddel dat tegen
geringen prijs verkrijgbaar is en de resultaten
worden beslist gewaarborgd.
Gebismureerd Magnesium Depót, Nassaukade
314, Amsterdam. Verkrijgbaar bij alle goede
Apothekers en Drogisten.
Weigert alle vervangingsmiddelen. Let er op dat
gij het echte Gebismureerd Magnesium krijgt.
De «Nationale Opera,zou men zeggen,
geeft toch zeker wel «goede kunst
«Geen sprake van zei burgemeester Patijn
onlangs.
«Ze is niet waard te worden gesteund. In
een goede bioscoop vindt men soms nog meer
»kunst« dan bij haar
Kindermenschen, dat zegt wat 1
«Maar burgemeesterde kunstverslaggever
van de N. R. C. gaf toch nog pas 'n waars
deerend oordeelbracht men er tegen in.
«Och, watdie verslaggevers en die kranten
wat hebben die nu verstand van «kunst.®
Aldus burgemeester Patijn.
En aldus de heeren»onder=malkaar.
Zou het toch maar niet het wijste zijn,
mijne heeren van Linksom de Kunst maar
aan den steun van haar eigen liefhebbers
over te laten
V 't Groote Draaibord.
Troelstra is dus uitgeschakeld.
Afgezien van alles, is men ook tegenover
den felsten tegenstander ridderlijk en kan het
dus betreuren, dat hij wegens gezondheids»
redenen niet de volle verantwoordelijkheid
voor zijn daden op zich nemen kan.
Hijzelf schoof Wibaut naar voren.
Dat wilde zeggen, laten we ons goed uit»
drukken Als er uit de Crisis een «democra»
tische combinatie® naar voren komen mocht,
met een «program,® waarin genoegzaam met
de socialistische wenschen gerekend wordt,
Dan acht Troelstra Wibaut »de man.«
Ai, ziet! hier 't groote draaibord weerl
Nooit kan men op hen aan.
't Is nog maar enkele jaren geleden, dat
Troelstra zijn beruchte uitdrukking bezigde
van wethouders, die hij wel van hun zetel
wegtrappen wilde, omdat hun plaats in 't
gouvernement de propaganda belemmerde.
Dat zag toen vooral op Wibaut.
Die er zich niets van aantrok en stil zitten
bleef.
Maar dit wil ik maar zeggen Wibaut zat
en zit daar te Amsterdam in een zeer «demo»
cratisch® hoeksken en toen ten tijde hadden
ze met malkaar zoo iets als 'n democratisch
program en tóén was 't uit den booze.
Thans «zijn we bereid 1«
Je weet ook nooit van z'n leven, wat je
aan Pieter Jelles hebt.
Nadruk verboden.
Laat ik es 'n bekentenis doen
Ik houd veel van «geschiedenis®, van «his»
torie®. De kinders zouden zeggen van wat
«echt gebeurd is«. Allereerst van de vaders
landsche historie, dan ook van de Kerkges
schiedenis, en ten slotte van al wat maar ge»
schiedenis is, al zou het in 't grijs verleden
ook met die heidensche oudvaders gebeurd
zijn, waar prof. Van Gelderen 't over had,
onlangs ln zijn rectorale rede.
Nogeens ik houd van historie.
En nu weet ikdaarmee ben ik bij velen
uit de gratie.
Met name bij 't jongere geslacht.
Onlangs hoorde ik van zoo'n jonge geleer»
de van pl m. 17 jaar, die professorale kranss
jes had achter de biertafel in «De Ton« waar
men met elkaar eiken avond een paar wereld»
problemen oplost, dat hij de uitspraak had
gedaan «Wat er vóór 1914 is gebeurd, dat
raakt mij nietdaarmee heeft de wereld afge»
rekend dat is geen geschiedenis meer, be»
staat niet
Hij wilde daarmee te kennen geven, dat
de wereldoorlog en zijne gevolgen zulk een
reuze keerpunt vormen in elk opzicht, dat men
om het tegenwoordige te verstaan en daarvoor
alleen heeft «historie® dan nog eenige waarde
gerust bij 1914 beginnen kan.
Ja, als dat es waar was
Wat een gejuich zou er opgaan
De jeugd was om te beginnen ineens van
al die jaartallen af, die wel uitgevonden schij»
nen, om de meesters een machtig wapen in
de handen te geven teneinde de kinders er in
hun liefste speeljaren mee te kunnen plagen.
Er blijven dan maar negen jaartallen over,
En er komt elk jaar maar één bijJ
En denk dan aan de examens
Die vreeselijke «algemeene geschiedenis®,
waarbij het in je hersens gewoon een stamppot
wordt van feiten, jaartallen koningen, velds
heeren, sultans en pausen, van wie je dan
niets, nietsmeer behoeft te kennen.
Denk b.v. es aan de »hoofdacte«.
Ze denken, sommige jongelui die ijverig
vossen om dat stukje papier in handen te
krijgen ze denken, dat dit examen met name
ook wat de geschiedenis aangaat, nu met het
nieuwe program makkelijker geworden is, maar
dat zal ze tegenvallen, vrees ik.
Ik acht het prettiger geworden, ook doel'
treffender, maar gemakkelijker niet.
