Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
■A
IN HOC SIGNO YINCES
No. 2954
ZATERDAG 13 OCTOBER 1923
38ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
ffêoïames frledede&liingen.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te zenden aan de Uitgevers
Bezuiniging op Salarissen
De kwestie der „salarissen";
NI van de „ambtenaren",
Dat is een der brandende kwestiën,
die door de Millioenen-Nota van mi
nister Colijn zijn aanhangig gema ikt
en waarover we ook een enkel woord
willen zeggen.
Twee opmerkingen vooraf.
De eerste is al zéér „nuchter" en
men schaamt zich haast, ze te uiten,
maar 't móét wel in onzen tijd.
Het is deze Als orgaan van de pers
achten we het onzen plicht, om de
voorstelling en voornemens der Regee
ring niet te toetsen aan het belang van
teen enkele groep, maar aan het welzijn
des ganschen volks.
Dat welzijn eischt b.v. tweeërlei.
Aan den eenen kant, dat de ambte
naren zóó worden beloond, dat zij al
is 't dan sober (dat moeten we tegen
woordig liaast allen) behoorlijk leven
kunnen en aan den anderen kant, dat
een te hoog totdal aan salarissen niet
de zware steen aan den voet zij, waar
door 't gansche volk al dieper zinkt
en in 't eind verdrinkt.
Daar zinken en verdrinken, daar slui
ten velen 't oog eenvoudig voorde
salarissen en zij, die ze genieten, mêe.
De andere opmerking is, dat we niet
beginnen met over het bekende „art.
40" te schrijven.
Wellicht doen we dit aan 't slot.
Hoe toch staat de zaak?
v Dit jaar en 't volgende, als er niets
gebeurt, hebben we op een begrooting
van 300 millioen 125 a 150 millioen
tekort.
Bovendien is er een reuzeschuld.
Stel nu, die tekorten blijven.
De ambtenaren krijgen hun zin en
vele anderen, die tegen allerlei andere
bezuinigingen zijn, krijgen ook hun zin,
zoodat het mes er óf niet óf veel te
oppervlakkig in gaat,dan weet
de heele wereld het wel.
N.I., dat wij van de schuld gaan leven
Nu vertrouwt men het nog:
Oordeelt dat wij wijs zullen zijn.
Maar zoodra het blijkt, dat wij 't gat
niet dichten, weet men waar men met
ons aan toe is en dan zult ge es zien,
hoe in een minimum van tijd de gulden
op 80 en 75 centen staat.
Dat is maar een kleinigheid.
De franc in België en Frankrijk is
wel anders naar beneden gegaan
Zoodra 't zoo ver is, en nogeens,
zulk een daling is tegenwoordig
zóó besteldzoodra dat gebeurt, is
de kwestie van art. 40 automatisch van
van de baan.
Dan kan het blijven staan:
En toch zijn feitelijk de salarrissen
daardoor alléén reeds 20 naar be
neden gegaan.
Elk ambtenaar, die dit recht inziet,
en zoo staan de zaken toch in werke
lijkheid zal niet zoo dwaas zijn, om
zich achter de papieren instemming van
art. 40 te verschuilen, alsof die tegen
den hoogen stormwind van den kwaden
tijd beschermen kon.
En nu een éérste vraag
Waren en zijn de „salarissen" dan
zooallerpuikst
Neen, dat zijn ze niet.
Laten we dit maar eerlijk erkennen,
f Heeft indertijd, toen de prijzen dl
maar opliepen, een heelen tijd geduurd,
eer ze werden herzien en al hebben
we ons destijds zeer geërgerd over de
nooit tevredenen, die altijd nóg weer
mtgingenf b°Ven hooëste bod
Toch, weelderig waren ze niet.
Voor 'n vrijgezel of 'n paar zónder
kinderen was 't leven ruim, zoodra
't een gezin, van normaalgrootte be
trof, gaf 't in zijn gezin een fatsoenlijk
burgerbestaan en meer niet.