Er wordt straks minder in de bréédte, meer
in de diepte gepeild.
De candidaat kan volstaan met wat minder
»algemeene« d.w.z. oppervlakkige kennis van
wat er op 't wereldtooneel is voorgevallen,
maar hij moet een bepaald tijdperk of een
bepaalde volks»geschiedenis of zoo in de punt
jes kennen: tóónen dat hij in staatisomvan
eenig onderdeel der geschiedenis, als»ie de
«bronnen® heeft degelijke studie te maken.
Véél prettiger voor wie studeeren wil.
Maar de meer oppervlakkige geesten, die
graag volstaan met van elk gerecht te proeven
en van eiken beker te nippen, nu die zullen
wel ondervinden, dat «studie maken van een
persoon, of van een volk, of van een tijdvak,
heusch zoo gemakkelijk- niet is.
Wie echter daar niet tegen op ziet
Wel, zou 't niet fijn zijn, op de vraag van
den heer examinator«Wat hebt u meer in
't bijzonder bestudeerd b.v. te mogen en te
kunnen zeggen: «Het tijdperk van Johannes
Calvijn en diens invloed op de volkeren van
Europa«, of iets anders, dat óns nu weer in
't bijzonder interesseert.
Maar genoeg van dit uitstapje
Ons calvinisten, blijft de geschiedenis vóór
1914 even belangrijk als die daarna.
Want wij zijn zulke ouderwetsche lui I
Voor ons is geschiedenis géén «evolutie®
Ook is zij niet het «wereldgericht®.
Evenmin huldigen wij de geschiedbeschou»
wing van het «historisch materialisme® van
Marx, waarop mee het socialisme is gegrond.
Voor ons is de geschiedenis, mag ik het
eens met allen eerbied zeggen in een beeld
van ónzen tijd: de afwikkeling der goddelijke
film, die ons doet zien, de tijden door, de
vervulling van Zijn eeuwigen Raad.
En daarom, ik zeg 't niet voor mezelf;
Ook zijn aanleg en gaven verschillend.
Maar tochgéén goed Calvinist kan de
historie onverschillig laten, èn om te weten
wat God in 't verleden gedaan heeft èn om$
dat hetgeen in 't v rieden geschiedde, mee
tot onze leering is geschied.
Daar dacht ik dezer dagen weer aan.
Zie, men heeft het buiten onze partij vréémd
gevonden, dat wij allen, onze pers voorop,
direct zij 't met bloedend hart thans
zeiden Het woord is nu eerst aan Troelstra.
Zelfs zinspeelde men op 'n afspraak I
Ja, 'n héél enkele onder óns, keek wat raar
op
't Doet me bedenken hoe wij zelf, hoe of
onze partij, óf onze leiders, Kuyper en Groen
in den loop der historie, toen het hun tijd
was, zijn gepasseerd en hoe wij dit altijd heb»
ben beschouwd, dat we daarin tekort zijn ge»
daan.
De eerste keer was in 1856.
Groen van Prinsteren was 't erkenke hoofd
der a.r. partij.
En al mocht Thorbecke ook spottend sma«
len op een partij, die uit niet veel meer dan
den geachten spreker [Groen] zelf bestond en
al mocht men hem gekscherend dan noemen
den «veldheer zonder leger®, Groen sprak,
reeds van '48 af, in de Kamer trouw van de
«antirevolutionaire partij«.
En al hadden we toen geen program
Ja, zelfs geen organisatie;
Noch dagblad of iets van dien aard,
De partij was er toch, al school zij goed»
deels weg onder de »stillensin»den»lande«.
In 1856 had zij zich laten hooren I
De liberale partij immers was toen gekomen
met de Schoolwet van '56 wel te onder»
scheiden van die, welke een jaar later, in '57
door V. d. Brugghen werd tot stand gebracht
en tegen die door»en»door vrijzinnige School»
wet, waarop Thorbecke een loflied zong, was
toen in den lande een groote actie en agita»
tie ontstaan van de zijde der Chr. Historische
richting, der Antirevolutionaire partij.
Er werden adressen geteekend.
Met duizenden en duizenden namen voor»
zien naar de Tweede Kamer gezonden. De
kranten, brochures, zelfs strooipamfletten wer»
den onder 't volk verbreid. Er werd in de ker»
ken vergaderd. Er werd tegen die voorgestel»
de, onchristelijke Schoolwet gesproken, gebe»
den, getuigd.
De «herders en leeraars« gingen voor.
De christelijk»protestantsche natie werd
wakker.
Men wendde zich tot de Kamer en toen
die 't eene adres na 't andere in den parle»
mentairen doofpot stopte en zelfs bespreking
er van weigerde, toen Groen daarop met klem
aandrong
Toen wendde zich 't volk tot den Koning 1
«Sire teeken zulk een Wet toch nooit 1«
En de koning hoorde naar die stem.
Nog vóór de Wet van '56 in de Tweede
Kamer was aangenomen, gaf Z.M. aan zijn
ministers te kennen, dat hij ook al werd de
Wet aangenomen alsnog bezwaar zou maken,
haar te teekenen.
De wenk was duidelijk genoeg.
De ministers vroegen hun ontslag.
Wie zou de koning n u met de vorming
van een kabinet belasten.