Maar nu vergete men dit niet
Een ambtenaarsbetrekking heeft be
halve het in een ronde som uitgedrukte
salaras blijkbaar ook nog aantrekkelijk
heden, die niet in geld kunnen worden
uitgedrukt, zoodat om maar es iets te
noemen b.v. velen liever 2000 gulden
in een ambtelijke betrekking zouden
verdienen dan 2500 in een particulier
bedrijf.
Ik beoordeel niet, of ze juist zien.
Ik constateer slechts het feit.
Hieruit blijkende, dat voor een be
trekking bij eenig publiek lichaam bijna
altijd sollicitanten genoeg geweest zijn
en nog komen.
Laat een ander naar redenen zoeken
Het feit ligt er toe, dat steeds velen
met 'n iets minder salaris graag ge
noegen namen, als ze daarvoor 'n plaats
kregen in pu'olieken dienst. En daaruit
mag de conclusie getrokken, dat het
publiek, dat een fijnen neus heeft, veels
zins voor een ambtelijke betrekking
van hooger of lager aard, voorkeur
toont.
Tijdelijk kan dit éven anders zijn
Toen na den oorlog onze Bankin
stellingen zich ongezond sterk uitbreid
den en men daar salarissen alleen per
zooveel duizend scheen te rekenen,
gingen ettelijke onderwijzers óók dien
kant uit. Doch zoodra kenterde het
tij of ze keerden met bosjes naar de
zékerder onderwijzersbetrekking terug.
Zonder tegenspraak kan gezegd
't Publiek oordeelde de voorwaarden
gunstig, alles dan bij elkaar genomen.
Want wie maar even kans had, zócht
zulk een positie. En zelfs in den besten
tijd, stond de Overheid maar zelden
verlegen.
Bijna altijd had zij keus.
Land" en Tuinbouw.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 75 Cent bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Sft
V Geen kwakzalver, maar serieus geneesmeester.
Wat is nu de heer C o 1 ij n eigenlijk
Werd hij [minister, of marktven;
ter?
Een minister, die maatregelen neemt, of een
soort politieke Kokadorus, die voor de mens
schen speelt van »Hocus, pocus
Maar zal men zeggen.
Nu ja! dan moeten de menschen maar niet
zulke miserabel domme dingen doen en zulke
dwaze stukken schrijven.
C o 1 ij n zal 's Lands financiën herstellen.
»Kom, dit is fijnzegt Jan Onverstand.
Alleenlijk, hij wete dan wel
Hij moet van alles afblijven: van het
Onderwijs, van de salarissen, van den Arbeid,
van de subsidiën, van alles wat geld kost,
afblijvenVan [al wat de stoffelijke of geess
telijke en »cultureele« belangen des volks
raakt met alle tien zijn vingers afblijven 1
Tóch moet hij 100 a 150 millioen «bezui;
nigen«.
Wil hij daarbij dan nog de belastingen vers
minderen bestMaar de uitgaven, d i e moes
ten blijven gelijk ze zijn
Alssie dat klaarspeelt, issie 'n man!
Jawel: Hocus, pocus, Pilatus, pJs, maar
voor zulke boerenbedriegende kwakzalverij is
C o 1 ij n de man nietals ge dat maar weet.
Nadruk verboden*
Ze wonen in twee gelijke huizen.
Staande in één straat, naast elkaar.
Ze hebben een gelijks en gelijkvormig «ach;
teruit«, welks achterste deel is 'n bleek, met
n droogstok en een paar drooglijnen en ze
zijn jong van jaren en jong van hart, de
beme vrouwkens n.l. die ik beschrijf.
Ze trouwden verleden jaar, Mei. -
Ongeveer terzelfder tijde, en slechts een
paar dagen na elkaar betrokken ze de twee
woningen, gebouwd «en pendant«.
Een bizondere, hoewel nu juist niet buis
tengewone loop van omstandigheden was ges
weest, dat toen op zekeren vroegsvoorjaars»dag
in de ééne woning 'n gezette vrouw was vers
schenen, met 'n mïits en"'n wit schort, slechts
enkele dagen later in de andere een dito, dito
zich vertoonde en dat natuuronderzoekers
uit dit verschijnsel, wetenschappelijk »baker«
genoemd, afleidden dat zich binnenshuis een
nieuw exemplaar van 't geslacht bevinden
moest.
Voor pluizers en statistici wil ik de bizons
dere aanteekening nog geven, dat in het huis
dat in Mei 't éérst betrokken werd, het «ver;
schijnsel« desniettemin het laatst werd gecons
stateerd.
Men zegt echter, dat dit méér voorkomt.
Toen, na enkele weken in beide huizende
huisvrouwen, die zich zoolang 't «verschijn;
sei« er was, hadden schuil gehouden, weer
zichtbaar werden, bleek de bedrijvigheid in
beide woningen zeer vermeerderd te zijn.
Er was merkbare verandering gekomen.
En met name, de droogstok op de bleek
en de gespannen drooglijnen bógen soms
onder 't gewicht dat zij torsten en om den
anderen dag, 's morgens tegen elven, strijk
en zet, zag men de beide huismoeders, met
'n emmertje of tobbetje in de hand met iets
er in dat ze haar «waschje» noemden, naar
achter loopen, om met nijppinnen vele flads
derlappen in den drogenden wind op te hans
gen.
't Was óók weer 'n merkwaardig verschijnsel
Dat ik de aandacht van onderzoekers aans
beveel
't Was of de eene achterdeur in geheim;
zinnige verbinding met de andere stondóf
wel dat beide »waschjes« op onverklaarbare
wijze steeds tegelijk »hangrijp« waren, maar
'n feit is dat de eene buurvrouw nauwelijks
twee exemplaren van wat men vulgo »luiers«
noemt, maar wat ik liever als »windeldoeken«
aanduid, had opgehangen of de ans
dere was er óók.
Beiden kunnen «praten en breien tegelijk«.
Terwijl handen en beenen en lijven zich
40 cent per regeL
rechtten en strekten, bogen en vouwden, gins
gen de monden geweldig te keer en taterden
tong en tanden, dat 't een lieve lust was.
Hing het »waschje«, dat met de maand oms
vangrijker werd, dan zetten ze 't gesprek als
welopgevoede huisvrouwen nog éven voort
de »buurt« moest niet gelooveti, dat je 't
heele huishouën nog moest doenen geen
tijd had om drie verstandige woorden te zegs
gen maar renden dan ook haastig, elk naar
z'n huismen moest ze ook niet voor luie
praatsters kunnen aanzien.
Zóó stond de situatie,
Toen dezer dagen de ééne, juffrouw Kries
bel, nog terwijl ze met 'r «vrachtje» kwam
aangezeuld, begon te roepen
«Morgen juffrouw Krabbelheb jij ze óók
gehad
Madame Krabbel kijkt verbaasd op, 'n pin
in de hand, 'n frissche windeldoek half aan
de lijn
Wie of wat moet ze hebben gehad
De Kriebel had 't gister over muizen
«Neeje weet, wij hebben 'n kit en die
is er fél op
Nu blijft mejuffrouw Kriebel, die net met
ophangen begon, in soortgelijke houding staan:
»'n Kat? Maar mensch, ik bedoel ims
mers die twee dames, gisteravond laat aan de
deurze zouën hier de straat nog afwerken
zeisen zeje hebt ze vast gehad
»Jij bedoelt: die met de lijst 1«
«Ja, natuurlijk, en jullie hebben toch
zeker ook geteekend
«Geen kwestie vanMe man heeft ze bij
de deur afgepoeierd daar doen we
niet an«.
Nu slaat Kriebel met beide handen van
verbazing 'n gat in de lucht en maakt, wijl
ze juist in élke hand 'n doek heeft, 'n ietwat
gek figuur.
«Niet getéékend Zijn jullie dan niet
tegen den Oorlog
«Ja, zeker wie zou dair nu vóór
wezen me man in elk geval, want die
heeft voor de aardigheid nog nooit willen
probeeren, om 'n revolver af te schieten die
kan nou nog geen vlieg doodslaan. Maar die
lijst, dat was apekool, zeisdie. Ik heb daar
geen verstand vani k hou vrede met me
man en daarmee uit!«
«Nou, dat snap ik niet, dat jullie niet
tegen den Oorlog teekenen willen
'k Zet een punt achter het merkwaardige
gesprek.
Natuurlijk was frau Kriebel ook maar half
op de hoogte, want de huisbezoeksters hads
den wel degelijk gezegd, dat ze hun namen
kwamen vragen tegen de Vlootwet.
Dus dat was wel in orde.
Doch de misvatting was ook weer begrijpelijk
Juffrouw Kriebel had er honderdsuit over
hooren praten en wist er dit van, dat de
Regeering een heele schep millioenen wilde uits
geven voor een Vlootdat was Oorlogstuig,
als je daar dus tegen teekende, dan hielp je
immers mee, al was het dan met één enkelen
naam, om dien vreeselijken oorlog uit de
wereld te helpen.
D i e gedachte leeft in veler hart.
Och, die millioenensrekening
Daar zijn er natuurlijk genoeg, die wel wes
ten dat Nederland zelf van die millioenen
ongeveer niets opbrengt, maar voorzoover ze
't niet weten, zijn er heusch zooveel onders
teekenaars niet, die zich over die millioenen
druk makende groote massa weet wel, dat
z ij er toch niet aan meebetalen zal, omdat
er van hen toch weinig meer te halen valt.
Neen, wat bezielt, is: Tegen den Oors
log!
Tegen dat vreeselijke monster, dat in weis
nige jaren zoovele, ja millioenen kostbare,
jonge menschenlevens deed verloren gaan en
zoovele anderen in rouw dompelde.
Dat onze beschaving verwoest, vermoordt.
Dat de Moloch is van onzen modernen tijd.
En dat, wel verre van onttroond te zijn, nog
steeds velen tot zijn priesters en slaven maakt.
Tegen dien Oorlog wil men getuigen.
En dat is bij velen, bewust of onbewust
de drang tot teekenen geweest.
Op zichzelf mogen we dit niet misprijzen.
Zelfs moeten we 'n stap verder gaan.
Wij zijn er niet mee klaar, te zeggen dat
ook de Oorlog is een gevolg der zonde en
als zoodanig in deze bedeeling nooit over;
wonnen worden kan.
Dat is, zeker 1 volkomen juist.
En daarom doen wij nooit mee aan een
vredesbeweging, die den Oorlog uitroeien
wil. Dat kèn nietDe mensch is er niet
toe in staat, den Oorlog te boven te komen.
En met die nuchtere waarheid hebben we te
rekenen en daarin vinden alle zangers van
het wiegeliedje«Geen man en geen cent 1«
ons standvastig antwoord.
Dieven zullen er altijd blijven.
Wij mogen diefstal nog zoo verfoeien
En daarom doen we 'n slot op de deuren
misschien een ketting aan 't hek en een rol;
luik voor 't raam en graaft er toch een dief
door, dan pakken we hem bij de kraag en
als 't niet hooger of lager kan, dan gaan we
hem gewapend te lijf.
Zoo doen we met ons huis.
Zoo doet een volk met z'n 1 a n d.
Al denkt het zelf even weinig aan diefstal
bij z'n buren, als dat mag naar waarheid
getuigd het Nederlandsche volk er aan
denkt.
Anderen kunnen bij óns inbreken.
En juist door heel geen maatregelen te nemen
is 't of men zeggen wil«Mijnheer de Dief 1
De anderen zitten achter sloten en grendels,
maar bij ons staat de deur Sin en 't raam
staat op een kier I«
De eeuwige Vrede komt hier niet.
Maar nu de Andere zijde bezien
Juist wij, calvinisten, leeren dat we niet
lijdelijk de gevolgen der zonde moeten afwach;
ten, maar dat er strijd tegen die gevolgen
moet zijn. Al w e t e n we dat die strijd nooit
ge wónnen wordt, elke vooruitgang is een zegen,
behaald achter Christus aan. En daarom is 't
zoo bedroevend, dat de Christelijke Kerk, nu
in haar algemeenheid genomen, of anders
bepaalde »afdeelingen« dier Kerk nimmer tegen
dien boozen Oorlogsgeest een getui;
genis lieten uitgaan en dit aan het volk voor»
legden, om er hun sympathie mee te betuigen.
Want deze teekenlijst van nü is je reinste
boerenbedrog.
Men teekent vóór weerloosheid.
Op de lijst van S. D. A. P.
En ziet nu, wat diezelfde S. D. A. P., die
bij Marx zweert en in de Roode Vaan haar
symbool zjgt elders doet
Is ze in België vóór «weerloosheid»
Het 1 ij k t er niet naarToen haar eigen
ministers zaten in 't Kabinet, had België een
leger, heel wat grooter zelfs, dan het leger;
van;Colijn, waarmee wij in den Oorlog zijn
gegaan.
Zijn ze in Engeland vóór afschaffing
van de \loot?
Nooit iets van gehoord!
In Duitschland, in Zweden, in Polen soms
Ieder weet immers van neen.
Hoe is hun houding hier geweest
Toen vóór vele jaren v. d. Zwaag als één;
ling in de Kamer voor 't eerst de leuze ophief
van «Geen man en geen centschoven Troel;
stra en Van Kol zoover mogelijk van hem
af, om toch de wereld te laten zien, dat zij
dit niet eischten.
Van Kol heeft vóór 't «volksleger» gepleit.
«Dan krijgen «onze jongens« ook een geweer
in huisl« was zijn argument.
Schaper heeft gezegd, als 't vaderland werd
bedreigd, zou hij mee snellen naar de grens.
Maar altijd, als er kanonnen of geweren
moesten zijn, opdat «onze jongens» zich aan
die grens niet als musschen hoefden te laten
doodschieten, dan stemden die heeren tegen.
Behalve, toen 't ernst wasin '14.
Toen moest de neutraliteit wél worden
verdedigd en waren de heeren wit blij, dat
we niet als een weerloos schaapje midden
onder die wolven en luipaarden iagen.
Maar nü moet Indië weer onverdedigd blij;
ven
Ik kén den heer Krabbel niet, maar met
zijn »apekool« ben ik 't gaarne eens. En over
de Kriebels, die meenen al heel wat «tegen
den Oorlog» te hebben gedaan, als ze even
hun pootje op een lijst hebben gezet, haal
ik vol meelijden de schouders eens op.
UITKIJK.
Varkensfokkerij.
Toen voor een paar jaar door een Commis;
sie van hier een onderzoek is ingesteld naar
de varkensfokkerij en mesterij en den var;
kenshandel in Denemarken, kwam zij tot de
conclusie, dat wij van de Denen ook in deze
nog heel wat kunnen leeren, en dat in onze
mesterij een en ander moet verbeterd worden
willen wij ons op de buitenlandsche, bepaal;
delijk op de Engelsche markt, handhaven en
niet worden verdrongen door de Denen en
de Ieren.
Het ontbreekt ons product aan uniformiteit,
wijl de handel neemt, wat hem door den
mester wordt geboden. Voorts dient de voe;
ding gewijzigd te worden, ten einde een pro;
duet te verkrijgen, zooals door de consumenten
wordt verlangd. Een rationeele voeding kan
ook de rentabiliteit der varkensfokkerij en
mesterij verhoogen. Dit werd uitvoerig in het
licht gesteld op het jongste Landhuishoudkun-
dig Congres, te Gouda gehouden, door Ir. I_
Sybesma te Groningen. Deze besprak eerst de'
voordeelen van weidegang voor varkens.
Gedurende den weidegang ontvangen de die;
ren een gezond voedsel van goed samenstelling
en worden de gezondheid en de constitutie
en de ontwikkeling van pezen, banden, spieren,
skelet en organen van den bloedsomloop en
de vertering op een gunstige wijze beïnvloed.
Dit zal in de eerste plaats van belang zijn
voor jonge, voor de fokkerij bestemde dieren,
doch eveneens voor toekomstige mestvarkens
in het laatst genoemde geval speciaal uit een
oogpunt van goede ontwikkeling der spier;
massa's en snelle gewichtstoeneming gedurende
de latere mestperiode. Bij drachtige zeugen
voorkomt men door weidegang een vet worden
dezer dieren, waardoor de gezondheid der
biggen gunstig wordt beïnvloed en hun ver;
pleging beter tot haar recht komt. Gedurende
de periode van weidegang voorkomt men een
te eenzijdige voeding der varkens, zooals die
in vele gevallen bij uitsluitende stalhouding
wordt gegeven. Of gedurende den weidegang
moet worden bijgevoederd, en zoo ja, welke
hoeveelheden bijvoeder van een of andere
samenstelling moeten worden verstrekt, hangt
vooral af van den aard" van de weide,
welke men beschikbaar stelt, voorts van den
1 e e f t ij d der geweide dieren en van de
mate van hun vroegrijpheid. Men
moet een zoodanig weideplan opmaken, dat
de varkens gedurende de geheele wei;periode
jong, weinig verhout groenvoeder op kunnen
nemen.
De voeding der biggen is voor de fokkerij
en mesterij van groote beteekenis.
Allereerst is het voor het verkrijgen van
een snelle gewichtstoeneming der biggen noo<
dig, dat het moederdier vooral een eiwitrijk
rantsoen ontvangt met een hoog gehalte aan
kalkzouten, waarbij de grootte van het rant;
soen zich regelt naar het gewicht van de zeug
en het aantal te zoogen biggen. Zoo spoedig
mogelijk moeten de biggen worden bijgevoe;
derd, eensdeels voor ontlasting der zeug, an;
derdeels voor een zoo gunstig mogelijken
groei der jonge dieren. Het spenen moet met
zoo weinig mogelijk stoornissen gepaard gaan,
omdat hierdoor de groei der dieren tijdelijk
kan ophouden, of zich zelfs gewichtsverlies
kan voordoen. In dit opzicht is het van belang,
dat de biggen op het oogenblik, dat ze ge;
speend worden, reeds groote hoeveelheden
vast voedsel opnemen en dat ze in hun verdere
ontwikkeling worden gesteund door het ver;
strekken van producten als melk of ondermelk.
Heeft men over de laatstgenoemde voeder;
middelen niet de beschikking, dan kan men
met succes andere producten toedienen, mits
de zoogtijd wordt verlengd, en er voor gezorgd
wordt, dat alle overgangen zich op een gelei;
delijke wijze voltrekken. De gespeende biggen
moeten, vooral wanneer wij met vroegrijpe
dieren te maken hebben, rantsoenen ontvan;
gen met voldoende hoog eiwit; en kalkgehalte.
Naast het houden bij weidegang is het noodig
in bovengenoemd opzicht geschikt krachtvoe;
der te geven, desnoods aan te vullen met kool;
zure of fosforzure kalk. Het hoofdbestanddeel
van de rantsoenen voor mestvarkens wordt
gevormd door de granen en de aardappels
hieromtrent genomen proeven hebben geleerd,
dat de overige hakvruchten, in eenigszins
grootere hoeveelheden gegeven, geen voldoen;
de lichaamsaanzet konden geven. De grootste
dagelijksche gewichtsvermeerderingen zal men
in 't algemeen verkrijgen met het geven van
de geconcentreerdste voedermiddelen als gra;
nen, peulvruchten en eiwitrijke krachtvoeder;
middelen. Uit een oogpunt van kwaliteit van
de slachtproducten is het noodig dat men